Witboek: passie voor het verpleegkundig beroep

Aart Eliens heeft een passie voor verpleegkunde. In 1982 schreef hij het Zwartboek van de verpleging waarin hij de gevolgen van het tekort aan zorg- en verpleegkundigen aankaartte. Dit jaar maakte hij een Witboek om de negatieve berichtgeving over de zorg tegen te gaan. Zijn professionele doel is de positionering van de zorg- en verpleegkundige.

Al jaren signaleer ik dat er meestal negatief geschreven wordt over verpleegkundigen en zorgkundigen in de dagbladen. Eind 2021 besloot ik hier iets aan te doen door beroepstrots van verpleegkundigen en zorgkundigen in kaart te brengen, om bij te dragen aan een positief beroepsimago. Het idee was de beroepsbeoefenaren zelf aan het woord te laten over hun vak door hen vijf vragen voor te leggen. 1)Wat is mooi aan je vak en wat zijn de redenen waarom je als zorgmedewerker of student je vak met tevredenheid uitoefent? 2) Wat is de waarde van verplegen en verzorgen voor de zorgvrager? 3) Wat levert verplegen en verzorgen op voor de beroepsgroepen waarmee verplegend personeel samenwerkt? 4) Wat is de waarde van verplegen en verzorgen voor de samenleving? 5) Kan je in één woord aangeven wat voor jou de kern of het mooie van je vak is?

Eind december werd de lijst met de vijf vragen gemaild aan verpleegkundige adviesraden, mijn netwerk, zorgopleidingen en de verenigingen die aangesloten zijn bij de Nederlandse beroepsvereniging V&VN. De vragenlijst werd ook via Google verspreid.

De respons was overweldigend. Van vele kanten kreeg ik te horen dat het belangrijk is aandacht te vragen voor de mooie kanten van het vak. In maart werd de responstermijn beëindigd. Zo’n 1.162 helpenden, zorgkundigen, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten vulden de vragenlijst in. De respondenten komen uit alle sectoren van de gezondheidzorg. Ruim 25 procent van hen werkt in de thuiszorg, 20 procent van alle respondenten is student. De antwoorden werden gerubriceerd en de meest sprekende antwoorden (49 pagina’s) kregen een plek in het Witboek. Het Witboek is gratis te downloaden via aarteliens.nl.

Het Witboek bulkt van de beroepstrots. Uit de ruim 5.000 antwoorden wil ik jullie deze citaten niet achterhouden. Een respondent citeert een patiënt: “Jullie verpleegkundigen hebben mij in de zwaarste periode van mijn leven verzorgd. Jullie waren het licht in mijn ogen, jullie verschijning gaf mij rust. Ik heb een mond als de oceaan nodig om jullie steun te verwoorden, 100 maal mijn eigen mond kan geen woorden geven aan jullie inzet.” Of deze voorbeelden: “Verpleegkundigen zijn de smeerolie van de gezondheidszorg. Zij staan naast de cliënten, zijn laagdrempelig, gemakkelijk benaderbaar, zij maken de vertaalslag van de medische wereld en taal naar het alledaagse leven.”, “Als verpleegkundig specialist heb je de tools en mogelijkheid de patiënt echt in zijn geheel te behandelen. Je hebt oog op de totale gezondheid en krijgt de ruimte om hier de aandacht die de patiënt nodig heeft aan te besteden.”, “Zonder verplegen en verzorgen stort de samenleving in. Kijk naar de coronacrisis, de samenleving moet op slot, doordat er te weinig ruimte is in de zorg!”

In 1982 schreef ik een Zwartboek waarin de gevolgen van het tekort aan zorgkundigen en verpleegkundigen opgesomd werden. Alle grote Nederlandse dagbladen schreven er over. Nu gaat dat helaas anders. Alleen het dagblad Het Parool, wijdde een bericht aan het verschijnen van het Witboek. Het argument dat ik steeds hoorde om er niets over te schrijven was: Goed nieuws is geen nieuws. Blijkbaar voelen de dagbladen de maatschappelijke verantwoordelijkheid niet om via het plaatsen van mooie teksten over het beroep van zorgkundige en verpleegkundige, bij te dragen aan een positief imago en hiermee de aantrekkingskracht van deze beroepen te bevorderen. Laat ons dus via deze wijze het goede nieuws wel verspreiden.


Juridische vragen en antwoorden #9 – 2022

Wat zijn de diplomavereisten om te functioneren als hoofdverpleegkundige?

“Wat zijn de diplomavereisten om te functioneren als hoofdverpleegkundige? Mogen bijvoorbeeld kinesitherapeuten hoofd zijn van een verpleegafdeling en mogen graduaatverpleegkundigen dit ook, mits een kaderopleiding?”

Antwoord:

In de ziekenhuizen worden de criteria voor diensten of functies erkend onder een kenletter (C, D, U, …) vastgelegd in het K.B. 23.10.1964 met de erkenningsnormen voor de ziekenhuizen. Dit bepaalt dat er per verpleegafdeling één hoofdverpleegkundige wordt aangeduid. De hoofdverpleegkundige is een gegradueerde verpleegkundige of vroedvrouw of een bachelor in de verpleegkunde of de vroedkunde, die bovendien een bijkomende kaderopleiding in de verpleegkunde, of een bijkomende opleiding van universitair niveau, master in de verpleegkunde en de vroedkunde, master in het management en beleid van gezondheidszorg of master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering heeft gevolgd. Deze scholing dient betrekking te hebben op het geven van leiding aan een verpleegkundige equipe.

Voor diensten of functies die geen verpleegeenheid zijn, geldt de verplichting niet. Opdracht en toezicht voor verpleegkundige handelingen kan enkel gebeuren door verpleegkundigen, zoals bepaald in de wet Uitoefening Gezondheidszorgen van 10 mei 2015, art. 46 §1,1°. Het K.B. dateert van voor de hervorming van de verpleegstudies. Volgens de tekst komen alle ‘gegradueerde verpleegkundigen’ in aanmerking, na het volgen van een kaderopleiding.

Voor de woonzorgcentra geldt de Vlaamse bepaling dat de eerste verantwoordelijke een hoofdverpleegkundige moet zijn, maar dat de volgende ‘eenheden’ mogen geleid worden door een persoon met minstens een bachelordiploma in de zorg of sociale richting.

Kan het toezicht op de voorbereiding van te steriliseren materialen en het sterilisatieproces gedelegeerd worden aan een niet-verpleegkundige?

“Wat is de concrete inhoud van het toezicht op de voorbereiding van te steriliseren materialen en op het sterilisatieproces, cf. K.B. 18.06.1990.
Houdt dit in dat de verpleegkundige aanwezig is op de dienst en deze akte niet delegeert aan een derde die geen verpleegkundige is?”

Antwoord:

Het toezicht op de voorbereiding en de sterilisatie is een verpleegkundige handeling die inderdaad niet kan gedelegeerd worden aan niet-verpleegkundigen (of niet-artsen).

Er bestaat geen wettelijke definitie van ‘toezicht’. Toezicht betekent evenwel niet ‘aanwezigheid’. Er is geen verplichting dat de persoon die toezicht houdt, permanent aanwezig is bij de uitvoering van taken.

De algemeen aanvaarde definitie van ‘toezicht’ is dat de persoon die toezicht houdt een redelijke controle doet van de opleiding en competentie van de medewerkers, dat hij/zij regelmatig het werk controleert en aanwezig is voor begeleiding, beschikbaar voor vragen en uitleg, en oproepbaar bij problemen.


Op weg naar duidelijke richtlijnen voor bekwame helpers

De bekwame helper is iedere begeleider of coördinator die een basisvorming verpleegkundige handelingen volgde en aan wie de verpleegkundige enkele handelingen delegeert. Deze taken neemt de bekwame helper vrijwilliger op zich en bij twijfel of onduidelijkheid wordt meteen de hulp van een verpleegkundige of arts ingeroepen. Recent werden door de bevoegde ministers stappen gezet om deze positie wettelijk te verankeren. Iets waar de SOM, Katholiek Onderwijs Vlaanderen, VVSG, NETWERK VERPLEEGKUNDE en het Vlaams Welzijnsverbond zeer blij mee zijn.

Voor heel wat organisaties, scholen of voorzieningen is zorg verlenen niet hun belangrijkste taak. Toch gebeuren heel wat gezondheidszorgen bij voorkeur of uit noodzaak door hun medewerkers: de bekwame helpers. Dit begrip verscheen voor het eerst in 2017, naar aanleiding van de hervorming van de wet of de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. ‘Bekwaam’ geeft meteen aan dat de personen in kwestie geen zorgprofessionals zijn, wel dat ze opgeleid zijn om bepaalde handelingen op een  kwalitatieve manier uit te voeren. Met ‘helper’ wordt duidelijk gemaakt dat het om iemand is die de zorgverlener bijstaat en niet vervangt.

Het wetsontwerp dat vandaag op tafel ligt om de positie van bekwame helper te verduidelijken kan op bijval rekenen. Ook bij NETWERK VERPLEEGKUNDE, dat mee aan tafel zat om adviezen te formuleren vanuit de werkgroep Gehandicaptenzorg. “De wet zal bij veel scholen en voorzieningen de rechtsonzekerheid wegnemen. Toch is er nog wat werk aan de winkel vooraleer de wet ook echt een klaar en helder kader schept”, zegt Griet Pitteljon, voorzitter van de Commissie Verpleegkundige Handelingen Vlaams Welzijnsverbond.

Een duidelijk zorgplan

“Tot voor kort was er sprake van het opzetten van een gestructureerde equipe om mensen in hun zorgbehoeften te voorzien. In bepaalde contexten is dit niet werkbaar en moet hulp laagdrempelig zijn, uit noodzaak. Denk maar aan kleinere kinderdagverblijven of onthaalmoeders, instellingen voor gehandicaptenzorg, scholen of ambulante hulpverlening. Die gestructureerde equipe is vandaag uit het wetsontwerp verdwenen”, zegt Lille Dumortier, stafmedewerker ondersteuning van personen met een handicap bij het Vlaams Welzijnsverbond. Vanuit het overleg tussen de SOM (Federatie van Sociale Ondernemingen), Katholiek Onderwijs Vlaanderen, VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten), NETWERK VERPLEEGKUNDE en het Vlaams Welzijnsverbond leeft wel de overtuiging dat er een gefundeerde samenwerking en regelmatig overleg moet plaatsvinden tussen de school of voorziening en het medische team met een arts en verpleegkundige.

Het voorstel dat op tafel ligt definieert ook dat de gedelegeerde handelingen op naam van de toekomstige verstrekker moeten worden vastgelegd. “In de praktijk ligt dit moeilijker, denk maar aan organisaties die met leefgroepen werken”, zegt Lille Dumortier. “Daarom wordt gepleit om die handelingen toe te wijzen aan een groep van mensen, bijvoorbeeld via een staand order. Daarnaast moet ook de administratie eenvoudiger gemaakt worden, zeker wanneer het gaat over het verplichte overleg.” Griet vult aan: “De arts of verpleegkundige stelt vandaag een document op waarin beschreven staat hoe het overleg tussen de bekwame helper en de arts of verpleegkundige zal plaatsvinden. Dat kan makkelijker. Laat, net zoals een regelmatige herevaluatie, het initiatief tot overleg over aan de arts of verpleegkundige, afhankelijk van de complexiteit van de gedelegeerde handeling. Voor het geven van basismedicatie of het aandoen van compressiekousen zijn minder overlegmomenten nodig dan voor het toedienen van sondevoeding.”

Advies van de FRV

De SOM, Katholiek Onderwijs Vlaanderen, VVSG, NETWERK VERPLEEGKUNDE en het Vlaams Welzijnsverbond zijn tevreden met de stappen die vandaag gezet worden en hoopt nu op een snelle goedkeuring van de wetswijziging en het bijhorende Koninklijk Besluit. Ze stellen zich dan ook op als constructieve partners in dit overleg en roepen op om het advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) hierin te volgen. Dit advies werd opgesteld in 2019 vanuit de grootste beroepsgroep binnen de gezondheidszorg. Het gaat niet uit van een vasthouden aan handelingen. Wel vanuit een oprechte bezorgdheid om de kwaliteit van zorg te behouden, maar ook uit noodzaak naar verduidelijking om het uitvoeren van verpleegkundige handelingen door bekwame helpers wettelijk te verankeren door opleiding, delegatie en evaluatie.

In het advies van de FRV wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds bekwame helpers waar in hun basisopleiding ruimte is voor het aanleveren van enkele relevante verpleegkundige basishandelingen. Denk maar aan kinderverzorgsters, polyvalent verzorgenden, … die temperatuur nemen en interpreteren bijvoorbeeld. Anderzijds zijn er de bekwame helpers waarvan de opleiding niet gericht is op hulp in het dagelijkse leven, zoals leerkrachten, opvoeders, … Voor hen zou een extra opleiding voorzien worden door een verpleegkundige of arts. Zo leren ze de handelingen die relevant zijn voor hun beroep. Onafhankelijk van de groep waarin ze bekwame helper zich bevindt,  hij of zij kan de handeling alleen uitvoeren onder subsidiariteit van een verpleegkundige of arts, wanneer de zorgvrager stabiel is en in het kader van hulp in het dagelijkse leven.

Het advies specifieert verder nog in drie lijsten de concrete handelingen die al dan niet gedelegeerd kunnen worden. Wat voorbehouden blijft voor verpleegkundigen is de specifieke verpleegkundige invalshoek: de verpleegkundige diagnostiek, het opstellen van een zorgplan, het evalueren van de zorg, de coördinatie of opleiding van verpleegkundige handelingen. Dat aanleren van verpleegkundige handelingen kan ook door een arts gedaan worden. De bekwame helper is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de handelingen, het rapporteren van zijn observaties en het melden wanneer bepaalde handelingen buiten zijn bekwaamheid of verantwoordelijkheid liggen.

Je raadpleegt het volledige advies hier: https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/sites/default/files/documents/avis_protocole_accord_signe.pdf  


Negatief advies over de rol van vroedvrouwen bij vaccinatie van zuigelingen sluit toekomstige dialoog niet uit

Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Franck Vandenbroucke vroeg op 6 april 2022 de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) om advies over de rol van de vroedvrouwen bij de vaccinatie van zuigelingen – baby’s tussen twee en vijftien maanden. Dit kan namelijk het tekort aan verpleegkundig personeel eventueel counteren. De FRV gaf een negatief advies, maar staat wel open voor dialoog met de Federale Raad voor de Vroedvrouwen (FRVV).

Het verhaal start met een vraag van Kind & Gezin aan de FOD Volksgezondheid om vroedvrouwen in te zetten bij de vaccinatie van zuigelingen. Daarop werden de verschillende betrokken instanties geconsulteerd, waaronder de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) en de Federale Raad voor de Vroedvrouwen (FRVV). Op 30 september overhandigde de FRV een negatief advies aan minister Vandenbroucke. Dit betekent niet dat deze piste in de toekomst volledig is uitgesloten, maar het negatief advies is gebaseerd op het belang van een holistische verzorging van zuigelingen tussen twee maanden en vijftien maanden.

Competenties en wettelijk kader

De FRV is er niet tegen gekant dat niet-verpleegkundigen bepaalde handelingen doen, zolang ze maar over de nodige competenties en opleidingen beschikken. De kwaliteit van zorg en de veiligheid van het kind staan voorop. “Op dat vlak zijn er vandaag te veel verschillen in opleiding en competentievereisten van vroedvrouwen tussen de verschillende gemeenschappen. Ook de leeftijd of gezondheidstoestand van het kind waarin een vroedvrouw vandaag onderlegd is, verschilt per regio. Omdat dit advies op federaal niveau geldt, moeten alle vereisten ook federaal ingevuld zijn, willen we vroedvrouwen toelaten zuigelingen te vaccineren”, legt FRV-voorzitter Edgard Peters uit. “Bovendien zijn competenties niet het enige. Ook de kwalificaties spelen mee, want de wet bepaalt waarvoor een vroedvrouw gekwalificeerd is. Vandaag staat daar niets in over de vaccinatie van zuigelingen.”

Holistische aanpak

Voor de FRV maakt vaccinatie deel uit van een ruimere preventieve en sociale geneeskunde ter bevordering, bewaking en behoud van de gezondheid van kinderen van nul tot zes jaar. Edgard: “We willen garanderen dat de algemene ontwikkeling van het kind harmonieus verloopt. Dit kan alleen als de zorgverlener naar het totaalplaatje kijkt.” In de Federatie Wallonië-Brussel zijn de bekwaamheden en ervaring voor de titel van vroedvrouw gedefinieerd voor de postnatale[1] en neonatale[2] periode. In Vlaanderen dekken deze het gezond kind tot de leeftijd van één jaar. De bekwaamheden en ervaring omschreven voor pathologie, risico’s en/of complicaties zijn alleen vastgesteld tijdens de neonatale periode. De opleiding tot vroedvrouw duurt in Vlaanderen drie jaar en in de Franstalige Gemeenschap vier jaar. “De wet beperkt zich niet enkel tot kinderen die naar Kind & Gezin, Office de la naissance et de l’enfant (ONE) of Dienst für Kind und Familie (Kaleido-DG) komen. Sommige kinderen zijn niet in goede gezondheid en hebben problemen. Ook naar hun noden moet gekeken worden.”

Toch heeft de FRV begrip voor deze vraagstelling. “Op basis van de wet, de competenties en het opleidingsprofiel kan de FRV geen positief advies geven. We staan wel open om in dialoog te gaan met onze partners, zoals de FRVV. Daarbij denken we aan de mogelijkheid om vroedvrouwen bijkomende opleidingen te laten volgen, zodat ze de nodige competenties kunnen uitbouwen. Het is nu aan de FOD Volksgezondheid om de adviezen van de verschillende organen te analyseren en met een voorstel te komen. Wat de toekomst ook brengt, dit advies is zeker niet het einde. De FRV en de FRVV kunnen hierrond een gemeenschappelijk initiatief lanceren, mocht dit nodig blijken.”

Bron: overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/advies-frv-202204-betreffende-de-rol-van-vroedvrouwen-bij-de-vaccinatie-van-zuigelingen

[1] Postnataal: de periode net na de geboorte van het kind tot maximaal zes weken na de bevalling.

[2] Neonataal: de periode van de geboorte tot de 28ste levensdag, vanaf de volwaardige zwangerschapstermijn van 40 weken. Voor prematuur geboren baby’s geldt de uitgerekende geboortedatum.


De vele facetten van buitenlandse inwonende zorg

Om een antwoord te vinden op hun zorgvraag doen ouderen soms een beroep op inwonende zorgverleners. Buitenlandse werknemers die door economische redenen wensen te migreren, trekken dan in bij de cliënt. De voornaamste redenen om buitenlandse inwonende zorgverleners in te schakelen is om langer thuis te blijven wonen, de regie over de zorg te behouden en continue zorg te krijgen. Uit het onderzoek van Sylvia Hoens (Vrije Universiteit Brussel) blijkt dat de inwonende zorgverleners soms in een bijzonder kwetsbare situatie leven en werken.[1]

De eenentwintigste eeuw wordt gekenmerkt door een steeds ouder wordende bevolking. In navolging van mondiale en Europese trends, wordt ook België geconfronteerd met een groeiend aantal oudere volwassenen. In 2021 is 19,4 procent van de Belgische bevolking ouder dan 65 en 5,6 procent daarvan ouder dan 80.[2] Het aandeel personen van 65 jaar en ouder in België zal de komende jaren naar verwachting aanzienlijk toenemen, tot 23 procent van de totale bevolking in 2030. Deze groep ouderen is verre van homogeen. Zo zijn er aanzienlijke verschillen in gezondheidstoestand en de bijhorende zorgvraag. Ook al bestaat een ruim aanbod in de klassieke zorg, toch bereikt dit niet alle ouderen. Daarom onderzocht Sylvia Hoens tijdens haar doctoraat onder meer het potentieel van buitenlandse inwonende zorgverleners om aan de stijgende zorgvraag te voldoen. Ze ondervroeg daarvoor zowel de ouderen die de zorg inschakelden en hun familieleden als de inwonende zorgverleners.

Wie zijn ze, wat doen ze?

Buitenlandse inwonende zorgverleners worden ingeschakeld via uitzendbureaus of via kennissen. Via uitzendbureaus komen werknemers vooral uit Oost-Europese landen, via-via gaat het veel breder. Zo interviewde Sylvia Hoens bijvoorbeeld ook zorgverleners uit Guatemala en de Filipijnen. De zorgverleners staan in voor het huishouden, helpen de cliënt doorheen de dag, dienen medicatie toe, … Een zorgopleiding is geen vereiste voor de job. “Worden de buitenlandse zorgverleners via een uitzendbureau aangesteld, krijgen ze nog een korte opleiding”, vertelt Sylvia Hoens. “Dat is wel maar een basis. Voor meer technische zorg doen ze een beroep op thuisverpleegkundigen en andere zorgverleners.” De inwonende zorgverleners hebben veel aan zorgnetwerken, merkte Sylvia tijdens haar onderzoek. Denk daarbij aan de familie van de oudere, andere inwonende zorgverleners die ze kennen via het uitzendbureau, en thuisverpleegkundigen of kinesitherapeuten die aan huis komen. Familieleden en andere zorgverleners kunnen sociale steun bieden, terwijl thuisverpleegkundigen enkele eenvoudige tips kunnen geven, bijvoorbeeld: hoe help je iemand het beste naar het toilet?

Positieve ervaring voor de oudere

Volgens het onderzoek zijn de ervaringen van de oudere zorgvragers door de band genomen positief. Voor ouderen met een hoge zorgnood is dit een aantrekkelijk alternatief voor een woonzorgcentrum. “Het grootste voordeel is dat mensen langer thuis blijven wonen en zelf de regie houden over de zorg”, vertelt Sylvia. “Er ontstaat vaak een goede band tussen de oudere en de zorgverlener. De zorgverleners doen hun werk vanuit een oprechte en persoonlijke betrokkenheid met de zorgvrager. Ze worden eigenlijk deel van de familie. Tegelijkertijd is er sprake van een ongelijke machtsverhouding. Het gaat hier om een uitzonderlijke werkgever-werknemerrelatie, die niet noodzakelijk contractueel geregeld is. Je woont bij je werkgever, dat maakt het moeilijk om nee te zeggen tegen extra taken. Voldoe je niet aan de eisen, dan sta je op straat wanneer je geen contract hebt.”

Alles doen voor de kinderen

De zorgverleners migreren doorgaans vanuit een economische noodzaak. De voornaamste motivatie die ze noemen, is een betere toekomst creëren voor hun kinderen. “Daardoor ontstaat een opmerkelijke paradox”, stelt Sylvia. “De zorgverleners willen het beste voor hun gezin, maar tegelijkertijd hebben ze hen vaak al jaren niet meer gezien. Zorgverleners van binnen Europa die via een uitzendbureau een contract kregen, kunnen doorgaans wel eens een weekje vakantie nemen om hun familie te bezoeken. Voor zorgverleners zonder legaal verblijf ligt dat helemaal anders. Zij kunnen vaak niet zomaar weg. Velen koesteren de droom om hun familie op termijn naar België te halen, maar weten niet hoe.”

Geen statuut

Exacte cijfers over het aantal buitenlandse inwonende zorgverleners in België zijn er niet. Zij werken vaak enkel binnenshuis en zijn dus verborgen voor de buitenwereld. In België bestaat ook geen specifieke functietitel of statuut waaronder deze mensen werken. “In Nederland en Duitsland is de praktijk van inwonende zorgverleners meer courant”, weet Sylvia. “De cijfers lopen nogal uiteen, maar volgens schattingen werken in Duitsland zo’n 100.000 tot 300.000 inwonende zorgverleners. In Italië bestaat wel een duidelijk statuut voor deze werknemers: naar schatting leeft één op de vier personen met dementie met een zorgverlener samen.” Het ontbreken van een afgelijnd statuut brengt de buitenlandse inwonende zorgverleners in België in een precaire positie, volgens Sylvia. “Er is geen controle. Krijg je een contract via een uitzendbureau, dan heb je in principe recht op één rustdag per week en moet je ’s nachts niet werken. In de praktijk staan deze zorgverleners uiteraard wel op om de oudere naar het toilet te helpen, bijvoorbeeld, en ook op hun vrije dag blijven ze verantwoordelijk voor de zorgvrager. Dat doen ze omdat ze het beste voorhebben met de zorgvrager, maar het weegt op hun werk- en leefomstandigheden. Voor zorgverleners zonder contract is het al helemaal moeilijk om op hun strepen te staan.”

Een duidelijk statuut, naar het voorbeeld van Italië, zou deze zorgverleners uit die kwetsbare positie kunnen helpen. “Met meer regelgeving en controle kunnen rusttijden bijvoorbeeld beter bewaakt worden. Belangrijk is wel dat het niet gaat om controle op het verblijfsstatuut. Anders zullen praktijken van verdoken zorgverleners nooit verdwijnen. Het is een verhaal met veel facetten. Voor de oudere is het een goede oplossing die aan de zorgnood en de wensen voldoet, maar de zorg wordt verleend door personen die niet altijd een opleiding genoten hebben en als werknemer bepaalde risico’s lopen. Daar kunnen we als maatschappij zeker nog aan werken.”

[1] Hoens, S. (2022). At the Interplay of Care and Migration: Examining the Potential of Community Health Workers and Live-in Migrant Care Workers to address Older Adults’ unmet Care Needs.

[2] StatBel. (2021). Bevolking naar geslacht en leeftijdsgroep – België 2021. Retrieved 8 September 2021

from https://bestat.statbel.fgov.be/bestat/crosstable.xhtml?view=161080d2-d411-4e40-9a0fa27db5e2b6e1

Wie is Sylvia Hoens?

  • Studeerde Agogische Wetenschappen aan de VUB
  • Doctoreerde aan de VUB met het proefschrift “At the interplay of care and migration: Examining the potential of community health workers and live-in migrant care workers to answer older adults’ unmet care needs”
  • Zet haar onderzoek aan de VUB verder als postdoctoraal onderzoeker

“Buitenlandse inwonende zorg biedt een aantrekkelijke oplossing voor de zorgvrager, maar brengt risico’s met zich mee voor de werknemer.”


Gezond doen leven in een gezonde leefomgeving

Al dertig jaar lang streeft het Vlaams Instituut Gezond Leven vzw ernaar de Vlaming gezonder te maken. Met onderbouwd advies, methodieken, opleidingen en objectieve wetenschappelijke informatie ondersteunt Gezond Leven mensen in verschillende settings om zo een gezondere leefomgeving te creëren. Hun expertise omvat gezondheid in de ruime zin van het woord waarbij ook de geestelijke gezondheid en de impact van het milieu in beschouwing wordt genomen. Sinds 2022 zetelt NETWERK VERPLEEGKUNDE in de algemene vergadering van Gezond Leven.

De vzw Gezond Leven is een onafhankelijk expertisecentrum en werkt via beheersovereenkomsten met de Vlaamse overheid aan een aantal vastgelegde thema’s voor een periode van drie tot vijf jaar. Daarnaast neemt Gezond Leven ook deel aan projecten rond een gezondere samenleving en adviseert het organisaties en ondernemingen over gezondheidsbevordering. “Momenteel focussen we op zes preventiethema’s: voeding, beweging en lang stilzitten, tabak, mentaal welbevinden, milieu en gezondheid en ondervoeding bij ouderen”, vertelt programmamanager Stien Vandierendonck, die bachelor in de verpleegkunde en master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering is. “Hiervoor gaan we geregeld een consortium aan met een andere organisatie, zoals met de Stichting tegen Kanker, VRGT en met Kom op tegen Kanker voor het thema tabak. Wat milieu en gezondheid betreft werken we samen met VITO en PIH. Recent werkten we ook samen met het Centrum voor Huisartsgeneeskunde van de KU Leuven om informatie rond gezonde slaap aan te bieden.”

Werken in settings

Om hun thema’s zo goed mogelijk uit te dragen in de maatschappij gebruikt Gezond Leven verschillende mechanismes. Stien: “We doen aan pleitbezorging naar het beleid toe en faciliteren samenwerking met de actoren die ook binnen die topics actief zijn. We ontwikkelen kadermethodieken en materialen en stellen deze beschikbaar op onze website. Dat is bijvoorbeeld interessant voor zorgverleners om aan de slag te gaan met die preventieve gezondheidsthema’s. Zo bieden we opleidingen aan via de Gezond Leven Academie. Daarnaast hebben we verschillende projecten lopen, waaronder Bewegen Op Verwijzing (BOV), procesbegeleiding voor preventie in woonzorgcentra en Rookvrije Start. We definiëren voor elk project een implementatieplan waarin we belangrijke partners betrekken die ons kunnen helpen om een methodiek bekend te maken, zoals de koepels van verpleegkundigen. Tot slot geven we vormingen en advies op maat.”

Gezond Leven handelt binnen diverse settings om de Vlaming te bereiken in alle facetten van het leven. Deze zijn ziekenhuizen, woonzorgcentra, lokale besturen, scholen, sportclubs en evenementen, het werk, …. “Deze settingsgerichte aanpak is nodig om een zo groot mogelijke impact te hebben en een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Onze methodieken zijn afgestemd op de setting en laten bijvoorbeeld toe aan een bedrijf of organisatie om een gezondheidsbeleid op te stellen, zoals een rookbeleid. We hebben een aangepaste kadermethodiek voor scholen, voor een gezonde gemeente, … Afhankelijk van het thema kan een bepaalde doelgroep prioritair zijn, maar in het algemeen richten we ons op iedereen in de samenleving, met een bijzondere aandacht voor mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties en voor gezondheidsongelijkheid.”

Gealigneerde communicatie

Voor deze preventie en bevordering van een gezonde levensstijl en omgeving past Gezond Leven vier strategieën toe: 1) educatie, 2) omgevingsinterventies, 3) regels en afspraken en 4) vroegdetectie. Het instituut brengt mensen kennis bij over bepaalde gezondheidsthema’s of bedreigingen errond. Het faciliteert een omgeving die gezond gedrag toelaat, en het staat in voor het opmaken van regels en afspraken die een gezond gedrag mogelijk maken. Denk bijvoorbeeld in de setting zorg en welzijn aan een ziekenhuis dat in de kantine gezonde maaltijden voorziet, beslist om volledig rookvrij te worden of aan hun medewerkers toelaat om op een bepaald moment van de dag te bewegen. Tot slot zet de vzw in op het vroegtijdig opsporen van gedrag of symptomen die wijzen op een ongezonde levensstijl om daarrond acties te ondernemen.

Rol van de verpleegkundige

Verpleeg- en zorgkundigen kunnen in hun dagelijkse interacties preventieve gezondheidsboodschappen meegeven aan zorgvragers en hen activeren naar een gezondere levensstijl. Bijvoorbeeld door beweging aan te moedigen of te stimuleren tot gezonde voeding. Toch blijkt dit in de praktijk niet altijd evident. “Een zorgverlener is gericht op zorg en niet zozeer op preventie. Het tijdsaspect speelt hierbij zeker een rol, maar is niet de enige factor. Daarom bekijken we of we het gezonde-levensstijlluik structureel kunnen verankeren in de zorgopleidingen, voor alle zorg- en welzijnberoepen, zodat ze dit veel meer kunnen toepassen in hun dagelijkse praktijk”, gaat Stien verder. “Dit gaat om competenties, maar ook om het blijven toepassen van de inzichten en hierin ondersteuning krijgen. De zorgverlener heeft een direct contact met de zorgvrager en is dus goed geplaatst om veranderingen op te merken en tijdig preventieve adviezen te geven. Dit gaat zelfs verder dan gezond eten of mentaal welbevinden. Ze kunnen een belangrijke schakel zijn naar de eerstelijnszone om problemen door te spelen, zoals rond huisvesting.”

Een belangrijke vaardigheid van de zorgverlener is om een zorgvrager te herkennen met beperkte gezondheidsvaardigen en de eigen communicatie hierop af te stemmen. Interculturele vaardigheden zijn hierbij ook van belang. “Gedragswijziging en verandering van levensstijl vragen tijd. Voor kwetsbare groepen zijn er vaak nog extra drempels. Samen met de zorgvrager kijken welke kleine aanpassingen mogelijk zijn, feedback geven op de al geleverde inspanningen, de voordelen aanhalen, zoals beter slapen, minder stress, … Het heeft een positief effect en verhoogt de intrinsieke motivatie, en dus ook de slaagkans. In onze academie zijn er verschillende opleidingen die hierop inspelen en die voor elke zorgverlener interessant zijn.”

De verandering in mindset van zorg naar preventie is belangrijk, weet Stien. “Het is ons doel om de integratie van preventie in de zorg te ondersteunen en aan te zwengelen, om in te zetten op een preventief gezondheidsbeleid in de settings, om gezondheidsvaardigheden van patiënten, leerlingen en werknemers te versterken en om te zorgen voor een gezonde speel-, leef- en werkomgeving. We willen niet alleen burgers motiveren en versterken, maar ze ook ondersteunen in een gezonde levensstijl. En iedere zorgprofessional die ons hierbij helpt is van onschatbare waarde.”

Meer informatie over de beschikbare opleidingen vind je op gezondleven.be/academie.