Referentiekader rond vrijheidsberovende maatregelen biedt uniforme houvast

Voor het toepassen van vrijheidsberovende maatregelen in de residentiële geestelijke gezondheidszorg en in de brede jeugdhulp zijn multidisciplinaire richtlijnen uitgewerkt. Wetenschappelijk onderbouwd en getoetst aan good practices uit het werkveld bieden deze richtlijnen een uniform referentiekader in Vlaanderen. Toch is de implementatie ervan niet overal voor de hand liggend en zijn bepaalde nuances nodig om ze op korte termijn haalbaar te realiseren.

In 2020-2021 liet de Vlaamse overheid door het Steunpunt Welzijn Volksgezondheid & Gezin (SWVG) twee multidisciplinaire richtlijnen ontwikkelen over het toepassen van vrijheidsberovende maatregelen (VBM) in de residentiële geestelijke gezondheidszorg enerzijds en in de brede jeugdhulp anderzijds (kinderpsychiatrie, VAPH-instellingen, jongerenwelzijn, …). Deze richtlijnen zijn uitgewerkt op basis van literatuuronderzoek, buitenlandse richtlijnen, de mensenrechten en de evidentie rond het uitvoeren van dergelijke maatregelen in de praktijk. Het SWVG wou de multidisciplinaire richtlijnen juridisch onderbouwen en vond hiervoor een basis bij de mensenrechten, waardoor deze vrij uniek zijn.

“Uit die richtlijnen is gebleken dat het werkveld meer ondersteuning en bijkomende kaders nodig heeft om ze correct te kunnen implementeren. Daarom richtte het voormalige Agentschap Zorg en Gezondheid, nu het Departement Zorg, een kwaliteitstafel op met alle stakeholders. Hierin waren zowel onderzoekers als het werkveld betrokken, waaronder psychologen, psychiaters, NETWERK VERPLEEGKUNDE, Zorgnet-Icuro, het Vlaams Welzijnsverbond en patiëntenvertegenwoordigers”, vertelt Kris Vaneerdewegh, hoofd nursing in het OPZC Rekem en lid van de werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg.

Nieuwe multidisciplinaire richtlijnen

Vanuit de kwaliteitstafel is een referentiekader rond vrijheidsberovende maatregelen opgesteld en zijn zo’n 430.000 euro aan financiële middelen vrijgemaakt om organisaties te ondersteunen bij de implementatie van deze multidisciplinaire richtlijnen. “Er is een projectplan uitgewerkt tot 2025 om allerlei ondersteuningsvormen te ontwikkelen voor het werkveld. Een eerste stap is het opzetten van een informatieve website waar alle organisaties toegang toe krijgen. De site wordt in september gelanceerd”, gaat Kris verder. “Daarnaast is gebleken dat de registratie van het toepassen van VBM vandaag heel verschillend gebeurt. Bijvoorbeeld, in de psychiatrische ziekenhuizen gaat men hier meer gestructureerd mee om, in de bijzondere jeugdzorg minder. Een goede registratie is nodig om te weten wanneer en hoe lang iemand vrijheidsberovende maatregelen krijgt toegepast, op welke manier dat gebeurt, … Een werkgroep is nu aan de slag om die registraties te uniformiseren, zodat er ook rapportering mogelijk is op Vlaams niveau. Tot slot voorziet de Vlaamse regering middelen om de infrastructuur aan te passen in de voorzieningen. Dit gebeurde enkele jaren geleden al voor de kinder- en jongerenpsychiatrie, en wordt nu opengetrokken naar de volwassenenpsychiatrie en de VAPH-instellingen. Denk aan comfortrooms inrichten of andere zaken opzetten zodat geen vrijheidsberovende maatregelen nodig zijn.”

Haalbare implementatie

Het referentiekader dat in het verleden gebruikt werd, was gebaseerd op afspraken en inschattingen. Nu wordt dat kader aangepast op basis van de multidisciplinaire richtlijnen. Kris: “Het werkveld heeft dit met veel enthousiasme onthaald. Het is positief dat er onderzoek gebeurd is, dat de richtlijnen wetenschappelijk onderbouwd zijn en dat de overheid hiervoor zoveel middelen vrijmaakt. Toch is enige voorzichtigheid nodig. Een aantal elementen zijn moeilijk om te zetten in de praktijk omdat het ondersteunende kader nog niet aanwezig is: namelijk de juiste infrastructuur en voldoende personeel. Bijvoorbeeld, in het voorstel staat dat om het kwartier live toezicht moet gebeuren, dus niet via een camera. Dat is een goed idee, maar niet haalbaar door de personeelsbezetting. Een ander voorbeeld is dat we bij afzondering een second opinion moeten vragen na vier uur. Een instelling moet dit 24 op 7 kunnen organiseren. Op weekdagen is dat overdag geen probleem, maar organisatorisch is het bijzonder moeilijk om dit ook ’s nachts en tijdens het weekend te garanderen.”

Groeiproces

De knelpunten zijn nu uit de multidisciplinaire richtlijnen gehaald en een ontwerp ligt klaar ter goedkeuring. Verwacht wordt dat dit eind 2023 gefinaliseerd wordt. Het belang van de multidisciplinaire richtlijnen is volgens Kris niet te onderschatten: “Voor de overheid is het referentiekader het middel om inspecties uit te voeren. Het is logisch dat instellingen niet van vandaag op morgen alle nodige aanpassingen kunnen doen. Daarom is het zinvol de elementen die nu moeilijk implementeerbaar zijn, in de kwaliteitstafel op te nemen om die in de toekomst verder uit te werken en op te volgen. Dit is absoluut noodzakelijk om een uniforme aanpak uit te werken voor alle instellingen die vrijheidsberovende maatregelen toepassen. Dat alternatieven zijn voorgesteld voor die knelpunten is een goede zaak. We hebben het dus niet gewoon geschrapt, maar eerder haalbaar omschreven. Qua live toezicht houden we het voorlopig op toezicht om het half uur, zoals vandaag geldt. Voor de second opinion is het voorstel dat binnen 24 uren een intercollegiale afdelingsoverschrijdende toetsing gebeurt. Het is een groeiscenario om tot een volgende stap te komen. In oktober komt de kwaliteitstafel terug samen en tekenen we de verdere stappen uit.”


Memorandum Staten-Generaal Geestelijke Gezondheid legt dringende nood aan actie bloot

De Staten-Generaal Geestelijke Gezondheid (SGGG) bestaat al sinds 2019 en komt tweejaarlijks samen. Door covid nam de aandacht voor GGZ bij bevolking en overheid toe. De SGGG wil een forum zijn van personen met een psychische kwetsbaarheid, ervaringsdeskundigen, hun familieleden, zorgverleners, leden van zorgorganisaties, academici, vertegenwoordigers van beroepsorganisaties en zorgkoepels. Het doel: een beetje GGZ met de patiënt centraal door de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te verhogen. Op 9 juni 2023 verscheen hun memorandum met vijftien concrete aanbevelingen voor het beleid.

Bijna een op vijf Belgen[1] kampt met ernstige psychische problemen zoals een depressie, angststoornis, alcohol- of drugsverslaving. Zo’n zes Belgen per dag[2] gaan over tot zelfdoding. Neuro-psychiatrische aandoeningen zijn verantwoordelijk voor 21 procent van alle verloren jaren van ziekte en verloren jaren door vroegtijdig overlijden. Voor kanker gaat het om 19 procent[3]. De financiële impact van psychische problemen op onze maatschappij is bovendien ontzettend hoog. Uit cijfers van de OESO blijkt dat het voor België om zo’n 20,7 miljard euro[4] gaat. Dit wordt besteed aan uitkeringen, verminderde productiviteit en afwezigheid op het werk. Investeren in geestelijke gezondheidszorg is dus hoognodig. Nochtans beloofde de overheid in 2020 dat het tegen 2030 12 procent van het federale gezondheidszorgbudget zou wijden aan geestelijke gezondheidszorg.

Geestelijke gezondheidszorg staat hoog op de agenda van heel wat beleidsmakers, maar het is tijd voor actie en voor extra financiën die de zorgkwaliteit versterken. Er zijn de voorbije jaren wel initiatieven geweest. Zo lanceerde Vlaanderen campagnes om psychische problemen bespreekbaar te maken en maakt de federale overheid 150 miljoen euro per jaar vrij om psychologen en orthopedagogen in de eerste lijn te ondersteunen. Toch blijven de wachtlijsten groeien en is een algemene, wetenschappelijk onderbouwde visie die een groter, beter, toegankelijker en rechtvaardiger aanbod uitbouwt er niet. Samenwerking is daarin cruciaal, als we aan alle hulpvragen binnen de GGZ tegemoet willen komen. Zo blijven de pijnpunten die de SGGG bij haar oprichting naar voor schoof nog steeds gelden. De financiering vandaag heeft een omgekeerd effect, want arm maakt ziek en ziek maakt arm. Ook de transitie van jeugd- naar volwassenenzorg en van volwassenen- naar ouderenzorg schiet tekort. In afwachting van de derde bijeenkomst van SGGG op 8 februari 2024 publiceerde de organisatie daarom een memorandum met concrete aanbevelingen voor het beleid.

Extra capaciteit en toegankelijkheid

Het memorandum biedt vijftien onderbouwde actiepunten met voorop een uitgebreidere capaciteit en bredere toegankelijkheid voor de GGZ. De wachtlijsten worden steeds langer, ook al ontbreekt recente data. Uit cijfers van 2017[5] blijkt dat 44 procent van de zorgvragers meer dan een maand moest wachten voor een eerste contact met een hulpverlener in de GGZ. Ouderen moesten toen algemeen gezien minder lang wachten dan kinderen, tieners en mensen met een psychische kwetsbaarheid. Om dit probleem aan te pakken zijn meer eerstelijnsopvang, psychologen en  psychiaters nodig, maar ook betere diagnoses, indicatiestellingen, minder lappendeken en een betere organisatie en samenwerking van alle actoren binnen de somatische, psychologische en sociale hulpverlening.

Daarnaast moet het GGZ-aanbod ook efficiënter georganiseerd worden, op basis van de noden van de zorgvragers. Tijdige, minder dure zorg voor meer mensen verhoogt de levenskwaliteit aanzienlijk, beïnvloedt meteen ook de wachttijden en het gebruik van psychofarmaceutische middelen en reduceert het aantal arbeidsongeschikten en -uitkeringen. De SGGG roept het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) dan ook op een methode te ontwikkelen die population mental healthcare omzet in de Belgische context.

Van preventie tot geïntegreerde zorg

Preventie is in alle gezondheidszorgdomeinen noodzakelijk, dat is voor GGZ niet anders. Zelfzorg, lotgenotenorganisaties of peer-to-peerinitiatieven vinden plaats op het niveau van de nulde lijn, maar ontvangen momenteel weinig ondersteuning. Die moet er absoluut komen, net zoals de ondersteuning voor de eerste lijn. Een van die initiatieven zijn de Kruispunten, die eerste hulp bieden bij psychische problemen. Ze begeleiden zorgvragers snel naar de juiste plek door een goede indicatiestelling. Al moet hier nog een wetenschappelijk onderbouwde tool voor ontwikkeld worden.

Ook binnen de GGZ is geïntegreerde zorg nodig, met een ontschotting van zorg waarbij alle aspecten aangepakt worden in een globaal zorgplan. Zo worden heel wat ernstige psychiatrische aandoeningen doeltreffender aangepakt en een vroegtijdig overlijden vermeden. Hand in hand daarmee gaat het vermijden van chronisch zieken die in stilte psychisch lijden omdat er enkel naar de fysieke aspecten van hun ziekte gekeken wordt. Ook mensen in armoede met lichamelijke, psychosociale of psychische problemen mogen niet vergeten worden. Voor hen moet het vervangingsinkomen de armoedegrens overschrijden. België scoort op dat vlak bijzonder slecht in vergelijking met andere Europese landen.

Ruimte voor opleiding en onderzoek

De vermaatschappelijking van zorg is een goede zaak, vindt de SGGG. Al schuift dit ook nieuwe problemen naar voor. Het heeft ertoe geleid dat de residentiële en semi-residentiële zorgpopulatie een grotere zorgzwaarte vertoont, zonder extra personeel. Daarnaast komt een deel van de ‘vermaatschappelijkte’ patiënten terecht in daklozenopvang, een algemeen ziekenhuis of een gevangenis waar specifieke GGZ-expertise ontbreekt. Algemeen genomen is bovendien een schrijnend tekort aan personeel met die kennis en feeling voor geestelijke gezondheidsproblemen. Meer opleidingsplaatsen creëren voor GGZ en het onderdeel GGZ breder aan bod laten komen in alle zorgopleidingen kunnen dit probleem oplossen. Door te investeren in die deskundigheid en kennis, is medicatie misschien niet langer een eerste keuze bij hulpverlening. Want nog te veel mensen gebruiken psychofarmaca en niet-medicamenteuze behandelingen zijn moeilijk toegankelijk. Het is logisch dat een arts kiest voor pillen, wanneer wachtlijsten bij een psycholoog oplopen. Daarnaast moeten psychofarmaca ook beter terugbetaald worden voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen.

Niet alleen geestelijke gezondheidszorg hinkt achterop, ook het onderzoek en studiewerk ondervindt haperingen. Een manier om wachttijden systematisch te registeren vraagt heel wat denkwerk. Nochtans kan dit rechtstreeks aantonen hoe impactvol een beslissing van het beleid is. Daarnaast zijn ook epidemiologische data nodig en cijfers over het zorggebruik. Zo groeien we toe naar population mental health.

Meer erkenning nodig

Mensen met een psychische kwetsbaarheid worden nog te vaak gediscrimineerd. Onder meer door verzekeringsmaatschappijen, maar ook de kost van een psychiatrische opname is niet inbegrepen in de maximumfactuur en vallen mensen met psychische problemen niet onder het statuut van chronisch zieken. Bovendien wordt de expertise van ervaringsdeskundigen en hun familie niet erkend. Een duidelijk kader voor hun unieke inzichten die de kwaliteit van GGZ bevorderen in de nulde, eerste, tweede en derde lijn is nodig.

Tot slot roept de SGGG op om met alle stakeholders samen de GGZ van de toekomst uit te bouwen. De versnipperde en gedeelde bevoegdheden in ons land zijn een hindernis om zorg efficiënt en kwalitatief te organiseren.

Alle informatie en bronmateriaal vind je terug via statengeneraalggz.be.

[1] https://www.healthybelgium.be/en/health-status/mental-health/anxiety-and-depression

[2] https://www.healthybelgium.be/en/health-system-performance-assessment/specific-domains/mental-health#MH-1 en https://www.zelfmoord1813.be/feiten-en-cijfers/cijfers-over-su%C3%AFcide-en-su%C3%AFcidepogingen/su%C3%AFcides-in-vlaanderen

[3] https://www.healthybelgium.be/en/health-status/burden-of-disease/disability-adjusted-life-years, https://www.healthybelgium.be/en/health-status/burden-of-disease/years-lived-with-disability en https://www.healthybelgium.be/en/health-status/burden-of-disease/years-of-life-lost

[4] https://www.oecd.org/health/mental-health-problems-costing-europe-heavily.htm

[5] https://www.healthybelgium.be/en/health-system-performance-assessment/specific-domains/mental-health#MH-3


Expertise rond geestelijke gezondheid noodzakelijk voor optimale eerstelijnszorg

Binnen de eerste lijn is de nood aan ondersteuning op het vlak van geestelijke gezondheidszorg groot. Thuisverpleegkundigen spelen hierbij een belangrijke rol. Ze staan in nauw contact met de zorgvragers en kunnen snel signalen opvangen. Door referentieverpleegkundigen in te zetten en de samenwerking met de GGZ-partners te verbeteren, wil het Wit-Gele Kruis hun medewerkers de nodige tools geven om de stap naar de juiste zorg te vergemakkelijken.

In België neemt het aantal mensen met psychosociale problemen toe. Ook in de eerste lijn is deze evolutie merkbaar, waardoor thuisverpleegkundigen steeds vaker geconfronteerd worden met bijkomende zorgvragen van hun patiënten. Om hierop een antwoord te bieden, bouwt het Wit-Gele Kruis diverse initiatieven uit binnen de eigen organisatie en zet het sterk in op een goede samenwerking met de verschillende partners binnen de geestelijke gezondheidszorg. Zo heeft elke provincie in het Wit-Gele Kruis een referentiedomein GGZ opgezet, waarbinnen referentieverpleegkundigen aan de slag zijn.

“In de eerste lijn merken we de laatste jaren meer complexe zorgsituaties op, onder meer door de afbouw van het aantal bedden in de residentiële GGZ en de opstart van de mobiele teams. Daardoor is meer aandacht nodig voor de psychosociale problemen van onze patiënten in hun thuiscontext, bij wie we wondzorg, toiletzorg of medicatie toedienen. We moeten in die thuiscontext oog hebben voor wat leeft bij de patiënt en meer aanbieden dan enkel somatische zorg”, zegt Ilse Vandepoel, stafmedewerker zorgkwaliteit met expertise in geestelijke gezondheidszorg en dementie voor het Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant.

Referentieverpleegkundigen

Binnen het Wit-Gele Kruis ondersteunen referentieverpleegkundigen GGZ de brede groep thuisverpleegkundigen. Zo nemen referentieverpleegkundigen deel aan huisbezoeken bij patiënten waar het minder goed gaat, kijken ze wat er aan de hand is en vooral wat nodig is. Ze geven zelf geen therapie en starten geen begeleidingstraject op, maar trachten met het GGZ-netwerk de patiënt zo goed mogelijk te omringen. Daarnaast verhogen referentieverpleegkundigen de deskundigheid van thuisverpleegkundigen om met moeilijke situaties om te gaan. Denk aan agressief of verward gedrag bij een specifieke pathologie.

Thuisverpleegkundigen hebben het voorrecht om bij patiënten te komen waar andere zorgverleners niet altijd toegang toe krijgen. Ze bouwen een vertrouwensrelatie op en proberen zo de brug te slaan naar psychosociale ondersteuning. Ilse: “De geestelijke gezondheidszorg is een complexe omgeving, zeker voor meer kwetsbare patiënten. Wij willen dat contact vergemakkelijken en onze patiënten sneller bij de juiste zorgverlener krijgen. Om dit te realiseren hebben het GGZ-netwerk en de eerstelijnspartners sterk geïnvesteerd in elkaar beter te leren kennen. Daardoor is de drempel tussen beide lager en slagen we erin onze patiënten tijdig door te verwijzen. De combinatie van het mogen aanwezig zijn bij de patiënt, onze eigen kennis over geestelijke gezondheidszorg en de expertise vanuit het GGZ-netwerk is bijzonder krachtig en leverde al mooie resultaten op.”

Wisselwerking tussen partners

Naast de inzet van het Wit-Gele Kruis beweegt ook heel wat op samenwerkingsniveau tussen de eerstelijnspartners en het GGZ-netwerk. “Er lopen verschillende initiatieven om de wisselwerking en het contact te bevorderen met als doel onze kwaliteit van zorg te handhaven: de deskundigheidsbevordering vanuit de ELP-conventie (eerstelijnspsychologen), lerende netwerken, netwerkevents en shared care-samenwerkingen”, gaat Ilse verder. “Vanuit de ELP-conventie kregen de eerstelijnspsychologen de opdracht om de deskundigheid binnen de eerste lijn te verhogen. Ook bij de mobiele teams kunnen we hiervoor terecht. Thuisverpleegkundigen komen sneller bij patiënten met een klein netwerk of in een complexe zorgsituatie, maar hebben niet altijd de nodige kennis om met bepaalde pathologieën of situaties om te gaan. In onze provincie organiseren we hierover verschillende overlegmomenten tussen de eerste lijn en de GGZ-partners. Zo willen we de expertise van de mobiele teams en eerstelijnspsychologen aanwenden om specifieke casussen beter aan te pakken.”

Een ander voorbeeld zijn de lerende netwerken opgezet binnen een gemeente of stad, zoals het lerend netwerk Diletti in Leuven, waarbij leden van GGZ- en eerstelijnsorganisaties samenkomen om dossiers te bespreken en van elkaar te leren wat ze in bepaalde situaties kunnen doen. “Daarnaast bestaan er ook netwerkevents. Dit zijn leermomenten met workshops die een bepaald onderwerp uitlichten, bijvoorbeeld rond zorgcontinuïteit voor suïcidale personen. Een partner krijgt zo de kans zijn expertise in de kijker te zetten en te delen met de andere partners.”

Gedeelde zorg vergemakkelijken

Tot slot werken de betrokken partners ook op individueel niveau anders samen. Ilse: “Het is gebruikelijk dat een aanmelding voor een patiënt via een huisarts verloopt. Die werkwijze heeft uiteraard ook onze voorkeur, maar sommige van onze patiënten willen geen huisarts. Daarom zijn we via shared care-protocollen overeengekomen dat de referentieverpleegkundigen in onze regio ook aanmeldingen mogen doen. Voor ons is dat een luxe. Op basis van onze aanmelding bekijken de mobiele teams wat de vraag is, wie kan helpen en wie we het best contacteren. Zo hebben we niet alleen het vertrouwen dat onze casus ter harte genomen wordt, maar komen we ook veel sneller bij de juiste zorgverlener terecht. Dat is van onschatbare waarde. Vanuit onze organisatie engageren wij ons om onze thuisverpleegkundigen op te leiden in signaaldetectie en leren ze hoe een gesprek aan te gaan met een patiënt. We dragen een enorme verantwoordelijkheid naar mensen die heel kwetsbaar zijn en willen dan ook alles in het werk stellen om die verantwoordelijkheid goed op te nemen.”

Wie is Ilse Vandepoel?

  • studeerde verpleegkunde, master in de verpleegkunde en de vroedkunde, en master in het management en het beleid van de gezondheidszorg
  • werkte tien jaar in de GGZ: eerst op de eenheid voor psychiatrische spoedinterventie in het UZ Leuven, vervolgens als liaisonverpleegkundige op de geriatrische afdelingen van het UZ Leuven
  • werkt als onderzoeker, lector verpleegkunde en domeinverantwoordelijke GGZ aan de Hogeschool UCLL sinds 2012


Goed wonen is een basisrecht, ook voor mensen met een psychische kwetsbaarheid

In Zoersel wonen sinds maart 2023 zestien mensen met een psychische kwetsbaarheid in nieuwe studio’s. Deze maken deel uit van een nieuw woonproject binnen GGZ Bethanië, een zorgvoorziening van de vzw Emmaüs, om zo zelfstandig mogelijk het leven opnieuw op te nemen na een lange opname. Met deze nieuwe woonvorm wil de vzw een steentje bijdragen om tegemoet te komen aan de grote woonnood voor mensen die kampen met een psychosociale problematiek. “Wonen is een basisbehoefte”, benadrukt onderzoeker Jürgen Magerman.

De bestaande groepswoningen van beschut wonen De Sprong in Zoersel waren aan vernieuwing toe. Er is al enkele jaren een duidelijke verschuiving merkbaar in de vraag naar meer individuele studio’s in plaats van groepswoningen. Daarom besloot vzw Emmaüs de oude gebouwen af te breken en opnieuw op te bouwen als individuele studio’s. Bovenop deze woonvorm van beschut wonen werden nog zestien extra woongelegenheden bijgebouwd onder de noemer betaalbaar wonen. Hiermee voorziet vzw Emmaüs in een bijkomende schakel in het zorgcontinuüm van GGZ Bethanië. De zestien studio’s in dit woonproject worden verhuurd met een regulier huurcontract, net zoals op de private huurmarkt. In tegenstelling tot beschut wonen is een begeleidingscontract hier geen verplicht selectiecriterium. Annelies Van de Mierop, woondeskundige bij GGZ Bethanië licht toe: “Als sociaal geëngageerde verhuurder proberen we de weegschaal in balans te houden tussen enerzijds de kwetsbaarheden van de huurder en anderzijds de plichten als huurder. Dit evenwicht zoeken vraagt vooral tijd om op maat van de huurder te communiceren, met een respectvolle, geduldige houding en de wil om creatief mee na te denken. Naast betaalbaarheid, zelfstandigheid en inzet op ontmoeting, zijn deze essentieel op het vlak van wonen.”

Grote vraag botst op te beperkt aanbod

GGZ Bethanië heeft 621 plaatsen en bedden. In 2022 vingen ze 2.273 patiënten op. Meer dan honderd van hen staan tijdens hun behandeling gedomicilieerd op het ziekenhuis of hebben geen perspectief om door te stromen. Velen van hen zijn zoekende en/of wachtende op een juiste plek naar een woonzorgcentrum, PVT, IBW, VAPH-voorziening, de private of sociale woonmarkt. Annelies: “We realiseerden al mooie en waardevolle samenwerkingen met lokale besturen en woonmaatschappijen in onze regio. Maar het tekort aan betaalbare huisvesting is zo alomtegenwoordig, dat er veel meer nodig is dan dat. De impact van de huidige woningmarkt is namelijk overal voelbaar, niet enkel voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. Dat brengt met zich mee dat er veel strengere regels rond wonen gecreëerd en opgelegd worden en die staan haaks op het recht op wonen. Met ons woonproject willen we hierin het verschil maken en iemand vanuit een woonwens en woonnood een thuis geven, zonder al te veel extra opgelegde randvoorwaarden, eindtermijnen en uitsluitingscriteria. Die zijn er al voldoende. Het is een druppel op een hete plaat, maar wel een zeer betekenisvolle kans voor enkelen.”

Bestaanszekerheid is een basisbehoefte

Onderdak hebben leidt tot bestaanszekerheid. “Beschikken over een onderdak” staat onderaan in de piramide van Maslow als een basisvoorwaarde voor veiligheid en zelfontplooiing. Bijkomend vertonen mensen die in een onveilige omgeving resideren een significant hoger risico op het ontwikkelen van lichamelijke en/of psychische aandoeningen[1]. “Door de enorme huurcrisis komt de woonnood te vaak in het gedrang”, benadrukt Jürgen Magerman, onderzoeker bij het Equality Research Collective en lector bij HOGENT: “Mensen met een psychische kwetsbaarheid komen door de hoge prijzen of de strenge huurvereisten terecht in moeilijkere buurten of in woningen in een meer erbarmelijke staat. Onderzoek wijst uit dat zij te gemakkelijk in sociaal isolement terechtkomen en dat hulpverleners een essentiële rol kunnen vervullen om dit isolement te doorbreken. Het gaat hierbij dus om meer dan het aanbieden van een betaalbare en kwaliteitsvolle woonst. Om een zorgende gemeenschap te creëren is er dan ook een grote nood aan ondersteuning in de maatschappij van kwetsbare doelgroepen waar ook GGZ-patiënten toe behoren.”

Het belang van het inzetten van innovatieve methodieken zoals Kwartiermaken valt dan ook niet te miskennen. Kwartiermaken is een veilige, warme plek creëren voor kwetsbare personen binnen een buurt, zodanig dat ze succesvol kunnen deelnemen aan de samenleving. “Gespecialiseerde zorgprofessionals zoals wijkwerkers, maar ook hulpverleners uit mobiele teams bouwen een ondersteunend netwerk uit om zo de lokale community klaar te maken voor mensen met een psychische kwetsbaarheid”, zegt Jürgen. “Zulke trajecten zijn intensief, van lange duur en moeilijk te capteren in harde, te meten eindindicatoren maar leiden ertoe dat buurtbewoners elkaar beter leren kennen, begrijpen en ondersteunen. Er bestaan al projecten zoals Zorgzame Buurten, maar het is zeer belangrijk dat overheden meer middelen vrijmaken voor projecten die zich specifiek op kwetsbare groepen richten.”

[1] Anda RF, Felitti FJ, Bremner MD, Walker JD, Whitfield C, Perry BD, Dube SR, & Giles WH (2006). The enduring effects of abuse and related adverse experiences in childhood. European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience. 256(3) 174-186.


“Het denkkader voor verpleegkunde in de geestelijke gezondheidszorg is anders dan voor algemene verpleegkunde”

Generieke basisopleiding verpleegkunde heeft voor- en nadelen

Een generieke basisopleiding verpleegkunde levert multi-inzetbare personeelsleden. Sinds de hervorming naar de vierjarige bachelor en daardoor het schrappen van de specifieke opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige is het aanwerven van pas afgestudeerde verpleegkundigen met de nodige psychotherapeutische kennis en vaardigheden een uitdaging, stelt prof. dr. Sofie Verhaeghe van de Universiteit Gent: “Verpleegkundigen hebben een veelzijdig beroep met een grote verantwoordelijkheid en praktijkgerichtheid. De visies en de theoretische kaders voor somatische zorg zijn echter niet volledig gelijklopend met die voor psychiatrische zorg, hier knelt het schoentje.” Hogeschool VIVES, Universiteit Gent en UZ Gent voeren een debat.

Sinds het academiejaar 2016-2017 duurt een professionele bacheloropleiding verpleegkunde vier jaar. In die generieke opleiding verpleegkunde zitten GGZ-thema’s verweven in de vernieuwde vakken. “Voor de steeds complexer wordende noden in de GGZ en wat daardoor van GGZ-verpleegkundigen verwacht wordt, is dat een nadeel”, vindt Hanne Vandewiele, verpleegkundig specialist psychiatrie in het UZ Gent en lid van de werkgroep GGZ van NETWERK VERPLEEGKUNDE. “In de praktijk starten net afgestudeerde bachelors met minder GGZ-handvaten. Door de vaak kortere GGZ-stages en een beperktere GGZ-context hanteren ze meer stereotiepe benaderingen van de doelgroep. We proberen hen inhouse bij te scholen, maar we merken dat we niet meteen kunnen verdiepen omdat we eerst de basiskennis en de vaardigheden die nodig zijn voor de psychiatrische verpleegkunde moeten bijschaven.”

Opleidingshoofd verpleegkunde aan de VIVES-hogeschool Heidi Schepers ziet het vanuit een onderwijsbril anders: “De leertijd voor basisverpleegkundigen is met een jaar verlengd. Binnen die tijd doorlopen onze studenten heel wat stages van minimum vijf weken. Dat doen we bewust om een representatief beeld mee te geven van wat afdelingen inhouden. In het derde jaar kunnen studenten kiezen voor een GGZ-stage en in het vierde zijn er langdurige stages, keuzevakken en de mogelijkheid om een bachelorproef te maken over psychische kwetsbaarheid. Studenten kunnen zo meer dan 40 studiepunten verzamelen binnen het domein GGZ.”

Verpleegkundige als belangrijkste instrument voor zorg

De vraag naar goed opgeleide verpleegkundigen in de GGZ is groot. Dat bevestigt ook prof. dr. Sofie Verhaeghe van de masteropleiding verpleegkunde en vroedkunde aan de Universiteit Gent: “De generieke basisopleiding vertrekt vaak vanuit de somatische klachten van patiënten. Het denkkader en de methodieken voor psychische kwetsbaarheden zijn anders. Voor lichamelijke klachten beschikt de verpleegkundige naast het relationele en interpersoonlijke over een waaier aan technische hulpmiddelen en interventies. In de GGZ zijn de psychotherapeutische kennis en vaardigheden van de verpleegkundige het belangrijkste instrument en die ontbreken in de basisopleiding verpleegkunde.”

Dat relationele en verpleegkundige vaardigheden bij GGZ anders liggen dan bij de somatische zorg is duidelijk. Al mag je volgens Heidi die verdeling niet zwart-wit benaderen. “Alle verpleegkundigen hebben baat bij een stevige basis relationele visie, in welke setting dan ook”, zegt ze. “Vroeger lag de focus in de eerste twee jaren op somatische zorg en kon je pas vanaf het derde jaar specifiek voor GGZ kiezen. Maar in deze vierjarige opleiding beginnen de leerlijnen rond relationele vaardigheden al vanaf het eerste jaar. Net omdat de opsplitsing tussen somatische zorg en psychosociale zorg in veel gevallen niet meer opgaat.”

Relationele vaardigheden zijn essentieel maar onvoldoende voor GGZ

Een generieke basis die vertrekt vanuit een doorgedreven bio-psychosociaal kader is zinvol, benadrukt Sofie: “Het brede perspectief biedt inzicht in verschillende klachten, pathologieën en strategieën. Het houdt verpleegkundigen wakker om verder te kijken. De comorbiditeit bij de huidige zorgvragers neemt steeds toe.” Dat vindt ook Hanne: “Als psychiatrisch verpleegkundige moeten we ons bewust zijn van lichamelijk lijden, maar omgekeerd moeten andere verpleegkundigen ook automatisch psychisch lijden in acht nemen. Ons gezondheidszorgsysteem is momenteel vrij opgesplitst georganiseerd voor GGZ en somatische zorg en als je weet dat een derde van de zorgvragers in het algemeen ziekenhuis bovenop hun somatische klachten ook kampen met psychische kwetsbaarheid, wordt GGZ onderbelicht in de opleiding. Door dat onevenwicht komt de optimale zorg voor patiënten te vaak in het gedrang. Zo merk ik dat de theoretische basiskennis en vaardigheden rond psychopathologie, psychofarmacologie, … verminderd zijn omdat er meer kennis moet verworven worden over ruimere, generieke domeinen en omdat de GGZ-specifieke kennis versnipperd aangeboden wordt waardoor de diepgang verloren gaat.”

Heidi ervaart dit anders: “Ik begeleid zelf stages in het vierde jaar en heb tot nu toe nog niet het signaal gekregen dat studenten onvoldoende opgeleid zijn. Ze krijgen vaardigheden mee rond motiverende gesprekstechnieken, suïcidepreventie en weerstandstrainingen. Ik beaam wel dat studenten niet opgeleid zijn binnen diverse specifieke therapeutische visies. Dat was vroeger in een specialisatiejaar wel breder.”

Evidencebased masteropleidingen in Vlaanderen

Om toch voldoende diepgang en expertise te bewaken binnen de geestelijke gezondheidszorg, biedt UGent een masteropleiding over GGZ aan. Iedereen die een bachelordiploma verpleegkunde behaalt, kan na een schakeljaar in deze masteropleiding tot verpleegkundig specialist GGZ instappen. Dit traject is gebaseerd op theoretische GGZ-denkkaders en visies, de actuele stand van de wetenschappelijke evidentie en fundamentele inbreng van expertise uit het werkveld. Sofie: “Masteropgeleide verpleegkundigen in de GGZ en verpleegkundig specialisten genereren, delen en vertalen wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk. Ze creëren op die manier onderbouwde innovatie over de organisatiegrenzen heen. Daardoor verduurzaam je kennis en vaardigheden binnen de geestelijke gezondheidszorg.”

Vormingsreeks GGZ in samenwerking met NETWERK VERPLEEGKUNDE en VIVES

NETWERK VERPLEEGKUNDE West-Vlaanderen voelde de noodzaak om vormingen in te richten over geestelijke gezondheidszorg. De afdeling klopte hiervoor aan bij Hogeschool VIVES die zowel een vierjarige bacheloropleiding verpleegkunde als een postgraduaat GGZ aanbiedt. Het resultaat zijn vier sessies die telkens een ander aspect van psychische kwetsbaarheden uitlichten.

Hogeschool VIVES organiseert in samenwerking met NETWERK VERPLEEGKUNDE West-Vlaanderen vier vormingen over geestelijke gezondheidszorg. De uitgebreide expertise van Christophe Casteleyn en Annelies Verkest, twee lectoren binnen de opleiding GGZ aan de hogeschool, speelt hierin een belangrijke rol. Christophe: “We zijn allebei zelf psychiatrisch verpleegkundigen met ruime praktijkervaring. Vanuit onze ervaring en voeling met het werkveld en in samenwerking met het Wit-Gele Kruis, het AZ Sint-Lucas en het psychiatrisch ziekenhuis Onzelievevrouw, geven we de vier opleidingsdagen vorm.”

Nood aan verdieping in het werkveld

De vier vormingen focussen telkens op een ander aspect van psychische kwetsbaarheid: depressie, verslaving, psychose gevoeligheid en suïcidaal lijden. Annelies licht toe: “In de opleidingen combineren we zowel relationele vaardigheden als basiscompetenties bij het werken met cliënten en hun context. Hoe bouw je bij voorbeeld een begeleiding uit? We spelen hierbij in op vragen uit het publiek en brengen de inhoud samen met de expertise van een ervaringsdeskundige. Deze persoon is een echte meerwaarde omdat we de theoretische inzichten direct kunnen linken met de praktijk en omgekeerd. We bereiden iedere sessie dan ook grondig voor zodat we elkaar mooi aanvullen. De vormingen gaan door op vier locaties in Brugge. Het publiek reageert alvast enthousiast en ook de werkgroep ziet veel potentieel en bekijkt om deze reeksen in de toekomst uit te breiden.”

Op 19 september gaat de vorming over psychose gevoeligheid door, op 23 oktober focust men op suïcidaal lijden. Meer info en inschrijvingen via NETWERK VERPLEEGKUNDE West-Vlaanderen.