Vroedman opgenomen in het woordenboek
Uitgeverij Van Dale voegt vroedman toe aan het Groot woordenboek van de Nederlandse taal. In de week van 31 maart gebeurde dat al in de online versie, de gedrukte versie volgt binnenkort. Om een woord in het woordenboek te krijgen, moet dit al langere tijd gebruikt worden. Dat is volgens de mensen van Van Dale het geval. Vroedman komt naast vroedvrouw te staan, met als omschrijving “mannelijke verloskundige”. In het Groene Boekje – dat in 2026 zal verdwijnen – staat het woord al langer.
Antwerpse ziekenhuizen wijzen jongeren de weg naar de zorg
Op 18 maart 2025 sloegen de Antwerpse ziekenhuizen de handen in elkaar om tijdens Op Weg naar Zorg leerlingen uit het zesde en zevende jaar, (zorg)leerkrachten en studieadviseurs te laten kennismaken met de sector. Het event werd georganiseerd in samenwerking met de Provincie Antwerpen, tien zorgorganisaties en acht zorgopleidingen.
Het doel van Op Weg naar Zorg is duidelijk: de opleiding verpleegkunde aantrekkelijk maken voor jongeren. Door de krachten te bundelen tonen de zorgpartners de veelzijdigheid en de carrièremogelijkheden binnen de verpleegkunde. Er vonden interactieve sessies, workshops en praktijkgerichte activiteiten plaats die een brede blik gaven op de zorgsector. Daarnaast kregen de deelnemers informatie over de opleidingen en specialisaties binnen de leerladder verpleegkunde.
Tussen trots en twijfel: zo gaat het met de Belgische verpleegkundigen
12 mei, de internationale dag van de verpleegkunde. Het is een belangrijke dag om ons mooie beroep in de belangstelling te zetten en tegelijk op de uitdagingen die voor ons liggen te wijzen. Dat doen we dit jaar aan de hand van een recent rapport, uitgevoerd door de Cel Planning van het Medisch Aanbod en IDEA Consult, in opdracht van de FOD Volksgezondheid. Het opzet? Een studie naar de activiteiten, loopbaan en professionele ontwikkeling van verpleegkundigen in België. “Dit rapport geeft door de hoge responsgraad een bijzonder goed inzicht in de job van verpleegkundigen”, zegt Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE.
NETWERK VERPLEEGKUNDE maakt deel uit van de Planningscommissie, waartoe de Cel Planning van het Medisch Aanbod behoort. De recente studie gepubliceerd in februari 2025 bouwt verder op eerdere onderzoeken. Zo was er al een studie in het werkveld van 2019 tot 2021, een toekomststudie en een horizonstudie met alternatieve scenario’s voor een optimale verpleegkundige omkadering in functie van de aankomende toename van de zorgvraag. “Met de recente studie wil de Planningscommissie inzicht krijgen in de werkervaringen, loopbanen en uitdagingen binnen het verpleegkundige beroep. Het bredere doel is om de kwaliteit van zorg te waarborgen en het beleid te adviseren om gerichte toekomstscenario’s uit te werken”, vertelt Ellen De Wandeler, die als algemeen coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE ook deel uitmaakt van de Planningscommissie. Deze commissie bestudeert de behoeften op het vlak van het medische aanbod van verschillende zorgberoepen, waaronder verpleegkundigen.
In deze studie werden interviews afgenomen met verpleegkundigen en beroepsorganisaties. Daarnaast vond eind 2024 een enquête plaats, waarvoor NETWERK VERPLEEGKUNDE 18.680 verpleegkundigen persoonlijk aanschreef met de vraag de enquête in te vullen. Het resultaat: 5.535 respondenten, goed voor een representatieve staal van de Belgische verpleegkundigen over alle sectoren heen, met duidelijke verschillen naar regio en sector toe. “We zijn dankbaar aan alle verpleegkundigen die de tijd namen om deze enquête in te vullen. De studie geeft een zeer goed beeld over ons beroep. Het toont de diversiteit van een job als verpleegkundige. De kenmerken van ons beroep werden in kaart gebracht, net zoals de professionele samenwerkingen, de gezondheid en het welzijn van onze verpleegkundigen, en de aantrekkelijkheid van verpleegkunde in het algemeen.”
Trots op onze job
Verpleegkunde is een job die zowel fysiek als mentaal veel eist van een persoon. Uit de enquête komt naar voor dat 62 procent van de Belgische verpleegkundigen zich goed voelt. Maar het absenteïsme is groot. “Een maand voor de vragenlijst afgenomen werd gaf één verpleegkundige op vijf aan minstens één keer afwezig te zijn geweest door een fysieke of mentale klacht”, licht Ellen toe. “In de woonzorgcentra lag dat percentage hoger dan in andere sectoren. We mogen niet vergeten dat verbaal en fysiek geweld ook een enorme impact hebben op onze verpleegkundigen. Eén op drie zegt regelmatig met verbaal geweld geconfronteerd te worden, acht procent heeft het over fysiek geweld.”
Toch is een van de belangrijkste resultaten uit het rapport is de trotsheid van verpleegkundigen op hun beroep. Liefst 88 procent is fier om verpleegkundige te zijn, in Vlaanderen zelfs 90 procent. “Dat zijn cijfers waar we als beroepsorganisatie blij van worden. De redenen waarom verpleegkundigen tevreden zijn verschillen van zich nuttig voelen in hun job en het gevoel hebben goed werk te leveren tot de kwaliteit van hun werk die erkend wordt door zorgvragers. Al is er ook een keerzijde van de medaille, want één verpleegkundige op vier geeft aan niet tevreden te zijn in hun beroep door de arbeidsomstandigheden. De helft zegt zelfs niet tevreden te zijn in hun werkomgeving. Dat is zeer hoog in vergelijking met andere sectoren. Tevredenheid en werkomstandigheden zijn sterk met elkaar verbonden, dat zien we verderop in de studie ook.”
“Werkdruk ondraaglijk en onhoudbaar”
Als we kijken waarom verpleegkundigen niet tevreden zijn in hun job, dan staat de werkdruk met stip op één. Zo’n 53 procent van de verpleegkundigen is ontevreden. In Vlaanderen gaat het om 39 procent, in Brussel om 58 procent en in Wallonië om 55 procent. Qua sectoren ligt de werkdruk het hoogst in de woonzorgcentra (57 procent) en in de ziekenhuizen (56 procent). In de open velden van de enquête werden over de werkdruk woorden als ondraaglijk, onhoudbaar en te zwaar gebruikt. “Dat is niet verwonderlijk”, zegt Ellen. “Er is minder personeel, veel afwezigheden door ziekte en bepaalde diensten hebben structurele tekorten. Daarnaast gelden hoge eisen qua administratie. We mogen ook de hoge verwachtingen van zorgvragers en hun naasten niet vergeten. Die worden mondiger en veeleisender.” Volgens het rapport kan de technologie hier een handje toesteken, al vraagt dit wel wat aanpassingsvermogen en tijd om alles onder de knie te krijgen. “In de ziekenhuizen constateren we een hogere druk op de ziekenhuisbedden en een groter verloop van patiënten. De patient-nurseratio is er volgens de studie twaalf patiënten per verpleegkundige. Al varieert dit per dienst. In de thuisverpleegkunde gaat het om 24 patiënten voor één verpleegkundige en in de woonzorgcentra om 63 bewoners. Dat is ontzettend veel.”
De hoge werkdruk maakt dat 52 procent van de verpleegkundigen ontevreden is over hun loon. Ook al zijn Belgische verpleegkundigen bij de beste betaalde verpleegkundigen in Europa, het loon zou niet in verhouding staan met de inhoud, de mentale en de fysieke belasting van de job. “Het gaat hem hier om waardering, maar ook om beleid. In de thuiszorg zijn ze het meest ontevreden omdat ze met een verouderde nomenclatuur werken die niet langer overeenstemt met de realiteit. We zien in deze studie ook dat 41 procent van de verpleegkundigen ontevreden is over de steun die ze krijgen van leidinggevenden. In Vlaanderen gaat het om 33 procent. Ook dat helpt niet voor de waardering. De rol van de hoofdverpleegkundige is hier cruciaal om het team te coachen en te ondersteunen. Al merken we dat ook zij vaak moeten bijspringen aan het bed van de patiënt door de personeelstekorten.”
Samenwerking werkt
Laten we even terugkeren naar de positieve noten in dit verhaal. Want 91 procent van de respondenten geeft aan tevreden te zijn met de relatie die ze opbouwen en de steun die ze ontvangen van collega’s. Die zijn gebaseerd op dialoog en respect. Dat is ook het geval in de relaties die verpleegkundigen opbouwen met andere beroepen. “Verpleegkundigen werken het meest samen met gespecialiseerde artsen (72 procent), zorgkundigen (65 procent), logistieke medewerkers (62 procent), kinesitherapeuten (56 procent) en apothekers (55 procent). Dat kan gaan van overleg tot de delegatie van taken”, licht Ellen toe. “Het onderzoek toont bovendien aan dat acht op tien verpleegkundigen het noodzakelijk vindt om de samenwerkingen te versterken door onder meer extra multidisciplinair overleg, een beter begrip te hebben van de realiteit van elk beroep en efficiëntere communicatiemiddelen.”
Ook de relatie met patiënten is een reden waarom 88 procent van de verpleegkundigen met een goed gevoel gaat werken. “In Vlaanderen stijgt dat percentage zelfs naar 92 procent. Contact met de patiënt is nu eenmaal de spil van verpleegkunde. We zien dat het cijfer hoger ligt in de woonzorgcentra en de thuiszorg. Niet verwonderlijk, want daar bouw je vaak een langdurige band op met de bewoner of patiënt.”
Ook belangrijk: 88 procent van de verpleegkundigen is tevreden over de autonomie die ze in hun job ervaren. In de thuiszorg, waar met het meest autonoom gewerkt wordt, gaat het om 92 procent. “Inzetten op meer autonomie is dus een positieve ontwikkeling. Ook over de inhoud van het takenpakket zijn verpleegkundigen tevreden. Al is de administratie repetitief en tijdrovend, en begrijpen veel verpleegkundigen de meerwaarde niet omdat weinig dossiers op voorhand gelezen worden. Zo’n 72 procent van de verpleegkundigen in woonzorgcentra en ziekenhuizen geven aan logistieke taken uit te voeren, bedden op te maken, stock te bestellen, maaltijden rond te brengen en op te halen, kamers schoon te maken, … Dat kan niet de bedoeling zijn. Taakdelegatie zat niet in de enquête, wel in de interviews. Verpleegkundigen gaven aan hier voorstander van te zijn zodat ze zich weer op de kern van verpleegkunde kunnen focussen: de technische handelingen en de relatie met de zorgvrager.”
Eén op twee
Of dit rapport nu goed nieuws brengt? Ellen: “Ja en neen, want één op twee verpleegkundigen zou niet opnieuw voor het beroep kiezen. In Vlaanderen zien we dat 24 procent hun job zelfs niet zou aanbevelen aan anderen en dat in België 16 procent binnen de één tot vijf jaar het beroep wil verlaten. 39 procent wil zelfs helemaal weg uit de gezondheidszorg en 28 procent studeert momenteel al voor een nieuw beroep. Dat is jammer. Wie wil blijven, wil dan vooral het aantal werkuren verminderen. Het is een complex gegeven waar individuele, psychosociale, relationele, organisatorische en institutionele aspecten meespelen. Zo toont de studie aan dat wie een hoger diploma of minder anciënniteit heeft, deeltijds werkt of samenwoont/getrouwd is, vaker van job wil veranderen. Het rapport maakt ook duidelijk dat werken in Brussel als negatiever ervaren wordt dan werken in Vlaanderen. Work-lifebalance, stress, angst, zich niet nuttig voelen, weinig tot geen erkenning ontvangen voor je werk, de werkdruk en werktijden, de inhoud van het werk, de relaties op en naast de werkvloer spelen hier ook allemaal een rol. Werkgevers kunnen hier op inspelen door het werk beter te organiseren en de administratie eenvoudiger te maken. De overheid kan ondersteunen door het loon aan te passen met de zware aard van het beroep en meer opleidingsmogelijkheden. Vanuit de beroepsorganisatie ondersteunen we dan ook deze aanbevelingen. Om verpleegkunde te versterken en om de kwaliteit van zorg te blijven waarborgen.”
Het rapport zelf raadplegen? Dat kan hier.
Inschrijvingscijfers verpleegkunde in Franstalige Gemeenschap blijven dalen
In de Franstalige Gemeenschap leiden zowel de 3,5-jarige HBO5-opleiding als de vierjarige bacheloropleiding tot een erkenning als verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ). De inschrijvingscijfers voor de bacheloropleiding verpleegkunde in de Franstalige Gemeenschap blijven hierdoor dalen.
Voor het academiejaar 2022-2023 schreven zich zo’n 6.755 studenten in voor de bacheloropleiding, een daling van zo’n 12 procent ten opzichte van het academiejaar 2021-2022 toen er 7.710 ingeschreven studenten waren. In 2016 deed zich al een knik voor door de verlenging van de bacheloropleiding verpleegkunde naar vier jaar. Een nog grotere barst zien we in zowel de bachelor- als de HBO5-opleiding nadat die laatste in 2017 opgetrokken werd van drie naar 3,5 jaar. Tussen 2016 en 2022 daalde het aantal inschrijvingen voor de bachelor verpleegkunde in de Franstalige Gemeenschap met 21 procent. Voor de HBO5-opleiding gaat het in die periode om een daling van 36 procent. Deze opleiding kende in 2022-2023 een kleine heropleving met 1.639 studenten tegenover de 1.532 ingeschreven studenten het voorgaande schooljaar.
Arrest van Grondwettelijk Hof over aanpassing WUG
Het Grondwettelijk Hof deed een uitspraak (arrest 24/2025) over het aangetekende beroep van de AUVB (Algemene Unie der Verpleegkundigen van België) tegen de wet van 28 juni 2023, die de regelgeving rond de gezondheidszorgberoepen (WUG 2015) aanpast.
Deze wet verduidelijkt de titel van verpleegkundige volgens de Europese richtlijn 2005/36/EG en voegt de basisverpleegkundige en de klinisch verpleegkundig onderzoeker toe (artikel 2 en artikel 3, 7°). Met dit beroep wilde de AUVB de regering aansporen de wet te verduidelijken met een veiligheidskader voor de functie van de basisverpleegkundige. Zo wil de overkoepelende vereniging die de Nederlands-, Frans- en Duitstalige beroepsorganisaties van het verpleegkundige beroep de kwaliteit van verpleegkundige zorg en de veiligheid van zorgvragers en verpleegkundigen waarborgen. Ze zijn van oordeel dat de “wetgeving voor interpretatie vatbaar is (…) en dit onzekerheid creëert over de verantwoordelijkheden en beperkingen voor de verpleegkundigen.” Het beroep van de AUVB is door het Grondwettelijk Hof verworpen.
Reprint in European Journal of Cardiovascular Nursing
Mogen we toch heel even fier zijn over wat we met Netwerk Verpleegkunde magazine allemaal bereiken? Zo komt de column van Benoit Mores uit nummer 9 van 2024 met als titel ‘Een digitaal belletje doen rinkelen in de verpleegkunde’ in aanmerking voor een reprint in de European Journal of Cardiovascular Nursing. Op het moment van schrijven stond het manuscript al online. De publicatie en een toewijzing aan een volume en issue van het wetenschappelijke tijdschrift volgen in een latere fase.
Benoit Mores zijn column nog eens lezen? Dat kan hier.
Erkenningscommissie registratie zorgkundigen
De leden van de erkenningscommissie voor de registratie als zorgkundige bij het departement Zorg zijn benoemd. NETWERK VERPLEEGKUNDE, de Belgische federatie voor zorgkundigen en de Vlaamse Hogescholenraad droegen leden voor. Twee personen beschikken over een definitieve registratie als zorgkundige: Dany Heinderson en Ann Van Coile. De drie andere leden zijn Patricia Bousery, Eva Van der Linden en Sam Cordyn. Sam is voor onze beroepsorganisatie mandataris in het RIZIV.
Vroedkundigen trekken aan de alarmbel
De Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen trekt in een opiniestuk in Knack aan de alarmbel. “Het huidige beleid duwt vroedvrouwen naar de uitgang”, klinkt het. “Absurde regels dwingen hen te kiezen tussen passie en bestaanszekerheid.”
In Antwerpse ziekenhuizen dreigen negentien vroedkundigen hun job te verliezen. Elders in Vlaanderen zullen misschien nog vroedkundigen volgen. In het ziekenhuis werken ze namelijk in loondienst, voor hun zelfstandige praktijk kozen ze recent om te deconventioneren. Waarom? Omdat hun geconventioneerde loon amper leefbaar is. De helft van de geconventioneerde zelfstandige vroedkundigen gaf in september 2024 aan minder dan 30.000 euro bruto per jaar te verdienen. In het opiniestuk roept de beroepsorganisatie op om aandacht te besteden aan dit probleem en om de falende nomenclatuur dringend aan te pakken.
Raadpleeg het opiniestuk hier.
Miss Travestie 2025 is een verpleegkundige
Joanne Grace is Miss Travestie 2025. Zij is het alter ego van Sean Van Diest uit Drongen. Dragqueen en diva op het podium in het weekend, directeur van woonzorgcentrum Kapelleveld in Sint-Katherina-Lombeek tijdens de week. Sean behaalde zijn bachelordiploma verpleegkunde aan de UCLL en werkte vervolgens als zelfstandig verpleegkundige, op de dienst neurologie van het UZ Leuven en op palliatieve zorgen in het Heilig Hart Leuven.
“Mijn collega’s wisten al een tijdje dat ik optredens geef als dragqueen, maar de bewoners van het rusthuis kwamen het pas enkele weken geleden te weten”, vertelt Sean aan vrtnws. “Ik heb geen enkele negatieve reactie gekregen.” Integendeel, heel wat collega’s kwamen Sean tijdens de verkiezingen aanmoedigen. En met succes. Proficiat, Joanne Grace met je kroontje!
Copyright foto: Jan Vens
De toekomst van de HBO5-opleiding in de Franse Gemeenschap
In Vlaanderen zijn de nodige stappen gezet om de HBO5-opleiding verpleegkunde uit te doven en sinds september 2024 de driejarige opleiding basisverpleegkunde op te starten. In de Franse Gemeenschap staat die HBO5-opleiding op een cruciaal keerpunt. Hoewel de driejarige opleiding op HBO5-niveau al decennialang een vaste waarde is binnen de Belgische gezondheidszorg, worden er steeds meer vragen gesteld over de toekomst ervan binnen de Franse Gemeenschap. In welke context zitten we en wat zijn de uitdagingen en mogelijke oplossingen? We gaan dieper in op een rapport van de Franstalige collega’s van FASD (Fédération de l’Aide et des Soins à Domicile).
De wetgeving uit 2023 is zeer duidelijk: de HBO5-opleiding moet voortaan leiden tot basisverpleegkundigen in Vlaanderen en ‘assistants en soins infirmier’ in de Franse Gemeenschap. Twee verschillende termen over de taalgrenzen heen voor eenzelfde functie of gezondheidszorgberoep: we leven in België, zoveel is duidelijk.
Waar de HBO5-opleiding in Vlaanderen sinds 2024 vervangen wordt door die van basisverpleegkunde, wordt in de Franse Gemeenschap de HBO5-opleiding van 3,5 jaar die leidt tot het diploma ‘infirmier hospitalier’ niet aangepast naar ‘assistant en soins infirmier’ op drie jaar. Dit is een bewuste keuze die de toenmalige bevoegde Franstalige ministers in 2024 maakten en waarbij het op vandaag niet duidelijk is of er in deze beleidskeuze verandering zal komen.
Bijkomend stelt zich de vraag of de opleiding tot ‘infirmier hospitalier’ op 3,5 jaar door Europa zal worden erkend als een gelijkgestelde aan de VVAZ. De Europese Commissie deed hierover nog geen officiële uitspraak. Dat maakt dat in de Franse Gemeenschap vandaag twee opleidingen – HBO5 en bachelor – mogelijks leiden tot de titel van VVAZ, en dat de HBO5-opleiding tot basisverpleegkundige of ‘assistant en soins infirmier’ onbestaande is.
Waarom 3,5 jaar?
De Europese richtlijn 2005/36/CE, die de minimale opleidingsvereisten voor verpleegkundigen vastlegt, stelde bijkomende eisen. In 2013 werd de richtlijn aangepast, waardoor de opleiding tot verpleegkundige minimaal 4.600 uur en drie studiejaren moesten omvatten. Dit zette druk op de Belgische regelgeving, omdat de HBO5-opleiding in de Franse Gemeenschap, maar ook in Vlaanderen niet volledig voldeed aan deze criteria.
Over de taalgrens besliste men daarom in 2016 om de HBO5-opleiding op te trekken naar 3,5 jaar: een verlening met zes maanden dus. Door de jaren heen evolueerde de HBO5-opleiding in de Franse Gemeenschap, maar fundamentele structurele problemen blijven bestaan.
Twee profielen op niveau vijf
Het federale regeerakkoord van 2020-2024 probeerde een duidelijke functieverdeling te creëren tussen de bachelor- en de HBO5-opleiding verpleegkunde. Enerzijds om tegemoet te komen aan de eisen van Europa, anderzijds om de aantrekkelijkheid van beide functies te verhogen en de doorgroeimogelijkheden beter in de verf te zetten. Op niveau vier vind je de zorgkundige, op niveau zes de verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ) en op niveau vijf de basisverpleegkundige. In de Franse Gemeenschap valt deze laatste onder de noemer ‘assistant en soins infirmier’.
Toch bestaat over de taalgrens nog steeds de ‘infirmier hospitalier’, de 3,5-jarige HBO5-opleiding. De Franse Gemeenschap besliste om deze opleiding te behouden. Als de Europese Commissie beslist dat de opleiding tot ‘infirmier hospitalier’ op 3,5 jaar niet voldoet aan de richtlijn, dan kunnen studenten die sinds september 2023 de studie startten, mogelijks aan het einde van hun opleiding geen visum krijgen om als verpleegkundige te werken. Ook in andere Europese landen zullen ze dan geen automatische erkenning krijgen.
Taken en cijfers
In de praktijk heerst grote onduidelijkheid over de precieze verantwoordelijkheden en competenties van de huidige ‘infirmier hospitalier’. Zorginstellingen worstelen met welke rol ze deze verpleegkundigen zullen geven binnen hun team, en welke taken en verantwoordelijkheden ze op zich mogen nemen. Het rapport van de FASD stelt dat er een aanzienlijke kloof is tussen de competenties van de ‘infirmier hospitalier’ en de vaardigheden die het werkveld verwacht. De VVAZ (bachelordiploma verpleegkunde) heeft een breder theoretisch kader en neemt complexere taken op zich. Dat kan na de 3,5-jarige opleiding tot ‘infirmier hospitalier’ niet. Daarom merkt de FASD dat sommige zorginstellingen eerder terughoudend zijn de ‘infirmier hospitalier’ in te schakelen.
Dat is niet de enige uitdaging. Er is ook een daling van het aantal inschrijvingen. Tussen 2012 en 2023 gaat het in totaal om 34 procent. Meer dan 67 procent van de studenten is niet-Belg. Het grootste deel (55,2 procent) komt uit Frankrijk. Slechts veertien procent van die buitenlandse studenten gaat aan de slag in de Belgische zorgsector, wat de investering in de opleiding allerminst rendabel en te verantwoorden maakt.
Overgang voorzien
Al deze aspecten maken dat de FASD ervoor pleit dat de 3,5-jarige opleiding tot ‘infirmier hospitalier’ net zoals in Vlaanderen omgezet wordt in die van niveau vijf uit de nieuwe functieladder: die van ‘assistant en soins infirmier’. Zo is de opleiding juridisch conform en is de afgestudeerde zeker van een verpleegkundig visum. Het biedt ook duidelijkheid op het vlak van functieomschrijving, zowel voor studenten als voor werkgevers. Bovendien maakt een heldere functieladder het eenvoudiger om door te groeien naar hogere verpleegkundige functies. Dat brengt een verbeterde instroom met zich mee in de opleidingen.
Om dit te stimuleren stelt de FASD voor dat de federale overheid investeert in een brugopleiding, om bestaande HBO5-verpleegkundigen de kans te geven door te stromen naar het bachelorniveau. De organisatie vindt ook dat er nood is aan betere communicatie over de precieze taken en verantwoordelijkheden van ‘assistant en soins infirmiers’. Werkgevers, zorginstellingen en onderwijsinstellingen zouden gezamenlijke richtlijnen kunnen ontwikkelen die de professionele rol van deze verpleegkundigen duidelijker omschrijven en in lijn brengen met de reële behoeften van de sector.
Et maintenant?
De toekomst van de HBO5-opleiding ‘assistant en soins infirmiers’ wordt door het niet nemen van beleidsbeslissingen in Wallonië onzeker gemaakt. Een structurele hervorming, waarbij de opleiding wordt omgezet naar die van de basisverpleegkundige of ‘assistant en soins infirmiers’, lijkt de beste oplossing om te voldoen aan de regelgeving en tegelijkertijd een duurzame oplossing te bieden voor de zorgsector. Maar ook om de verschillen in ons land weg te werken. Om dit succesvol te implementeren, is een samenwerkingsverband nodig tussen beleidsmakers, onderwijsinstellingen en de gezondheidszorgsector. Alleen zo kan worden gewaarborgd dat de hervorming wettelijk conform is. Tot slot is het essentieel dat studenten en werkenden in de zorg de nodige ondersteuning krijgen bij deze overgang, zodat hun carrièremogelijkheden niet beperkt, maar net versterkt worden door de aanpassingen in de opleiding en de functieladder. ///
Even terug naar het begin
De rol van HBO5-verpleegkundigen in België is al een tijdje in beweging. Al jarenlang was er onduidelijkheid over hun positie binnen het zorgsysteem, deels omdat hun opleiding niet volledig aansloot op de Europese regelgeving en deels omdat de takenverdeling binnen de verpleegkunde evolueerde. De goedkeuring van het wetsontwerp ‘basisverpleegkundige’ door het federaal parlement bracht duidelijkheid. Vanaf het academiejaar 2023-2024 kwam er voor deze nieuwe functie een apart functieprofiel binnen de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen (WUG).
Deze hervorming kwam er niet toevallig. Europa had België al langer in gebreke gesteld omdat de HBO5-opleiding niet voldeed aan de minimale opleidingsvereisten voor verpleegkundigen. Tegelijkertijd stond de positie van HBO5-verpleegkundigen onder druk in een zorgsector die steeds complexer wordt. De functie werd door sommigen als ‘tussenin’ beschouwd: breder dan die van een zorgkundige, maar niet gelijkgesteld aan de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ). Met de invoering van de basisverpleegkundige werd die schemerzone weggewerkt en krijgt zowel de functie als de opleiding een welverdiende helder afgebakende plaats binnen het zorglandschap.
Duidelijkheid in een versnipperd zorgsysteem
Dat een herstructurering zich opdrong, blijkt ook uit de realiteit op het terrein. De werkdruk in de zorg is hoog en de instroom van nieuwe verpleegkundigen is onvoldoende om de stijgende zorgvraag op te vangen. Tegelijkertijd bleek de uitval in verpleegkundige opleidingen groot: veel studenten begonnen vol goede moed, maar haakten voortijdig af. De hervorming speelt hierop in door de opleiding doelgerichter en toegankelijker te maken, zonder in te boeten op kwaliteit.
Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke ziet de invoering van de basisverpleegkundige als een kans om de aantrekkelijkheid van het beroep te vergroten. Een duidelijk functieprofiel en doorgroeimogelijkheden binnen de zorg moeten ertoe leiden dat meer jongeren hun studies voltooien en daadwerkelijk in de sector aan de slag gaan.
Een antwoord op de zorgnoden van morgen
Naast de hervorming van de HBO5-opleiding kadert deze wijziging binnen een bredere transformatie van de verpleegkundige beroepen. De zorgsector staat voor grote uitdagingen: door de vergrijzing stijgt de zorgbehoefte sneller dan het aantal beschikbare zorgverleners. De oplossing ligt in een efficiëntere organisatie en een heldere afbakening van taken, van zorgkundigen en basisverpleegkundigen tot gespecialiseerde verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten.
De invoering van de basisverpleegkundige vormt een belangrijk puzzelstuk in dit veranderingsproces. Door een logische functieladder te creëren, worden verantwoordelijkheden beter verdeeld en wordt de doorstroming binnen de zorgsector gestroomlijnd. Dit komt niet alleen de zorgverleners ten goede, maar ook de patiënten, die zo op een duurzamere en efficiëntere manier geholpen zullen worden.
Dat deze hervorming uitrollen in de praktijk de nodige drempels kent, is niet verwonderlijk. Toch is het noodzakelijk dat de verschillende regio’s in ons land dezelfde weg volgen. Want één ding is zeker: de nood aan een duidelijke structuur binnen de verpleegkunde was groot, en deze hervorming is een belangrijke stap in de goede richting.