Insulineresistentie bij kinderen: zie het hele plaatje
Steeds meer kinderen kampen met overgewicht en obesitas. Eén op de drie kinderen met obesitas ontwikkelt insulineresistentie, een voorbode van type 2-diabetes en andere gezondheidsproblemen. Prof. dr. Inge Gies, diensthoofd van KidZ Health Castle en de dienst kinderendocrinologie in het UZ Brussel, legt uit wat insulineresistentie precies is, hoe je het kan herkennen en waarom een niet-stigmatiserende, preventieve aanpak zo belangrijk is.
De cijfers zijn zorgwekkend. Volgens Sciensano[1] heeft 19 procent van de Belgische kinderen overgewicht en 5,8 procent obesitas. “Bij adolescenten met obesitas stellen we in meer dan één op de drie gevallen een verhoogde insulinespiegel vast”, zegt prof. dr. Inge Gies. “Insulineresistentie betekent dat het lichaam minder goed reageert op insuline. De pancreas moet dan steeds meer insuline aanmaken om de bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Daardoor stijgt het insulineniveau in het bloed en raakt de pancreas op termijn uitgeput. Dat verhoogt het risico op type 2-diabetes, leververvetting, hart- en vaatziekten en een versnelde puberteit. En hoewel type 2-diabetes bij jongeren onder de 18 jaar nu nog eerder zeldzaam is, zien we de eerste gevallen steeds vroeger optreden.”
Er spelen ook andere risicofactoren mee, zoals hormonale veranderingen tijdens de puberteit en een familiale voorgeschiedenis van diabetes of overgewicht. “Het hele plaatje is belangrijk. Kinderen die op jonge leeftijd al insulineresistent zijn, hebben meer kans op chronische aandoeningen later.”
Signalen opmerken voor vroegtijdige detectie
Insulineresistentie is van buitenaf moeilijk te zien, maar er zijn wel signalen waar verpleegkundigen op kunnen letten. Een belangrijk zichtbaar symptoom is een donkerbruine verkleuring in huidplooien zoals de nek, oksels of liezen (acanthosis nigricans). “Kinderen en ouders denken vaak dat het om vuil gaat dat niet weg te wassen is”, vertelt Inge. “Wanneer je dat als verpleegkundige bij een opname opmerkt, kan je op een respectvolle manier het gesprek openen. Vragen zoals ‘Heb je dit al lang?’ of ‘Komt dit in de familie voor?’, kunnen helpen om risico’s bespreekbaar te maken.”
Bij zulke signalen is verder onderzoek aangewezen, zoals een bloedafname en, zo nodig, aan te vullen met een orale glucosetolerantietest. “Verpleegkundigen zijn vaak de eersten die zo’n observatie doen. Dat maakt hen onmisbaar in een vroegtijdige detectie.”
Voeding als troost in een ziekenhuiscontext
Tijdens een opname ligt de focus vaak op de acute ziekte. Toch is het belangrijk om ook aandacht te hebben voor het bredere gezondheidsbeeld van het kind. “Op pediatrie zien we vaak dat kinderen getroost worden met koekjes, snoep of frisdrank. Dat is begrijpelijk, maar comfortfood zou eigenlijk gezond moeten zijn”, benadrukt Inge. “Het ziekenhuis is op dat vlak een belangrijke leerschool. Een kind dat algemeen gezonder is, herstelt vaak sneller bij infecties of na een operatie. Als verpleegkundige kan je daarin het verschil maken, bijvoorbeeld door ouders kleine tips te geven rond voeding en beweging in het dagelijkse leven.”
Gezonde voeding aanbieden is volgens Inge dan ook de norm in ziekenhuizen. “Als wij zelf frisdrank en ongezonde snacks op de kamer toelaten of serveren, geven we als zorginstelling een foute boodschap.”
Durf het gesprek aan te gaan, zonder oordeel
De boodschap is evenwel hoopvol: insulineresistentie is omkeerbaar. De sleutel ligt in communicatie, zonder met de vinger te wijzen. “Obesitas en insulineresistentie zijn ziektes. Niemand kiest ervoor”, benadrukt Inge. “Maar het is niet te laat, kinderen en hun ouders kunnen zelf iets doen om de risico’s te beperken en dat levert snel resultaat op. Als ze wat vermageren of hun gewicht stabiliseert, zie je relatief vlug dat de donkere verkleuringen verdwijnen. Dat motiveert. Pubers die eerder sjaals droegen om hun hals te verbergen, bloeien open als ze verbetering merken. Durf dus het gesprek aan te gaan, zonder oordeel en bied perspectief. Daarin speel je als verpleegkundige een cruciale rol.”
[1] S. Drieskens, R. Charafeddine, L. Gisle. Gezondheidsenquête 2018: Voedingsstatus. Brussel, België: Sciensano; Rapportnummer: D/2019/14.440/53.
Wat kan jij doen als verpleegkundige?
- Let op bruine verkleuring in huidplooien: dat kan wijzen op insulineresistentie.
- Ga het gesprek aan op een niet-stigmatiserende manier.
- Zie het hele plaatje: familiale context, voeding, beweging en mentale toestand.
- Geef kleine, concrete tips en verwijs waar nodig door.
- Gezonde voeding en beweging zijn ook belangrijk in de ziekenhuiscontext. Spreek mensen daarop aan.
Diabeteszorg en AI: toepassingen, valkuilen en de rol van verpleegkundigen
Artificiële intelligentie (AI) staat steeds vaker op de radar van zorgverleners. Ook binnen de diabeteszorg vinden deze toepassingen hun weg. Endocrinologe dr. Inge Van Boxelaer (AZ Sint-Lucas Gent) volgt de evolutie nauwgezet op. “Innovatie geeft mij energie. Niet iedereen heeft de tijd of reflex om nieuwe technologie te verkennen. Net daarom wil ik meehelpen om die drempel te verlagen. Hoe sneller personen met diabetes en zorgverleners ermee vertrouwd raken, hoe sneller we de zorg kunnen verbeteren.”
AI heeft het potentieel om de diabeteszorg slimmer, persoonlijker en laagdrempeliger te maken. Maar de realiteit vandaag is genuanceerder: de meeste tools staan nog in de kinderschoenen, en de meerwaarde is sterk afhankelijk van hoe en door wie ze gebruikt worden. Een van de best ingeburgerde toepassingen zijn de zogenaamde closed-loop insulinepompen voor mensen met type 1-diabetes. “Sommige systemen bevatten zelflerende algoritmes die het gedrag van de persoon met diabetes analyseren en daarop anticiperen”, legt Inge Van Boxelaer uit. “Op basis van patronen in glucosewaarden kunnen ze de insuline steeds preciezer doseren. Ook klassieke algoritmes doen nog steeds goed werk. Niet alles hoeft hightech te zijn om effectief te zijn.” Een andere AI-toepassing die aan terrein wint, is geautomatiseerde oogscreening. “Bij fundusfotografie, een routineonderzoek om retinopathie op te sporen, wordt steeds vaker AI ingeschakeld om afwijkingen te detecteren. Die technologie is goedgekeurd door de Food and Drug Administration (FDA) en ook in Europa. Dat verlaagt de drempel voor screening.”
ChatGPT weet veel maar niet alles
In het dagelijkse contact met zorgvragers is het vooral generatieve AI die opduikt. ChatGPT en gelijkaardige chatbots worden steeds vaker ingezet om informatie op te zoeken over diabetes, voeding of medicatie. Inge: “Zorgvragers komen minder vaak met Google-printjes naar de consultatie, maar wel met vragen op basis van wat ChatGPT hen vertelde. Dat hoeft geen probleem te zijn. Ik zie het zelfs als een voordeel: ze zijn beter voorbereid, stellen gerichtere vragen en tonen meer betrokkenheid. Tegelijk moeten we hen erop wijzen dat AI het ook bij het verkeerde eind kan hebben.” Daar ligt een belangrijke rol voor verpleegkundigen. Wie bijvoorbeeld personen met diabetes begeleidt, merkt snel wanneer ze zich baseren op foutieve of onvolledige informatie. “AI klinkt vaak overtuigend, ook als het antwoord niet klopt. Zeker als het gaat over medicatie of therapieaanpassingen moeten zorgvragers erop gewezen worden dat ze altijd in overleg met hun zorgverlener beslissingen nemen.”
AI kan ook bijdragen aan betere therapietrouw. Denk maar aan chatbots die gedragsaanwijzingen geven of reminders sturen. Sommige apps combineren data uit glucosemeters, stappentellers, slaap- of stressmetingen en bieden op basis daarvan gepersonaliseerde inzichten. “De wetenschappelijke evidentie is voorlopig beperkt, maar het motiverende effect is reëel. Mensen worden zich bewuster van hun gedrag. De technologie maakt zichtbaar wat vroeger abstract bleef.”
Ondersteunend voor zorgverleners, nooit vervangend
Zelf maakt dr. Van Boxelaer vaak gebruik van AI-tools in haar werk, al benadrukt ze dat het vooral ondersteunend blijft. “Voor administratieve taken zoals samenvattingen of mails zie ik veel mogelijkheden. Voor medische informatie ben ik voorzichtig. Zelf gebruik ik liever tools zoals Perplexity of Open Evidence. Die geven hun bronnen mee, zodat je als zorgverlener kan inschatten of de informatie betrouwbaar is.”
Ook verpleegkundigen kunnen met die tools aan de slag, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van educatiemateriaal. “Wie zelf informatie opzoekt, moet weten waar die vandaan komt. AI-tools zijn alleen nuttig als je ze bewust gebruikt. En ze mogen de menselijke zorg nooit vervangen, alleen aanvullen.”
Bij het gebruik van AI duikt ook het privacyvraagstuk op. Zeker bij sensorrapporten of patiëntgegevens is het cruciaal om te anonimiseren. “Je mag nooit persoonlijke gegevens delen via AI-platformen, ook niet voor ogenschijnlijk onschuldige toepassingen. De beveiliging en verwerking van die data zijn vaak onduidelijk.” Voor verpleegkundigen ligt er dus een dubbele opdracht: enerzijds zorgvragers begeleiden in het verantwoord gebruik van AI, anderzijds zelf kritisch leren omgaan met deze technologie. “We hoeven AI niet blind te vertrouwen,” besluit Inge, “maar we kunnen het ook niet negeren. De technologie evolueert snel. Alleen wie ze begrijpt, kan ze correct inschatten en verstandig inzetten in de praktijk.”
Een open brief aan onze rots in de branding
Als iemand zich jarenlang met hart en ziel inzet voor betere zorg, dan mag dat al eens gezegd worden. En liefst luidop. Marleen De Pover is zo iemand: een drijvende kracht binnen de diabeteszorg in Vlaanderen. Deze brief is een warme dankjewel van de werkgroep Diabetesverpleegkundigen van NETWERK VERPLEEGKUNDE, voor haar niet-aflatende engagement, haar vuur, haar onmetelijke impact.
Lieve Marleen
Er zijn mensen die het verschil maken door zachtjes te duwen, subtiel te sturen, stilletjes hun sporen na te laten. Jij bent daar niet één van.
Dat is wellicht niet de introductie die je verwachtte, maar eerlijk is eerlijk. Jouw aanpak is – zacht uitgedrukt – lichtjes anders. Jij stormt binnen met vuur in de ogen, een plan onder de arm en een telefoon vol contacten. Jij bijt je vast in een idee en laat pas los als het er staat: een uitgekiend programma, een hartelijke ontvangst, inhoudelijke topkwaliteit en minstens 550 enthousiaste deelnemers.
We willen je met deze brief – of beter: met deze ode – bedanken. Niet enkel voor je jarenlange inzet binnen de werkgroep en als coördinator van het Diabetessymposium, ook voor alles wat je betekent voor de diabeteszorg in Vlaanderen. Want het symposium is jouw kindje, jawel. Jij bent de motor, de lijm en de pitbull die nooit loslaat. En dat bedoelen we in de liefste en best mogelijke zin.
Je bent meer dan een gedreven organisator. Je bent een educator pur sang. Iemand die collega’s inspireert, patiënten sterker maakt en samenwerking tussen disciplines niet alleen stimuleert, maar afdwingt als het moet. Want wie met jou werkt, voelt dat jij niet voor half werk gaat. Diëtisten, kinesitherapeuten, podologen, psychologen, redacteurs, … allemaal weten ze: als Marleen belt, neem je maar beter op. En liefst snel.
Wat jij daarnaast doet voor mensen met diabetes is al even indrukwekkend. Je leert hen niet alleen hoe ze moeten leven met diabetes, je maakt ook dat ze het kunnen. Jij gelooft in mensen. Je gelooft in educatie. En je gelooft dat goede zorg begint bij samenwerking en kennisdeling. Daarom ben jij zo’n belangrijke schakel in ons netwerk en ver daarbuiten.
Je vakkennis is onmiskenbaar. Je werkethiek onwaarschijnlijk. Toch zijn het vooral je warmte, je gedrevenheid, je eindeloze toewijding en drive die iedereen bijblijven. Jij gaat ervoor, altijd. En je neemt ons allemaal mee in je vaart.
Bedankt voor wie je bent en alles wat je doet. En vooral: blijf maar gewoon zo vurig je mooie zelf.
Namens de hele werkgroep Diabetesverpleegkundigen van NETWERK VERPLEEGKUNDE
Drukmeting in schoenen: onzichtbare risico’s zichtbaar maken
Bij mensen met diabetes zijn voetwonden vaak de stille voorbode van ernstigere problemen. Een betere opvolging van de drukverdeling in de schoen kan veel leed voorkomen. Prof. dr. Kevin Deschamps legt uit hoe drukmetingen functioneren, waarom ze relevant zijn in de diabetische voetkliniek en welke rol jij als verpleegkundige speelt in deze preventieve aanpak.
Professor Kevin Deschamps is verbonden aan de faculteit bewegings- en revalidatiewetenschappen van de KU Leuven. Hij heeft een achtergrond in de podologie en specialiseerde zich nadien in de biomechanische analyse van de voet en de onderste ledematen. Vandaag combineert hij academisch werk met klinische activiteiten binnen het UZ Leuven, waar hij onder meer personen met diabetes met voetproblemen opvolgt. Zijn expertise situeert zich op het snijvlak van biomechanica, zorgpraktijk en preventie.
“Diabetes tast op termijn verschillende systemen in het lichaam aan”, legt Deschamps uit. “De verhoogde bloedsuikerspiegel is toxisch voor zenuwen, bloedvaten en huidweefsel. Bij veel personen met diabetes leidt dat tot neuropathie, een verminderd gevoel in de voeten. Daardoor merken ze zelf niet wanneer er drukplekken ontstaan. Voeg daar een kwetsbare huid aan toe en je hebt het perfecte recept voor wonden die moeilijk genezen.”
Het zogeheten diabetisch voetsyndroom treft een groot aantal mensen. “De belastbaarheid van de huid neemt af, en het risico op ulcera, wonden die niet goed genezen, stijgt aanzienlijk. Daarom is vroegtijdige monitoring zo belangrijk. En precies daar komt drukmeting in beeld.”
Drukplatformen versus in-shoe drukmeetsystemen
Drukmetingen bestaan in twee varianten. Enerzijds zijn er drukplatformen waarop je blootsvoets stapt of staat, vooral om de intrinsieke biomechanica van de voet te analyseren. Anderzijds zijn er zogenaamde in-shoe drukmeetsystemen: sensoren die in de schoen worden geplaatst om de druk tussen voet en zool te registreren tijdens het stappen. “In de context van mensen met diabetes zijn vooral die in-shoe systemen relevant”, aldus Deschamps. “Gezien hun kwetsbare huid raden we patiënten af om op blote voeten te lopen. Anderzijds is het ook juist belangrijk om te weten hoe goed de druk in de schoen verdeeld is.”
De technologie focust momenteel op verticale krachten. Schuifkrachten, die ook impact hebben op de huid, zijn voorlopig nog niet betrouwbaar meetbaar, maar daar komt volgens professor Deschamps snel verandering in.
Drukreductie als klinische doelstelling
De internationale richtlijn vandaag stelt dat bij patiënten met een hoog voet-risicoprofiel, piekdrukken onder de 200 kilopascal moeten blijven. Of dat er minstens een drukreductie van 25 procent gerealiseerd wordt in de plaatsen met de hoogste druk. “Dat is vergelijkbaar met hoe we ook streefwaarden hanteren voor de bloedsuikerspiegel”, legt Deschamps uit. “Drukreductie is meetbaar, objectief en gelinkt aan betere uitkomsten (preventie van wonden), zoals minder wonden of recidieven.”
Maar technologie alleen volstaat niet. “Ze moeten de schoenen en zolen minstens 80 procent van de tijd effectief dragen. Zonder therapietrouw haal je die betere klinische uitkomst helaas niet.” Drukmeting is bovendien niet enkel interessant voor wie leeft met diabetes. “Ook bij andere risicopersonen met bijvoorbeeld neurologische aandoeningen, reumatische voetproblemen of andere voetdeformiteiten, wordt die monitoring relevant. Zeker als er ondanks goed schoeisel en therapietrouw toch drukplekken blijven terugkomen.”
Verpleegkundigen volgen op de voet
Hoewel de metingen technisch uitgevoerd worden door podologen, bandagisten of orthopedische schoentechnici, ziet professor Deschamps een belangrijke rol weggelegd voor verpleegkundigen. “Zij zijn vaak de eersten die signalen opmerken. Wanneer iemand met diabetes voetwondes blijft ontwikkelen of systematisch klachten heeft over drukpijn, kunnen zij het verschil maken door risico’s vroegtijdig te detecteren en gericht door te verwijzen.”
In voetklinieken is multidisciplinaire samenwerking steeds vaker de norm, waarbij ook verpleegkundigen betrokken worden bij de evaluatie van hulpmiddelen. “Op termijn kunnen ze misschien zelfs bepaalde metingen afnemen, maar vandaag is vooral bewustwording en monitoring cruciaal.”
Technologie in beweging
De technologie staat niet stil. Nieuwe draadloze systemen maken de metingen gebruiksvriendelijker, sneller en minder belastend voor patiënt en zorgverlener. Binnenkort komen mogelijk ook sensoren op de markt die in kousen verwerkt zijn of zelfs schuifkrachten kunnen meten. Toekomstmuziek. Vandaag is drukmeting een cruciale tool bij complexe voetproblematiek. Voor personen met een verhoogd risico kan het zelfs een verschil maken tussen een gezonde voet en een amputatie. “Niet alles is zichtbaar aan de buitenkant”, besluit Deschamps. “Met de juiste technologie en samenwerking maken we onzichtbare druk tastbaar, en vooral behandelbaar.”
Elke stap telt: de impact van beweging op diabetes
Dat bewegen goed voor ons is, weet iedereen. Effectief de stap naar meer bewegen, is helaas een ander paar mouwen. Toch kan beweging voor mensen met diabetes een groot verschil maken. Waarom lichaamsbeweging zo belangrijk is en hoe jij patiënten ertoe kan motiveren, daarover hebben we het met dr. Annelies Thienpondt. Als stafmedewerker bewegen en langdurig stilzitten bij het Vlaams Instituut Gezond Leven, coördineert zij Bewegen Op Verwijzing.
“Bewegen Op Verwijzing bestaat intussen een kleine tien jaar”, legt Annelies Thienpondt uit. “Met het platform wil Gezond Leven mensen op een laagdrempelige manier aan het bewegen krijgen, met de hulp van een Bewegen Op Verwijzing-coach. Waar vroeger enkel artsen naar zo’n specifieke coach konden doorverwijzen, mogen vandaag verschillende hulpverleners een verwijsbrief opmaken, ook verpleegkundigen. De Bewegen Op Verwijzing-coach helpt om een beweegplan op maat te maken. Hoe beweeg je vandaag? Wat is het bewegingsaanbod in je buurt en wat spreekt je aan? Zo’n coach is geen personal trainer, maar een professional die mee nadenkt hoe bewegen haalbaar wordt. En het wordt gebruikt: in 2024 waren er in totaal bijna 20.000 consultaties.”
Bewegen werkt
Want dat beweging een positieve impact heeft op onze algemene gezondheid staat buiten kijf. Het vermindert de kans op kanker en dementie, verbetert je concentratie en geheugen en draagt bij aan een gezonder gewicht en betere bloeddruk. Zelfs op je mentaal welzijn heeft het een positieve impact. Ook specifiek voor mensen met diabetes type 1 en 2 bewijst onderzoek het belang van licht tot hoog intensieve beweging.
“Diabetes type 1 kan je niet voorkomen of genezen”, legt Annelies uit. “Toch heeft lichaamsbeweging bewezen voordelen voor het verloop van de ziekte. Uit onderzoek blijkt dat aerobe lichaamsbeweging (ook wel duursport genoemd) en spierversterkende oefeningen kunnen leiden tot een beter uithoudingsvermogen, een beter HbA1c-gehalte in het bloed en een kleiner risico op microvasculaire complicaties. Kortom, beweging verbetert je levenskwaliteit. Specifiek voor type 1 moet verder onderzoek de bewijskracht nog vergroten.”
Diabetes type 2 is een ander verhaal: “Daar zien we dat regelmatig en voldoende bewegen zowel preventief werkt, als het verloop van de ziekte kan vertragen. De bewijskracht hiervoor is al erg hoog. Bewegen helpt de bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Zo toont onderzoek dat lichaamsbeweging een onmiddellijk gunstig effect op de bloedsuikerspiegel heeft. Zelfs korte periodes van lichaamsbeweging om de zittijd te onderbreken, kunnen de bloedglucosespiegels verlagen. Regelmatig bewegen heeft ook een positieve invloed op risicofactoren zoals cholesterol, bloeddruk, het functioneren van de bloedvaten en uithoudingsvermogen. Zo kan je het effect van lichaamsbeweging op het HbA1c-gehalte, je ‘suikerbarometer’, vergelijken met het effect van veel orale antidiabetica. Let op, want personen met diabetes mogen nooit hun medicatie zelfstandig afbouwen. Dit gebeurt altijd in overleg met de arts.”
Hoe begin je eraan?
Beweging kan zo eenvoudig of ingewikkeld zijn als je het zelf maakt. Om mensen met, en zonder, pathologie te motiveren tot meer beweging, werkt Gezond Leven met de Bewegingsdriehoek. Net als de voedingsdriehoek legt die toegankelijk uit hoe je dagelijkse leven eenvoudig gezonder wordt. In een gezonde bewegingsmix wissel je zitten, staan en bewegen af. “Elke stap telt”, stipt Annelies verschillende keren aan. “Omdat er wel degelijk een klein verhoogd risico is op cardiovasculaire complicaties tijdens het bewegen, raden we aan om geleidelijk te starten. In een gezonde bewegingsmix wissel je zitten, staan en bewegen af. Die beweging verdelen we in drie categorieën: licht, matig tot heel intensief.”
- Licht intensief bewegen doe je idealiter dagelijks: neem de trap, speel met je kinderen, sta recht om te bellen of verricht rustig huishoudelijk werk (bv. koken). Ook yoga en snooker zijn licht intensieve beweging. Zolang je ademhaling en hartslag niet versnellen, beweeg je in deze categorie.
- Dagelijks even matig intensief bewegen is tegelijk haalbaar en gezond. Je ademhaling en hartslag versnellen, maar je bent nog niet buiten adem en kan gewoon praten. Denk aan fietsen naar school of het werk (ook elektrisch), in de tuin werken, een wandeling maken of je ramen wassen.
- Hoog intensief bewegen wordt minstens één keer per week aangeraden. Je gaat zweten, ademt veel sneller en praten wordt al iets lastiger. Denk aan hardlopen, een partijtje basketbal spelen of fietsen alsof je de laatste trein gaat missen.
Om de eerste stappen naar meer bewegen te zetten, zijn hulp en motivatie geen overbodige luxe. Daar komt Bewegen Op Verwijzing in beeld. “Mensen ervaren heel wat drempels om te beginnen bewegen. Ze krijgen beweegmomenten niet ingepland of weten niet goed waar te beginnen. Mensen met diabetes geloven dat ze fysiek niet sterk genoeg zijn om te bewegen, omdat ze bewegen vaak associëren met twee uur aerobics. De coaches van Bewegen Op verwijzing gaan samen met hen op zoek naar de ideale mix. Misschien zwemmen ze graag? Misschien kunnen ze meer beweging in hun dagelijkse leven integreren? Of willen ze toch liever naar een groepsles? Met een persoonlijk beweegprogramma op maat is het makkelijker om te beginnen en vol te houden.” Het doel van Bewegen Op Verwijzing is dat je na enkele sessies bij de coach zelfstandig aan de slag kan met je beweegplan en kan volhouden.
Een eerste drempel is natuurlijk al de weg vinden naar Bewegen Op Verwijzing. Wanneer ze aangespoord worden door vrienden of familie om meer te bewegen, leggen mensen dat vaak naast zich neer. Als ook een hulpverlener hen hierop wijst, gaan ze er makkelijker op in, zeker als je dat officieel maakt met een verwijsbrief. “Als verpleegkundige kan je dus een belangrijke rol spelen om mensen met diabetes in beweging te krijgen. Zo kan je eenvoudig en snel een verwijsbrief opstellen via onze website (www.bewegenopverwijzing.be). Daarop vind je ook de contactgegevens van Bewegen Op Verwijzing-coaches in de buurt.”
Enkele eenvoudige tips
Wil je jouw patiënten ook zelf in beweging krijgen? Motiveer hen dan om geleidelijk te beginnen en de aerobe lichaamsbeweging op een laag tot matig niveau te starten: bijvoorbeeld met yoga of door dagelijks de trap te nemen. Daarna kunnen ze langer en intensiever gaan trainen. “Door haalbare doelen te stellen is de kans bovendien groter dat iemand blijft bewegen. We hoeven niet allemaal topsporters te worden. Met kleine aanpassingen en zelfs zonder te zweten kan je al een positief effect hebben, ook op je bloedsuikerspiegel”, aldus Annelies.
Mensen met diabetes raadt Annelies aan om hun bloedsuikergehalte voor en na elke inspanning te meten. Om een te lage bloedsuikerspiegel te voorkomen als gevolg van de inspanning, moet de insulinedosis verminderd worden en moet je voor, tijdens en na de lichaamsbeweging koolhydraten eten. Kies voor continue monitoring om bloedglucoseniveaus in realtime te controleren tijdens de training. Daarnaast is het raadzaam maximaal twee dagen tussen twee trainingssessies te laten om de bloedsuikerspiegel onder controle te houden en krijgen. Schokabsorberende schoenen en regelmatig je voeten op wonden controleren is vooral belangrijk bij personen met perifere neuropathie. “Mensen met diabetes raden we bovendien altijd aan om bij de huisarts te gaan wanneer ze willen beginnen sporten. Als verpleegkundige kan je Bewegen Op Verwijzing voorstellen aan de arts, want ook huisartsen kunnen een verwijsbrief opstellen en hun patiënten extra motiveren om in beweging te komen. Elke stap telt.”
Nuttige links
Wil je meer achtergrondinformatie over lichaamsbeweging bij de preventie en de behandeling van ziektes zoals diabetes? Via deze link lees je een samenvatting van het bewijs dat beweging helpt bij 32 ziektes en krijg je diagnosespecifieke aanbevelingen voor lichaamsbeweging bij die ziektes.
Stel zelf je verwijsbrief op via deze link.
Glucosemonitoring bij niet-diabetespatiënten
Een glucosesensor is onmisbaar voor mensen met diabetes. Ook de gewone sporter ontdekt dit hulpmiddel nu. Vier op de tien Vlamingen gebruiken digitale tools om hun gezondheid te monitoren, zo blijkt uit de jongste Digimeter. Meer en meer onder hen vinden nu ook de weg naar de glucosesensor om hun bloedsuikerspiegel op te volgen, in navolging van topsporters die zo energiedips proberen te voorkomen. Volgens gezondheidsprofessionals is de winst die met deze tool te rapen is voor hobbysporters minimaal, en is het effectiever om breed op gezondheid in te zetten en bijvoorbeeld toegevoegde suikers te schrappen. Zij raden een eenvoudig eetdagboek aan, in plaats van een glucosesensor of andere digitale tools.
Risico op glaucoom inschatten met AI-assistent
Glaucoom is een onomkeerbare oogaandoening waarbij de oogzenuw beschadigd wordt. Hierdoor verliest de patiënt zijn zicht en wordt hij zonder behandeling op termijn blind. Risicopatiënten, zoals mensen met diabetes, tijdig screenen en behandelen is een must. Alleen is zo’n screening tijdrovend en duur. Met de nieuwe AI-assistent van het UZ Leuven en de KU Leuven ontwikkelden Belgische onderzoekers een krachtig, innovatief algoritme om glaucoom vroegtijdig op te sporen.
Als oogaandoening is glaucoom goed behandelbaar, als het tijdig wordt opgemerkt. Glaucoom tast de oogzenuw aan, waarbij zenuwcellen afsterven en je als patiënt delen van je zicht verliest. De afgestorven cellen kunnen niet vervangen worden. Alleen weet meer dan de helft van de mensen met glaucoom niet dat ze de aandoening hebben. Meestal wordt de ziekte toevallig ontdekt. “Vaak ontstaat de zenuwschade door een te hoge oogdruk, maar bij een kwart van de patiënten is dit niet het geval. Om deze groep mensen te identificeren, moeten we de oogzenuw evalueren. Zoiets neemt veel tijd in beslag en is duur”, zegt prof. dr. Ingeborg Stalmans, hoofd van de glaucoomkliniek aan het UZ Leuven en van de onderzoeksgroep oogheelkunde aan de KU Leuven. “Vandaag bestaat er geen kostenefficiënte manier om risicopatiënten op te sporen en te screenen. Daarom startten we een onderzoek om glaucoom via artificiële intelligentie (AI) te detecteren.”
Volledig diagnostisch dossier als input
AI inzetten bij glaucoom is niet nieuw. Toch is het onderzoek van prof. dr. Stalmans samen met postdoctoraal onderzoeker Ruben Hemelings revolutionair. “Ons AI-algoritme scoort niet alleen goed op de datasets uit het UZ Leuven, maar ook op die van andere zorginstellingen uit andere landen en continenten”, bevestigt prof. dr. Stalmans. “Een AI-model herkent maar wat het gezien heeft. Beelden van een andere camera, met een andere belichting en van een andere populatie zijn moeilijker te interpreteren. Daarom bestaat ons algoritme uit twee stappen. Eerst is er de bewerking van de data zodat de beelden worden omgezet naar een standaardformaat. Dan volgt de analyse, waarbij we ons baseren op de cup-to-disc (C/D) ratio.” Die C/D-ratio heeft de verhouding weer van de grootte van de papil (de kop van de oogzenuw) en de uitholling (cup) ervan. Bij glaucoom komt er steeds meer uitholling. Een ratio 0 betekent geen glaucoom, bij een ratio 1 is er een totale uitholling. “Met deze ratio geven we meer informatie aan het algoritme. Bovendien is ons diagnostisch label van elk beeld gebaseerd op het volledige klinische dossier van de patiënt. Dat dossier omvat naast de C/D-ratio, ook de oogdruk, de gezichtsvelden, de scan van de oogzenuw, de familiale voorgeschiedenis, … Zo hebben we een unieke database samengesteld met robuuste diagnostische labels, waardoor ons algoritme kon leren uit erg betrouwbare data en daarom zeer performant is.”
Hoger glaucoomrisico voor mensen met diabetes
De AI-assistent is ontwikkeld om glaucoom sneller en efficiënter op te sporen bij risicopatiënten. “Omdat het gezichtsverlies onomkeerbaar is, willen we zo vroeg mogelijk ingrijpen”, aldus prof. dr. Stalmans. “Mensen met diabetes zijn zo’n risicogroep, net als mensen met felle bijziendheid, ouderen en personen met een familiale voorgeschiedenis. Mensen met diabetes laten in principe jaarlijks hun ogen controleren, om diabetische retinopathie, waarbij het netvlies wordt aangetast, op te sporen. De AI-assistent kan dat beeldmateriaal analyseren en zo weten we ineens ook of er een risico op glaucoom is.” Het AI-algoritme is een ondersteunende tool. Wanneer het een foto van een patiënt analyseert, geeft het een laag of hoog risico aan. In dat laatste geval is een uitgebreid onderzoek door een oogarts vereist. Wat de AI-assistent interessant maakt, is dat die op termijn kan worden ingezet in diverse zorgomgevingen. Bijvoorbeeld via een oogcamera bij huisartsen, apothekers en verpleegkundigen. Zo verlaagt het ook de drempel voor patiënten.
De onderzoekers voerden een pilootproject uit in Portugal bij mensen met diabetes. “Daaruit blijkt dat het systeem goed werkt. Nu volgt een prospectieve studie, waarin we nagaan of onze opzet kosteneffectief is. Tegelijk willen we bepalen hoe regelmatig een foto moet genomen worden en we dus de glaucoomtest moeten herhalen om het glaucoomrisico tijdig in te schatten.”
Hoe insuline slimmer maken?
Al sinds de jaren 30 zoekt men manieren om insuline te verbeteren voor mensen met diabetes en pancreasproblemen. Prof. dr. endocrinoloog Chantal Mathieu (UZ Leuven) levert belangrijke bijdragen aan dit onderzoek en adviseert farmaceutische en technologische bedrijven. Ze geeft ons een hoopvolle stand van zaken.
De bètacellen zijn de enige cellen in ons lichaam die insuline aanmaken. Dit slimme mechanisme ontvangt signalen uit het hele lichaam, stemt de bloedsuikerspiegel daarop af en stuurt insuline naar de lever, het vetweefsel en de spieren. “Vergelijk het met een thermostaat die via een sensor de temperatuur in huis monitort en bijstelt”, legt prof. dr. Chantal Mathieu uit. “Bij personen met diabetes type 1 zijn de bètacellen vernietigd door hun immuunsysteem. Zij moeten zelf de insuline meten en toedienen. Wie lijdt aan diabetes type 2, heeft wel nog bètacellen maar werken onvoldoende.”
Insuline is een eiwit dat parenteraal onder de huid of in een bloedvat geïnjecteerd wordt. Tot de jaren 90 gebeurde dat met de natuurlijke insuline die er een uur over deed om opgenomen te worden vanonder de huid en vier tot zes uur in het lichaam actief bleef. “Dat noemen we regular insuline”, zegt prof. dr. Mathieu. “Daarna werd de stap gezet naar ‘snelle’ insulineanalogen die sneller in het bloed terechtkwamen en ook sneller uitwerkten. Eind jaren 90 kwamen er langwerkende analogen, die trager zijn, en stabieler en langer werken.”
Snelle en trage insuline
Personen met diabetes type 1 hebben een basisnood aan traagwerkende insuline. Telkens ze eten komt daar een injectie met een sneller type insuline bij. Een ‘slimme’ insulinepomp stuurt dit op een slimme manier aan. Bij diabetes type 2 en zwangerschapsdiabetes volstaat traagwerkende insuline vaak.
“Insuline is vandaag beter aangepast op de behoeften van de personen die het nodig hebben. Dat kan je al slim noemen. Toch staat de behandeling nog ver van de werking van de bètacellen”, licht prof. Mathieu toe. “Bovendien heeft het toedienen van insuline enkele nevenwerkingen. Insuline die je onderhuids inspuit komt in het bloed terecht en kan leiden tot hypoglycemie, wat gevaarlijk is voor de hersenen. Een tweede nevenwerking is gewichtstoename. De bètacellen in de pancreas laten insuline los via een portaalsysteem naar de lever. Zo’n 96 tot 98 procent van die insuline blijft in de lever om zo de bloedsuikerspiegel te verlagen, 2 tot 4 procent circuleert naar de perifere systemen: het vetweefsel en de spieren. Spuit je insuline via de huid in, dan komt dat eerst en meer via perifeer bloed in de spieren en het vetweefsel terecht en minder in de lever. Je gaat het vetweefsel en de spieren als het ware ‘over-insuliniseren’, met gewichtstoename tot gevolg.”
Er wordt nog steeds veel onderzoek verricht, onder meer naar insuline in pilvorm. “Maar insuline is een gevoelig hormoon. De dosering is belangrijk. Dien je tien of vijftien eenheden toe, dan maakt dat een wereld van verschil. Leverspecifieke insuline gaf enkele jaren terug hoopvolle resultaten, maar de ontwikkeling werd stopgezet door overdreven leververvetting.”
Twee belangrijke pistes
De academische, technologische en farmaceutische wereld blijven hard werken aan alternatieven voor frequente inspuitingen, aan preventie en aan genezing. Al blijven die laatste voorlopig een droom. “We willen insuline die alleen op de spieren, het vetweefsel of de lever werkt om glucose uit het bloed te halen als de bloedsuikerspiegel te hoog is en om de poorten in de doelorganen terug te sluiten bij lage glucose”, zegt prof. Mathieu.
Daarvoor worden twee specifieke benaderingen onderzocht. Enerzijds een insuline die onderhuids vastgehouden wordt met bindingen of harsen bij een normale of lage bloedsuikerspiegel en die in het bloed komt wanneer de bloedsuikerspiegel stijgt. Anderzijds een insuline die snel onder de huid in het bloed circuleert en zich pas hecht aan de receptoren van de doelorganen bij een te hoge bloedsuikerspiegel.
“De resultaten van deze studies zijn bemoedigend. Deze insulines veroorzaken minder pieken en dalen, met als gevolg betere bloedsuikercontrole en minder risico op hypoglycemie. Deze evoluties betekenen meer comfort voor wie insuline moet krijgen en minder werkdruk voor verpleegkundigen. Ik ben ervan overtuigd dat ik de tijd nog zal meemaken waarin we diabetes type 1 voorkomen en genezen, en via dat onderzoek ook mensen met diabetes type 2, zwangerschapsdiabetes, mucoviscidose of pancreasproblemen kunnen helpen.”
Ook met diabetes heb je het recht vergeten te worden
Een ongeluk komt nooit alleen. Wie chronisch ziek is of een levensbedreigende aandoening heeft geleden, weet hoe waar dit spreekwoord is, wanneer ze een woninglening of beroepskrediet proberen te bekomen. De schuldsaldoverzekering valt bij hen een pak duurder uit, of wordt zelfs geweigerd. Daarom voerde België in 2019 het ‘recht om vergeten te worden’ in. Een van de opdrachten van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) bestaat erin de lijst van de betrokken ziekten regelmatig te herzien. Dat deden ze recent voor diabetes type 1.
Als je zelf een woning kocht, heb je er vast ook eentje: een schuldsaldoverzekering. Die garandeert de terugbetaling van je hypotheek of beroepskrediet als je overlijdt voor de schuld is afbetaald. Wanneer je als kandidaat-verzekeringnemer lijdt aan een chronische ziekte of een ziekte die de levensverwachting verkort, verhogen de verzekeraars soms de premie, ter compensatie van het verhoogde gezondheidsrisico. Ze kunnen dit zelfs weigeren, omdat ze het risico op vroegtijdig overlijden te hoog vinden.
Door die hogere premie of de weigering wordt het in sommige gevallen onmogelijk om je krediet te verkrijgen. Daarom werd in 2019 in België het ‘recht om vergeten te worden’ ingevoerd, dat in specifieke situaties deze weigeringen en premieverhogingen verbiedt. De wetgeving is van toepassing op mensen die volledig genezen zijn van bepaalde kankers en mensen met bepaalde chronische ziekten. Wie die vrijstelling geniet, ligt vast in referentieroosters die het KCE regelmatig opnieuw beoordeelt. Dat gebeurde onlangs voor mensen met diabetes type 1 (DT1), die in ons land een verhoogde premie betalen voor een schuldsaldoverzekering.
Analyse en voorstellen van het KCE
De analyse van KCE-onderzoekers toont aan dat Belgen met DT1 inderdaad een hogere mortaliteit hebben dan de algemene bevolking. Deze oversterfte werd waargenomen in alle bestudeerde subgroepen, maar bleef over het algemeen wel laag (3,3 meer sterfgevallen per 1.000 inwoners), behalve bij personen met ernstig chronisch nierfalen (32,7 meer sterfgevallen per 1.000 inwoners).
Voor personen met DT1 zonder diabetesgerelateerde complicaties stelt het KCE voor om maximale premieverhogen in te voeren, dan wel de verhoogde premie te spreiden over iedereen die een schuldsaldoverzekering afsluit bij een bepaalde verzekering. Door dit solidariteitsmechanisme betaalt iedereen een iets hogere premie en kunnen mensen uit deze groep net als ieder ander een krediet afsluiten. Voor personen met diabetesgerelateerde complicaties – behalve deze met ernstig chronisch nierfalen – beveelt het KCE enkel maximale premieverhogen aan. Een bovengrens dus aan hoeveel hoger hun premie mag zijn.
De analyse en voorstellen van het KCE zijn een eerste stap. Wat voorligt moet nu onderzocht worden door het Opvolgingsbureau voor de tarifering schuldsaldoverzekering en voorgelegd aan de beleidsmakers. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Ouders en omgeving blijvend begeleiden na diabetesdiagnose
Wanneer een kind of jongere de diagnose diabetes krijgt, dan is dat niet alleen heel ingrijpend voor die persoon zelf, maar ook voor de familie, naasten en school. Dat weten ze in het kinderdiabetescentrum van het Jessa Ziekenhuis in Hasselt als geen ander. Daarom wordt elke persoon met diabetes er ondersteund door een multidisciplinair team. Orthopedagoog Lindsay Jehaes maakt hiervan deel uit en begeleidt kinderen, jongeren en ouders op weg naar een kwaliteitsvol leven met diabetes.
De diagnose diabetes bij een kind of jongere confronteert ouders plots met veel vragen. Kan mijn kind naar het verjaardagsfeestje van een vriend(in)? Hoe gaan we om met traktaties op school? Mag mijn tiener nog voetballen? Kan mijn dochter zwemmen met een insulinepomp? Wat als mijn tiener begint te experimenteren met alcohol? Het zijn maar een aantal voorbeelden waarmee orthopedagoog Lindsay Jehaes van het Jessa Ziekenhuis dagelijks wordt geconfronteerd: “Zo’n diagnose is heel intens voor de ouders en overspoelt hen met heftige emoties. Het is onze taak om terug rust te brengen en te bekijken wat een gezin nodig heeft. Hierbij richten we ons niet louter op het medische aspect, maar overlopen we ook bezorgdheden uit de thuissituatie. Zijn er bijvoorbeeld financiële moeilijkheden? Of spelen er andere ontwikkelingselementen mee, zoals autisme of ADHD? Op basis van een totaalbeeld van het kind of de jongere en het gezin stellen we dan een plan van aanpak voor.”
Van het gezin tot de school
Het Jessa Ziekenhuis werkt binnen het kinderdiabetescentrum met een multidisciplinair team van kinderartsen-diabetologen, diëtisten, verpleegkundigen die eveneens diabeteseducatoren zijn en orthopedagogen. Lindsay: “Dit team ontmoet elke persoon die de diagnose krijgt. Tegelijk sturen we standaard iemand naar de school om betrokken leerkrachten en zorgcoördinatoren te briefen. Voor ons is het essentieel dat ouders zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over hoe ze met die nieuwe situatie kunnen omgaan. Ouders zijn vaak zelf op zoek naar voorspelbaarheid nu hun leven er ineens helemaal anders uitziet.”
Na de opstart wordt een persoon met diabetes jaarlijks opgevolgd door het voltallige team. Om de twee tot drie maanden ziet het kind of de jongere een kinderarts, een verpleegkundige en een diëtist. “Ik ontmoet de kinderen of jongeren dus minstens één keer per jaar. Toch zijn we altijd beschikbaar voor vragen, zowel via mail als telefonisch. Indien nodig gaan we op huisbezoek. We hebben bovendien een 24/7 wachtdienst voor urgente zaken. Tijdens het jaarlijkse consult neem ik zowel het kind of de jongere, als de ouders apart. Zo hoor ik wat wel of niet goed loopt. Niet elke jongere durft spontaan contact met me op te nemen, hoewel ik dat promoot. In sommige gezinnen is psychologische begeleiding een gevoelig onderwerp. Vandaar dat het jaarlijkse moment zo belangrijk is. Daarnaast organiseren we een drietal keer per jaar bijeenkomsten met lotgenoten, voor zowel de kinderen als de ouders, en gebruiken we sociale media om hen als community bij elkaar te brengen.”
Angst en schuldgevoelens
Een andere uitdaging bij veel ouders is de constante angst. “Heel wat ouders slapen erg slecht eens de diagnose er is. Ze zetten hun wekker om geen alarm te missen of horen alarmen terwijl die er niet zijn. De mentale last voor ouders is dan ook groot”, aldus Lindsay. “Velen kampen met schuldgevoelens, omdat ze denken dat zij de diagnose veroorzaakten. Ons werk draait dus voor een groot deel rond het geruststellen van de ouders en het informeren van alle betrokkenen. Hoe beter iedereen op de hoogte is, hoe beter ze onderling kunnen afstemmen. Daar heeft iedereen baat bij.”
Lindsay benadert elk kind zo holistisch mogelijk. “Dat reikt verder dan louter diabetes. Als er een vermoeden van een ontwikkelingsproblematiek is bijvoorbeeld, dan zoeken we met de ouders naar de juiste hulp. We streven naar een hoge levenskwaliteit voor iedereen: het kind of de jongere, de familie, de vrienden en de school. We merken trouwens dat gezinnen bij wie het kind op jongere leeftijd de diagnose kreeg, relatief gemakkelijk door de tienerjaren komen. Het kind wordt ouder en zelfstandiger. Tieners die een diagnose krijgen, verzetten zich doorgaans meer. Toch zien we in het algemeen dat de meeste gezinnen na verloop van tijd hun weg hierin vinden. Dat we altijd bereikbaar zijn voor hen vormt een bijkomende geruststelling, ongeacht hoe lang iemand al patiënt is.”
Apotheker als belangrijke schakel in netwerk rond personen met diabetes
Net als artsen, (thuis)verpleegkundigen, diëtisten, psychologen en endocrinologen spelen ook apothekers een belangrijke rol in de zorg voor personen met diabetes. De taken die ze opnemen, reiken zelfs een pak verder dan hun kernopdracht. Volgens apotheker David Vergucht, oprichter van apotheek Vidafar in Nevele, liggen op het vlak van preventie en een multidisciplinaire aanpak nog heel veel kansen voor het rapen.
Een van de kerntaken van apothekers is zorgvragers voorzien van de juiste medicatie, al dan niet op voorschrift, en hen daarover informeren. Waarvoor dienen bepaalde medicijnen? Hoe neem je ze correct in? Wat zijn mogelijke neveneffecten? Voor personen met diabetes is extra aandacht nodig op het vlak van regelmaat en therapietrouw. “Diabetes vraagt een heel persoonlijke behandeling op verschillende niveaus”, vertelt apotheker David Vergucht. “Dat vergt een uitgekiend medicatieschema dat nauwkeurig opgevolgd moet worden. Hiervoor doe je een beroep op je apotheker. We nemen uitgebreid de tijd om zorgvragers te informeren over welke medicijnen ze allemaal moeten nemen, wanneer en waarom. Daarnaast leggen we uit hoe bepaalde symptomen zich uiten onder invloed van hun medicijnen of wat de nevenwerkingen zijn volgens hun specifieke medicatiecocktail. Want dat verschilt per medicijn en per persoon.”
Naast medicijnen kan je bij de apotheker terecht voor verzorgingsmaterialen. Denk aan glucosemeters of wondverzorgingsoplossingen. “Ook hier geven we niet gewoon de producten mee. We zetten alle instellingen goed en oefenen samen met de zorgvrager in hoe ze de materialen gebruiken. Zo hebben we meer zekerheid dat er juist geprikt en gemeten wordt. Daarnaast bieden we allerhande accessoires aan die het dagelijkse gebruik van insulinepompen en sensoren comfortabeler maken.”
Intense vertrouwensband
Personen met diabetes komen vaker bij hun huisapotheker over de vloer dan de doorsnee zorgvrager. Dat leidt tot diepere gesprekken en een wederzijds vertrouwen. David: “Patiënten die we regelmatig zien, leren we steeds beter kennen. We hebben het bijvoorbeeld over beweging en gezonde voeding, gewichtsbeheersing of over specifieke ongemakken die de persoon ervaart. Dat zijn vaak geen nieuwe zaken, want ook hun arts, specialist of verpleegkundige neemt dit op. Toch zijn we als apotheker opgeleid om zulke informatie op een eenvoudige manier mee te geven en te vertalen naar de praktijk. Bovendien maakt herhaling dat de informatie beter blijft hangen.”
Signalen capteren
Volgens David liggen er evenwel nog mooie kansen voor het rapen op het vlak van een multidisciplinaire samenwerking. “We mogen elkaar absoluut niet zien als concurrenten, maar als partners. Door samen te werken creëren we een ondersteunend netwerk voor de zorgvrager. Ook wij capteren signalen, het lijkt me in sommige cases relevant om als huisapotheker mee rond de tafel te zitten bij een multidisciplinair overleg. Hoe sterker dat netwerk, hoe beter we de persoon met diabetes kunnen opvangen.”
Op de foto van links naar rechts: Apr. David Vergucht, Apr. Ciska Neyt, Apr. Efimia De Wachter en Apr. Silke Van Steenkiste.