Oncologische patiënten en seksualiteit: Onderzoek onder verpleegkundigen

28-08-2023

Inleiding & Context

In 2020 werden in de EU 2,7 miljoen nieuwe kankergevallen gemeld. Behandelingen zoals chemotherapie, immunotherapie, radiotherapie en chirurgie kunnen het seksueel functioneren negatief beïnvloeden, met variërende prevalentiecijfers van seksueel disfunctioneren. Onderzoek toont aan dat er nog te weinig aandacht is voor het bespreken van seksualiteit en seksuele disfunctie bij patiënten met kanker. Dit onderzoek in Nederland en Vlaanderen richt zich op de mate waarin seksualiteit wordt besproken door verpleegkundigen en het identificeren van de beïnvloedende factoren om dit te bespreken. Het doel is concrete aanbevelingen en verbeteringen in de zorg te formuleren en kennis- en educatiebehoeften te identificeren.

Methode

Via een online vragenlijst werden Nederlandse en Vlaamse verpleegkundigen die werken met oncologische patiënten bevraagd.

Resultaten

Verpleegkundigen zijn van mening dat 75 procent van de oncologische patiënten te maken krijgt met veranderingen in hun seksueel functioneren als gevolg van ziekte en behandeling. Opmerkelijk is het verschil tussen Vlaanderen en Nederland in het bespreken van seksualiteit. Terwijl 15,6 procent van de Nederlandse verpleegkundigen aangeeft dit zelden tot nooit te doen, geldt dit voor 42,2 procent van de Vlaamse verpleegkundigen. Seksualiteit wordt het meest besproken bij patiënten in curatieve behandeling (91,3 %) en minder frequent bij palliatieve patiënten (42,3 %). Opvallend is dat spontane informatie geven over mogelijke bijwerkingen de meest gebruikte benadering is.

Factoren die het bespreken van seksualiteit met de patiënt beïnvloeden werden onderzocht. Verpleegkundigen gaven aan in hoeverre bepaalde factoren hen weerhouden van dit gesprek. Onvoldoende opleiding/training werd het vaakst genoemd (67,2 %), gevolgd door de ‘aanwezigheid van een derde partij’ (52,8 %). Andere belemmeringen zijn: culturele redenen (51,2 %), schaamte over het onderwerp bij de patiënt (49,5 %), geloofsovertuiging van de patiënt (49 %), onvoldoende tijd (47,9 %) en het feit dat de patiënt er niet over begint (43,1 %). Bovenstaande factoren werden als belemmerend ervaren bij zowel Vlaamse als Nederlandse verpleegkundigen. Verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse verpleegkundigen kwamen vooral in percentage naar voor, waarbij Nederlandse verpleegkundigen een minder hoog percentage belemmering ervaren bij deze factoren dan Vlaamse verpleegkundigen. Daarnaast geven Nederlandse verpleegkundigen aan dat de factor ‘de patiënt begint er niet over’ niet als  belemmerend wordt ervaren om seksualiteit met hen te bespreken. Vlaamse deelnemers ervaren vijf aanvullende factoren als belemmerend, waaronder taal, leeftijd van de patiënt, opvoeding van de patiënt, eigen ongemak en de ernst van de ziekte van de patiënt.

Meer dan de helft van de verpleegkundigen (55,6 %) geven aan weinig tot geen kennis te hebben over seksuele problemen. Vlaamse verpleegkundigen scoren hoger (62,9 %) dan Nederlandse (47,5 %). Verpleegkundigen vinden dat er in hun opleiding onvoldoende aandacht is besteed aan seksualiteit en het bespreken hiervan met de oncologische patiënt. Ongeveer 72,3 procent van de verpleegkundigen wil hun kennis vergroten. Waarbij Vlaamse verpleegkundigen dit aangeven voor 78,7 procent ten opzichte van 64,8 procent van de Nederlandse verpleegkundigen. Een opleiding in de werksetting (56,9 %) met focus op communicatietraining (83,8 %) wordt als gewenste manier naar voor geschoven.

Conclusie

De onderzoeksresultaten wijzen op diverse belemmerende factoren die verpleegkundigen ervaren op het vlak van spreken over seksualiteit met oncologische patiënten.  Zowel Vlaamse als Nederlandse verpleegkundigen geven aan dat zij nood hebben aan training en het ontwikkelen van communicatievaardigheden. Een aanbeveling is om deze aspecten als integraal onderdeel op te nemen in de opleiding en nascholing voor oncologisch verpleegkundigen.

De resultaten suggereren dat het aanstellen van referenten op het gebied van seksualiteit waardevol kan zijn. Deze referenten kunnen verpleegkundigen ondersteunen, adviseren en voorzien van gespecialiseerde kennis over seksuele zorg voor oncologische patiënten. Het is eveneens van belang om aandacht te besteden aan alle factoren die verpleegkundigen als beïnvloedend ervaren, om op die manier bewustzijn te creëren rond seksualiteit en seksuele gezondheid van oncologische patiënten.

Seksualiteit moet bespreekbaar zijn gedurende elke fase van het oncologische traject. Het is belangrijk dat verpleegkundigen proactief zijn in het initiëren van gesprekken over seksualiteit en openstaan voor de behoeften en zorgen van hun patiënten.

Eveline Vermoere behaalde in juni 2023 haar masterdiploma in de verpleegkunde en de vroedkunde (onderzoeker in gezondheid en zorg) aan de UAntwerpen. Vanuit haar functie als hoofdverpleegkundige in een oncologisch dagziekenhuis koos ze ervoor om het onderzoek voor haar masterproef te doen binnen deze setting.