Van zorgen voor naar samen leven

Woonzorgcentra staan voor een belangrijke uitdaging. Hoe combineren we kwalitatieve medische zorg met een warme, betekenisvolle leefomgeving? Het klassieke model, dat sterk gericht is op taken en planning, botst vaak met de behoefte van bewoners aan autonomie, nabijheid en herkenning. Een relationeel en participatief zorgmodel kan het verschil maken, al vraagt dat een nieuwe houding van verpleegkundigen, zorgteams en beleid. Vier stemmen uit de praktijk lichten toe hoe dit kan groeien.

Wanneer een nieuwe bewoner in een woonzorgcentrum aankomt, gaat de aandacht vaak eerst naar de medische toestand en de specifieke zorgnoden. Minstens even belangrijk is de vraag: wie is deze persoon echt? Hoe heeft deze bewoner geleefd en vooral wat was echt betekenisvol in diens leven? “Veel bewoners hebben een rijk, gevuld leven achter de rug”, zegt Nadine Praet, ergotherapeute in wzc Aymonshof en lector aan Arteveldehogeschool. “Als we hun verhalen, passies en talenten vergeten, reduceren we mensen tot patiënten. Terwijl het onze opdracht is om dat innerlijke vuur brandend te houden. We kunnen hen niet alleen nog meer erkennen als persoon, maar ook in hun kracht zetten.”

Dat kan met kleine, betekenisvolle activiteiten: een bewoonster die vaak confituur maakte, leert het aan anderen, een gepassioneerde oud-dj die muziek draait tijdens een dansmiddag of een vrouw met dementie die erg hield van orde en netheid, helpt vandaag mee bedden opmaken. “Ja, dat duurt wellicht wat langer, maar het geeft voldoening voor zowel bewoners als zorgverleners,” benadrukt Nadine, “omdat je vertrekt van de eigenheid van elke unieke bewoner. Die vijf mintuutjes extra leveren bovendien vertrouwen op en maken de rest van de zorg vaak net efficiënter.”

Verpleegkundigen spelen hierin een sleutelrol. Ze kunnen zorgmomenten relationeel benaderen: eerst echt contact maken, inspelen op noden en ruimte laten voor persoonlijke voorkeuren in plaats van strikte routines. “Samen naar de eetzaal wandelen kost tijd, maar bevordert beweging en vertrouwen. Een blokje om geeft ook mentale steun. Zo wordt elke activiteit tegelijk zorg en leven. Het betekent niet dat je meer moet doen, maar dat je bewuster leert kijken en luisteren.”

Onderzoek bevestigt de kracht van interactie

Dat kleine interacties een grote rol spelen, wordt bevestigd door onderzoek. Elise Cornelis en Jolien Allart, onderzoekers aan Arteveldehogeschool, leiden het project Met Verve (gefinancierd door Stop Alzheimer). Hun studie richt zich op verrijkende en verbindende interacties in woonzorgcentra. “Het gaat om kleine, dagelijkse dingen”, legt Elise uit. “Een knipoog in de gang, een praatje in de lift, een compliment bij het passeren. Zulke momenten creëren meer verbondenheid en maken dat bewoners zich thuis voelen. En opvallend: ze kosten geen extra tijd.”

In de eerste fase observeerde het team interacties tijdens verschillende shifts. Wat opviel was dat er tijdens dagdiensten vaak minder ruimte was voor warme contacten, terwijl er in de avond- en nachtshifts – met minder personeel – meer kwalitatieve gesprekken plaatsvonden. “Dat toont dat het niet enkel om tijd gaat, maar om houding en aandacht”, aldus Elise.

Het project ontwikkelde intussen verschillende tools. Een uitdagingenkalender motiveert medewerkers om eens buiten de gewoontes te treden: bewust drie complimenten geven, bij de bewoners eten in plaats van in een aparte ruimte, een minuut oogcontact met iemand maken. Ook badges met persoonlijke foto’s of verhalen helpen om sneller verbinding te maken. En er zijn suggesties voor ‘ijsbrekers’ in ochtend, middag of avond: een eenvoudige zin om een gesprek te starten. “Iets van jezelf delen is heel krachtig”, legt Elise uit. “Niet enkel je naam, maar ook een detail uit je dagelijkse leven. Bijvoorbeeld dat je in het weekend een herfstwandeling maakte met je gezin. Het maakt de relatie menselijker en gelijkwaardiger. Dat doet niets af aan je professionaliteit. Integendeel, het versterkt ze. Je kiest zelf wat je deelt, en het maakt je authentiek en herkenbaar.”

Van visie naar organisatie

Om een participatief zorgmodel duurzaam te verankeren, volstaat goede wil niet. Het vraagt een duidelijke beleidskeuze en een traject dat door de directie expliciet wordt aangestuurd. Annemie Vanden Bussche, projectmedewerker bij Trialoog, en Mieke van Gramberen, directielid van de Taborgroep en lid van het Tubbeteam, begeleiden woonzorgcentra in die omslag. “Een woonzorgcentrum kan er nog zo gezellig uitzien”, zegt Annemie. “Als de zorg niet betekenisvol is, blijft het een decor. Relationeel werken gaat over keuzes en prioriteiten, en vereist dat organisaties hun cultuur kantelen: van regels en routines naar vertrouwen, dialoog en maatwerk. Goede zorg betekent dat iemand moet kunnen rusten als die dat nodig heeft, ook al staat er op de planning dat hij om zeven uur gewassen moet worden.”

Een woonzorgcentrum combineert twee werelden: wonen en leven enerzijds, verpleegkundige zorg anderzijds. Vaak ligt de nadruk op zorg, maar beide kunnen elkaar versterken. Die cultuurverandering vertaalt zich in nieuwe vormen van organisatie: kleinere teams, gedeeld leiderschap en transparantie op alle niveaus. “Het komt er niet vanzelf”, benadrukt Mieke. “Je hebt een beleid nodig dat de keuzes scherp stelt en consequent volhoudt, een kader dat richting geeft en ruimte biedt voor samenwerking. Want iedereen speelt een rol: van directies en artsen tot logistieke medewerkers, van verpleegkundigen en ergotherapeuten tot familie en vrijwilligers. Het huis is van de bewoners. Wij moeten ons inpassen in hun leven, niet omgekeerd.”

Een oproep aan verpleegkundigen en directies

Het mooie is dat deze verandering niet van de ene dag op de andere hoeft te gebeuren. “Je kan klein beginnen”, zegt Annemie. “Wissel ideeën uit met collega’s, betrek je leidinggevenden en test eens iets nieuws: een kort gesprek voor een verzorging, een spontaan compliment, bewoners mee laten beslissen over hun dag.” Het vraagt vooral een open houding en het lef om vaste patronen los te laten. Modellen zoals Tubbe en Trialoog geven richting, en de Participatiegids van Zorgnet-Icuro biedt concrete handvatten.

De omslag naar participatieve, relationele zorg vraagt moed, visie en samenwerking. Mieke: “Eigenlijk doe je als verpleegkundige gewoon hetzelfde werk. Alleen pak je het anders aan. Het sluit aan bij hoe mensen willen leven. Het zit in kleine, alledaagse dingen, en net die maken het verschil. We zien gelukkig steeds meer woonzorgcentra die deze weg kiezen. Het is een gezamenlijke beweging: een vloot van vele bootjes, elk met eigen snelheid en aanpak, maar allemaal in dezelfde richting. Relationele zorg groeit, dat geeft hoop.”

Vaar je mee?

Wil je ook richting participatieve zorg in jouw zorgsetting? Praat erover in je team, betrek je leidinggevenden en zoek stap voor stap hoe je dit model versterkt in jouw context. Meer informatie en concrete tools vind je hier:


Een woonzorgcentrum waar iedereen zich thuisvoelt

Ouderen met een migratieachtergrond vinden minder vlot de weg naar het woonzorgcentrum. “We zien de diversiteit van de samenleving nog niet terug op de gangen”, zegt Cynthia van Thiel, deskundige diversiteit en inclusie bij het Kenniscentrum WWZ. Cultuursensitieve zorg helpt die kloof te verkleinen. Het is persoonsgerichte zorg met een extra dimensie: je houdt rekening met iemands gelaagde identiteit, inclusief cultuur en levensbeschouwing, zonder in hokjes te denken. De sleutel? Communicatie, respect en nieuwsgierigheid, en vooral: kleine, haalbare aanpassingen die het verschil maken.

Over de term ‘cultuursensitief’ is Cynthia van Thiel tegelijk nuchter en scherp. “Het kan de focus te veel naar ‘cultuur’ trekken. Dan dreig je te vergeten dat mensen uit veel meer deelidentiteiten bestaan. Tegelijk gaan we zonder die extra laag soms net voorbij aan belangrijke waarden of rituelen. Het blijft dus persoonsgericht, met aandacht voor dat bijkomende laagje.” Concreet betekent dit dat verpleegkundigen bewust vragen, luisteren en vastleggen. “Er bestaat geen handleiding per herkomst of religie. Ook binnen één geloof zijn belevingen heel verschillend. Als je invult in plaats van te bevragen, ontstaat handelingsverlegenhei: uit schrik om te misdoen doe je niets, of je grijpt naar clichés.”

Kruispuntdenken: kijken voorbij één label

Om niet te reduceren tot ‘cultuur’ alleen, werkt Kenniscentrum WWZ met kruispuntdenken. Dat is een praktische bril die zichtbaar maakt hoe verschillende assen (zoals leeftijd, gender, migratieachtergrond, taal, religie, socio-economische positie, handicap) elkaar kruisen en samen iemands ervaring kleuren, ook in zorgsituaties. Het helpt teams om tegelijk oog te hebben voor macht, drempels en kansen en om bewuster te kiezen: wat betekent dit voor communicatie, autonomie, veiligheid en keuzevrijheid van deze specifieke persoon? Kruispuntdenken voorkomt dat we ‘cultuur’ als de verklaring zien en brengt ons terug bij de individuele zorgvraag.

Het levensverhaal is daarbij de rode draad. Hoe ouder je wordt, hoe sterker de houvast aan vroeger. “Bij dementie grijp je er nog meer naar terug”, verklaart Cynthia. “Vraag dus naar migratiegeschiedenis, taal, religie, naar eten, was- en slaaprituelen, gendergevoeligheid en familierollen. En leg die info zichtbaar vast, zodat elk teamlid ermee werkt.” Een uitgebreide intake is hierbij een belangrijk hulpmiddel. “Bij voorkeur met een tolk of intercultureel bemiddelaar. In de dagelijkse zorg is dat niet altijd haalbaar. Dan helpen pictogrammen, sleutelzinnen op een kaartje of een eenvoudige vertaalapp. Perfect is het niet, maar het verlaagt de drempel.”

Geef keuze maar baken grenzen af

Palliatieve situaties vragen vaak om extra waakzaamheid. “Soms worden, met de beste bedoelingen, rituelen ingevuld omdat ze denken dat ‘het hoort’. Vraag eerst: wat geeft je rust? Wie wil je erbij? Is wassing belangrijk? Bevestig daarna wat je gaat doen. Zo maak je zorg voorspelbaar en veilig.” Dat geldt net zo voor eten en feestdagen. “Geef echte keuze en hou rekening met vasten waar het medisch verantwoord is. Laat bewoners en familie ideeën inbrengen via een bewonersmoment: het zijn kleine dingen, maar vele kleine dingen samen creëren een goed thuisgevoel.”

Ook mantelzorgers en de bredere familie betrekken bij de zorg is cruciaal. “Veel familieleden kampen met schuldgevoelens om hun ouders achter te laten in het woonzorgcentrum. Ze willen graag nog een rol blijven spelen binnen het centrum. Voorzie hier voldoende ruimte voor, dat bouwt vertrouwen op. Maar spreek af hoe ver je gaat, zodat rust en veiligheid bewaakt blijven.”

Collectieve verantwoordelijkheid

Cultuursensitief werken moet doordrongen zijn in de organisatiecultuur. Het vraagt om een duurzaam inclusiebeleid op verschillende niveaus. Belangrijk hierbij is de teams opleiden in cultuursensitief werken. Cynthia: “Niet iedereen kreeg dit mee in de basisopleiding en tijd is schaars. Daarom werken sommige woonzorgcentra met micro-leermomenten: vijftien à twintig minuten, wekelijks of tweewekelijks, rond één thema of casus. Herhaling werkt beter dan één studiedag: zo hou je het onderwerp warm en normaliseer je het gesprek.”

Handige bouwstenen hiervoor zijn de korte kennisclips over kruispuntdenken van het Kenniscentrum WWZ, precies gemaakt om vooroordelen en stereotypen te herkennen en bespreekbaar te maken. Ze kunnen perfect als zelfstandig mini-vorming dienen, individueel of in team. Minstens zo belangrijk: een helder antidiscriminatie- en antiracismebeleid. “Medewerkers moeten racisme-ervaringen veilig kunnen melden, of het nu gaat om uitspraken van bewoners of familie, of spanningen in het team. Stel hiervoor een aanspreekpunt aan en communiceer ook wat met een melding gebeurt.”

Tot slot wijst Cynthia op het belang van betrokkenen buiten de muren. “Je hoeft niet alles zelf te weten. Werk samen met buurtverenigingen, religieuze leiders, migrantenorganisaties. Haal de buurt naar binnen met activiteiten in het woonzorgcentrum. Het werkt twee kanten op: je haalt expertise binnen en je laat zien dat iedereen welkom is.”

Meer lezen over cultuursensitieve zorg? Download het cahier Het woonzorgcentrum: ook een thuis voor ouderen met een migratieachtergrond?, een publicatie van het Kenniscentrum WWZ en de Koning Boudewijnstichting.

Snel aan de slag met Kruispuntdenken? Deze kennisclips leggen het concept beknopt uit.


Resultaten kwaliteitsbevraging: wat vinden bewoners echt belangrijk?

Hoe ervaren bewoners en hun familieleden het leven in een woonzorgcentrum? Welke kleine dingen geven hen een gevoel van veiligheid, respect en verbondenheid? Waar wringt het soms? Voor het eerst in bijna tien jaar werd dat in Vlaanderen opnieuw grootschalig bevraagd. De resultaten schetsen een dubbel beeld. Thema’s als veiligheid, respect en privacy scoren hoog. Op relationeel vlak is nog werk aan de winkel. Juist op die relationele en betekenisvolle domeinen kunnen verpleegkundigen het verschil maken.

De bevraging kwam er in nauwe samenwerking tussen de sector, het beleid en een partnerschap tussen het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ), de Vlaamse Ouderenraad en Expertisecentrum Dementie Vlaanderen. Meer dan 8.000 bewoners en 11.000 naasten vulden een vragenlijst in over thema’s als privacy, respect, sociale relaties en zinvolle tijdsbesteding. “Belangrijk was dat niet alleen cijfers verzameld werden, maar dat woonzorgcentra er ook echt mee aan de slag kunnen”, legt Kathleen Leemans, coördinator residentiële ouderenzorg en palliatieve zorg bij het VIKZ, uit. “Daarom hebben we per vraag een belangrijkheidscriterium toegevoegd: bewoners en familieleden gaven niet alleen hun ervaring aan, maar ook hoe belangrijk ze dat vonden. Zo kan een woonzorgcentrum makkelijker prioriteiten stellen.”

Bewoners konden de vragen zelfstandig of met hulp van een vrijwilliger invullen. Deze vrijwilligers werden door Vlaamse Ouderenraad gerekruteerd via de Seniorenverenigingen en grondig getraind en begeleid. Daarnaast werd voor elke bewoner ook een naaste of een familielid bevraagd. Om ook bewoners met cognitieve problemen aan bod te laten komen, liep een pilootproject met observaties door zorgkundigen en verpleegkundigen, onder andere bij mensen met dementie. “Zo proberen we zoveel mogelijk perspectieven te vatten, met de stem van de bewoner centraal”, benadrukt Kathleen.

Cijfers met betekenis

De scores tonen zowel sterktes als pijnpunten. Privacy, veiligheid en respect scoren hoog: meer dan negen op de tien bewoners ervaren die aspecten positief. Dat zijn bemoedigende signalen. Tegelijk zijn er duidelijke knelpunten. Bijna de helft van de bewoners zegt nooit of zelden een goede vriend(in) te hebben onder medebewoners. Vier op de tien voelt geen persoonlijke band met medewerkers. En 39 procent kan zijn tijd niet altijd zinvol invullen. “Die cijfers leggen bloot dat wonen en leven vaak nog te weinig aandacht krijgen”, zegt Kathleen. “De nadruk ligt in veel centra nog sterk op zorg en medische taken. Ook personeelstekorten kunnen meespelen. In enkele centra zijn de scores duidelijk beter. Dat toont dat het wel degelijk anders kan.”

Kleine gebaren, groot verschil

Voor verpleegkundigen ligt hier een belangrijke opdracht. Volgens Kathleen gaat het vaak om kleine, betekenisvolle daden. “Een hand op de schouder, toestemming vragen voor je een kamer binnenkomt, of oprecht vragen hoe het gaat: zulke details geven bewoners het gevoel gezien en gerespecteerd te worden. Ze dragen bij aan een persoonlijke band die vaak belangrijker is dan we denken.”

Ook bij zinvolle tijdsbesteding kunnen verpleegkundigen het verschil maken. Het gaat niet alleen om groepsactiviteiten, maar juist om het betrekken van bewoners bij alledaagse taken. “Een bewoner die altijd graag de strijk deed, kan ingeschakeld worden om mee te helpen. Iemand met groene vingers kan in de moestuin werken. Zulke kleine activiteiten sluiten aan bij de identiteit van de bewoner en geven betekenis.”

Participatie als sleutel

De bevraging is ingebed in een bredere kwaliteitscirkel. “We werken volgens de PDCA-logica: meten, terugkoppelen, bespreken en verbeteren”, legt Kathleen uit en ze illustreert met een voorbeeld uit de evaluatiegesprekken met de woonzorgcentra. “Zo gaven verpleegkundigen zelf aan dat ze te weinig tijd hadden voor bewoners. Dat signaal kwam overeen met de bevraging. Samen met de directie bekeken ze de uurroosters en de taakverdeling. Door enkele verschuivingen kregen verpleegkundigen meer ruimte om aandacht te besteden aan bewonerscontact. Dat illustreert hoe de stem van bewoners, naasten en medewerkers samenkomt in een kwaliteitsverbetering.”

Leren van elkaar

De resultaten van de bevraging zijn publiek beschikbaar op Zorgkwaliteit.be. Elk woonzorgcentrum dat deelnam, kan zijn eigen rapport raadplegen, maar ook vergelijken met andere voorzieningen. “Dat opent mogelijkheden om van elkaar te leren”, zegt Kathleen. “Een team kan zien waar het sterk scoort en waar het achterblijft, en inspiratie opdoen bij collega’s in de regio. Ook voor verpleegkundigen kan dat motiverend zijn: je ziet dat verbeteringen haalbaar zijn.”

Op beleidsniveau bleven de resultaten niet onopgemerkt. “Departement Zorg en de koepelorganisaties werken mee om woonzorgcentra te ondersteunen. Het gaat erom niet alleen de tekorten aan te pakken, maar ook de sterktes verder te ontplooien.” Daarom ijveren de projectpartners en de Vlaamse overheid ervoor dat de metingen in de toekomst worden verdergezet, om zo de woonzorgcentra de kans te geven om verbeteracties op te volgen.

Voor verpleegkundigen betekent dit vooral dat hun rol verder erkend en ondersteund wordt. “Zij zijn de dagelijkse brug tussen bewoners, familie en beleid. Elke kleine actie van een verpleegkundige kan bijdragen aan meer kwaliteit van leven. Deze bevraging maakt dat zichtbaar en geeft teams concrete handvatten om verder te groeien.”


Stap voor stap naar een ouderenvriendelijk ziekenhuis

In een ziekenhuis wil je iedereen verwelkomen, maar de ene patiënt heeft natuurlijk andere noden dan de andere. 75-plussers maken er een aanzienlijk deel van de populatie uit en riskeren blijvend functieverlies. Verandering in de inrichting en werking van het ziekenhuis kunnen dit beïnvloeden. De Inspiratiegids Ouderenvriendelijk Ziekenhuis geeft handvatten om zorg beter af te stemmen op kwetsbare ouderen.

Een KCE-rapport uit 2017[1] voorspelde dat ouderen in 2025 goed zouden zijn voor 28 procent van de ziekenhuisopnames en 46 procent van het aantal verpleegdagen. Goed de helft van de verblijvende patiënten zouden dus oudere zorgvragers zijn. Zijn ziekenhuizen daarop voorbereid? Is hun infrastructuur en inrichting erop afgestemd en wordt er genoeg rekening gehouden met ouderdomsverschijnselen en onderliggende aandoeningen bij het opmaken van behandelplannen? Wanneer ouderen functieverlies lijden tijdens en na hun ziekenhuisopname, riskeren ze afhankelijkheid, een langere opnameduur, opname in een woonzorgcentrum, toename van zorg in de thuissituatie en een verhoogde kans op sterfte.

Een aanpak op maat kan de gevolgen op lange termijn beperken. Daarom is Kenny De Cuyper, zorgmanager (psycho)geriatrie bij ZAS, lid van de werkgroep Ouderenzorg NETWERK VERPLEEGKUNDE en één van de trekkers van de Inspiratiegids Ouderenvriendelijk Ziekenhuis. Zijn engagement voor een menselijke ouderenzorg gaat jaren terug: “De Belgische wetgeving uit 1968 en de Ziekenhuiswet uit 2007 beschrijven niet hoe ouderenzorg eruit hoort te zien wat de inrichting, processen, … betreft. Het Koninklijk Besluit bepaalt enkel dat elk ziekenhuis met een dienst voor acute geriatrie een zorgprogramma moest hebben om erkend te blijven. Naast de acute afdeling omvat het zorgprogramma nog vier elementen, namelijk de interne en externe liaison geriatrie, de consultatie en een ambulante dienstverlening via het geriatrisch dagziekenhuis. In 2014 werden beperkte aanpassingen gedaan aan de wetgeving, maar niet om de dagelijkse werking ouderenvriendelijker te maken. Daarom trok ik met een collega uit het Jessa Ziekenhuis naar Breda, om te horen hoe ze het in Nederland anders aanpakten.”

Internationale voorbeelden

Het Nederlandse programma baseerde zich sterk op het Canadese model van het Senior Friendly Hospital. Daar werden zo vroeg als 1986 al Regionale Geriatrische Zorgprogramma’s gelanceerd, die focussen op opleiding, onderzoek en standaardisering van praktijkvoering om beter aan te sluiten bij behoeften van ouderen met multiple en complexe problemen. Het implementeren van Seniorvriendelijke Ziekenhuiszorg was een initiatief om de gezondheid en het welzijn van ouderen te optimaliseren tijdens hun ziekenhuisopname, en om tijdig en veilig de transitie van zelfstandig naar begeleid wonen in de maatschappij te ondersteunen.

Zo werd een seniorvriendelijk kader uitgewerkt dat ziekenhuizen hielp om een organisatiebrede aanpak van kwaliteitsverbetering in zorg voor kwetsbare ouderen te ontwikkelen. Dat kader steunde op zeven leidende principes en vijf fundamenten: organisatorische ondersteuning, zorgprocessen, empathische omgeving, ethiek in klinische zorg en onderzoek, en de fysieke omgeving (infrastructuur en inrichting).

Het Nederlandse model definieerde veertien kwaliteitsaspecten waarover ziekenhuizen zelf rapporteerden en die in een checklist voor plaatsbezoeken werd gegoten. De resultaten werden vanaf 2013 per ziekenhuis online gepubliceerd. Zo kon je als oudere kiezen voor een ziekenhuis met een goede score. In 2019 werd dit systeem stopgezet om de registratielast voor ziekenhuizen te verlichten.

Geen audit, wel inspiratie

Na een bezoek aan het ziekenhuis in Breda en het onderzoeksbureau dat hen adviseerde, werd besloten stakeholders te verzamelen in een discussieplatform. Organisaties zoals het Expertisecentrum Dementie, de Vlaamse Ouderenraad, de Federale Adviesraad voor Ouderen, het Vlaams Expertisecentrum Mantelzorg, de Belgische Vereniging voor Geriatrie en Gerontologie en enkele Waalse spelers werden uitgenodigd om een breder draagvlak te creëren met wetenschappelijke onderbouwing. Kenny: “Het enthousiasme was evident, maar tegelijk gaven ziekenhuizen aan dat ze niet nog een bordje aan de deur wilden: een extra audit was niet het doel. Wel streefden we ernaar inspirerende praktijken samen te brengen, door ouderen en zorgprofessionals rond de tafel te krijgen.”

Onder de begeleiding van Zorgnet-Icuro vonden vanaf 2017 werkgroepen met verschillende ziekenhuizen plaats om de internationale kaders te vertalen naar een Belgische ziekenhuiscontext, verbinding te zoeken en sterke bruggen te bouwen tussen organisaties en verenigingen. Met seniorenadviesraden in alle provincies werden ook de ouderen zelf gehoord. Het kader Senior Friendly Hospital gaf de groep meer praktijkgerichte verdieping. Uiteindelijk leidde dit tot tien thema’s, wetenschappelijk onderbouwd en met uitspraken van ouderen gebundeld in een gids waarmee een ziekenhuis kan heroriënteren met specifieke aandacht voor ouderen. Die inspiratiegids werd ingekanteld in de werking van de Belgische Vereniging voor Geriatrie en Gerontologie, die tijdens zijn jaarlijkse Wintermeeting aandacht besteed aan interessante cases.

Zelf aan de slag

In de inspiratiegids vind je verschillende aandachtspunten, van meubilair en verlichting tot een cliëntenraad. In totaal zijn tien thema’s opgenomen in de inspiratiegids, gekaderd met wetenschappelijke literatuur en verrijkt met bedenkingen en aanvullingen door de senioren. “Een belangrijke is afgestemde zorg”, haalt Kenny aan. “Dat betekent bijvoorbeeld dat afspraken bij verschillende artsen op dezelfde dag plaatsvinden. Zo hoef je slechts één keer naar het ziekenhuis te komen, om zowel je cardioloog als je diabeteseducator te zien en tegelijk een afspraak te maken bij de geriater. Minder gedoe, minder stress.”

Een aanbeveling in het thema opname- en ontslagbeleid is om de observatie en het opnamegesprek aan te passen aan de noden en wensen van kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers. Geen algemene anamnese, wel een gesprek dat hun zorgnoden in kaart brengt. “Ook beleidsparticipatie is essentieel voor een ouderenvriendelijk ziekenhuis, want kwetsbare ouderen en mantelzorgers kunnen vanuit hun ervaringen een belangrijke bijdrage leveren aan het beleid. Dat gaat van de patiënt informeren tot de oudere die actief mee beslissingen neemt in een cliëntenraad.”

De ouderen die input gaven voor de inspiratiegids bieden ook eenvoudig te implementeren verbeterpunten aan. Een kwetsbare oudere wordt vaak geconfronteerd met polypathologie waarbij tijdens zijn opname verschillende disciplines aan zijn bed komen. Een centraal aanspreekpersoon – meestal de verpleegkundige – geeft de patiënt en zijn mantelzorger vertrouwen, coördineert de zorg en delegeert vragen naar andere disciplines. Daarnaast is het belangrijk dat de verschillende disciplines herkenbaar zijn.

“Geef de kwetsbare oudere bovendien het gevoel dat ze niet tot last zijn”, benadrukt Kenny. “Zet daarvoor in op non-verbale en verbale communicatie om te tonen dat je bereid bent tegemoet te komen aan hun fundamentele zorgbehoeften. Kwetsbare oudere patiënten observeren de zorgverlening en vormen zich een beeld over wat een professionele houding betekent en hoe zorg wordt gegeven. Op basis daarvan bepalen ze zelf wat volgens hen haalbaar is voor de zorgverleners.”

Naast de inspiratiegids ontwikkelde de werkgroep ook een toolkit op basis van Toronto-checklist uit het Canadese model. Zo wordt een ziekenhuis in vijf stappen ouderenvriendelijker. Stel een werkgroep ouderenvriendelijk ziekenhuis (OVZ) samen, voer een ouderenvriendelijke zorg (OVZ) zelfevaluatie door, bereid de kernboodschappen voor, geef prioriteit aan één werkpunt en creëer een actieplan. Deze toolkit kan iedereen online consulteren. “Zo hopen we elk ziekenhuis in Vlaanderen te inspireren om ouderen centraal te zetten. Dat zal in de toekomst steeds noodzakelijker zijn.”

 

[1] Van de Voorde Carine, Van den Heede Koen, Beguin Claire, Bouckaert Nicolas, Camberlin Cécile, de Bekker Piet, Defourny Noémie, De Schutter Harlinde, Devos Carl, Gerkens Sophie, Grau Cai, Jeurissen Patrick, Kruse Florien Margareth, Lefèvre Mélanie, Lievens Yolande, Mistiaen Patriek, Vaandering Aude, Van Eycken Elisabeth, van Ginneken Ewout. Benodigde ziekenhuiscapaciteit in 2025 en criteria voor aanbodbeheersing van complexe kankerchirurgie, radiotherapie en materniteit. Health Services Research (HSR). Brussels. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2017. KCE Reports 289A. DOI: 10.57598/R289AS.


Leerlabs betrekken jongeren bij ouderenzorg

De Belgische bevolking verzilvert en dat brengt uitdagingen met zich mee. Zo liggen in het ziekenhuis ook buiten de geriatrische afdelingen steeds meer 75-plussers. Geertje Geeraerts, docent basisverpleegkunde aan Sint-Norbertus Verpleegkunde Metropool in Antwerpen, vertelt: “We hebben heel wat zorg- en verpleegkundigen nodig die thuis zijn in ouderenzorg. Niet alleen in het technische, maar ook het psychosociale, de omgang met de familie en samenwerken met het team. Net die tak van de zorg moeten we aantrekkelijker maken om kwalitatieve zorg te blijven bieden.”

In het voorjaar van 2024 lanceerde het Gouverneur Kinsbergencentrum samen met de Provincie Antwerpen de subsidieoproep ‘Leerlabs | Zorg in de buurt’, met als doel een betere aansluiting te creëren tussen onderwijs en de zorgsector. Geertje Geeraerts: “Ik geef les Verpleegkunde Metropool, voornamelijk vakken ouderenzorg, en kreeg de vraag van mijn campusdirecteur Tine Dehandschutter om te bekijken wat de mogelijkheden zijn van hybride leerlabs. Ik zag meteen de mogelijkheden van een coöperatief project en belandde al snel bij ZAS, onze grootste stagepartner. Samen met Bart Janssens, afdelingshoofd Gespecialiseerde Verpleegkundige Zorg en team professionalisering  van ZAS, tekenden we drie trajecten uit onder de noemer ZOLLM – ZAS Open Leerlab Metropool. Na een pilootproject vorig academiejaar verankeren we die dit jaar verder met het kernteam, waar ook zorgmanagers geriatrie Kenny De Cuyper en Kristine Broeders deel van uitmaken.”

Jongeren en ervaren zorgverleners

Het leerlab draait om een hybride leeromgeving in situ – in dit geval in het Cadix ziekenhuis, het modernste ziekenhuis van het ZAS. Studenten, leerlingen lager en middelbaar onderwijs en actieve verpleegkundigen kunnen er terecht om de ouderenzorg te leren kennen of om hun vaardigheden aan te scherpen. Zo draait het eerste traject om interprofessioneel simulatieleren in een realistische setting. “Simulatieleren wordt al in de meeste hogescholen aangeboden, maar we gaan een stap verder door studenten te laten samenwerken met zorgkundigen en verpleegkundigen, en door het in een reële ziekenhuissetting te laten plaatsvinden. Zowel studenten van het Sint-Norbertus en de Karel de Grote Hogeschool als actieve zorgverleners leren veel bij uit deze simulaties, bijvoorbeeld over het gebruik van de CRM-principes volgens de methodiek van EuSim.”

Een tweede traject is het skillslab, waar medewerkers en studenten met levensechte modellen hun vaardigheden aanscherpen. Denk aan een diabetesvoet of lichaamsdelen met doorligwonden. “De modellen worden gevormd naar het voorbeeld van oudere zorgvragers met bijvoorbeeld een perkamenten huid of een arm met hele dunne aders. Studenten, maar ook zij-instromers of verpleegkundigen die na een lang ziekteverlof terugkeren, kunnen er de nieuwste technieken leren of opfrissen.”

Ook de jeugd wordt betrokken. Het derde traject is een (superhelden)route door Cadix, waar kinderen vanaf 10 jaar kennismaken met het moderne ziekenhuis. “Lokale scholen kunnen intekenen om met hun leerlingen de werking van een gesloten geriatrische afdeling te ontdekken. We laten hen reanimeren, een wonde verzorgen en zelfs een verouderingspak aandoen. We willen hen vooral verrassen en inspireren, hen prikkelen om voor een job in de zorg te kiezen.”

Met de drie trajecten spreekt het leerlab mensen van tien tot zestig jaar aan om ouderenzorg te leren kennen en geriatrische vaardigheden bij te spijkeren. “Er is lang gezegd dat we de ouderenzorg sexy moesten maken”, aldus Geertje. “Ik geloof dat we vooral moeten tonen hoe modern, vernieuwend en noodzakelijk de zorg is. In een ziekenhuis als Cadix gaat dat vanzelf. Samen met onze partners zetten we gedurende vier jaar onze schouders onder dit leerlab, in de hoop toekomstige zorgverleners te inspireren die kwalitatievere zorg verlenen. De ouderenzorg zal alleen exponentieel verder groeien. Daar ligt de toekomst en de uitdaging. Dit initiatief is misschien een druppel op een hete plaat, maar zonder die druppeltjes kom je nergens.”


Ouderenzorg vraagt uitzonderlijke talenten

De ouderenzorg vraagt vandaag meer dan ooit om klinisch inzicht, samenwerking en durf om anders te werken. In Elisabeth aan Zee in Oostende koos algemeen directeur Nele Mortier bewust voor een nieuw zorgmodel dat inspeelt op taakdifferentiatie. Zorgkundigen krijgen er meer verantwoordelijkheid en verpleegkundigen zetten hun expertise ten volle in. Met onder andere de wet rond Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL) als kader en door een zachte transitie, groeit een duurzaam model dat sterker maakt voor de toekomst.

Toen Nele Mortier na 23 jaar ervaring in een ziekenhuis de overstap maakte naar de ouderenzorg, merkte ze meteen hoe zwaar het werk van een wzc-verpleegkundige werd onderschat. “Jarenlang zag ik met lede ogen aan dat geriatrie en revalidatie niet als uitdagend genoeg werden beschouwd. De meeste verpleegkundigen kozen voor spoed, intensieve zorgen of heelkunde. Dat zijn uiteraard mooie disciplines, maar ze kregen meer aanzien dan geriatrie. Terwijl net in de ouderenzorg uitzonderlijke talenten nodig zijn”, steekt de directeur van woonzorgcentrum Elisabeth aan Zee van wal.

“De veranderingen bij bewoners zijn vaak traag en subtiel. Je moet die signalen tijdig oppikken, interpreteren en vertalen naar de arts, terwijl je daarbij rekening houdt met de complexiteit van meerdere aandoeningen en de ethische keuzes die met ouder worden gepaard gaan. Dat vraagt niet alleen klinisch inzicht, maar ook sterke communicatievaardigheden en veel oordeelsvermogen. Bovendien sta je er vaak alleen voor: er is geen specialist die je snel kan raadplegen. Jouw beslissing telt. In ons woonzorgcentrum gingen we daarom aan de slag met een nieuw zorgmodel dat deze vaardigheden in de verf zet.”

Van dubbel werk naar taakdifferentiatie

In het klassieke model staat één verpleegkundige in voor een hele afdeling van dertig bewoners. Basiszorg en verpleegtechnische handelingen lopen door elkaar. Als verpleegkundige moet je dus presteren op meerdere niveaus. Je verdeelt medicatie, neemt parameters af en doet complexe wondzorg, maar je staat ook mee in voor de hygiënische zorgen en mictietoeren. En dan hoop je maar dat er niets acuuts gebeurt, want dan komt de hele planning in het gedrang”, schetst Nele.

Het tekort aan verpleegkundigen maakt dit model stilaan onhoudbaar. “Wat begon als noodzaak tijdens de pandemie, werd voor ons een kans voor de lange termijn. We gooiden ons zorgmodel om en voerden een duidelijke taakverdeling in. Nu zijn de verpleegkundigen verantwoordelijk voor de verpleegkundige zorg op meerdere afdelingen, maar zorgkundigen staan er in voor de basiszorg. Daardoor kunnen verpleegkundigen hun expertise ten volle inzetten voor verpleegtechnische handelingen, observaties en overleg met artsen.”

De kracht van ADL en taakdelegatie

De taakdifferentiatie sluit nauw aan bij de wet rond Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL). Die wet beschrijft zeven handelingen die door iedereen – ook burgers zonder zorgopleiding – mogen worden uitgevoerd. Binnen Woonzorggroep GVO gebruiken we dit kader als aanvulling op de basiszorg. We hebben daarbij duidelijke keuzes gemaakt: zo laten we niet-zorgmedewerkers geen medicatie verdelen en geen complexe basiszorg uitvoeren.

In de praktijk werken zorgkundigen samen met ADL-ondersteuners, waardoor zij zelf meer verantwoordelijkheid krijgen en hun observaties ook echt meetellen. Verpleegkundigen winnen tegelijk aan focus: zij hoeven zich niet langer te verliezen in dubbele taken, maar kunnen hun klinisch inzicht en besluitvorming ten volle inzetten. “Taakdifferentiatie is geen afbouw van het verpleegkundig werk”, benadrukt Nele. “Integendeel: het versterkt elke discipline in haar eigenheid en kracht. We zien onze verpleegkundigen groeien en meer mandaat opnemen.”

Kleine stappen, grote verandering

Het hele veranderingsproces verliep bewust geleidelijk. “We kozen voor een zachte transitie”, zegt Nele. “Zorgkundigen namen stap voor stap nieuwe taken op, verpleegkundigen kregen meer autonomie en we stemden voortdurend af. Zelfs kleine verschuivingen brengen je dichter bij duurzame verandering. Het belangrijkste is dat iedereen zich veilig voelt bij de taken die hij of zij uitvoert.”

De meerwaarde van het nieuwe zorgmodel is duidelijk. Verpleegkundigen krijgen meer ruimte om hun expertise ten volle in te zetten, terwijl zorgkundigen meer waardering ervaren en hun observaties echt meetellen. Dat versterkt de samenwerking, vereenvoudigt de opvolging door artsen en maakt dat teams meer erkenning voelen. Hoofdverpleegkundigen en coördinatoren kunnen zich intussen focussen op coaching en projectmatig werken. Ook bewoners en families merken de voordelen van deze aanpak in de dagelijkse zorg.

Vooruitblik

“We worden geen mini-ziekenhuis”, besluit Nele. “Maar we moeten wel realistisch zijn: de zorgzwaarte neemt toe en de verblijfsduur wordt korter. Met dit model zijn we beter gewapend voor de toekomst. Misschien opent het zelfs de deur voor verpleegkundig specialisten die samen met de coördinerende en raadgevende artsen het medisch beleid mee vormgeven. Zo maken we de ouderenzorg blijvend aantrekkelijk voor verpleegkundigen.”

In de praktijk

Deze concrete acties liggen mee aan het succes van het nieuwe zorgmodel in Elisabeth aan Zee.

  • Een draaiboek verpleging legt per dagdeel vast wie wat doet. Zo start de dag met een overdracht, worden kwetsbare bewoners systematisch eerst gezien en is duidelijk wanneer wondzorg, sondes of insuline plaatsvinden.
  • Digitale dossiers vervangen papieren bundels. Lijsten met noodzakelijke handelingen en vlotte overdrachten zijn standaard.
  • Een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) laat elke verpleegkundige inschatten waarin die beginner, gevorderd of expert is. Daaruit groeit een vormingstraject op maat.
  • Een verpleeglokaal met medisch materiaal, computer en bureauruimte fungeert als vaste ontmoetingsplek voor huisartsen, compleet met postvakjes en info over bewoners die extra opvolging nodig hebben.
  • Een verpleegkundig expertenteam komt om de twee maanden samen. Waar dat eerst louter informeren was, is het nu een groepsoverleg waarin kennisdeling en gelijke expertise centraal staan.


Gedrag van ouderen verraadt onvervulde basisbehoeften

Hoe kunnen we onze ouderen beter begrijpen? Behoeftegebaseerde zorg biedt een kader om zorgverleners en naasten te ondersteunen in de omgang met zorgvragende ouderen in residentiële contexten. Uit onderzoek blijkt dat achter agitatie of agressie bij personen met dementie meestal een onvervulde behoefte schuilgaat. Onderzoeker Katrin Gillis pleit ervoor om meer aandacht te hebben voor die basisbehoeften, onafhankelijk van de residentiële setting.

Behoeftegebaseerde zorg is een zorgvisie die zorgverleners ondersteunt in het zoeken naar mogelijkheden om hulp meer af te stemmen op noden en behoeften van zorgvragers. De basis is het behoeftekader van Nolan[1], dat stelt dat zes basisbehoeften vervuld dienen te zijn om een kwaliteitsvol leven te leiden: fysieke en psychische veiligheid, continuïteit, van betekenis zijn, een doel hebben, erbij horen, iets bereiken. Wanneer één of meerdere van de basisbehoeften niet vervuld worden, voelen we ons niet goed en verandert ons gedrag.

Bij ouderen in residentiële settings, zoals een woonzorgcentrum of zelfs een gevangenis, komt de vervulling van deze basisbehoeften wel eens in het gedrag. Dat zegt Katrin Gillis, onderzoeker bij Odisee die vroeger zelf als verpleegkundige met mensen met neurocognitieve stoornissen werkte. “Er kan een probleem optreden met continuïteit, bijvoorbeeld. Alles wat je meemaakt en waarde heeft, moet een plaats krijgen in het verleden, het heden en de toekomst. Zeker dat toekomstperspectief is ontzettend belangrijk, maar ontbreekt soms bij ouderen in residentiële settings. We hebben het dan over langetermijnperspectief, maar even goed over kleine dingen, zoals het vooruitzicht op bezoek of simpelweg om met iemand samen een koffie te drinken.”

Ook ergens bijhoren en betekenisvolle relaties opbouwen worden moeilijk voor ouderen in bepaalde residentiële settings. “Een mogelijke valkuil is dat iedereen samenbrengen in één ruimte voldoende geacht wordt om mensen het gevoel te geven dat ze erbij horen. Maar een betekenisvolle relatie ervaren is iets heel anders dan samen zijn. Iedereen bouwt betekenisvolle relaties op zijn of haar eigen manier. Sommige mensen hebben meer aan een-op-eengesprekken of aan een kleine, hechte vriendenkring.”

Gedrag van mensen met dementie beter begrijpen

In woonzorgcentra vertoont 40 procent van de bewoners met dementie agitatie of agressie, depressie of verdriet. In 90 procent van de gevallen gaat daarachter een onvervulde behoefte schuil. Bij zorgvragers met dementie gaat het vaak om een gevoel van angst en een gebrek aan psychische veiligheid. “Sommige bewoners in een woonzorgcentrum uiten wel eens dat ze levensmoe zijn”, vertelt Katrin Gillis. “Dat kan het gevolg zijn van het verlies van een doel in het leven of het gemis om van betekenis te zijn voor de ander. Veel ouderen hebben in hun leven ernstige verlieservaringen meegemaakt die ze als het ware voortdurend in hun binnenzak met zich meedragen. Erover praten gebeurt zelden. Nog te vaak worden de symptomen aangepakt met antipsychotica of antidepressiva, zonder te kijken naar de achterliggende oorzaken. We moeten nadenken hoe we deze mensen teruggeven waar ze nood aan hebben: veiligheid, een doel, perspectief, … en alternatieve, creatieve niet-farmacologische behandelingsvormen uitwerken.”

Methode met focus op dialoog

Om aan behoeftegebaseerde zorg te doen is het essentieel om in dialoog te gaan met de zorgvrager. “In een eerste fase identificeer je het veranderende gedrag. Vervolgens probeer je de mogelijke oorzaken te herkennen: is er een fysieke aanleiding, is er sprake van een onvervulde behoefte, is de zorg onvoldoende afgestemd op de identiteit van de oudere? Durf daarbij vragen te stellen als ‘Wat zou jij graag hebben dat er gebeurt?’, ‘Ik merk dat je negatief reageert, wat wil jij?’. Door erover te praten, kan je gerichter inspelen op de onvervulde behoefte.” Dat gebeurt met niet-farmacologische behandelingen. Voorbeelden zijn aromatherapie, massage, reminiscentiemomenten, ontmoetingen met hechtingsfiguren, muziekmomenten, bewegingsmomenten, creatieve momenten, …

Onderzoek toont aan dat de methode een positief effect heeft op de mate van gedragsveranderingen van ouderen. In het bijzonder bij agitatie, agressie, symptomen van depressie en verdriet, nachtelijke onrust en pijngedrag. Medewerkers ervaren na verloop van tijd ook minder emotionele belasting. “Aan de basisbehoeften van de oudere moet voldaan zijn, maar ook aan die van de zorgverlener”, stelt Katrin. “Dan pas kan er sprake zijn van excellente zorg.”

Casussen uit de woonzorgcentra

In het kader van het onderzoek praatten de onderzoekers met een vrouw die haar bed niet meer wou uitkomen sinds het overlijden van haar man. Door aandachtig te luisteren kwamen de onderzoekers erachter dat haar echtgenoot degene was die steeds plannen maakte en activiteiten organiseerde. Daarom wou de vrouw niks meer ondernemen. Dus nodigde één van de onderzoekers haar uit om een koffie te gaan drinken in de stad, om haar op te vrolijken op een manier die aansluit bij haar persoonlijke leven. Katrin: “Op het geplande moment regende het pijpenstelen. Ze dronken bijgevolg koffie op de kamer van de bewoner. Ze genoot ervan. Als ze kon, had ze alle koffie aan collega Hilde aangeboden.”

Katrin haalt ook het verhaal van Lutgardis aan. Een sterke vrouw, die vroeg gescheiden was en haar dochter alleen opvoedde, terwijl ze ondertussen carrière maakte als directrice. “Uit haar levensverhaal begrijpen we dat Lutgardis een vrouw is met een zekere autoriteit, die graag de controle in handen houdt. In het woonzorgcentrum merkten de zorgverleners dat Lutgardis steevast erg onrustig werd als haar vuile was werd opgehaald. De oplossing? Haar een stukje autonomie teruggeven en zelf de was laten doen. Pas op, het lijkt simpel, maar er waren zeker enkele barrières. Het personeel vroeg zich terecht af wie het verbruik van die wasmachine dan zou betalen en hoe ze moesten omgaan met andere bewoners die misschien zouden vragen om ook zelf hun was te mogen doen. Toch hebben ze het geprobeerd. Het initiatief bood Lutgardis heel wat rust. Zo zie je maar hoe ver je kan komen door als team out of the box te denken. Dat doen we soms nog te weinig.”

Gevangenis ingericht naar de behoeften

Behoeftegebaseerde zorg biedt niet alleen ondersteuning in het kader van een woonzorgcentrum. Terwijl gevangenissen steeds meer bevolkt worden door een ouder wordende populatie, is de infrastructuur vaak niet ontworpen met de toenemende zorgnood in het achterhoofd. In het Penitentiair Complex Brugge is sinds december een afdeling ‘Waardig Ouder Worden’ voor een tiental oudere zelfredzame personen ingericht volgens de principes van behoeftegebaseerde zorg. Hier verblijven veel oudere mannen. “Oud is in de context van gevangenissen relatief, omdat gedetineerden sneller verouderen door de omstandigheden waarin ze leven”, vertelt Katrin. “De afdeling is op het gelijkvloers gelegen waardoor gedetineerden die minder mobiel zijn, geen trappen hoeven te doen. Er heerst een open gemeenschapsregime waardoor ze meer in contact komen met elkaar, wat hun cognitieve achteruitgang afremt. Er zijn fitnesstoestellen om aan de fysieke conditie te werken, zodat ze zo lang mogelijk hun zelfstandigheid behouden. De gedetineerden krijgen een stukje autonomie terug door zelf te koken. Autonomie vraagt echter ook verantwoordelijkheid. Er is aandacht voor de behoefte aan fysieke en psychische veiligheid van de bewakers. Zo ontstaat een nieuwe invulling voor een standaard gevangenisregime.”

“Gevangenisbewaarders spelen de facto een centrale rol in de eerstelijnszorg voor mensen in detentie. Het is dus belangrijk om bewakers bewust te maken van de specifieke noden van gedetineerden op leeftijd”, vervolgt Katrin. “Daarvoor ontwikkelde Odisee een e-learning. Die beoogt de bewustwording rond verouderingsprocessen in detentie te vergroten, de noden van ouderen in detentie te detecteren en signaleren en handvatten te bieden in de omgang met deze doelgroep. Net zoals in de samenleving bestaat ‘de oudere’ in de gevangenis niet. Het is een heterogene groep mensen, met elk een eigen verhaal. Als gevangenisbewaarders de gedetineerden goed kennen, kunnen ze veranderd gedrag tijdig herkennen, signaleren en op een gepersonaliseerde manier aanpakken.”

Barrières in de praktijk

Katrin erkent dat de behoeftegebaseerde, persoonlijke aanpak niet vanzelfsprekend gaat. In detentie heerst er een zekere afstand tussen de gevangenisbewaarder en de oudere persoon. Ook in een woonzorgcentrum kan sprake zijn van afstand tussen zorgverlener en zorgvrager, maar dan om andere redenen. Katrin Gillis: “Als zorgverleners werken we al eens op automatische piloot of zijn we te gefocust op het afvinken van taken. Door de tijdsdruk behandelen we iedereen gelijkaardig en verliezen we oog voor het individu. We denken soms te snel dat we onze zorgvrager kennen. Behoeftegebaseerde zorg vraagt veel bewuste aandacht. De kunst is om anders om te gaan met de beschikbare tijd. Letterlijk vertragen. Dat vraagt leiderschap en vertrouwen. Het gevoel van tijdstekort is een heel persoonlijk gevoel, maar we moeten ophouden hier individueel tegen te strijden. Je moet het als team aanpakken, met ondersteuning van een leidinggevende. Meer handen aan het bed zou beter zijn, ja, maar er is een omdenken nodig. Het is een moeilijke balans tussen de onvervulde behoeften van de zorgvrager en die van jezelf.”

Daarnaast merkt Katrin op dat het psychische welzijn gelijkgesteld zou moeten worden aan het fysieke welzijn. “Verpleegkundigen voelen zich vooral verantwoordelijk voor de fysieke zorg. Wie is dan verantwoordelijk voor het psychische welzijn? Dat is onduidelijk. Daarom pleiten we voor een behoeftegebaseerde zorg die door iedereen gedragen wordt. Door het team van zorgverleners, maar ook door ondersteunend personeel en de naasten van de zorgvrager. Leren denken in het kader van mogelijkheden en het vervullen van behoeften geeft een heel andere invulling aan de zorg.

Meer informatie over behoeftegebaseerde zorg vind je op www.behoeftengebaseerdezorg.be

[1] Nolan, M., Brown, J., Davies, S., Nolan, J., & Keady, J. (2006) The Senses Framework: Improving care for older people through a relationship-centred approach. Getting Research into Practice (GRiP) Report No 2.


Een POSITIEF verhaal over ouderenzorg in Vlaanderen

Vier op tien Vlaamse 75-plussers nemen dagelijks vijf of meer geneesmiddelen. Dit brengt een complexe farmaceutische zorg met zich mee en vraagt een geïntegreerde en persoonsgerichte aanpak. Hoewel hiervoor geen officieel kader bestaat, bevorderen tal van initiatieven op regionaal niveau een interdisciplinaire samenwerking in de eerstelijnszorg. Het project POSITIEF bracht deze in kaart en stelt nu een aantal aanbevelingen voor.

Om positieve initiatieven rond interdisciplinaire farmaceutische zorg voor ouderen met polymedicatie in kaart te brengen en meer zichtbaarheid te geven, startten de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven begin 2022 het project POSITIEF op. Dit gebeurde onder leiding van prof. dr. Tinne Dilles (UAntwerpen) en prof. dr. Veerle Foulon (KU Leuven). Apotheker Indira Coenen en verpleegkundige Elyne De Baetselier voerden de studie uit.

Het project focuste op samenwerkingen binnen de eerstelijnsgezondheidszorg, omdat een interdisciplinaire zorg in deze setting minder voor de hand ligt. “Binnen een ziekenhuis werken zorgverleners in een vast teamverband. Hierdoor zijn ze beter op elkaar afgestemd en verlopen de samenwerking en de communicatie vlotter. In de eerste lijn is deze interdisciplinaire samenwerking tussen arts, apotheker en verpleegkundige minder vanzelfsprekend”, legt Indira uit. “Toch zetten verschillende projecten hierop in. Vanuit POSITIEF wilden we begrijpen wat deze initiatieven succesvol maakt en welke aanbevelingen we kunnen doen naar het werkveld en naar het beleid.”

Inspiratie voor het succesvol opzetten van geïntegreerde zorg

Om positieve projecten rond ouderen met polymedicatie te verzamelen werd in april vorig jaar via de beroepsorganisaties van apothekers, artsen en verpleegkundigen een oproep gelanceerd. Elyne: “Hieruit werden een negental initiatieven geselecteerd, waarvoor we vijftien zorgverleners en vier patiënten interviewden. De geselecteerde initiatieven situeerden zich in de thuiszorg en de woonzorgcentra.” Als een eerste stap binnen POSITIEF beschreven de onderzoekers de kenmerken van de geïntegreerde, interprofessionele aanpak. Omdat een ambitie van het project is te leren en te inspireren uit deze positieve voorbeelden, werd vervolgens bestudeerd hoe de initiatieven waren opgezet. Zo is er nu een overzicht van de gebruikte methoden van implementatie en de succesfactoren die kunnen helpen om een sterkere geïntegreerde, interprofessionele zorg voor patiënten met polyfarmacie in de eerste lijn te realiseren. Verschillende kenmerken op individueel, organisatorisch en politiek niveau spelen een rol. Op het niveau van de individuele zorgverlener zijn de persoonlijke motivatie en de interpersoonlijke relaties bepalend voor het slagen van de samenwerking. Zo zijn zorgverleners vaak meer geneigd om samen te werken met personen die ze al kennen. Regelmatig overleg – idealiter face-to-face – is noodzakelijk, al moeten de zorgverleners daarom niet in eenzelfde praktijk zitten.

Daarnaast raadt POSITIEF aan om al tijdens de opleidingen van studenten geneeskunde, farmaceutische zorg en verpleegkunde in te zetten op een interdisciplinaire samenwerking. “Dit kan in de praktijk leiden tot een groter onderling respect en vertrouwen”, zegt Elyne. “Vandaag is er soms nog onvoldoende duidelijkheid over de rol van elke zorgverlener. Omdat huisartsen, apothekers en verpleegkundigen niet in een vast team samenwerken, is er soms onwetendheid, die resulteert in terughoudendheid. Een gestructureerde teambenadering met duidelijke, soms gedeelde verantwoordelijkheden is noodzakelijk voor een geïntegreerde zorg voor elke patiënt.”

“De bevraging van de patiënten zelf bracht aan het licht dat zij meestal niet op de hoogte zijn van de interdisciplinaire samenwerking tussen zorgverleners gericht op het optimaliseren van hun medicatiegebruik”, gaat Indira verder. “Er is onvoldoende zicht op de verwachtingen van de ouderen hieromtrent. Verder onderzoek is nodig om dit beter in kaart te brengen.”

Een structureel kader

Tegelijk wil POSITIEF de zichtbaarheid van de succesvolle initiatieven verhogen. Enerzijds om andere zorgverleners te inspireren en stimuleren. Anderzijds om te vermijden dat dezelfde initiatieven steeds weer opnieuw ‘uitgevonden’ worden. Indira: “Uit onze bevragingen kwam inderdaad naar boven dat er parallelle projecten zijn. Dit wordt niet op federaal of gewestelijk niveau gecoördineerd. Het zijn samenwerkingen die zorgverleners zelf opstarten op lokaal niveau.” Op organisatorisch niveau zijn de samenwerkingscultuur, de schaal van het project en de beschikbare tijd essentieel. Initiatieven die op te grote schaal opgezet worden, dreigen een lagere slaagkans te hebben, aldus de initiatiefnemers. Op beleidsniveau is een duidelijk wettelijk kader nodig, maar ook ondersteuning door bijvoorbeeld technologie. Er is een gebrek aan financiering van dit soort initiatieven, waardoor zorgverleners dit vandaag vrijwillig doen of met tijdelijke financiering.

De bevindingen van het project POSITIEF zullen in een paper begin dit jaar overgemaakt worden bij het International Journal of Integrated Care. Verdere interviews met patiënten en zorgverleners zullen in het najaar van 2023 uitgevoerd worden.

Factoren die de slaagkans van een interdisciplinair initiatief verhogen

  1. Het project wordt bottom-up gedefinieerd en heeft een breed draagvlak.
  2. Er is een gemotiveerde projectcoördinator.
  3. Zorgverleners beslissen vrijwillig om aan het project deel te nemen.
  4. Beslissingen worden in teamverband genomen.
  5. De patiënt wordt betrokken in zijn of haar medicatieplan.
  6. Er is een open communicatie met alle betrokkenen.
  7. Ondersteunende documenten zijn beschikbaar voor de verschillende zorgverleners. Denk aan procedures, protocollen, maar ook het medicatieplan, … Het invullen en bijhouden van deze documenten brengt geen administratieve last met zich mee.


Regenboogsenioren te vaak onzichtbaar in woonzorgcentra

“We hebben geen problemen met LGBTQI+[1] mensen, maar in ons woonzorgcentrum wonen geen mensen die homo of lesbisch zijn.” Het is een uitspraak die Maggy Doumen al regelmatig te horen kreeg. Als lid van de RainbowAmbassadors komt ze op voor de rechten van holebisenioren. Omdat deze groep nog te vaak onzichtbaar blijft.

Iets meer dan vijftien jaar geleden werd de voorloper van vzw RainbowAmbassadors opgericht, in de schoot van het Roze Huis, de koepel voor de regenbooggemeenschap in Antwerpen. Ondertussen zetten een dertigtal vrijwilligers en een grote groep sympathisanten de werking voort van de vzw, met een kern in Brussel en in Antwerpen. De missie? Een gezicht en een stem geven aan LGBTQI+ senioren. “Wel 10 procent van de bevolking is LGBTQI+. Toch zijn we een vergeten groep in de maatschappij, zeker senioren.”

Aan het woord is Maggy Doumen, 74 jaar en bevlogen regenboogambassadeur. Ondertussen is ze al 28 jaar samen met haar vriendin Bea. Toch was ze daarvoor ook 18 jaar getrouwd met een man. “Ik werd eigenlijk al op mijn zeventiende gewaar dat ik op vrouwen viel”, vertelt ze. “Ik wist wel dat er homoseksuele mensen bestonden en ik noemde mezelf bi, maar eigenlijk had ik geen idee waar ik met mijn gevoelens terechtkon. Ik had bovendien een sterke kinderwens. Uiteindelijk ben ik dus toch getrouwd met een man.” Achttien jaar lang leefden ze gelukkig samen. Tot Maggy op een dag bezoek kreeg van een vroegere vriendin. “Ze vroeg: denk jij dat ik lesbisch ben? En ik flapte eruit: jij niet, maar ik wel. Plots zag ik het allemaal heel helder.” Op haar 44e vroeg Maggy de scheiding aan en ondertussen deelt ze al 28 jaar lief en leed met Bea.

Onzichtbare groep

Maggy is nu ruim tien jaar geëngageerd lid en medestichtster van de vzw RainbowAmbassadors. Eén van hun speerpunten is het sensibiliseren van de ouderenzorg. “Sommigen ontsnappen eraan, maar de realiteit is dat veel ouderen op een bepaald moment zorgbehoevend worden. Veel ouderen kruipen terug in de kast wanneer ze hun vertrouwde stekje inruilen voor een woonzorgcentrum. Uit schrik om gepest of genegeerd te worden. Ik hoorde iemand ooit vertellen dat ze bang was dat de medebewoners niet meer met haar zouden willen eten, als ze zouden weten dat ze lesbisch is. De prioriteiten verschuiven: je wil de vrede bewaren en vooral de juiste zorg krijgen.”

Volgens Maggy moet er in woonzorgcentra en andere (zorg)instellingen meer aandacht zijn om de LGBTQI+ gemeenschap te verwelkomen. “Mensen brengen in een woonzorgcentrum de laatste periode van hun leven door. Dit zouden kwalitatieve dagen moeten zijn. Dat kan niet als je zo’n groot deel van je identiteit verstopt. Vanuit directies klinkt regelmatig dat er geen probleem is, omdat er simpelweg geen LGBTQI+ bewoners aanwezig zijn. De realiteit is dat personeel het vaak gewoon niet weet.” Het is dus geen kwestie van slechte wil, maar een gebrek aan kennis. Daarom spreken de RainbowAmbassadors personeel aan in woonzorgcentra en zorginstellingen, maar ook studenten in zorgrichtingen en actieve senioren in onder meer dienstencentra, seniorenverenigingen en seniorenraden.

Praktische tips

Hoe creëer je dan een uitnodigende omgeving voor LGBTQI+ senioren? Volgens Maggy doet een foldertje aan het onthaal of een regenboogsticker al wonderen. “Zelfs een klein regenboogsymbool maakt voor ons een groot verschil, we herkennen dat direct. We raden ook aan om aan het onthaal te vragen of iemand een partner heeft in plaats van aan een vrouw te vragen of ze een man heeft en vice versa. Met de RainbowAmbassadors organiseren we ook fototentoonstellingen. Het is een goed idee om zoiets bijvoorbeeld in de gang te installeren met een blaadje uitleg bij. Zorgpersoneel en bewoners kunnen dit dan samen bekijken. We maken ook informatiefilmpjes en organiseren spelletjes- en praatsessies. Met als thema bijvoorbeeld ‘Mijn kleinkind is holebi, hoe ga ik daarmee om?’ Dat interesseert senioren wel. Tegenwoordig kennen ze allemaal wel iemand uit de LGBTQI+ gemeenschap, maar ze weten niet hoe ze met hen moeten omgaan.” Tijdens hun infosessies peilen de RainbowAmbassadors naar de ervaring van zorgverlening met LGBTQI+ mensen. Ongeveer de helft zegt dat ze iemand kennen die homo of lesbisch is. Wanneer het gaat over transgender personen, zegt in het beste geval één op de twintig iemand te kennen.

Het manifest van de RainbowAmbassadors

  1. Het mentaal en fysiek welzijn van de LGBTQI+ senioren is een fundamenteel mensenrecht. De regionale en federale overheden moeten, elk op hun niveau, een werkbaar kader creëren voor de praktische implementatie hiervan.
  2. Een non-discriminatieclausule met specifieke vermelding van deze doelgroep dient vermeld te worden in alle instellingen van de ouderenzorg én vervolgens gecontroleerd en gerapporteerd bij inbreuken door de verantwoordelijke inspecties.
  3. Aan iedereen die zich bezighoudt met senioren (artsen, zorgpersoneel, ander personeel, vrijwilligers, …) moet voldoende en aangepaste vorming gegeven worden om de nodige handvatten te leren kennen hoe hiermee om te gaan, deze doelgroep beter te integreren en eventuele discriminatie te bestrijden.
  4. Woonzorgcentra, dienstencentra, thuishulp, rusthuizen e.a. zouden het best een referentiepersoon aanduiden die extra vorming kan volgen rond de specifieke behoeften van LGBTQI+ senioren om zo de doorstroom van informatie naar de basis te verzekeren en de nodige vorming te voorzien. Deze persoon kan ook in vertrouwen genomen worden om LGBTQI+ senioren, familie en medewerkers te ondersteunen en begeleiden.
  5. De nodige budgetten moeten structureel voorzien worden om deze kentering te realiseren.

Begin bij onderwijs

Volgens Maggy begint positieve verandering idealiter in het onderwijs. “Eigenlijk moet hier van kleins af aan over gesproken worden, al vanaf het kleuter- en het lager onderwijs. Zodat er bijvoorbeeld meer begrip is voor dat klasgenootje met twee mama’s of twee papa’s. Die kinderen voelen dan al dat zij op een bepaalde manier deel uitmaken van een minderheid”, zegt Maggy. Ze merkt dat leerkrachten zelf vaak niet weten hoe ze hiermee moeten omgaan: wat dan met moederdag en vaderdag?

Ook in het hoger onderwijs is er te weinig aandacht voor, vindt Maggy. “Er wordt wel eens les gegeven over diversiteit, maar LGBTQI+ senioren blijven vaak de vergeten groep. Ook tijdens hun stages komen weinig zorgverleners in opleiding in contact met een oudere uit de LGBTQI+ gemeenschap, laat staan een transgender persoon. Dat besef is pijnlijk, want dit zijn de mensen die voor ons moeten zorgen. Opleidingen aan hogescholen en universiteiten moeten hier meer op inspelen, maar ook bijscholingen voor zorgverleners in het werkveld moeten er aandacht aan besteden.”

De missie in het manifest

De RainbowAmbassadors goten hun missie in een helder manifest. “Het manifest schetst de huidige situatie. We lijsten op welke stappen er volgens ons gezet moeten worden door overheden, directies, zorgverleners, … eigenlijk door iedereen die zich bezighoudt met senioren. Wel geloven we sterk dat dit door de overheid moet opgepikt worden, dit is geen strijd om individueel te voeren. Overheden moeten op hun niveau een werkbaar kader creëren dat respect voor iedereen garandeert. Toch wil ik iedere zorgverlener oproepen om aandacht te hebben voor LGBTQI+ zorgvragers. Toon belangstelling voor hun leven en wees niet bang om vragen te stellen. Ruimte maken om mensen te laten zijn wie ze zijn, neemt al heel wat van hun stress weg. Erkenning doet deugd. Praat ook eens met je  LGBTQI+ collega’s. Welke mogelijkheden zien zij om de werk- en leefomgeving inclusief in te richten? Durf initiatief te nemen en je directe oversten aan te spreken. De bewoners zullen je dankbaar zijn.”

Voor meer info en praktische tips kan je terecht op rainbow-ambassadors.be

[1] LGBTQI staat voor lesbisch, gay/homo, bi, transgender, queer en intersekse. De ‘+’ wordt toegevoegd, omdat we daar zo inclusief mogelijk willen zijn gender en seksuele diversiteit.


Vroegtijdige zorgplanning implementeren in de dagelijkse zorg

Vroegtijdige zorgplanning maakt deel uit van palliatieve zorg en wordt gedefinieerd als het proces dat volwassenen op elke leeftijd of in elk stadium van hun gezondheid ondersteunt bij het begrijpen en delen van hun persoonlijke waarden, levensdoelen en voorkeuren met betrekking tot toekomstige medische zorg.[1] Annelien van Dael deed onderzoek naar vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra bij mensen met dementie en werkte aan een trainingsprogramma om zorgverleners bij te staan in hun omgang met vroegtijdige zorgplanning.

Annelien van Dael is psychologe van opleiding en werkte een tijdlang in een woonzorgcentrum. “Ik zag hoe we als zorgverleners met hart en ziel voor de bewoners klaarstaan”, vertelt ze. “Toch ligt het vaak moeilijk om het levenseinde een plaats te geven. Het is geen evident thema, waar nog te weinig over gepraat wordt. Uit onderzoek blijkt dat negentig procent van de mensen thuis wil sterven. Toch overlijdt het merendeel van hen elders. Door vroegtijdige zorgplanning kunnen we beter anticiperen op de noden en wensen van onze zorgvragers.”

Volgens onderzoek leidt vroegtijdige zorgplanning (VZP) tot een betere levenskwaliteit en een gevoel van controle bij de zorgvragers. Daarnaast maakt het een vroegere en vlottere inschakeling van palliatieve zorg mogelijk. Er wordt minder hardnekkig doorbehandeld, er gebeuren minder ongewenste transfers naar het ziekenhuis en mensen sterven vaker op de plaats van hun voorkeur. Ook op de nabestaanden heeft vroegtijdige zorgplanning invloed. Ze ervaren minder depressieve gevoelens, minder belasting, een grotere tevredenheid en een beter rouwproces.

“Goede levenseindezorg is essentieel”, vindt Annelien. “Door de betere medische zorg zijn er steeds minder mensen die plots overlijden. Velen zien de dood langzaam aankomen en hebben dus tijd om na te denken over wat ze willen tijdens hun laatste dagen. Toen het project VZP+ op mijn pad kwam, besliste ik me volop op research te storten. Dit was voor mij de manier om een positief verschil te maken.”

Wat is VZP+?

Binnen het project VZP+ van de End of Life Research Group (VUB) ontwikkelden de onderzoekers een trainingsprogramma om VZP op een goede en duurzame manier te implementeren in de dagelijkse zorg in woonzorgcentra. De training spreekt alle zorgverleners aan: verpleegkundigen, zorgkundigen en ander zorgpersoneel zoals sociaal werkers, kinesitherapeuten, … Annelien: “We ontwikkelden verschillende tools[2] om zorgpersoneel te ondersteunen om het gesprek aan te gaan over vroegtijdige zorgplanning en de wensen van bewoners te documenteren, de drie belangrijkste: een uitgebreide conversatiegids, een praktische samenvatting met prompts die je direct in een conversatie kan gebruiken en een document om de uitkomsten van het gesprek vast te leggen.”

Een centraal aspect van de VZP+-aanpak was het toewijzen van verschillende rollen aan alle personeelsleden in het woonzorgcentrum. “De referentiepersonen zijn de kartrekkers, diegenen die anderen opleiden en warm maken voor vroegtijdige zorgplanning. De gespreksleiders zijn verantwoordelijk om regelmatige VZP-gesprekken in te plannen en te houden met bewoners en hun naasten. Alle andere personeelsleden treden op als signaleerders. Zij herkennen triggers die wijzen op de bereidheid of de behoefte van een bewoner om deel te nemen aan VZP. De aanpak met de rollen bleek een goede manier om iedereen in de zorginstelling te betrekken op hun eigen niveau. Je creëert een open sfeer en vermindert het taboe. Doordat iedereen op de hoogte is, wordt het gemakkelijker om het thema aan te snijden met collega’s en bewoners.”

Aandachtspunten bij bewoners met dementie

Als eerste stap in haar doctoraatstraject dook Annelien in de literatuur om een stand van zaken op te stellen in verband met levenseindebeslissingen bij mensen met dementie en de betrokkenheid van hun naasten. In de trainingstool VZP+ werd hiermee rekening gehouden, want dementie vraagt bijzondere aandacht en een specifieke aanpak. “In een woonzorgcentrum zijn bewoners doorgaans al verder in het dementieproces”, vertelt ze. “Velen zijn niet meer wilsbekwaam, dus de familie is nauw betrokken bij alle beslissingen. Omgaan met personen met dementie vraagt een heel andere gesprekstechniek. Enkele concrete tips die wij meegaven, zijn: laat het gesprek niet te lang duren. Let er ook op dat niet te veel afleidende factoren zijn. Vat het gesprek bijvoorbeeld niet aan op het moment dat de persoon normaal gezien een middagdutje doet.”

Conclusies

De trainingsmodule in het onderzoek duurde acht maanden. Uit de evaluatie bleek dat die positieve effecten teweegbracht. “Na de opleiding was er meer bewustzijn over vroegtijdige zorgplanning in het hele woonzorgcentrum”, vertelt Annelien. “Een belangrijke observatie is dat zorgverleners meer vertrouwen hadden in hun eigen kunnen en sneller het gesprek durfden aan te gaan. Een cruciaal element is de steun vanuit het management. Als die er is, wordt het aanzienlijk gemakkelijker om tijd te investeren in VZP.”

De onderzoekers erkennen dat de context van een woonzorgcentrum vaak complex is. “Vroegtijdige zorgplanning implementeren in de dagelijkse zorg is echt een cultuurverandering, die tijd en energie vraagt. Daarvoor is engagement van de leidinggevenden onmisbaar. Er is ook relatief veel verloop van personeel en zo dreigt waardevolle kennis uit de organisatie te verdwijnen. Daarom werkt de aanpak met de verschillende rolverdelingen zo goed: iedereen is op zijn of haar eigen manier betrokken en je bent niet afhankelijk van één referentiepersoon.”

Boodschap aan alle zorgverleners

Annelien raadt iedereen aan om een training rond VZP te volgen. Tegelijkertijd benadrukt ze dat je als zorgverlener elke kans moet grijpen om met bewoners in gesprek te gaan. “Je hoeft geen angst te hebben om met bewoners in gesprek te gaan over vroegtijdige zorgplanning. Als iemand er niet over wil praten, merk je dat vanzelf. Laat het dan even los. Vroegtijdige zorgplanning is een proces, geen gesprek dat je één keer voert of één document dat je opstelt. Onze ingesteldheid fluctueert in tijd en plaats, en het is ook oké als mensen van gedachten veranderen over hoe ze het einde van hun leven willen inrichten. Dat is ook niet onlogisch wanneer het levenstraject of het ziektebeeld wijzigt. We moeten oplettend blijven, zodat we iedereen de kans geven om erover te praten als ze willen.”

[1] Sudore RL, Lum HD, You JJ, et al. Defining Advance Care Planning for Adults: A Consensus

Definition From a Multidisciplinary Delphi Panel. J Pain Symptom Manage. 2017;53(5):821-

832.e1. doi:10.1016/j.jpainsymman.2016.12.331

[2] Advance care planning in nursing homes: new conversation and documentation tools. Wendrich-van Dael A, Gilissen J, Van Humbeeck L, Deliens L, Vander Stichele R, Gastmans C, Pivodic L, Van den Block L.BMJ Support Palliat Care. 2021 Sep;11(3):312-317. doi: 10.1136/bmjspcare-2021-003008. Epub 2021 Jun 23.PMID: 34162581 Free PMC article.

Annelien Van Dael

Onderzoek meteen vervolgd

Het VZP+-project kreeg de nodige aandacht van de Vlaamse overheid. Samen met het PACE-project (PAlliative Care for Elderly people in long-term care facilities in Europe) ligt het aan de basis van het TETRA-project ‘Van cure naar care’, dat loopt tot 2024 met de steun van VLAIO.

Meer weten over het TETRA-project? Grijp even terug naar de juni 2022-editie van Netwerk Verpleegkunde met thema palliatieve zorg.