Dubbelinterview ministers Gennez en Vandenbroucke: samen voor een zorg die blijft werken
13-05-2025
Het beroep van de verpleegkundige werd de voorbije twee legislaturen ingrijpend hervormd. Dat is het resultaat van een intensieve samenwerking om verpleegkunde toekomstgericht te herstructureren en een oplossing te bieden voor de enorme werkdruk en de grote tekorten in de zorg. Wat zijn nu de volgende stappen? Op 12 mei 2025, de internationale dag van de verpleegkunde, kon NETWERK VERPLEEGKUNDE die vraag voorleggen aan Vlaams minister van Welzijn en Armoedebestrijding, Cultuur en Gelijke Kansen Caroline Gennez en aan federaal minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Armoedebestrijding Frank Vandenbroucke.
Verpleegkundige bestaffing
Zo’n 98 procent[1] van de verpleegkundigen in woonzorgcentra beantwoordt de telefoon en voert administratieve taken uit, 85 procent maakt bedden op en 84 procent voert logistieke taken uit. In ziekenhuizen geeft 96 procent[2] van de verpleegkundigen aan niet-verpleegkundige taken uit te voeren tijdens hun laatste shift.
Door de historische methode van financiering worden verpleegkundigen te vaak ingezet in functies en taken waarvoor ze niet opgeleid zijn. Zo benutten ze hun noodzakelijke vaardigheden niet ten volle. De normen voorzien een financiering voor verpleegkundigen en onvoldoende voor ondersteunende diensten.
Het zorgpersoneelsfonds en het woonzorgdecreet van 2019 laten vandaag al een meer gedifferentieerde financiering van profielen in de zorg toe. Een goede zaak. Toch zetten we vandaag verpleegkundigen nog steeds onvoldoende in naar hun competenties. Een teken dat de financiering vandaag nog niet gedifferentieerd genoeg is.
Is een daling van de normen aan verpleegkundigen in de woonzorgcentra, op voorwaarde dat er voldoende ondersteunde functies worden aangenomen en de kwaliteit gegarandeerd, een goede piste?
Minister Gennez: “Verpleegkundigen in de ouderenzorg moeten de competentie hebben om goed samen te werken met andere beroepen, zoals zorgkundigen en logistieke medewerkers. Dat is ook bijzonder aan de arbeidsorganisatie in de woonzorg. Ik zie een belangrijke rol voor de nieuwe basisverpleegkundigen in woonzorgcentra. Die beroepsgroep wordt meer dan vroeger essentieel in de ouderenzorg. Verpleegkundige expertise binnen een holistische multidisciplinaire benadering van ouderen maakt het beroep van verpleegkundige zo essentieel in de zorg. Ook de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) gaan we heel hard nodig hebben in de woonzorgcentra. Specifieke noden bij ouderen zullen we moeten aanpakken met doorgedreven samenwerking met andere sectoren, zoals de geriatrische afdelingen in ziekenhuizen, de geestelijke gezondheidszorg en thuisverpleging. Het ruimere personeelsvraagstuk moet sowieso in een samenwerkingscontext worden bekeken. Ik merk dat de zorg erg in silo’s gestructureerd en georganiseerd is. Een geïntegreerde aanpak is ook hier het antwoord op de schaarste aan medewerkers in functie van de beste zorg voor de mensen met een zorgnood. Verpleegkundigen dienen uiteraard te doen waar ze zeer goed in zijn: verpleegkunde beoefenen bij wie daar behoefte aan heeft.”
De verplichting om tijdens nachtdiensten in woonzorgcentra een verpleegkundige te voorzien: is dit een noodzaak of kan er op een andere manier, bijvoorbeeld via samenwerkingsovereenkomsten, worden gewerkt?
Minister Gennez: “Momenteel zegt het woonzorgdecreet dat er 24-uurspermanentie van een verpleegkundige moet zijn in een woonzorgcentrum. Dat is nodig, want de bewoners hebben vaak hoge zorgnoden. Maar als er schaarste is in een beroepsgroep zoals binnen de zorg, moet je jouw mensen inzetten op het moment en voor de taken waar ze het meest toegevoegde waarde hebben. Daarom moeten we durven hervormen.
Misschien moeten we de verpleegkundige permanentie vervangen door een verpleegkundige oproepbaarheid? De beschikbaarheid dient lokaal nauwgezet geregeld te blijven in functie van de noden. En misschien kunnen we wel personeel delen, denk dan aan samenwerking tussen een woonzorgcentrum en een dienst voor thuisverpleging of een andere voorziening in de buurt. Het belangrijkste uitgangspunt blijft de kwaliteit van de zorg voor mensen. Deze blijven we garanderen, 24 uur op 24, rekening houdend met de werkbaarheid van de job.”
Hoe denkt u, minister Gennez, over deze stelling: “We wensen hoofdverpleegkundigen in de woonzorgcentra in te zetten in een duidelijke functie- en taakdifferentiatie, alleen laat de huidige normfinanciering dit niet toe. Zolang er geen aanpassing of verruiming komt in de profielen die binnen deze financiering kunnen worden aangeworven, wat niet noodzakelijkerwijs meer financiering vraagt, komen we niet tot differentiatie.” Binnen het woonzorgdecreet van 2019 werd de aanstelling van een teamcoach mogelijk in de plaats van een hoofdverpleegkundige. Hoe loopt dit binnen de woonzorgcentra? Is dit geëvalueerd?
Minister Gennez: “Ik zie dat in praktijk gekozen wordt voor een mix van leidinggevende medewerkers, waarbij de coaching van de teams door verpleegkundigen of andere beroepen gebeurt. Het tekort aan verpleegkundigen is ook voelbaar bij de hoofdverpleegkundige. Leidinggeven is een competentie op zich. Maar het lijkt me niet slecht dat de verpleegkundige ook aanwezig blijft binnen de organisatie van leefgroepen en afdelingen. Ook software kan hier ondersteunend werken. Een leidinggevende verliest best wat tijd met het opmaken van uurroosters. En je moet geen verpleegkundige zijn om de uurroosterplanning op te maken van een zorgequipe.”
Ook binnen de ziekenhuizen horen we meer en meer stemmen opgaan om de functie van hoofdverpleegkundige te laten invullen door niet-verpleegkundigen, zoals in het rapport van de FRZV over erkenningen in cascade[3]. NETWERK VERPLEEGKUNDE stelt voor om enkele diensten, zoals medische beeldvorming, open te stellen voor andere profielen, maar zeker niet ruimer te gaan dan dat. Hoe kijkt u, minister Vandenbroucke, hiernaar? Kan voor u een niet-verpleegkundige de taken van een hoofdverpleegkundige uitvoeren?
Minister Vandenbroucke: “Voor mij is het cruciaal dat elke zorgverlener optimaal wordt ingezet op basis van zijn of haar opleiding, ervaring en competenties. Dat is ook het uitgangspunt van de zorgladder, die uitgaat van taakdifferentiatie in functie van zorgnoden en op basis van opleiding en ervaring. Maar ik wil daar wel aan toevoegen: kwaliteit en veiligheid voor de patiënt moeten altijd voorop blijven staan.
Wanneer we het hebben over leidinggevende functies, zoals die van hoofdverpleegkundige, dan gaat het niet alleen over organisatie of coördinatie. Het gaat ook over klinische verantwoordelijkheid, over het opvolgen van de kwaliteit van zorg en over het nemen van inhoudelijke beslissingen op de werkvloer. Dat vraagt een diepgaande verpleegkundige expertise. Die functie zomaar openstellen voor mensen zonder verpleegkundige achtergrond zou dan ook niet verantwoord zijn.
Dat gezegd zijnde, in sommige afdelingen, bijvoorbeeld waar minder rechtstreeks verpleegtechnisch werk gebeurt, kan het waardevol zijn om ook andere profielen in te schakelen in ondersteunende leidinggevende rollen. Niet-verpleegkundigen kunnen een waardevolle rol opnemen binnen zorgteams, bijvoorbeeld op vlak van logistiek, administratie, of in leidinggevende functies zonder klinische verantwoordelijkheid. Maar dan wel binnen een duidelijk kader met duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden.
Ik zie dus zeker ruimte voor samenwerking, voor het inzetten van diverse talenten in een gestructureerd zorgteam – administratief, logistiek of leidinggevend. De zorg van morgen vraagt flexibiliteit, maar nooit ten koste van zorgkwaliteit.”
De verschillende nieuwe wetgevingen maken delegatie naar andere zorgberoepen uit de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorg (WUG) binnen een gestructureerd zorgteam mogelijk, net zoals naar personen in de omgeving van de zorgvrager door de bekwame helper, de mantelzorger en de activiteiten van het dagelijkse leven (ADL). Heel wat zorginstellingen gaan hiermee positief aan de slag. Zullen hiervoor pilootprojecten gefinancierd worden?
Minister Vandenbroucke: “We dienen op termijn te bekijken hoe de toepassing van de bekwame helper en ADL in de praktijk loopt.”
Minister Gennez: “In de ouderenzorg merk ik enthousiasme over het KB ADL en zijn er voorzieningen die hier voorzichtig mee aan de slag gaan. Logistieke medewerkers met de juiste menselijke competenties krijgen een korte opleiding op de werkvloer en kunnen eenvoudige taken zoals hulp bij maaltijden en hygiënische zorgen uitvoeren. Het is uiteraard niet de bedoeling dat we voor de zorgtaken zorgberoepen vervangen door logistieke medewerkers. Een goede coördinatie binnen een multidisciplinair team is een voorwaarde. Ik denk dat NETWERK VERPLEEGKUNDE en de sociale partners hier een rol kunnen hebben om de goede voorbeelden te delen. Zo kunnen we leren van elkaar.”
Zorg valt niet stil in het weekend of ‘s avond. De therapie voor zorgvragers stopt niet aan de muren van zorginstellingen, maar ook niet aan de grenzen van werkshiften. Waarom stoppen behandelingen of begeleidingen bijvoorbeeld om 17 uur en wordt de zorg hierna vanzelfsprekend overgedragen aan de VVAZ, de basisverpleegkundigen en de zorgkundigen? NETWERK VERPLEEGKUNDE pleit ervoor de 24-uurspermanentie door verpleegkundigen te verruimen naar andere beroepen. De permanente beschikbaarheid van psychologen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, maatschappelijke werkers, apotheekassistenten, … tijdens de weekends en avonden zullen het werk voor verpleegkundigen verlichten. Ook zullen we zo meer tegemoetkomen aan de noden van de zorgvrager en bijgevolg onze samenleving. Wat vinden jullie van dit voorstel?
Minister Vandenbroucke: “Ik begrijp de bezorgdheid dat de zorg buiten de kantooruren momenteel grotendeels gedragen wordt door verpleegkundigen en zorgkundigen. Ik wil daarom evolueren naar zorgmodellen waarin verantwoordelijkheid gedeeld wordt, niet doorgeschoven en tegelijk tegemoetkomen aan de reële noden van patiënten. Dit betekent concreet dat we onderzoeken hoe ook andere beroepsgroepen structureel en werkbaar kunnen bijdragen aan de continuïteit in de zorg.
Tegelijk wil ik vermijden dat we onbedoeld de werkdruk in andere disciplines verhogen of professionals naar een burn-out duwen. Daarom werk ik samen met het werkveld aan evenwichtige afspraken over wie wanneer inzetbaar is, onder welke voorwaarden, met welke terugkoppeling en met behoud van kwaliteit en rustmomenten. Vertrouwen en duidelijke rolafspraken zijn hierbij essentieel. Ik wil daarom sterk inzetten op interprofessionele samenwerking en gedeelde zorgverantwoordelijkheid.”
Als u, minister Vandenbroucke, naar de cijfers van de federale Planningscommissie kijkt, kunnen we misschien niet anders stellen dat net die beroepen die een 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 permanentie verwachten het minst goed toenemen in aantallen. De nieuwe generatie heeft andere verwachtingen naar work-lifebalance, waar nacht- en weekendshiften niet meteen standaard zijn. Moet hier niet meer op worden ingespeeld?
Minister Vandenbroucke: “Zorg zal nooit een 9-to-5-job zijn. Wachtdiensten en permanentie zijn een deel van de job van zorgverleners. De veranderende verwachtingen maakt dat we aandacht moeten besteden aan het feit dat deze belasting voor de zorgverleners combineerbaar is met het privéleven, zonder dat dit raakt aan de kwaliteit van de zorg. Dat wil zeggen dat we moeten reflecteren over organisatie- en financieringsmodellen waarin samenwerking centraal staat. Hierbij kan ook gekeken worden naar wachtdiensten en permanenties om de zorgverleners goed te omkaderen. Belangrijk hierbij is de wachtdiensten en permanenties op de juiste schaal te organiseren zodat het haalbaar blijft voor de zorgverlener en anderzijds bereikbaar blijft voor de patiënt.”
Impact van de verkorte opnameduur op de thuiszorg
Zorg verschuift meer en meer over de verschillende sectoren heen. Door de afbouw van de opnameduur vindt veel ziekenhuiszorg vandaag al plaats in onder meer de thuisomgeving en in de woonzorgcentra. Afstemming van beschikbare capaciteit, competenties en specialisaties zal in het kader van deze verschuiving belangrijk zijn.
Volgens NETWERK VERPLEEGUNDE zal de afstemming van de beschikbare capaciteit, competenties en specialisaties bij thuisverpleegkundigen enkel mogelijk zijn wanneer er daadwerkelijk bruggen worden gebouwd. Toch horen we sommige ziekenhuizen hun wensen uitdrukken de specialistische thuisverpleging voortaan zelf te kunnen organiseren. Is dit een mogelijkheid?
Minister Vandenbroucke: “In enerzijds een context van toenemende zorgcomplexiteit en vergrijzing, maar anderzijds ook meer mogelijkheden om zorg thuis te verlenen, is het belangrijk om bruggen te bouwen tussen specialistische zorg en thuiszorg, tussen ziekenhuiszorg en eerstelijnszorg. Samenwerking tussen zorgactoren in de eerste, tweede en derde lijn moet worden versterkt, onder meer via gedeelde zorgtrajecten, digitale gegevensdeling en gezamenlijke zorgplannen.
Tijdens de voorbije legislatuur heb ik geïnvesteerd in outreachende zorg, waarbij bijvoorbeeld huisartsen, psychiaters, geriaters en neurologen beter vergoed worden om bewoners in woonzorgcentra ter plekke op te volgen. Belangrijk hierbij is dat de interventie van die arts niet beperkt is tot louter een bezoek aan een patiënt: de doelstelling is ook om bij te dragen aan de kwaliteit van de algehele zorg voor deze bewoner in het woonzorgcentrum.
Ook heb ik ingezet op thuishospitalisatie voor oncologie en langdurige antibioticatherapie, en dit in een samenwerkingsmodel tussen het ziekenhuis, de thuisverpleging, de huisarts, …
Dit is de weg die we moeten gaan. De WHO (rapport 2021 “Strengthening Home-based care”[4]) en studies (Van den Block et al.,2022[5]) tonen aan dat geïntegreerde zorgmodellen met sterk verankerde samenwerking tussen ziekenhuisverpleegkundigen en thuisverpleegkundigen leiden tot betere gezondheidsuitkomsten, minder heropnames en hogere tevredenheid bij patiënten.
We willen niet dat ziekenhuizen deze zorg volledig gaan internaliseren zonder structurele samenwerking met bestaande thuisverpleegkundige netwerken. Dit zou leiden tot fragmentatie, overlapping en mogelijks tot ondermijning van het sterk uitgebouwde thuiszorglandschap in ons land. Ik wil daarom toezien op de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden in plaats van concurrentiemodellen. Inzetten op netwerken waarin ziekenhuisverpleegkundigen en thuisverpleegkundigen elkaar net versterken.”
Ook in de thuiszorg merken we een discrepantie van financiële middelen op. Zo is de gezinszorg aan huis en het verblijf in een woonzorgcentrum betalend, maar krijgt de zorgvrager voor zorgen van een thuisverpleegkundige geen factuur in de bus. Dit wekt de indruk dat deze professionele zorg gratis is. Bovendien wordt hierdoor het idee gecreëerd dat er onvoldoende thuisverpleegkundigen zijn, terwijl zij – door onder meer de financiële discrepantie – heel wat zorgtaken opnemen die gezinszorg zou kunnen uitvoeren. Heeft de huidige opsplitsing tussen gezinszorg en thuisverpleging nog een toekomst? Kan dit anders georganiseerd worden?
Minister Gennez: “Zorgzame Buurten zijn de hoeksteen voor preventie, vroegdetectie en sociale verbondenheid – en belichamen het principe van ‘gezond ouder worden in de eigen omgeving’. De zorg zal hierrond moeten georganiseerd worden. Om het zorgaanbod af te stemmen op werkelijke noden en overaanbod/tekorten te vermijden dient een lokaal zorgbeleidsmanagementmodel ontwikkeld te worden. Dat gebeurt het best lokaal, op basis van de behoeften en ondersteund met data.
Gezinszorg is de spil in de ambitie om mensen langer thuis te laten wonen. Door automatisering en vereenvoudiging verhoog je kwaliteit, betaalbaarheid en efficiëntie in één beweging. We zetten in op een efficiëntere inzet van medewerkers via hybride, collectieve gezinszorg en avondzorg. Ook willen we de samenwerking op wijk- of buurtniveau over diensten heen stimuleren en faciliteren. Multi-inzetbaarheid van personeel zal meer de norm worden dan de uitzondering. We voorzien een inkanteling van de financiering van de gezinszorg binnen de Vlaamse Sociale Bescherming. Dit laat ons toe de financiering te herdenken en klaar te stomen voor de uitdagingen van vandaag, maar ook van morgen.
Tegelijkertijd verwijs ik ook naar het federaal regeerakkoord waar we stellen dat de organisatie en financiering van de thuisverpleging wordt hervormd om rationeler en doelmatiger om te gaan met de arbeidskrapte en daardoor het beroep aantrekkelijker te maken, alsook om de zorg voor de patiënt te verbeteren. Met de deelstaten wordt overlegd over hoe zo’n hervorming afgestemd kan worden op hervormingen in de thuiszorg.”
In de verdere hervorming van de eerstelijnszones vragen verpleegkundigen sterker betrokken te worden zodat zorg- en financieringsbeleid aansluiten bij de beschikbare capaciteit en specialisatiedomeinen van huisartsen en thuisverpleegkundigen. Hoe ziet u de toekomst van de eerstelijnszones, minister Gennez? En wat met de toekomstige financiering van het NPTV?
Minister Gennez: “De zorgraden van de eerstelijnszones krijgen een belangrijke rol in de bredere ondersteuningsstructuur voor geïntegreerde zorg en ondersteuning. Zij moeten mee de motor worden van de transitie richting geïntegreerde zorg en ondersteuning, en er mee voor zorgen dat deze transitie ingang vindt op het terrein. De betrokkenheid van de zorgberoepen, waaronder huisartsen en thuisverpleegkundigen, is hierbij essentieel. Via een subsidie aan de beroepsgroepen wordt aan de verenigingen van zorgberoepen, waaronder het NPTV, extra steun gegeven om lokale kringen binnen de eerstelijnszone te versterken. Daarnaast is dit jaar een deel van de subsidie verbonden aan de opdracht om de generieke opleiding met basiskennis over doelgericht samenwerken door te vertalen naar de dagelijkse praktijk van de gezondheidszorgbeoefenaars.”
De olifant in de kamer: IFIC
We vernemen dat de gesprekken opstarten over een vereenvoudiging van de huidige verpleegkundige functies in het IFIC-loonmodel binnen de vzw IFIC[6]. In dit kader willen we benadrukken dat er in 2019 al door NETWERK VERPLEEGKUNDE uitgebreid voorbereidend werk is geleverd om de IFIC-classificatie voor de verpleegkundige functies te vereenvoudigen, meer bepaald voor de specialistische functies. Ook de voorwaarden om te worden toegewezen aan een specialistische functie maakten we eenvoudiger. Het rapport van 2019[7], onderschreven door onze Franstalige collega’s van acn en onze Duitstalige collega’s van KPVDB, werd toen verdedigd tijdens de hoorzittingen van de sociale partners en is vandaag bijzonder relevant. NETWERK VERPLEEGKUNDE vraagt om het aantal verpleegkundige functies in IFIC te reduceren tot zeven functies, de hiërarchische functies als verpleegkundige ziekenhuishygiënisten en hoofdverpleegkundigen, zorgmanagers buiten beschouwing gelaten.
Wetende dat IFIC vzw een zaak is van de sociale partners, kan u deze vraag van NETWERK VERPLEEGKUNDE ondersteunen, minister Vandenbroucke? Waarom wel/niet?
Minister Vandenbroucke: “De herwaardering van verpleegkundige competenties vereist heldere en werkbare functiedifferentiatie. Ik heb echter respect voor de autonomie van het sociaal overleg en geef deze alle kansen.”
Binnen IFIC moeten nieuwe functies zoals de basisverpleegkundige en de verpleegkundig specialist een plaats krijgen. De huidige procedures voor herweging binnen IFIC zijn ontoereikend om tegemoet te komen aan de tijdgebonden verwachtingen van de werknemers in de betrokken zorgsectoren. Het niet kennen van de verloningschaal voor de basisverpleegkundigen die in 2026 zullen afstuderen, heeft een invloed op de dalende inschrijvingen[8]. Kan naar deze studenten, samen met de sociale partners, toch een perspectief geboden worden?
Minister Vandenbroucke: “Daar werken we op dit moment nauw voor samen met de deelstaten, sociale partners en IFIC om de implementatie in goede banen te leiden zodat er duidelijk communicatie over loonperspectieven komt vóór de afstudeerfase 2026.”
IFIC heeft een herweging gedaan voor de zorgkundigen. Zij moeten met één loonschaal verhoogd worden. Toch ontbreekt vandaag het financiële engagement van de Vlaamse overheid en de federale overheid. In Wallonië vond men wel een (beperkte) oplossing. Wanneer volgt het Vlaamse en federale niveau?
Minister Vandenbroucke: “We benadrukken nogmaals het belang van zorgberoepen met hoge maatschappelijke waarde, maar hiervoor is interfederale samenwerking vereist. We bekijken dus met de deelstaten.”
Begeleidingsverpleegkundigen
Zo’n 25 jaar geleden riep minister Vandenbroucke de functie van de begeleidingsverpleegkundige in het leven. Tot nu toe is de functie van begeleidingsverpleegkundige beperkt tot de ziekenhuissector. Nochtans tonen studies aan dat een goede begeleiding loopt van de eerste werkdag tot twaalf à achttien maanden later, en dat medewerkers zo langer aan boord blijven. We zijn van mening dat een uitbreiding naar onder meer de ouderenzorg, thuiszorg, centra voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg aan de orde is.
Het structureel en georganiseerd introduceren en begeleiden van starters kan dus ook in andere sectoren een boost geven. Is er een mogelijkheid om hiervoor een wettelijk kader en financiële middelen te voorzien?
Minister Gennez: “De context van de welzijnssector is anders dan deze van de ziekenhuizen. Vaak is de schaal van de organisaties kleiner. Daarom moeten we de begeleiding van medewerkers, maar ook nieuwe medewerkers en de stagiairs ruimer bekijken dan binnen een organisatie. De vraag stelt zich ook of de coaching- en mentorrol altijd door een verpleegkundige dient te gebeuren. Wetende dat deze schaars zijn.”
Met maatregelen om de uitstroom aan verpleegkundigen te minderen en hen aan de slag te houden komen we er niet. Er is ook een verhoogde instroom nodig. Dit begint met een beter imago voor de zorg, net zoals een helder beeld over de effectieve carrièremogelijkheden in zeer diverse zorgcontexten. De bevolking moet een beter beeld krijgen over de meerwaarde van verpleegkundige zorg en de specialisatie en doorgroeimogelijkheden van het beroep. De rol van de Vlaamse Zorg- en Welzijnsambassadeur is doorslaggevend. Toch is dit een enorm takenpakket voor één persoon. Wordt deze functie administratief versterkt?
Minister Gennez: “De Vlaamse Zorg- en Welzijnsambassadeur is waardevol voor de sector. De ambassadeur staat er dan ook helemaal niet alleen voor. Ze krijgt alle steun, niet alleen binnen de teams van het Departement Zorg, maar ook van het kabinet.”
Normen voor verpleegkundige functies
Duidelijke criteria en normen naar gelang de zorginstelling en zijn zorgcontext zullen bepalen hoe de samenstelling van een gestructureerd zorgteam eruit zal zien om zo kwaliteitsvolle zorg te waarborgen voor elke zorgvrager. De aanwezigheid van ‘voldoende’ verpleegkundigen met een VVAZ-diploma in elke zorginstelling, samen met een stimulerende werkomgeving die doorgroeikansen creëert, zal leiden tot gespecialiseerde verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten, ingebed in elke zorgsector.
Hoe zal dit mogelijk gemaakt worden binnen de huidige normen? Zal dit vrij voor invulling door het werkveld gelaten worden, of zullen criteria en aantallen effectief nodig zijn?
Minister Vandenbroucke: “Momenteel bestaat er nog geen gedragen methodologie om deze criteria objectief vast te leggen per zorgcontext. We hebben hierover al verkennend advies gevraagd en bekijken intussen andere manieren om dit via evidencebased criteria en in overleg met het werkveld verder te onderbouwen.”
Heroriëntering niet-actieven
Het is een goede stap dat wie een opleiding verpleegkunde volgt zijn/haar uitkering niet verliest. Momenteel zijn er in België heel wat werkzoekenden en zo’n 1,6 miljoen niet-actieven[9]. Als een deel van hen geactiveerd of geheroriënteerd kan worden naar een job in de verpleegkunde of de zorg in het algemeen, dan zijn er al belangrijke stappen gezet.
Met een duidelijk actieplan en hieraan verbonden regelgeving voor gegevensregistratie en -deling per sector, kunnen we mogelijks het aantal zij-instromers verhogen. Hoe wordt hierrond in de regering samengewerkt om een beleid op te stellen?
Minister Vandenbroucke: “Ik zag onlangs een heel mooi voorbeeld van een ziekenhuis dat zelf sterk inzet op het inbouwen van ‘het werken aan een terugkeer naar werk’ in het herstelproces. Het heeft mij geïnspireerd om na te denken over een nationaal actieplan voor de zorgsector. Ik zie daarbij twee belangrijke assen. In de eerste plaats kan een ziekenhuis patiënten die bij hen in behandeling zijn en niet terug kunnen keren naar hun vorige job, snel in contact brengen met mensen die hen wel kunnen helpen bij een heroriëntering. Een ziekenhuis kan dan uiteraard de troeven van de zorgsector in de verf zetten. Je zou zelfs mooie ‘proef’-projecten kunnen installeren. Waarbij ik ‘proef’ hier in de meer letterlijke betekenis zie: korte periodes waarbij mensen kunnen proeven van de jobs die beschikbaar zijn in een ziekenhuis. Dat is wel een Vlaamse bevoegdheid, dus daar zal samengewerkt moeten worden met diensten als Werkschakel bijvoorbeeld.
De tweede as gaat over het eigen personeel dat langdurig ziek thuis is. Ook voor deze doelgroep kan men sterker werken aan een terugkeer naar werk en daarvoor samenwerken met een partner als Werkschakel. Het is belangrijk dat dit stap voor stap kan gebeuren, en in een veilige context. De voorbeelden die ik heb gezien waren echt wel indrukwekkend. Zo ontmoette ik iemand die na een hersenbloeding heel geleidelijk aan terug aan de slag kan gaan in een zorgjob. Zulke verhalen zijn zo mooi, omdat het een echte win-win is. Mensen die kiezen voor een job in de zorg, kiezen voor een passie. Die passie blijft, ook als er een gezondheidsprobleem is, of net daarom. Dan is het toch fantastisch dat je als werkgever die mensen nieuwe kansen geeft? Het vraagt een inspanning van de werkgever, helemaal akkoord. Maar een inspanning die zichzelf dubbel en dik terugbetaalt.”
Minister Gennez: “Ik kan dit enkel beamen. We hebben iedereen nodig. Of dat nu om federaal of Vlaams zorgpersoneel gaat. Voor de mensen maakt dat niet uit welke handen hen uiteindelijk verzorgen.”
Verpleegkundig specialist
Ook voor de verpleegkundig specialist op masterniveau is een belangrijke toekomstige rol weggelegd binnen de woonzorgcentra. Op vzw-niveau zouden enkele van deze verpleegkundig specialisten worden tewerkgesteld, wat een belangrijke bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van zorg, maar vooral ook een klinische ondersteuning betekent voor de verpleegkundigen en zorgkundigen.
Hoe kijkt u hiernaar, minister Gennez?
Minister Gennez: “Welzijnsorganisaties zijn anders dan ziekenhuizen. Toch moeten we meer werken voorbij de muren van de voorziening. Zo kunnen we perfect de expertise van verpleegkundig specialisten uit de ziekenhuizen inzetten in de ouderenzorg. Of kunnen woonzorgcentra de thuiszorg ondersteunen bij palliatieve situaties binnen de respijtzorg. Een sterke en performante eerstelijnszorg, ondersteund door tweede of derde lijn zal de kwaliteit van zorg voor de patiënt alleen maar ten goede komen.”
We weten dat de financiering van de CRA’s recent in de woonzorgcentra is aangepast met een beperkte vergoeding voor de CRA. Zo komt een budget vrij voor de woonzorgcentra om aan andere profielen te besteden, zoals de financiering van een verpleegkundig specialist. Of kan dit niet?
Minister Gennez: “Woonzorgcentra zijn vrij het budget te besteden binnen de bestaande regelgeving.”
De tweede olifant in de kamer: verzelfstandiging verpleegkundigen en interimwerk
We zijn er ons als NETWERK VERPLEEGKUNDE zeer goed van bewust wat de financiële en organisatorische impact is van de statuten van zelfstandig verpleegkundigen en interimverpleegkundigen die aan het toenemen zijn binnen heel wat zorginstellingen. Toch formuleren we hierbij de kritische noot dat we deze tendens misschien eerder in het licht van een deconventionering kunnen houden. Een trend die zich ook bij andere zorgberoepen meer en meer manifesteert. Artsen, kinesitherapeuten, psychologen, ICT-personeel, kookpersoneel, … binnen de zorginstellingen bieden hun diensten aan op zelfstandige basis of binnen interim- of outsourcingwerk. Doet een verpleegkundige iets gelijkaardigs, dan is er plots een probleem.
NETWERK VERPLEEGKUNDE durft te stellen: iedereen die wenst een zelfstandig statuut of niemand een zelfstandig statuut. Dit laat de betaalbaarheid van dit scenario uiteraard buiten beschouwing. Hoe kijkt u als minister naar de discrepantie in statuten bij het zorgpersoneel?
Minister Vandenbroucke: “Verpleegkundigen moeten we vergelijken met andere zorgverstrekkers, niet met ICT of logistieke functies dat door ziekenhuizen kan uitbesteed worden naar andere organisaties. Zelfstandige zorgverleners verlenen individuele prestaties die gefactureerd worden à l’acte aan het RIZIV via de nomenclatuur. Dat geldt ook voor thuisverpleegkundigen, maar niet voor verpleegkundigen in het ziekenhuis. Met andere woorden: hen als zelfstandige een vast bedrag toekennen, is schijnzelfstandigheid. Je werkt in het ziekenhuis binnen een organisatie, met collega’s. Taken worden verdeeld afhankelijk van wat er nodig is die dag. Dat zijn geen individuele prestaties.”
Communicatie over de zorglijnen heen
Autonomie van verpleegkundigen kan extra versterkt worden door zorgvragersdossiers intra- en extramuraal toegankelijk te maken, over de zorglijnen heen. Daarvoor dienen de digitale platformen zoals Vaccinnet, Vitalink, BeLRAI, … beter door de verschillende overheden te worden afgestemd en moeten verpleegkundigen onversnipperd toegang krijgen.
Vandaag communiceert het elektronische bewonersdossier bijvoorbeeld niet met het elektronische patiëntendossier binnen de ziekenhuizen en tussen de woonzorgcentra. Hierdoor moeten vaak papieren worden afgedrukt: anamneses, verslagen, vroegtijdige zorgplanning, wilsverklaringen, … Hoe zal dit op korte termijn worden aangepakt?
Minister Vandenbroucke: “Met het samenwerkingsakkoord eHealth-BelRAI, het actieplan eHealth en de realisatie van het Belgian Integrated Health Record (BIHR) willen we zowel door wetgeving als door concrete projecten verzekeren dat er geïntegreerd en multidisciplinair over de zorglijnen en zorgberoepen heen kan worden samengewerkt, dus zeker ook met de verpleegkundigen. BIHR staat voor een geïntegreerde omgeving waarbij iedereen die zorg levert voor een persoon, dus ook de eigen omgeving van die persoon, toegang krijgt tot die gedeelde gezondheidsgegevens die nuttig en nodig zijn om goede zorg te leveren. We sluiten hierbij ook aan met de principes die Europa vooropstelt voor de gezondheidsgegevensruimte.”
Minister Gennez: “We maken hierbij ook hergebruik maken van componenten die door de verschillende deelstaten zijn ontwikkeld, zoals de gezondheidskluizen, de vaccinatieregisters. Ook Alivia, dat juist die samenwerking aan zorgplan en zorgdoelen tussen zorgverleners en met de zorggebruiker wil versterken, willen we ter beschikking stellen van het federale niveau en de andere deelstaten om zodoende die geïntegreerde zorg te verzekeren.”
[1] DeJonghe Y, Ricour C, de Meester Ch, Malter A, Primus-de Jong C, Van den Heede K, Van de Voorde C, Van Durme M-T, Wynendaele H, Trybou J. Een exploratieve survey als ondersteuning van het beleid omtrent bestaffing in woonzorgcentra: een studie uitgevoerd tijdens de COVID-19 pandemie. Health Services Research (HSR) Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2022 KCE Reports vol. D/2022/10.273
[2] Van den Heede Koen, Bruyneel Luk, Beeckmans Dorien, Boon Niels, Bouckaert Nicolas, Cornelis Justien, Dossche Dorien, Van de Voorde Carine, Sermeus Walter. Verpleegkundige bestaffing voor een veilige(re) zorg in acute ziekenhuizen. Health Services Research (HSR). Brussel. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2019. KCE Reports 325A. DOI: 10.57598/R325AS.
[3] https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/frzvd607-2-advies-van-de-frzv-erkenning-cascade-deel-3-verpleegkundige-departement
[4] https://www.who.int/activities/strengthening-home-based-records-implementation en https://www.who.int/publications/i/item/9789241550352
[5] Van den Block I, de Nooijer, K., Van Den Noortgate, N., Pype, P,Pivodic L. Palliative care symptoms, concerns and well-being of older people with frailty and complex care needs upon hospital discharge: a cross-sectional study. BMC Palliat Care. 2022;21:173. https://doi.org/10.1186/s12904-022-01065-5.
[6] https://www.netwerkverpleegkundemagazine.be/de-verpleegkundige-functies-in-ific/
[7] https://www.netwerkverpleegkunde.be/file?fle=1161697&ssn=999b883c24dffa7f94495117db63d30184ef06ce
[8] https://www.netwerkverpleegkundemagazine.be/inschrijvingscijfers-verpleegkunde-in-franstalige-gemeenschap-blijven-dalen/
[9] https://www.netwerkverpleegkundemagazine.be/hoe-ziet-de-arbeidsmarkt-van-de-toekomst-eruit/