Juridische vragen en antwoorden #6 – 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Wat met het beroepsgeheim van een schoolverpleegkundige?
“Hoever gaat het beroepsgeheim van de schoolverpleegkundige? Welke informatie kan, mag of moet met leerkrachten worden gedeeld? En welke informatie moet naar ouders gecommuniceerd worden?”
Antwoord:
Zoals elke zorgverlener is de verpleegkundige in een school gebonden aan het beroepsgeheim.
De ouders van een minderjarige hebben de voogdij en zijn voor de gezondheidszorgen de vertegenwoordiger van de jongere (tenzij er afwijkende rechterlijke beslissingen zouden zijn). Ze mogen dus alle inlichtingen krijgen over de toestand van en zorgen aan hun kind. Als de verpleegkundige, bij voorkeur na overleg binnen het medisch team, evenwel beslist dat de jongere voldoende matuur is om zelf verantwoord te kunnen beslissen, en de jongere vraagt geheimhouding tegenover de ouders, moet de verpleegkundige die beslissing respecteren.
Tegenover leerkrachten geldt het gedeeld beroepsgeheim. De zorgverlener mag gegevens, die onder het beroepsgeheim vallen, delen met andere personen die dezelfde jongere verzorgen indien zij die voor hun functie nodig hebben. Let op: het volledige dossier mag niet zomaar gedeeld worden. Ook hier geldt de uitzondering van een oordeelsbekwame leerling die geheimhouding vraagt aan de schoolverpleegkundige.
Carrièrekansen als basisverpleegkundige beperkt?
“Via Project 600 startte ik in januari 2023 een opleiding verpleegkunde op niveau 5. Ik zit nu in het tweede jaar waarin HBO5-verpleegkundigen en basisverpleegkundigen in opleiding samenzitten. We krijgen ook dezelfde cursussen, al zullen we in het werkveld andere bevoegdheden invullen. Is dit geen discriminatie en beperking van de carrièrekansen? Studeer ik af als basisverpleegkundige of als HBO5-verpleegkundige?”
Antwoord:
Je koos voor de driejarige opleiding en startte die voor het schooljaar 2023-2024. Je zal dus nog afstuderen als HBO5-verpleegkundige. Begon je pas vanaf september 2023 aan de opleiding, dan studeer je af als basisverpleegkundige en mag je dus enkel de handelingen van de basisverpleegkundige uitvoeren.
De wetgeving kwam tot stand na vele overlegmomenten tussen de betrokken ministers en onderwijsinstellingen. Ze geldt voor iedereen in België.
De scholen moeten studenten duidelijk informeren over de wetgeving en de gevolgen ervan voor het carrièrepad van de elke student. Wie wil doorgroeien kan met een diploma basisverpleegkundige een brugopleiding volgen aan de hogeschool en vervolgens starten aan de bachelor verpleegkunde.
Intensief zorgen kan je niet alleen
Een afdeling met grote zorgzwaarte, een patiëntenpopulatie met diverse en vaak complexe pathologieën en een team van maar liefst zeventig verpleegkundigen: dat vraagt om een ijzersterke samenwerking. Op de afdeling intensieve zorg van het ZOL Genk weten ze dat maar al te goed.
Verpleegkundigen, artsen, kinesitherapeuten, logistiek medewerkers en andere zorgverleners: allemaal werken ze zij aan zij op de afdeling intensieve zorgen in het ZOL Genk. Van minder mobiele patiënten in bed verplaatsen tot de hygiënische verzorging van personen die beademd worden: het is fysiek en technisch intensief werk dat een nauwe samenwerking vereist. “We kunnen alleen goed voor onze patiënten zorgen als we op elkaar kunnen rekenen”, vertelt Parel van een verpleegkundige Melanie Vanderlinden. “Ook studenten die bij ons stage lopen merken dat. Niet voor niets kregen we vorig jaar de prijs voor beste stageplaats. Een mooie erkenning voor ons hele team.”
Verbinding tijdens en na de shift
De intensieve samenwerking stopt niet zodra de shift gedaan is. Melanie maakt deel uit van het feestcomité dat de teamspirit levendig houdt. Kaartjes naar zieke collega’s, geboortegeschenkjes of kraambezoeken regelen en jaarlijks een etentje of teambuilding organiseren: alles om de onderlinge band te versterken. Zelfs de artsen organiseren elk jaar iets, want ook zij hechten veel belang aan een goede samenwerking. Door de verschillende shiften kan niet iedereen er altijd bij zijn, maar ook daar houdt het team rekening mee. Melanie: “We brengen altijd eten voor de collega’s die aan het werk zijn. Dat klinkt misschien klein, maar het doet veel: voelen dat je deel bent van een hechte groep.”
Geen hiërarchie, wel vertrouwen
Op de afdeling intensieve zorg werken mensen met verschillende achtergronden en rollen, maar hiërarchie speelt in Genk geen rol. “We vertrouwen op elkaars kennis en ervaring. Artsen vragen ook onze mening over bepaalde behandelingen. Wij zijn vaak het meest aanwezig bij de patiënt en merken veranderingen snel op. Die samenwerking werkt in twee richtingen, en dat maakt een groot verschil: voor ons als verpleegkundige om dagelijks het beste van onszelf te geven, maar vooral voor de patiënten en de kwaliteit van zorg die we hen daardoor bieden.”
“We zijn een compagnon de route”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Koen Aelvoet (45 jaar) is paramedisch coördinator in De Branding in Kortrijk en lid van de werkgroep Gehandicaptenzorg.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Ik ben eigenlijk elektromechanieker van opleiding. Al snel besefte ik dat ik niet mijn hele leven met machines wou bezig zijn. Ik wil iets betekenen voor de kwetsbare medemens. Daarom vatte ik mijn studies verpleegkunde aan. Daar heb ik nog geen seconde spijt van gehad. Het klinkt cliché, maar dat gevoel om goed te doen voor een ander is onbetaalbaar.
Wat boeit je in je job?
Geen dag is dezelfde, en dat maakt het juist boeiend. Als paramedisch coördinator komt er heel veel op mijn pad. Ik ben verantwoordelijk voor de verpleegkundigen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, activiteitenbegeleiders en externe zorgverleners. Het leukste? Samen met het team en de cliënten zoeken naar wat zij echt nodig hebben. Niet boven hen staan, maar naast hen. Een compagnon de route zijn, zoals in onze visie staat. En net dat geeft mij elke dag opnieuw energie.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Empathisch en vakbekwaam zijn, dat spreekt voor zich. Maar in onze sector is creativiteit minstens zo belangrijk. Bij het werken met personen met een beperking is niet alles even voorspelbaar. Om tot een oplossing te komen, moet je vaak durven afwijken van het vertrouwde pad en out of the box denken. Ik sta nog vaak versteld van hoe creatief en verantwoordelijk onze medewerkers daarmee omgaan. Het vraagt veel van hen, maar ze doen het toch maar. De crème de la crème, zo noem ik ze graag.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Niets gaat boven de kamerbrede glimlach en stevige knuffels van de cliënten. In De Branding werken we vaak tientallen jaren met dezelfde cliënten, waardoor je automatisch een sterke band met hen opbouwt. Als verpleegkundige kom je in hun persoonlijke bubbel. Je wordt een vertrouwd gezicht en een houvast. Cliënten die spontaan bij je over de vloer komen voor een koffie of samen feestdagen vieren: een grotere bevestiging kan je niet krijgen.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Net door die intense band, komt een overlijden des te hard binnen. Daarnaast botsen we wel eens op grenzen. Hoe betrokken je ook bent, je kan nooit elk leed wegnemen van de cliënt of van het netwerk. Al heb ik het ook over externe grenzen, zoals middelen en wetgeving. Dan voel je je machteloos. We willen het juiste doen, maar moeten roeien met de riemen die we hebben. En dat kan wegen.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Ondanks de onmacht en beperkingen moet de verpleegkundige een verbindende rol blijven spelen: wij zijn de brug tussen cliënt, familie, artsen, externe zorgverleners en de organisatie. Maar de druk neemt toe. De maatschappij wordt kritischer, terwijl het steeds moeilijker wordt om gemotiveerde en bekwame mensen te vinden. Iedereen hengelt naar dezelfde profielen. Vandaag lukt het nog bij ons, maar hoe zal het zijn over tien jaar? Daar lig ik soms wakker van.
Wat doe je in je vrije tijd?
In mijn vrije tijd breng ik zoveel mogelijk tijd door met mijn gezin of trek ik erop uit met de moto. Daarnaast ben ik een fervent schapenliefhebber en molenaar. Geen alledaagse hobby’s, maar voor mij de ideale mix om volledig tot rust te komen naast het werk.
Jongeren spelenderwijs bewust maken van vaccinatienut
Op school krijgen leerlingen vaccins, vaak zonder te weten waarvoor en vooral waarom het zo belangrijk is. Nochtans is preventie een sterke schakel in het streven naar groepsimmuniteit tegen gevaarlijke virussen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) besloot daarom expliciet in te zetten op de bewustwording rond het belang van vaccins bij jonge kinderen. Op hun vraag werd Universiteit Antwerpen partner in een leergame “Immune Patrol”-project.
Jongeren van tien tot twaalf jaar liggen wellicht zelden wakker van vaccinaties. Nochtans is het een belangrijke bevolkingsgroep bij het werken naar groepsimmuniteit, om zo de kwetsbare mensen te beschermen die niet gevaccineerd kunnen worden. Met Immune Patrol wil UAntwerpen samen met de Universiteit van Kopenhagen en de WHO het hiaat in de preventie bij deze jongeren invullen. “De schoolgaande jeugd heeft zeker vragen rond vaccins”, benadrukt professor Pierre Van Damme, die mee aan de wieg staat van de learning game. “Wat is een infectieziekte? Wat zit in een vaccin? Wat is groepsimmuniteit? Het zijn enkele van de vragen die we beantwoorden. We trekken het trouwens ook breder open. Zo tonen we hoe jongeren zelf informatie die ze op het internet vinden, kunnen valideren. Niet onbelangrijk in tijden van fake news.”
Zes lespakketten voor flexibel gebruik
Een team van Universiteit Antwerpen (Pierre Van Damme (vaccinologie), Karolien Poels (communicatiewetenschappen)) zette zijn schouders onder de concrete inhoud van de game. Die denkoefening leidde tot zes lespakketten, die telkens een ander aspect van vaccinatie uitdiepen. In 2018 ging het project van start, nog voor de covidpandemie de wereld trof. “Die periode en de hele vaccinatiecampagne toont het belang van dit project aan”, vindt Van Damme. “Al viel de ontwikkeling van de game toen logischerwijs wat stil. Intussen is Immune Patrol gefinaliseerd en gratis beschikbaar op de website van de WHO. Het bestaat in meer dan veertien talen en werd al in een tiental landen geïntroduceerd op scholen. Met veel positieve feedback, zowel van de leerlingen als van de leerkrachten.”
Naast de inhoud zelf zijn leerkrachten vooral enthousiast over de flexibiliteit waarmee ze Immune Patrol kunnen inpassen in hun lessenpakket. Geven ze een ‘level’ in één sessie of splitsen ze op? Of gebruiken ze een anderstalige versie van het educatieve spel ter ondersteuning van een taalvak? Het zijn maar enkele mogelijkheden.
Validatie en introductie in België
Rotary International ondersteunde dit project en financierde de vertaling naar het Nederlands, Frans en Duits. “Uiteraard is het erg belangrijk dat de inhoud in alle talen honderd procent klopt”, duiden professor Van Damme en Poels de complexiteit. “Om zeker te zijn dat de game werkt en zijn doel bereikt, wordt elke taal gevalideerd voor de volledige uitrol in de scholen mogelijk is. In Nederlandstalige scholen is die validatie al gebeurd, in Franstalige scholen zijn we momenteel bezig. Eens alle landstalen gevalideerd zijn, gaan we in overleg met de minister van Volksgezondheid en de minister van Onderwijs voor de introductie in alle scholen in België. Liever vandaag dan gisteren, want jongeren weten bijvoorbeeld amper nog wat mazelen zijn. We zien veel potentieel in Immune Patrol.”
De game zelf ontdekken? Test hem gratis uit.
Bij zorg hoort emotionaliteit en rationaliteit
Greet De Cock is verpleegkundige in het UZ Leuven met 35 jaar ervaring in acute, chronische en palliatieve zorg. Philippe Meersseman is pneumoloog-intensivist in het UZ Leuven en combineert patiëntenzorg, opleiding en wetenschappelijk onderzoek. Ze schreven het boek Grenzen aan genezen met verhalen uit de dagelijkse zorgpraktijk en persoonlijke getuigenissen van een verpleegkundige en een arts. Het is een uitnodiging om na te denken over onze eigen zorgprocessen en over de moeilijke maar noodzakelijke keuzes die we moeten maken. Greet kroop ook voor NETWERK VERPLEEGKUNDE in haar pen.
“Komaan, we gaan er nog één keer voor!” Het waren de smekende woorden die een dochter tot haar 86-jarige vader richtte om nog één keer alles op alles te zetten. Kort daarvoor vertelde de arts hen dat er geen hoopvolle therapie meer was. Het reeds verzwakte en hulpbehoevende lichaam van de vader werd nu ook bedreigd door acuut nierfalen. Een medische interventie was theoretisch mogelijk, maar zou een cascade van complicaties veroorzaken met een beperkte prognose.
De vader begreep het medisch verdict goed. Hij stelde enkele gerichte vragen: “Dokter, als we niets doen, zal ik dan pijn hebben? Heb ik dan nog dagen of weken?” Na een moment van stil wikken en wegen, nam hij een vastberaden besluit: “Dan kies ik ervoor om terug te gaan naar het woonzorgcentrum om daar palliatieve zorg te krijgen. Het is goed geweest.” Zijn dochter kon zich hier nog niet bij neerleggen. Haar reactie was een uiting van liefdevolle betrokkenheid. Uiteindelijk ging haar vader overstag en koos hij toch voor interventie. Met elke ingreep dikte de ellende aan. Na enkele dagen vechten tegen de bierkaai was het overlijden onvermijdelijk – en uiteindelijk zelfs een bevrijding.
Zorgverleners kennen de spanning tussen emotie en rationaliteit maar al te goed. Soms grijpen we medisch-verpleegkundig in, onder emotionele druk van patiënten of hun familie. Het is een diep menselijke reflex: de gedachte aan een definitief afscheid activeert een overlevingsinstinct. Verblind door doodsangst en levensdrang klampen mensen zich vast aan elke strohalm, hoe klein ook.
Tot op zekere hoogte is dat hun recht. De wet op de patiëntenrechten garandeert zorgvragers het recht op participatie in de zorgplanning. Dit was een reactie op het vroegere paternalisme, waarbij artsen wikten en beschikten, en de patiënt onderging. Als verpleegkundige die haar loopbaan eind de jaren tachtig begon, zag ik van dichtbij hoe de slinger van de ene kant naar de andere is doorgeslagen. Daardoor rijst tegenwoordig in de zorg geregeld de vraag of we bij sommige medische beslissingen, weer niet meer ruimte moeten geven aan de stemmen die gebaseerd zijn op kennis, kunde en ervaring.
Situaties zoals hierboven beschreven, zijn talrijk en komen dagelijks voor in tal van zorgorganisaties. De uitkomsten leveren vele desillusies op. Allereerst voor de precaire patiënt, bij wie het (herhaaldelijk) ingrijpen in het natuurlijke stervensproces leidt tot een aaneenschakeling van discomfort en integriteitsverlies. Maar ook voor de naasten: zij zijn van dichtbij getuigen van deze lijdensweg. Daardoor kampen ook zij uiteraard met toegevoegde onmacht, verdriet en soms schuldgevoelens. Daarnaast is er de morele last voor zorgverleners. Keer op keer worden zij geconfronteerd met handelingen die van hen worden verwacht, terwijl ze er op basis van hun expertise niet in geloven. Zoals een collega verzuchtte: “Ik moest nog een chemo aanhangen, terwijl ik dacht: mensen, ga naar huis en geniet van de laatste maanden, want deze infusen gaan je alleen ellendig maken, zonder kans op beterschap.”
Zeker verpleegkundigen en zorgkundigen die vanop een zeer fysiek nabije en mentaal betrokken positie voor patiënten zorgen, lijden in toenemende mate onder deze morele stress. Soms kunnen zij in één handeling de menselijke ellende horen, voelen, zien en ruiken tegelijk. Als je in die confrontaties dan te vaak de innerlijke bedenking tegenkomt: ik doe meer kwaad dan goed, en de prognose blijft slecht, dan is dat nefast voor het welbevinden van zorgverleners. Er zijn er al velen die om die reden de zorgsector verlieten, tijdelijk of definitief.
Als we maatschappelijk bekommerd zijn om de te lage instroom van verpleegkundigen, dan moeten we ons ook durven buigen over de te hoge uitstroom ervan. Morele stress door te doorgedreven zorg speelt hierin een niet te onderschatten rol.
De vraag tot hoever we therapeutisch moeten ingrijpen, zal altijd een beladen thema blijven. Hoe meer medische innovaties, hoe meer we actief moeten nadenken over ethische grenzen. Het is de andere kant van onze bevoorrechte gezondheidsmedaille. Op welk moment in het zorgtraject scharnieren we naar levenseindezorg? Hiervoor bestaat geen wiskundige formule. De meest kansrijke aanpak is een trialoog: een sereen gesprek tussen de patiënt, zijn dierbaren en zijn zorgverleners. Wanneer zowel emotie als redelijkheid een evenwichtige plaats krijgen, dan is waardige zorg meestal de uitkomst. Zorg waarbij zowel zorgvragers als zorgverleners hun waardigheid behouden.
Waarde Florence Nightingale
Leuven, 12 mei 2025
Beste collega,
De herdenking van uw 205e geboortedag (° 12 mei 1820) is opnieuw een uitgelezen moment om stil te staan bij de plaats van verpleegkunde in onze huidige gezondheidszorg. Graag richt ik mij als collega-verpleegkundige tot u. Lees in deze brief mijn eerbetoon aan de intelligente en bezielde manier waarop u, twee eeuwen geleden, verpleegkunde op de kaart zette.
Uw jubileum is telkens ook een aanleiding om de schertsende connotatie met uw naam te overstijgen. Want uw naam, mevrouw Nightingale, halen we er op de werkvloer graag bij als we lachend willen aangeven dat iets ‘uit de tijd is’. Of als we een extra verpleegkundige inzet willen beklemtonen dan laten we u ook doorklinken: “Kom, we gaan een Florreke doen”. Of soms, als iemand brave, stille allures uitstraalt, hoor ik ook uw naam vallen.
En die associatie, mevrouw Nightingale, wil ik uit de wereld helpen. U was niet volgzaam en timide. U verpersoonlijkte het tegenovergestelde. Het getuigde van durf en stoutmoedigheid toen u in uw aristocratische omgeving kenbaar maakte dat u zich wilde bekommeren om het lot van armen, zieken en gewonden.
Bovendien leverde u een volhardende feministische strijd, want als vrouw was uw pad onbegaan en bezaaid met tegenwind en hoon. Toch koos u er resoluut voor om uw uitzonderlijke statistische kennis en organisatietalent volledig ten dienste te stellen van broodnodige sociale hervormingen. Al rond 1850 schreef u: “Gezondheid is meer dan de afwezigheid van ziekte, het is de situatie waarin een mens al zijn of haar talenten kan ontplooien.” En: “Ziekte of misdaad is altijd een symptoom van een tekort in de maatschappij.” U liet zich hierover onverschrokken horen bij beleidsmakers. Het maakt u niet alleen de bezielster van holistische verpleegkunde, maar ook de grondlegster van de moderne verzorgingsstaat.
Ondertussen blijft verpleegkunde dynamisch verder evolueren waarbij zowel de inzichten, de taakinvullingen, als de settings en materialen zich aanpassen aan de moderne tijd. Ook de professionele relatie tussen artsen en verpleegkundigen laat zich vandaag gelukkig meer kenmerken door gelijkwaardigheid en onmisbare complementariteit.
Al brengt diezelfde tijd ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Het tekort aan verpleegkundigen is het meest voelbare. Niet alleen numeriek, Florence. We hebben vooral verpleegkundigen nodig, die net als u destijds, verontwaardiging omzetten in taal en actie. Die niet zomaar verder hollen maar een beleid tot reflectie dwingen.
De actualiteit biedt ons genoeg thema’s. Wanneer egalitaire zorg beetje bij beetje plaats moet maken voor elitaire zorg, dan evolueren we naar een tweesporengeneeskunde. Wat zou u daartegen fulmineren! En al blijft onze verpleegkundige kernopdracht gericht op levensreddend handelen, onze zorg moet ook de levenskwaliteit van mensen ten goede komen. Als studies aantonen dat reanimatie bij 80-plussers misschien wel het leven verlengt maar bij 98 procent ook een invasieve aanslag is op de verdere levenskwaliteit, dan hebben we zorgverleners nodig die de communicatie blijven aangaan met patiënten en een samenleving.
Waarde Florence Nightingale, u wordt vaak afgebeeld met de olielamp waarmee u ‘s nachts uw patiëntenronde deed. We ontlenen graag uw lamp en uw lef, zodat wij in uw voetsporen het belang van kritische verpleegkunde blijven belichten. Onze verpleegkundige stem mag in de zorgsector niet in de schaduw belanden.
Met blijvende dank voor uw lichtend voorbeeld,
Verbonden groeten
Greet De Cock
Verpleegkundige, medeauteur van het boek Grenzen aan genezen
Greet De Cock is verpleegkundige in UZ Leuven met 35 jaar ervaring in acute, chronische en palliatieve zorg. Philippe Meersseman is pneumoloog – intensivist in UZ Leuven en combineert patiëntenzorg, opleiding en wetenschappelijk onderzoek. Samen schreven ze het boek Grenzen aan genezen bundelt verhalen uit de dagelijkse zorgpraktijk en persoonlijke getuigenissen van een verpleegkundige en een arts. Het is een uitnodiging om na te denken over onze eigen zorgprocessen en over de moeilijke maar noodzakelijke keuzes die we moeten maken. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor elke (potentiële) zorgvrager en zorgverlener: voor iedereen dus.
“Humor is het beste medicijn, wanneer het kan”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Dimitri De Glas (49 jaar) is spoedverpleegkundige en stafmedewerker juridisch adviseur voor de directeur verpleging in het AZ Sint-Jan in Brugge, werkt bij het Brussels Airport Rescue-Team, is actief binnen de Federale Toezichtscommissie en is lid van de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Als kind maakte ik de reanimatie van een van onze buren mee. Toen zei ik: “Dat wil ik nooit doen.” Mijn vader was brancardier en zo rolde ik uiteindelijk toch de zorg in. Al had ik nooit de ambitie om een Florence Nightingale te worden. Wie me wel inspireert? René Tytgat, die ik leerde kennen tijdens mijn werk in het AZ Sint-Jan.
Wat boeit je in je job?
Het is geen 9-to-5 en je bent steeds in beweging waardoor je op plaatsen komt die niet altijd vanzelfsprekend zijn. Daarnaast heb je voor verpleegkunde een stevige dosis maturiteit nodig en moet je respect hebben voor iedereen. Iedereen weet dat verpleegkundigen in een ziekenhuis of in de thuisverpleging werken, maar er zijn nog zoveel andere plaatsen: scholen, de arbeidsgeneeskundige dienst, de luchthaven, cruiseschepen of zelfs de IT-sector. Zoveel uitdagingen met één diploma.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Verpleegkunde gaat verder dan de technische handelingen. Ik praat altijd met de omgeving van de patiënt. Zo doorbreek je de spanning of bereid je hen al voor op eventueel slecht nieuws. Je moet er zijn wanneer mensen je nodig hebben, maar ook weten wanneer je best zwijgt. Ik zeg altijd: “humor is het beste medicijn”, zelfs in kritieke situaties. Maar je moet aanvoelen wanneer het kan. Die gesprekken blijven mensen meer bij dan een infuus dat goed geprikt is. Je hebt die vaardigheid of niet, maar je kan er ook in groeien. Ga gesprekken met de patiënt en diens omgeving dus niet uit de weg.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Dat zijn voor mij niet de succesvolle reanimaties of een ledemaat dat correct gegipst is, wel de situaties waarin we als verpleegkundige het verschil kunnen maken en waarin de patiënt zijn verhaal kwijt kan.
Zijn er ook minder fijne momenten?
De agressie die toeneemt is een keerzijde aan onze job. Met je uniform ben je zeer herkenbaar. Door mijn juridische opleiding weet ik hoe ik die situaties aanpak. Die kennis draag ik over aan andere verpleegkundigen. Zo weten ze waar en wanneer ze klacht kunnen indienen en wat hun rechten en plichten zijn.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Ik noem mezelf soms een verpleegkundig filosoof omdat ik graag nadenk over de toekomst van ons beroep. Als spoedverpleegkundige kom je overal en babbel je met veel mensen, ook met zorgverleners in de woonzorgcentra en thuiszorg. Je hebt een brede kijk. Er zijn verpleegkundigen genoeg, als we de uitstroom aanpakken. Je moet je boven de stress en de randvoorwaarden die bij de job horen zetten. Jongeren krijgen te veel negatieve beeldvorming over het beroep binnen. Dat maakt starten aan de opleiding niet evident. Daarnaast blijf ik met de vraag zitten: is er wel voldoende verpleegtijd om alle vernieuwingen in te voeren?
Wat doe je in je vrije tijd?
Ik doe veel met mijn gezin en ga ontzettend graag zwemmen. Dat is voor mij echt vrij zijn, een beetje zoals vliegen. Daarnaast ben ik bezig met ontspullen. Ik wil minder hebben en meer beleven. Geprikkeld worden, door ervaringen en door de natuur.
Artificiële intelligentie in de zorg: efficiëntie versus menselijkheid
De razendsnelle evolutie van artificiële intelligentie (AI) in de zorg biedt enorme kansen, maar roept ook kritische vragen op. Is onze sector klaar om er op de juiste manier mee om te gaan? Professor Wim Van Biesen gidst ons door de boeiende materie.
Professor Wim Van Biesen (Diensthoofd Nefrologie UZ Gent, Vakgroep inwendige ziekten en pediatrie Universiteit Gent) verdiept zich al jaren in AI-technologie. Enerzijds is hij gefascineerd, anderzijds houdt hij een pleidooi voor voorzichtigheid en benadrukt hij het belang van een kritische blik op digitalisering. “Technologie kan intrigerend zijn, maar het gevaar schuilt in het blindelings omarmen ervan zonder de bredere impact te overzien”, stelt hij. Een van zijn grootste zorgen is dat efficiëntie ten koste gaat van menselijke betrokkenheid. “Neem de aanmeldzuilen in ziekenhuizen: praktisch en tijdbesparend, maar ze verminderen het menselijke contact. Voor veel patiënten, vooral de meest kwetsbare, maakt die persoonlijke interactie net het verschil.”
De valkuil van datareductie
Een manager die louter op basis van data beslissingen neemt, ziet niet altijd het volledige plaatje. Een valkuil. Want als er één ding zeker is, is het dit: een mens is onvoorspelbaar. Van Biesen illustreert met een voorbeeld uit praktijk: “Een Excel toont dat een patiënt – opgenomen voor een ascitespunctie, met een gemiddelde opnameduur van één dag – langer blijft dan dat gemiddelde. De manager spreekt de verpleegkundige erop aan. Wat de data niet tonen, is dat verpleegkundigen urenlang bezig waren met een agressieve patiënt die een encefalopathie ontwikkelde op een levercirrose. Efficiëntie in de Excel lijkt zoek, terwijl in realiteit intensieve zorg werd verleend. Dit is een fundamenteel probleem bij de implementatie van AI en andere geautomatiseerde systemen in de zorg: de logica wordt snel een afspiegeling van wat het systeem kan meten, niet van wat daadwerkelijk gebeurt. En wat het systeem niet kan ‘meten’ wordt hierdoor volledig irrelevant.”
Op automatische piloot
Naast de toegenomen focus op data, dreigt de-skilling, waarbij zorgverleners essentiële vaardigheden verliezen. “Een piloot die te vaak op automatische piloot vliegt, verliest de reflexen om in te grijpen bij noodsituaties. In de zorg treedt iets gelijkaardigs op. Nieuwe generaties chirurgen leren technieken niet meer aan omdat robots ze overnemen, zonder bewijs dat dit altijd beter is”, aldus Van Biesen. Ook de automatische transcriptie van consultaties roept vragen op. “In de Verenigde Staten worden gesprekken tussen arts en patiënt opgenomen en omgezet in tekst, inclusief samenvatting. Ook bij ons is dit in opmars. Op het eerste gezicht een handige innovatie. Maar in de praktijk betekent het dat artsen nu vier in de plaats van drie patiënten per uur moeten zien. De tijdswinst wordt niet ingezet voor betere zorg, maar voor een hogere werkdruk.”
Dat laatste heeft misschien nog het meest impact op het welbevinden op de werkvloer, vindt Van Biesen. “Hoofdverpleegkundigen bevinden zich in een spanningsveld: ze waken over kwaliteitsvolle, menselijke zorg, maar worden ook afgerekend op efficiëntie. AI kan hen dwingen om hun teams strenger te controleren en quota op te leggen. Dat ondermijnt motivatie en werkplezier. Zorgverleners halen net voldoening uit het persoonlijke aspect van hun werk. Als hun taken gereduceerd worden tot afvinklijstjes, verdwijnt de ruimte voor empathie en maatwerk.”
Menselijke maat voor alles
Van Biesen is niet tegen de technologische evolutie. “De kern van het probleem ligt niet bij de technologie zelf, maar bij de manier waarop we die implementeren. AI kan de zorg ondersteunen en verbeteren, maar alleen als de efficiëntiewinst ten goede komt aan zorgverleners en zorgvragers — niet om de werkdruk verder op te voeren. Hoofdverpleegkundigen en leidinggevenden spelen hierin een cruciale rol”, besluit Van Biesen. “Zij moeten waken over de balans tussen technologische vooruitgang en de menselijke maat.” Laten we dus de technologie slim inzetten, zonder de essentie van zorg uit het oog te verliezen.
Leestip: Geneeskunde in tijden van AI. Handvatten voor vandaag en morgen: Wim Van Biesen, Sigrid Sterckx (Lannoo, Academia Press, 2025)
Hoe werkt een verpleegkundige op de luchthaven?
“Eigenlijk is dit een kleine spoeddienst”, zegt verpleegkundige Dimitri De Glas. Hij werkt enkele keren per maand in het Brussels Airport Rescue-Team* en verwelkomt ons op het medische kabinet van de luchthaven.
Je loopt er zo voorbij: het grote rode kruis op het gelijkvloers van de luchthaven aan de uitgang naar het busstation. Toch bevindt zich achter die deuren het medische kabinet, de uitvalsbasis van het Brussels Airport Rescue-Team*. Zij staan 24 uur op 24 paraat voor alle passagiers, bezoekers en werknemers op de luchthaven en de omliggende bedrijven. In 2023 voerde het Brussels Airport Rescue-Team* 4.000 interventies uit, in 2024 achttien reanimaties. Dat komt neer op 180 interventies per miljoen passagiers, als je weet dat Brussels Airport gemiddeld zo’n 65.000 passagiers per dag over de vloer krijgt.
Er zijn altijd een arts en een verpleegkundige stand-by. Een van die verpleegkundigen is Dimitri De Glas, lid van de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE. “We beschikken over één behandelruimte om kleine ingrepen uit te voeren. Ons klinische onderzoek is ontzettend belangrijk, ook al moet alles hier snel gaan, want mensen willen meestal hun vlucht nog halen. We moeten vaak ter plaatse gaan, zowel in de vertrekhal als op het tarmac en aan de gates. De incidenten zijn uiteenlopend: van een man die uitglijdt in het busstation over een bananenschil, een kindje dat op het vliegtuig een pinda in zijn neus steekt of een vrouw die valt op de rolband en haar been breekt tot reanimaties.”
Binnen de lijnen lopen
De luchtvaart is een aparte wereld met een unieke sfeer. Er zijn passagiers, crews van luchtvaartmaatschappijen, andere werknemers, verschillende bedrijven, … Zij kunnen voor medische hulp terecht bij het Brussels Airport Rescue-Team*. Je kan hier als verpleegkundige ook niet zomaar starten. “Hoe ik hier belandde? Tijdens covid was personeel nodig om de temperatuurcontroles uit te voeren. De opportuniteit bood zich aan, dus sprong ik. Zo leerde ik de werking kennen”, vertelt Dimitri. “Het is een kleine equipe met gemotiveerde mensen. Je moet over een BBT in spoed en intensieve zorg beschikken en een aantal jaren ervaring op de teller hebben. Daarnaast werk je hier nooit voltijds en moet je actief zijn op een andere spoeddienst. We hebben geen voorgeschiedenis van de patiënt, dus je voeling met het werkveld buiten het ziekenhuis is belangrijk.”
Daarnaast gelden op de luchthaven strikte veiligheidsvoorwaarden en moet je alle veiligheidsprocedures kennen. “Zo heb ik bijvoorbeeld een speciaal rijbewijs om met onze mug ter plaatse te kunnen gaan op het tarmac. We beschikken ook over een eigen 112-systeem. Krijgt de noodcentrale een oproep vanop de gronden van de luchthaven, dan nemen ook zij contact met ons op. Daarom is het van belang dat wij zeer goed onze weg kennen en regelmatig de omgeving verkennen. Wij gaan ter plaatse, dienen de eerste zorgen toe en vragen indien nodig bijstand van de ambulance van de brandweer. Onze mug verlaat de luchthaven niet.”
Verhaal achter de reiziger
Op de luchthaven werk je met passagiers van verschillende nationaliteiten, met crews van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen en met werknemers van de bedrijven. Is er dan geen taalbarrière? “Neen”, zegt Dimitri. “We hebben geen tolk, maar vertaalapps werken prima. Je zit hier in een unieke setting. Bij elke patiënt die we behandelen, neem je zijn of haar verhaal mee in je beslissing. Wil die persoon op reis of vertrekt die naar huis? Wat is de reden van de reis? Het is geen klinische omgeving. Heeft iemand pijn aan de borst? Dan voeren we een ECG uit om de risico’s in te schatten. Je voert hier geneeskunde uit met beperkte middelen, in functie van de passagier en diens gezondheidstoestand. Het menselijke speelt hier nog harder mee dan in een klassieke zorgcontext, binnen de grenzen van wat kan, mag en veilig is.”
Juridische vragen en antwoorden #5 - 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Geeft een specialisatiejaar recht op een BBT of een specialisatiecomplement in IFIC?
Antwoord:
Het specialisatiecomplement in IFIC wordt toegekend aan verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel (BBT). De vroegere afstudeerrichtingen in een vierde jaar specialisatie gaven een diploma van verpleegkundige en geen BBT. In sommige scholen was het mogelijk na twee jaar algemene verpleegkunde het derde jaar pediatrie of psychiatrie te doen en zo in drie jaar het diploma van verpleegkundige te halen.
Bij het invoeren van de BBT’s (2012) konden verpleegkundigen het specialisatiejaar laten meetellen voor de overgangsmaatregel, maar deze mogelijkheid bestond slechts drie jaar na de invoering van de titel, dus tot 2015. Nu is dit niet meer mogelijk.
Wie nu de BBT wil halen, moet na het diploma van verpleegkundige een banaba of postgraduaat van 900 uur volgen. Eventuele keuzevakken of -stages in de huidige bacheloropleiding tellen hiervoor niet mee, ze zijn deel van de basisopleiding tot verpleegkundige.
Mag een zorginstelling euthanasie weigeren?
Antwoord:
Een individuele arts mag weigeren om euthanasie uit te voeren, maar moet zijn of haar patiënt dan wel doorverwijzen naar een collega die dit wel wil doen. Zorginstellingen mogen de vraag naar euthanasie of de procedure niet weigeren, maar kunnen wel weigeren dat de euthanasie in de instelling wordt uitgevoerd. De patiënt moet dan voor de uitvoering naar een instelling gebracht worden die dit wel aanvaardt. Als zorginstelling doe je er goed aan de patiënt hierover vooraf te informeren, bijvoorbeeld in een informatie- of opnamebrochure.