Verbale de-escalatietechnieken trainen met virtual reality

Een VR-bril opzetten en plots in een levensechte zorgsituatie belanden: ook in de zorgsector opent virtual reality (VR) nieuwe deuren. Thomas More hogeschool bewees dat met het project Immersive Technology in Healthcare Training (ITHT). In samenwerking met zorg- en technologiepartners ontwikkelden ze drie modules waarmee verpleegkundigen virtueel kunnen trainen op de werkvloer. Psychiatrisch ziekenhuis Sint-Alexius Grimbergen mocht er eentje uittesten. Teamcoördinator Klaas Buelens blikt terug.

Zorgprofessionals moeten zich voortdurend bijscholen, maar de hoge werkdruk en beperkte middelen maken dat vaak moeilijk. De VR-modules van Thomas More hogeschool tonen hoe het wel kan. “Toen we de oproep zagen om ze uit te testen, hebben we geen moment getwijfeld”, vertelt Klaas Buelens, stagecoördinator en teamcoördinator van de mobiele equipe binnen het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Alexius Grimbergen. “Deze manier van trainen is efficiënter en veel laagdrempeliger.”

Samen met softwareontwikkelaars en zorgpartners lanceerde de Thomas More hogeschool drie modules: wondzorg (in samenwerking met Kajaani University of Applied Sciences in Finland), klinisch redeneren (in samenwerking met TrueSim) en omgaan met verbale agressie (in samenwerking met The Simulation Crew). Klaas en zijn team gingen met die laatste aan de slag. Het bood hen de kans om verbale de-escalatietechnieken binnen het crisisontwikkelingsmodel op een andere manier te trainen.

Levensechte simulaties

Hoe werkt het? Simpel: je zet de bril op, je logt in en je belandt in een virtuele kamer waarin zich een realistisch scenario afspeelt. “Wij kregen te maken met een zoon die zich verbaal agressief opstelde omdat zijn moeder niet meteen geholpen werd”, legt Klaas uit. “Dan was het aan ons om in gesprek te gaan met de avatar. De toon van je stem, de woorden die je koos en zelfs je non-verbale communicatie bepaalden het verdere verloop van het gesprek. Als je je stem verhief, deed de avatar dat ook en werd hij zelfs nog dreigender.” Gebruikers konden wisselen tussen drie scenario’s die telkens focusten op een andere vorm van agressie.

Na afloop volgde gedetailleerde feedback. De software analyseerde via AI of je cruciale kernwoorden benoemde en hoe je stem klonk. Maar ook non-verbale signalen werden in rekening genomen, onder andere via ingebouwde eyetracking. “Keek je te vaak weg, dan zei de avatar: ‘Kijk eens naar mij.’ Dat is best confronterend, maar net daardoor word je je heel bewust van je eigen gedrag. Het voelt akelig echt.”

Efficiënter en persoonlijker trainen

Het verschil met de klassieke trainingen is groot. Vooral op het vlak van tijdswinst ziet Klaas een meerwaarde: “Nieuwe medewerkers volgen jaarlijks een opleiding rond verbale agressie, met een acteur. Voor de anderen is er om de twee jaar een opfrissing, maar dan zonder acteur. Dat neemt al snel een volledige dag in beslag. Met VR oefen je in tien minuten individueel. Je zet de bril op waar en wanneer je wil, waardoor je vaker en consistenter traint.”

Ook de persoonlijke beleving is anders. De klassieke trainingen verlopen in groep, via rollenspelen met de collega’s. “De sfeer is daardoor eerder amicaal. Met VR is de ervaring intenser en confronterender. Je komt terecht in een levensechte situatie waarin de avatar je niet spaart. Tegelijk mag je fouten maken zonder schaamte, want niemand kijkt mee. Dat maakt de training veel effectiever.”

Toch gebeurt trainen nooit helemaal alleen, maar met twee. Eentje traint, de andere kijkt mee en maakt dat de persoon niet tegen muren botst – letterlijk. Ook emotioneel is dat belangrijk, want zo’n virtuele confrontatie kan stevig binnenkomen.

Het project liep twee jaar en is intussen afgerond. Na afloop mocht het team feedback geven, waarmee de ontwikkelaars de modules verder verfijnden. Klaas hoopt dat VR op termijn verankerd wordt in de zorg. “Ik geloof dat dit een blijver wordt”, besluit hij. “Hoe uitgebreider het aanbod aan scenario’s en modules, hoe meer vaardigheden we op een veilige en efficiënte manier inoefenen.”


Juridische vragen en antwoorden #8 - 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Is een verpleegkundige aansprakelijk voor fouten gemaakt door studenten onder toezicht van een mentor?

“Het Burgerlijk Wetboek veranderde. Is een verpleegkundige nu niet langer aansprakelijk voor fouten die studenten maakten onder het toezicht van een mentor?”

Antwoord:

De automatische aansprakelijkheid van ‘onderwijzers’ (mentoren) voor leerlingen is weggevallen. In eerste instantie zijn studenten zelf aansprakelijk voor hun fouten. Boven de twaalf jaar geldt de aansprakelijkheid voor de eigen daden. De aansprakelijkheid van de onderwijzer (mentor) is vervangen door die van de onderwijsinstelling.

De onderwijsinstelling wordt dus vermoed aansprakelijk te zijn, tenzij ze dit kan weerleggen. Ze kan proberen te bewijzen dat ze voldoende voorzichtig is geweest om de student op stage te sturen met goede richtlijnen en afspraken, checken dat de technieken gekend zijn, …

Heeft de onderwijsinstelling voldoende toezicht gehouden, dan zal de stagiair zelf aansprakelijk zijn. De mentor, begeleider, … is enkel aansprakelijk wanneer kan bewezen worden dat die een persoonlijke fout maakte, zoals de student zonder toezicht iets laten doen dat die nog niet leerde. Het is dus belangrijk dat de student een goede verzekering burgerlijke aansprakelijkheid heeft, wanneer de (hoge)school dit niet heeft voor alle studenten.

De meeste verzekeringen komen niet tussen voor de gevolgen van strafrechtelijke feiten. Het is belangrijk om bij het afsluiten van een verzekering de waarborgen en uitsluitingen te vergelijken. De verzekeringspolis van NETWERK VERPLEEGKUNDE biedt een ruime dekking voor leden.

Is een thuisverpleegkundige aansprakelijk voor personen die “onder hun toezicht staan”?

“In het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden personen aansprakelijk voor schade aangericht door personen die ‘onder hun toezicht staan’. Is dit ook van toepassing op thuisverpleegkundigen, of enkel voor afdelingen waar patiënten langer verblijven?”

Antwoord:

Het nieuwe Burgerlijk Wetboek heeft het over “de persoon die (…) op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen organiseert en controleert, is aansprakelijk voor de schade”. Wie zeer kort toezicht uitoefent, is niet aansprakelijk. Toezicht houden is een persoon die iemands leven op het vlak van voeding, verblijf, verplaatsingen, … organiseert. Onthaalmoeders, babysitters, grootouders, … vallen niet onder deze wetsbepaling. Ook thuisverpleegkundigen niet.

 

Uiteraard blijft de normale voorzichtigheid. Als de verpleegkundige merkt dat de patiënt op het punt staat schade te veroorzaken, kan verwacht worden dat hij binnen zijn mogelijkheden verwittigt of reageert.

De bepaling over toezicht is wel van toepassing op instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, open of gesloten jeugdinstellingen, pleegouders en -zorgers, …

De wetgeving is nieuw en nog niet afgetoetst in de rechtspraak. Het is voorzichtig aan te nemen dat medewerkers van woonzorgcentra, instellingen voor gehandicaptenzorg, PVT’s en andere instellingen waar personen langer verblijven onder dit artikel vallen.

Voor beroeps- en vrijwillige medewerkers van deze organisaties blijft de werkgever/aansteller aansprakelijk voor het vergoeden van de schade waarvoor ze tijdens het werk aansprakelijk zouden gesteld worden.


“Wat telt, is wat je voor iemand betekent”

Tibo Beernaert is 24 en werkt als zorgkundige in woonzorgcentrum De Ril in Middelkerke. Vorig jaar werd hij als allereerste zorgkundige bekroond tot Parel van een Zorgkundige – een titel die perfect past bij zijn inzet, enthousiasme en warme omgang met bewoners. “Ik kom nooit tegen mijn zin werken”, zegt hij.

Tibo begon vier jaar geleden, meteen na zijn studies, in wzc De Ril. Wat toen een sprong in het onbekende was, voelt intussen als een tweede thuis. “Mijn eerste jaar was best spannend. Ik kwam recht van school en had nog niet veel ervaring. Gelukkig werd ik enorm goed opgevangen. Ik heb van iedereen veel geleerd, zowel van collega’s die er al jaren werken als van nieuwe mensen die erbij komen.”

Vandaag is hij een vaste waarde op zijn verdieping, al springt hij ook in op andere afdelingen als dat nodig is. Zijn takenpakket is heel gevarieerd, afhankelijk van de shift. “Als ik vroeg begin, verzorg ik de bewoners: wassen, helpen met eten, medicatie geven, … Maar het gaat niet alleen om die handelingen. Wat telt, is wat je voor iemand betekent. Als ik zie hoe een bewoner opfleurt wanneer ik binnenkom, weet ik waarom ik dit doe.”

Werken in een vrouwenwereld

De sfeer op de afdeling omschrijft Tibo als warm en collegiaal. “Ik werk vooral met vrouwen samen, maar dat gaat super goed. Ik voel me echt deel van het geheel. En dan heb ik het niet enkel over mijn eigen team, maar ook over de collega’s van de logistieke dienst en van het team woon en leven. Er is veel wederzijds respect. En hoe pittig het werk ook is, tussendoor lachen we heel wat af.”

Buiten de werkuren vind je Tibo geregeld op of naast het voetbalveld. “Ik heb jaren op clubniveau gespeeld. Nu doe ik aan zaalvoetbal met vrienden of ga ik gewoon eens naar een match kijken. Dat helpt om mijn hoofd leeg te maken.” Voor Tibo is het duidelijk: werken in een woonzorgcentrum is minstens even waardevol als werken in een ziekenhuis. “Je kan echt iets betekenen. En dat maakt dit werk zo bijzonder.”


“Mooi als alle puzzelstukjes in elkaar vallen”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Greetje Vermeiren (45 jaar) is begeleidingsverpleegkundige in AZ Monica en lid van de werkgroep Begeleidingsverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Ik ben altijd al erg zorgend geweest, maar wist bij mijn afstuderen niet goed wat ik wilde doen. Na een jaar orthopedagogie en een start in de lerarenopleiding, koos ik toch voor verpleegkunde. Ik voelde meteen dat het goed zat, zeker tijdens mijn eerste stage. Het paste echt bij mij. Toen ik mijn laatste stage in het operatiekwartier van AZ Monica afsloot, ben ik daar dan meteen zeventien jaar gebleven. Ik heb een jaar les gegeven in de richting verzorging en de leerlingen daar begeleid tijdens hun stages. Na een passage als leidinggevende in een woonzorgcentrum dichter bij huis, kon ik weer bij AZ Monica terecht als begeleidingsverpleegkundige studenten. Een functie die echt bij me past.

Wat boeit je in je job?

Mijn job is een afwisseling van administratie en een-op-eencontact met studenten: bij hun opstart in het ziekenhuis, de persoonlijke gesprekjes, op jobdagen en beurzen. Ik hou ervan om onze studenten onder mijn vleugels te nemen. Dat geeft me enorm veel voldoening.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Een verpleegkundige met het hart op de juiste plek maakt het verschil.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Samen met mijn studenten zoek ik de afdeling die het beste bij hen past. Als mijn studenten dan hun weg vinden en eventueel zelfs in het ziekenhuis blijven werken, dan blijft die band. Je voelt ook de appreciatie van zowel de student als de afdeling waar ze terecht komen: zo mooi als de puzzelstukjes in elkaar vallen.

Zijn er ook minder fijne momenten?

Ik haal mijn voldoening uit contact met anderen. Dit vind ik dan ook leuker dan het administratieve gedeelte.

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

We leven in andere tijden en dat merk je als je veel met jonge mensen samenwerkt. Hun werk is belangrijk, maar ze zijn zich ook bewust dat er meer is in het leven. Dat vind ik op zich een positieve evolutie. Maar binnen de zorg bestaan er nog steeds momenten van werkdruk en personeelstekorten, balans houden tussen zorg en zelfzorg. Dat vind ik soms wat moeilijk: ik wil dat iedereen gelukkig is, maar tegelijk is er die realiteit. Je kan niet iedereen voor alles behoeden. Gelukkig staat mijn fantastische collega ook klaar om nieuwe collega’s te begeleiden. Wanneer je jezelf gelukkig voelt in je job, zal je dit ook doorgeven. Daarom besteden we veel aandacht aan het vinden van het juiste plekje voor elke student en toekomstige verpleegkundige.

Wat doe je in je vrije tijd?

In de eerste plaats en met heel veel liefde mama zijn van mijn puberzoon. Ik heb een aantal pittige uitdagingen op mijn pad gekregen. Daardoor geniet ik vandaag nog meer van de kleine dingen in het leven, zoals tijd doorbrengen met de mensen die ik graag zie.


Gezondheidsbevorderaar gezocht

Jasmine Buntinx (35 jaar) is nierpatiënte, verpleegkundige en docent aan de UCLL. Als auteur van Doe ik het wel goed als zorgverlener?, spreker en trainer gebruikt ze verhalen om verschillende perspectieven naast elkaar te leggen en zo de uitdagingen van zorg uit te klaren.

In de zorg doen we vaak alsof gedragsverandering een kwestie is van logica. Je legt uit dat bewegen goed is, dat minder zout beter is, dat stoppen met roken voordelen heeft. Klaar. Maar iedereen die ooit écht iets moest veranderen, weet dat het zo niet werkt.

Toen ik in 2017 de diagnose polycystische nieren kreeg, kreeg ik niet één of twee adviezen, maar minstens dertig. Van “let op dat ene ingrediënt op een etiket”, genoeg drinken, gewicht op peil houden, minder zout, niet te veel rood vlees, bewegen, bloeddruk meten, tot elke dag trouw medicatie innemen. Dertig! Ik dacht even dat ik er een Excelbestand van moest maken, met kleurtjes en filters. Want die ‘kleine aanpassingen’ nemen een groot stuk van je brein in. Het gaat niet alleen over eten of bewegen, maar over jezelf telkens opnieuw motiveren, controleren en bewust zijn. Soms voelt het alsof je er een fulltime job bij krijgt: manager van je eigen gezondheid.

Toch denken wij als zorgverleners vaak dat we de boodschap nóg duidelijker moeten uitleggen. Alsof de patiënt koppig is of het niet goed begrijpt, en wij met het juiste zinnetje de knop kunnen omdraaien. Maar gedragsverandering is geen lichtschakelaar. Het is eerder een ingewikkeld mengpaneel waarvan je telkens opnieuw moet ontdekken welke knopjes werken.

In mijn lessen verpleegkunde komt dit terug. Studenten vragen: “Waarom doen mensen dat niet gewoon? Het is toch beter voor hun gezondheid?” Vanuit je eigen normen klinkt het simpel. Ik heb nooit gerookt, dus “stop er toch mee” lijkt logisch. Maar daar begint het: beseffen dat veranderen altijd méér is dan logica. Echte zorg start wanneer je dat zonder oordeel erkent.

In de theorie heet dit de gezondheidsbevorderaar, rol vijf van CANMEDS. In Bachelor Nursing 2030 staat ze mooi beschreven en iedereen vindt haar belangrijk. Maar in de praktijk blijft ze vaak ongrijpbaar. Soms voelt ze als het buitenbeentje van het CANMEDS-gezin: erbij horen doet ze wel, maar hoe zet je haar echt aan tafel?

Gezondheid versterken klinkt prachtig, maar er is geen protocol, geen checklist. Gezondheidsbevorderaar zijn betekent leren omgaan met onzekerheid, minder focussen op wat misgaat en meer op wat iemand sterker maakt. En dat voelt soms net zo spannend voor ons als gedragsverandering voor onze patiënten. Eerlijk: soms lijkt de rol op een fitnessabonnement in januari. Vol goede bedoelingen, maar moeilijk vol te houden. Toch ligt daar de toekomst. In kleine stappen zien, verbinding maken, en soms gewoon samen lachen of huilen om hoe ingewikkeld het allemaal is.

Misschien zit de echte zorg niet in nóg een advies of nóg een richtlijn, maar in durven zeggen: “ja, dit is lastig, dit is veel.” In kwetsbaar durven zijn, samen zoeken, en erkennen dat veranderen niet simpel is. Dáár zit de kracht van zorgverlening. Niet in beter weten, maar in beter zien van de mens achter al die moeite.


“Dingen uitpraten als het even schuurt.”

In woonzorgcentrum Hof ten Doenberghe in Hoeilaart is hoofdverpleegkundige Hilde Vercammen een vertrouwd gezicht. Al 39 jaar is ze er aan de slag, waarvan de laatste dertien als leidinggevende van afdeling Doenders. “Dit woonzorgcentrum voelt als een tweede thuis.”

De open afdeling telt 32 bewoners, waarvan 31 plaatsen voor definitieve bewoners en één voor kortverblijf. De bewoners krijgen hier zorg op maat in een warme, open sfeer. Die sfeer dankt de afdeling voor een groot stuk aan het hechte team. “Mijn collega’s zijn jong, dynamisch en begaan met onze bewoners”, vertelt Hilde. “We hebben respect voor elkaar en praten dingen uit als het even schuurt. Die transparantie is essentieel.”

Ook voor de bewoners heeft Hilde een groot hart. Ze probeert wekelijks bij iedereen langs te gaan. “Ze kunnen bij mij voor van alles terecht. Soms gaat dat over iets kleins, zoals iemand die om een ijsje vraagt. Dan regel ik dat gewoon. Het is fijn om iets te kunnen betekenen.”

Samen verantwoordelijk

Het team op haar afdeling draagt veel verantwoordelijkheid. Naast drie verpleegkundigen heeft ze zeven zorgkundigen onder haar hoede. Haar collega’s starten hun dag om half zeven met wondzorg en medicatiebedeling, meten en geven van insuline en nemen andere zorgtaken op. “Ik ben vaak vanaf zeven uur aanwezig, omdat ik graag wil weten hoe het met iedereen gaat. Zowel bewoners als collega’s. Onze afdeling kent korte communicatielijnen. We houden elke dag briefings zodat iedereen op de hoogte is van wat er reilt en zeilt. Al weet ik dat ik op iedereen kan bouwen. Mijn team werkt zelfstandig, collega’s onderling springen bij waar nodig en helpen elkaar.”

Die waardering is wederzijds. Vorig jaar werd Hilde verkozen tot Parel van een Verpleegkundige. “Een mooi moment, zeker omdat mijn pensioen stilletjes aan nadert. Zo’n gebaar zegt veel.” Ook buiten het werk staat Hilde niet stil: ze wandelt, fietst, leest en tuiniert graag. Toch ligt haar hart bij haar bewoners en team. “Ik ben blij dat ik hier zoveel jaren met plezier heb mogen werken.”


“Door mijn werk achter de schermen, kunnen zorgverleners zich focussen op de patiënt”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Gerleen De Greef (29 jaar) is stafmedewerker bij het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en lid van de werkgroepen Hoofdverpleegkundigen en Kinderverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Nadat ik afgestudeerd was als bachelor in de vroedkunde en master in verpleegkunde en vroedkunde, ging ik als hoofdverpleegkundige aan de slag. Ik ontdekte dat het mij niet om moeders en baby’s te doen was: ik had een passie voor zorgen in de brede betekenis. Wat me aantrok in het beroep was mijn fascinatie voor het menselijke lichaam, het sociale aspect van de job en de maatschappelijke meerwaarde die je kan bieden. Ook nu ik niet meer aan het bed van de patiënt sta, is dat wat me blijft drijven.

Wat boeit je in je job?

Als stafmedewerker werk ik samen met collega’s en experten uit de Wit-Gele Kruisverenigingen, voer ik beleidsvoorbereidend studiewerk uit en neem ik deel aan diverse overlegorganen om zo mee te werken aan best practices in de eerste lijn. Ik probeer een geïntegreerd beleid en visie uit te werken en uit te dragen als ambassadeur van onze thuiszorgorganisatie. Daarnaast vind ik het ook heel fijn dat ik mijn creatieve pen mag gebruiken in ons eigen patiëntenmagazine. Kortom, geen enkele werkdag is dezelfde en we maken elke dag het verschil.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Verpleegkundigen moeten creatief en empathisch zijn om tegemoet te komen aan de noden en behoeften van onze patiënten en mantelzorgers. Ze gaan out of the box op zoek naar oplossingen en tonen zich daardoor erg flexibel. Door bepaalde omgevingsfactoren in een thuissituatie worden verpleegkundige teams echte ‘plantrekkers’. En ja, daar mag wat speelse rebellie in zitten om het toch te doen lukken ondanks mogelijke drempels.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Wanneer een patiënt of een collega je een welgemeende “merci” geeft. Dat zouden we allemaal meer moeten doen, dus bij deze: bedankt aan iedereen waarmee ik al samenwerkte.

Zijn er ook minder fijne momenten?

Ook binnen de verpleegkunde voelen we de uitdagingen van onze maatschappij. Mensen worden ouder (waar we dankbaar voor zijn) maar als ze ziek zijn wordt het vaak complexer dan vroeger. Hun verhalen blijven je raken. We komen in aanraking met rouw en verdriet en het voelt soms oneerlijk voor de patiënt.

Wat zijn de uitdagingen vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

Er zijn minder middelen om grotere problemen aan te pakken. We zoeken uit hoe we de transitie kunnen maken naar een zorg verleend door een gecoördineerd interprofessioneel team, werkzaam in verschillende settings. Om zo een meerwaarde te zijn voor onze patiënt. We zetten hen centraal en streven naar geïntegreerde zorg, zodat zij kunnen focussen op herstel. Door interprofessioneel samen te werken, tonen  we ook hoe mooi en creatief ons beroep is. Misschien kunnen we zo ook nieuwe collega’s aantrekken?

Wat doe je in je vrije tijd?

Ook zorgen (lacht). Ik heb een zoontje van anderhalf en een pluszoon van twaalf. Daarnaast hebben mijn partner en ik ook ongeveer 300 studenten onder onze hoede. We wonen met ons gezin namelijk op de campus van de VUB, waar we conciërge zijn in ons gebouw. Naast verloren sleutels, een gedeelde tuin en depanneren bij technische mankementen, luchten studenten geregeld ook hun hart bij ons.

Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.


Juridische vragen en antwoorden #7 – 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mag de basisverpleegkundige na het eerste bezoek bij een patiënt beslissen om zorg aan een zorgkundige te delegeren?

“Mag een basisverpleegkundige toezicht houden op zorgkundigen, of heeft de basisverpleegkundige zelf een toezichthoudende VVAZ nodig? Heeft de basisverpleegkundige recht op premies zoals telematica, bijscholing, RIZIV sociaal statuut, conventiepremie, …?”

Antwoord:

De basisverpleegkundige mag zelf toezicht uitoefenen, want de zorgkundige werkt onder toezicht van een verpleegkundige. Wat de premies betreft, moet dit beslist worden door het RIZIV. Momenteel zijn de voorwaarden voor deze tussenkomsten dat de zorgverlener in kwestie geconventioneerd is, de voorgeschreven software gebruikt en de voorziene bijscholing volgt. Als aan deze voorwaarden voldaan is, is het antwoord momenteel ja.

Welke handelingen mag de basisverpleegkundige uitvoeren en komt er een beperking op die handelingen?

“Op de werkvloer merken we heel wat vragen over wat de basisverpleegkundige wel of niet mag doen. Mag de basisverpleegkundige na het eerste bezoek bij een patiënt beslissen om zorg aan een zorgkundige te delegeren? Komt er een beperking op het aantal basisverstrekkingen voor basisverpleegkundigen? Mag de basisverpleegkundige beoordelen of een wondzorg al dan niet stabiel is? Mag de VVAZ het spoelen van een poortkatheter aanleren aan een basisverpleegkundige?”

Antwoord:

De VVAZ bepaalt wat complexe of niet-complexe zorg is. Oordeelt de VVAZ dat het gaat om niet-complexe zorg, dan kan de basisverpleegkundige dit delegeren aan een zorgkundige. Gaat het om complexe zorg, dan kan dit enkel als het voorzien is in het zorgplan van de VVAZ. Ook de beoordeling of een wondzorg al dan niet stabiel is, moet door de VVAZ gebeuren. Bijkomende erkenningen van de basisverpleegkundige, zoals referentieverpleegkundige wondzorg, moeten later nog beslist worden.

Basisverpleegkundigen mogen, binnen hun voorwaarden, alle verpleegkundige verstrekkingen uitvoeren zoals vermeld staat in het KB van 20 september 2023. Het spoelen van een poortkatheter is niet opgenomen voor de basisverpleegkundige.


Signalen herkennen, gesprekken openen

Een patiënt die klaagt over vermoeidheid, een kind met overgewicht of een oudere die zich eenzaam voelt: het zijn allemaal signalen die je als verpleegkundige de kans bieden om verder te kijken dan de hulpvraag. Hoe begin je aan zo’n gesprek over leefstijl? Hoe bied je op een zelfzekere manier gezondheidsadvies, zelfs wanneer de tijd beperkt is? De signalentool biedt daarvoor een laagdrempelig antwoord.

De signalentool bundelt signalen die kunnen wijzen op een mogelijk leefstijlprobleem. Per gezondheidsthema – denk aan voeding, beweging, mentaal welzijn, suïcidepreventie, roken, seksuele gezondheid – krijg je concrete aanknopingspunten om het gesprek te openen. Een verwaarloosd gebit, naar adem happen bij lichte inspanning of verward overkomen: het zijn signalen die je helpen om samen met de patiënt stil te staan bij mogelijke achterliggende factoren, en om te praten over eventuele ondersteuning of verandering.

Laagdrempelige gespreksmethodieken op maat

De signalentool werd ontwikkeld in samenwerking met alle preventiepartners in Vlaanderen, vanuit de netwerkgroep zorg en welzijn binnen de Partnerorganisatie Ondersteuning Settinggericht (samen)Werken. Maar de initiële vraag kwam van eerstelijnszorgverleners zelf. “We merkten dat veel zorgprofessionals de reflex naar preventie wel willen maken, maar niet goed weten hoe”, vertelt Justine Van Lierde die de tool mee ontwikkelde. “Met de signalentool reiken we handvatten aan die hen daarbij helpen.”

Bij elk thema verwijst de tool naar methodieken die passen bij de context. Een daarvan is de KRACH-T-methode, ontwikkeld door Gezond Leven zelf. Een kort en motiverend gespreksmodel dat je toelaat om in één tot vier minuten een gesprek te voeren dat echt iets in beweging zet. “Tijdsdruk is een grote barrière in de zorg”, zegt Justine. “Met KRACH-T willen we tonen dat je ook met weinig tijd impact kan maken.” Naast KRACH-T verwijst de tool ook naar andere methodieken, afhankelijk van het thema. Zo vraagt een gesprek over suïcide of seksuele gezondheid soms een andere aanpak. De signalentool bundelt daarom ook de expertise van verschillende Vlaamse preventieorganisaties, zoals VAD, Sensoa, Eetexpert en Domus Medica.

Voor verpleegkundigen in alle settings

De signalentool is beschikbaar als grote affiche in A2-formaat, handig als reminder op kantoor of in de vergaderruimte. Daarnaast zijn er compacte A6-fiches per thema, bedoeld om snel te raadplegen. De tool linkt bovendien telkens door naar verdiepende informatie en materialen zoals de Preventiesector in Beeld en de Preventiewijzer.

Uit pilootprojecten blijkt dat de aanpak werkt. “Via feedbackzuilen hebben we naar de meningen gepolst van patiënten die aangesproken werden over gezondheid. De meerderheid van de patiënten gaf aan dat een kort gesprek hen aan het denken zette over hun leefstijl. Meer nog, van de patiënten die niet werden aangesproken gaf 81 procent aan dat ze zo’n gesprek wel geapprecieerd zouden hebben. De veronderstelde weerstand blijkt dus vaak onterecht.

De signalentool is breed toepasbaar: in de thuiszorg, op een verpleegafdeling, bij consultaties of tijdens een huisbezoek. “Het is geen checklist die je erbij neemt tijdens het gesprek, maar eerder een geheugensteun die je helpt om signalen sneller op te pikken en gericht te handelen”, benadrukt Justine.

Zelf aan de slag met de signalentool?

Voorkomen is altijd beter dan genezen. Hoe sneller je signalen herkent, hoe sneller je je patiënt de juiste zorg kan aanbieden. Deze signalentool zet je laagdrempelig op weg. Bestel of download de tool.


Alleen samenspraak kan ons redden

Vaak zit er tussen de patiënten een zorgenkind, iemand die onstabiele parameters vertoont, oncomfortabel blijft, onrustig is, … Volgens de protocollen en regels van de verpleegkunde helpen we die persoon goed, maar ook volgens de wens en levenskwaliteit van de patiënt? Zulke vragen breng ik aan op het interprofessionele overleg. Dat is het forum bij uitstek om de zorg voor iemand zo holistisch mogelijk te bekijken. Als zorgverlener ben je er de spreekbuis, tolk en woordvoerder van de patiënt. Het is tegelijk een kans om de eigen visie en vragen af te toetsen binnen het team. Tijdens het schrijven van ons boek ‘Grenzen aan genezen’ ontstond tussen Philippe en mij een interessant gesprek over dit thema.

Greet: “Verpleegkundigen hebben meer frequente en meer intense interacties met zorgvragers. We komen letterlijk en figuurlijk dichtbij. Die fysiek betrokken positie maakt onszelf ook fragiel. We zien de wonden en de grimassen van pijn bij het draaien, ruiken incontinentie, horen kortademigheid. De broosheid van de patiënt is haast tastbaar. Dat is ingrijpend omdat het ons tot essentiële vragen brengt: doe ik het goed en, vooral, doe ik het goede?”

Philippe: “Het siert verpleegkundigen dat ze zich niet zomaar verzoenen met de situatie zoals ze is. Wanneer ze samen met ons zoeken naar een oplossing of naar medicatie om het comfort te verbeteren. Hoe duidelijker het verpleegkundige verslag, hoe gerichter we kunnen bijsturen.”

Greet: “Maar de broosheid van het bestaan, kunnen we niet weg medicaliseren. Sommige patiënten dragen die afhankelijkheid in een soort overgave. Voor andere patiënten is die permanente hulp een dagelijkse beproeving zijn. Ook dat mentale gewicht drukt zwaar op zorgverleners.”

Philippe: “Of er zijn situaties waarin we de gemoedstoestand van patiënten niet kennen. Mensen die veel zorg nodig hebben en niet meer bewust zijn, zoals op intensieve zorg. Wat ik dan wel eens merk, is dat verpleegkundigen hun eigen onmacht ventileren en dat leidt soms tot hevige reacties zoals ‘dat mogen we niet toelaten’ of ‘dat zou je zelf toch niet willen’. Daar heb ik het soms moeilijk mee.”

Greet: “Die onmacht speelt zeker mee. Zorg is mensenwerk, maar ik geloof dat daaronder een oprechte betrokkenheid ligt voor de patiënten en hun naasten. Verpleegkundigen willen overtuigende pleitbezorgers zijn.”

Philippe: “Zeker. Artsen ook. Veel hangt natuurlijk af van de communicatiestijl van verpleegkundigen om voor patiënten te pleiten. Daarom raakt het ons als verpleegkundigen met een zekere stelligheid de indruk wekken dat we als artsen niet genoeg afwegingen maken. Dat is absoluut niet zo. Door de grote eindverantwoordelijkheid gaan we nooit over één nacht ijs. We bespreken altijd de wetenschappelijke kennis en de individuele context.”

Greet: “Een medisch dossier is soms een complex kluwen. Niet alle details ervan zijn bekend bij verpleegkundigen. Nochtans is sommige informatie essentieel om te blijven geloven dat wat we doen belangrijk is.”

Philippe: “Het zou goed zijn als er nog meer ingezet wordt om de medische gedachtegang proactief over te brengen aan al wie betrokken is bij de zorg van de patiënt. Zo is het niet alleen een gedeelde medische beslissing, maar ook een gedeelde mentale beslissing.”

Greet: “Dat zou goed zijn, want verpleegkundigen zijn vaak uitvoerders van medische beslissingen. Ze controleren van heel dichtbij alle ongemakken die met interventies verbonden zijn. Hun handelingen zijn er altijd op gericht om patiënten te helpen genezen of hun ongemakken op te vangen. Helaas moeten patiënten dikwijls eerst door de ellende die therapieën soms met zich meebrengen.”

Philippe: “Jullie zijn actor en getuige: jullie handelingen dragen bij tot de malaise en jullie willen dat opvangen. Daar staan we als artsen misschien te weinig bij stil. Het onderlijnt hoe verpleegkunde zich bevindt op het raakvlak van de zorg- en levenskwaliteit.”

Greet: “Kokhalzend de nierbekkens vol braaksel aannemen na chemotherapie, slecht helende wonden verzorgen en de pijn zien, mensen opvangen na een operatie, de tranen drogen als patiënten of hun naasten de moed verliezen, … Dat hakt er soms in. Door onze directere nabijheid en bereikbaarheid uiten patiënten of familieleden sneller hun gevoelens tegen ons. De inbreng van die waardevolle informatie bij besluitvorming is cruciaal.”

Philippe: “Zo dragen we allemaal op beroepseigen wijze onze verantwoordelijkheid en onze uitdagingen. Onze besluitvorming weegt soms zwaar. Sommige patiënten volgen we vaak al veel langer op. Je bouwt met hen een band op, maakte misschien bepaalde beloftes en afspraken. Voor sommige artsen komt therapie afbouwen misschien over als falen. Was een andere aanpak niet beter geweest? Dat kruipt onder je vel en dan sluiten we ons misschien af tegenover jullie vanuit een soort zelfbeschermingsreflex. Therapie stoppen is een onherroepelijke beslissing. Met iemand ‘af te tekenen’, teken ik een streep onder een leven. En ik bepaal er het leven van de dierbare naasten mee. Ook al ‘is het goed geweest’, ook al zegt de familie dat ‘hij er klaar voor is’, ook al weet ik rationeel dat dit is wat ik moet doen, toch grijpt het aan. Sinds de geneeskunde ons in staat stelt om levensbedreigende situaties af te wenden en natuurlijke stervensprocessen uit te stellen, moeten we veel meer afwegen of we wel of niet (verder) ingrijpen. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan.”

Greet: “Er is ook weinig marge voor inschattingsfouten. Te lang wachten veroorzaakt ellende, iets overhaast beslissen ook.”

Philippe: “Het is goed om elkaars positie en afwegingen te begrijpen en om van elkaar te weten dat we allemaal proberen te spreken en te handelen als zorgverleners in het belang van elke zorgvrager.”

Greet: “En ook hier kan alleen samenspraak ons daaraan herinneren.”

Greet De Cock is verpleegkundige in het UZ Leuven met 35 jaar ervaring in acute, chronische en palliatieve zorg. Philippe Meersseman is pneumoloog-intensivist in het UZ Leuven. Ze schreven het boek ‘Grenzen aan genezen’ met verhalen uit de dagelijkse zorgpraktijk en persoonlijke getuigenissen van een verpleegkundige en een arts. Het is een uitnodiging om na te denken over onze eigen zorgprocessen en over de moeilijke maar noodzakelijke keuzes die we moeten maken.