De laatste halte

28-08-2023

Lien De Metsenaere werkte tien jaar op een ICU-afdeling en zeven jaar in een palliatief supportteam. Sinds januari 2023 begeleidt ze via huisbezoeken en op zelfstandige basis patiënten en hun naasten met palliatieve- en levenseindezorg, rouw en verlies. Ze geeft ook lezing en schreef het boek ‘Omdat we allemaal doodgaan’. Met dit verhaal wil ze meer bewustzijn creëren bij hulpverleners over palliatieve- en levenseindezorg.

De enige gebeurtenissen die we allen gemeenschappelijk hebben, is dat we geboren worden en weer doodgaan. Een groot deel van de zorgkwaliteit tijdens beide momenten is sterk afhankelijk van de zorgverleners die we rondom het kraam- of sterfbed hebben.

Ik deel met jullie het verhaal van Jacques*. Sinds het overlijden van zijn echtgenote, 18 jaar geleden, leeft deze 95-jarige man meer en meer geïsoleerd. Zijn warme familie tracht hem dagelijks zo goed mogelijk te omringen. De voorbije maanden kreeg Jacques plots te kampen met geheugenverlies en valproblemen: de diagnose van dementie wordt gesteld. Alleen thuis wonen wordt onveilig en de familie gaat op zoek naar een woonzorgcentrum. Thuis stapte opa nog. Sinds zijn verblijf in het woonzorgcentrum wordt dat klein beetje autonomie weinig tot niet gestimuleerd en al snel is hij gebonden aan een rolstoel. Zijn visuele hallucinaties zijn door de medicatie onder controle. Na een verblijf van zes maanden vermindert de kwaliteit van zorg aanzienlijk. De steeds fiere opa krijgt verschillende dagen na elkaar dezelfde, soms bevuilde kledij aangetrokken en ook zijn baard wordt niet meer dagelijks geschoren. Het woonzorgcentrum geeft het recente vertrek van een aantal trouwe zorgers als oorzaak.

We zijn zaterdag, 17 uur: Jacques zit in de eetzaal en verslikt zich in zijn boterham. Hij dreigt te stikken, een heimlichmanoeuvre baat niet. Opa is bewusteloos en stopt met ademen. Bij de opname in het woonzorgcentrum werd in een wilsverklaring vastgelegd dat opa niet meer wil gereanimeerd worden. Toch start een zorgkundige de reanimatie. Wanneer de mugarts ter plaatse komt is opa al gereanimeerd: hij heeft multiple ribfracturen, is bij bewustzijn, kreunt van de pijn, heeft wijd opengesperde, angstige ogen en heeft een snelle, reutelende ademhaling. De familie wordt opgebeld door de spoedarts en krijgt te horen: “Ik kan niets meer voor hem doen.” Bij aankomst in het woonzorgcentrum treffen zijn naasten een stervende opa aan die bij bewustzijn is en allesbehalve comfortabel. Het zorgpersoneel en de kleindochter bellen de huisartsenwachtpost, zonder resultaat.

Kort na middernacht verschijnt een jonge huisarts aan het bed van de stervende opa. Deze besluit dat opa amper pijnmedicatie gewend is en stelt als Tramadol-druppels voor, die helaas niet voorradig zijn in het woonzorgcentrum. Een merkwaardige therapie, als je weet dat opa niet meer in staat is tot slikken. De huisarts vraagt aan de familie om bij de apotheek van wacht langs te gaan. Deze weigeren vol ongeloof zijn verzoek. Om die reden stelt hij voor om 1 ampul morfine subcutaan toe te dienen en dit te herhalen om de vier uur. Het woord palliatieve zorg wordt niet uitgesproken door de arts en wanneer de familie vraagt of hij de palliatieve thuiszorg (PTZ) kan inschakelen, acht hij dit nog niet nodig. Pas als de situatie van opa morgenochtend nog dezelfde is, dan kan en mag van hem dit team worden geconsulteerd.

De familie wijkt niet van opa’s zijde. Zondagochtend schakelt de familie de verpleegkundige van de PTZ in. Deze krijgt telefonisch toestemming van de jonge huisarts voor een subcutane medicatiepomp. De arts komt niet meer langs. Na 19 lange uren van lijden lijken de symptomen van opa eindelijk onder controle. Die avond breken de symptomen weer door en wordt onvoldoende geanticipeerd door de zorgverleners van het woonzorgcentrum. De kleindochter helpt de verpleegkundige om opa op zijn zijde te draaien en met de hand de slijmen uit zijn mond te verwijderen. Een aspirator was op dat moment nog niet voorhanden, die was in gebruik bij een andere bewoner. Jacques is aan het stikken in zijn fluimen en de familie kan niets anders doen dan machteloos toekijken. Een zorgkundige zegt: “Jullie kunnen als familie niets anders doen dan ‘dit’ uitzitten, dit is het laatste proces.” Om 00.15 uur overlijdt Jacques.

Opa stikte in zijn boterham en overleed. Een overbodige reanimatie bracht hem met veel pijn en discomfort opnieuw in leven. Onvoldoende kennis over palliatieve- en levenseindezorg van de zorgverleners droegen bij tot het leveren van een 31 uur durende doodstrijd waarvan hij amper 8 uur comfortabel is geweest. Alsnog stikte hij in zijn fluimen door onvoldoende en het laattijdig opstarten van pijn- en symptoomcontrole.  Dit is een schrijnend voorbeeld van hoe palliatieve zorg anno 2023 in Vlaamse zorginstellingen helemaal niet hoort te zijn. Lieve mensen, deel dit verhaal van Jacques en zijn familie. Laat ons alsjeblief samen iets veranderen, door het vakonderdeel palliatieve zorg uit te breiden en te verplichten in onze zorgopleidingen. Niemand van ons verdient een laatste halte zoals deze.

 

*De naam van opa Jacques is fictief.