“Dingen uitpraten als het even schuurt.”
In woonzorgcentrum Hof ten Doenberghe in Hoeilaart is hoofdverpleegkundige Hilde Vercammen een vertrouwd gezicht. Al 39 jaar is ze er aan de slag, waarvan de laatste dertien als leidinggevende van afdeling Doenders. “Dit woonzorgcentrum voelt als een tweede thuis.”
De open afdeling telt 32 bewoners, waarvan 31 plaatsen voor definitieve bewoners en één voor kortverblijf. De bewoners krijgen hier zorg op maat in een warme, open sfeer. Die sfeer dankt de afdeling voor een groot stuk aan het hechte team. “Mijn collega’s zijn jong, dynamisch en begaan met onze bewoners”, vertelt Hilde. “We hebben respect voor elkaar en praten dingen uit als het even schuurt. Die transparantie is essentieel.”
Ook voor de bewoners heeft Hilde een groot hart. Ze probeert wekelijks bij iedereen langs te gaan. “Ze kunnen bij mij voor van alles terecht. Soms gaat dat over iets kleins, zoals iemand die om een ijsje vraagt. Dan regel ik dat gewoon. Het is fijn om iets te kunnen betekenen.”
Samen verantwoordelijk
Het team op haar afdeling draagt veel verantwoordelijkheid. Naast drie verpleegkundigen heeft ze zeven zorgkundigen onder haar hoede. Haar collega’s starten hun dag om half zeven met wondzorg en medicatiebedeling, meten en geven van insuline en nemen andere zorgtaken op. “Ik ben vaak vanaf zeven uur aanwezig, omdat ik graag wil weten hoe het met iedereen gaat. Zowel bewoners als collega’s. Onze afdeling kent korte communicatielijnen. We houden elke dag briefings zodat iedereen op de hoogte is van wat er reilt en zeilt. Al weet ik dat ik op iedereen kan bouwen. Mijn team werkt zelfstandig, collega’s onderling springen bij waar nodig en helpen elkaar.”
Die waardering is wederzijds. Vorig jaar werd Hilde verkozen tot Parel van een Verpleegkundige. “Een mooi moment, zeker omdat mijn pensioen stilletjes aan nadert. Zo’n gebaar zegt veel.” Ook buiten het werk staat Hilde niet stil: ze wandelt, fietst, leest en tuiniert graag. Toch ligt haar hart bij haar bewoners en team. “Ik ben blij dat ik hier zoveel jaren met plezier heb mogen werken.”
“Door mijn werk achter de schermen, kunnen zorgverleners zich focussen op de patiënt”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Gerleen De Greef (29 jaar) is stafmedewerker bij het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en lid van de werkgroepen Hoofdverpleegkundigen en Kinderverpleegkundigen.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Nadat ik afgestudeerd was als bachelor in de vroedkunde en master in verpleegkunde en vroedkunde, ging ik als hoofdverpleegkundige aan de slag. Ik ontdekte dat het mij niet om moeders en baby’s te doen was: ik had een passie voor zorgen in de brede betekenis. Wat me aantrok in het beroep was mijn fascinatie voor het menselijke lichaam, het sociale aspect van de job en de maatschappelijke meerwaarde die je kan bieden. Ook nu ik niet meer aan het bed van de patiënt sta, is dat wat me blijft drijven.
Wat boeit je in je job?
Als stafmedewerker werk ik samen met collega’s en experten uit de Wit-Gele Kruisverenigingen, voer ik beleidsvoorbereidend studiewerk uit en neem ik deel aan diverse overlegorganen om zo mee te werken aan best practices in de eerste lijn. Ik probeer een geïntegreerd beleid en visie uit te werken en uit te dragen als ambassadeur van onze thuiszorgorganisatie. Daarnaast vind ik het ook heel fijn dat ik mijn creatieve pen mag gebruiken in ons eigen patiëntenmagazine. Kortom, geen enkele werkdag is dezelfde en we maken elke dag het verschil.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Verpleegkundigen moeten creatief en empathisch zijn om tegemoet te komen aan de noden en behoeften van onze patiënten en mantelzorgers. Ze gaan out of the box op zoek naar oplossingen en tonen zich daardoor erg flexibel. Door bepaalde omgevingsfactoren in een thuissituatie worden verpleegkundige teams echte ‘plantrekkers’. En ja, daar mag wat speelse rebellie in zitten om het toch te doen lukken ondanks mogelijke drempels.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Wanneer een patiënt of een collega je een welgemeende “merci” geeft. Dat zouden we allemaal meer moeten doen, dus bij deze: bedankt aan iedereen waarmee ik al samenwerkte.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Ook binnen de verpleegkunde voelen we de uitdagingen van onze maatschappij. Mensen worden ouder (waar we dankbaar voor zijn) maar als ze ziek zijn wordt het vaak complexer dan vroeger. Hun verhalen blijven je raken. We komen in aanraking met rouw en verdriet en het voelt soms oneerlijk voor de patiënt.
Wat zijn de uitdagingen vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Er zijn minder middelen om grotere problemen aan te pakken. We zoeken uit hoe we de transitie kunnen maken naar een zorg verleend door een gecoördineerd interprofessioneel team, werkzaam in verschillende settings. Om zo een meerwaarde te zijn voor onze patiënt. We zetten hen centraal en streven naar geïntegreerde zorg, zodat zij kunnen focussen op herstel. Door interprofessioneel samen te werken, tonen we ook hoe mooi en creatief ons beroep is. Misschien kunnen we zo ook nieuwe collega’s aantrekken?
Wat doe je in je vrije tijd?
Ook zorgen (lacht). Ik heb een zoontje van anderhalf en een pluszoon van twaalf. Daarnaast hebben mijn partner en ik ook ongeveer 300 studenten onder onze hoede. We wonen met ons gezin namelijk op de campus van de VUB, waar we conciërge zijn in ons gebouw. Naast verloren sleutels, een gedeelde tuin en depanneren bij technische mankementen, luchten studenten geregeld ook hun hart bij ons.
Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.
Juridische vragen en antwoorden #7 – 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mag de basisverpleegkundige na het eerste bezoek bij een patiënt beslissen om zorg aan een zorgkundige te delegeren?
“Mag een basisverpleegkundige toezicht houden op zorgkundigen, of heeft de basisverpleegkundige zelf een toezichthoudende VVAZ nodig? Heeft de basisverpleegkundige recht op premies zoals telematica, bijscholing, RIZIV sociaal statuut, conventiepremie, …?”
Antwoord:
De basisverpleegkundige mag zelf toezicht uitoefenen, want de zorgkundige werkt onder toezicht van een verpleegkundige. Wat de premies betreft, moet dit beslist worden door het RIZIV. Momenteel zijn de voorwaarden voor deze tussenkomsten dat de zorgverlener in kwestie geconventioneerd is, de voorgeschreven software gebruikt en de voorziene bijscholing volgt. Als aan deze voorwaarden voldaan is, is het antwoord momenteel ja.
Welke handelingen mag de basisverpleegkundige uitvoeren en komt er een beperking op die handelingen?
“Op de werkvloer merken we heel wat vragen over wat de basisverpleegkundige wel of niet mag doen. Mag de basisverpleegkundige na het eerste bezoek bij een patiënt beslissen om zorg aan een zorgkundige te delegeren? Komt er een beperking op het aantal basisverstrekkingen voor basisverpleegkundigen? Mag de basisverpleegkundige beoordelen of een wondzorg al dan niet stabiel is? Mag de VVAZ het spoelen van een poortkatheter aanleren aan een basisverpleegkundige?”
Antwoord:
De VVAZ bepaalt wat complexe of niet-complexe zorg is. Oordeelt de VVAZ dat het gaat om niet-complexe zorg, dan kan de basisverpleegkundige dit delegeren aan een zorgkundige. Gaat het om complexe zorg, dan kan dit enkel als het voorzien is in het zorgplan van de VVAZ. Ook de beoordeling of een wondzorg al dan niet stabiel is, moet door de VVAZ gebeuren. Bijkomende erkenningen van de basisverpleegkundige, zoals referentieverpleegkundige wondzorg, moeten later nog beslist worden.
Basisverpleegkundigen mogen, binnen hun voorwaarden, alle verpleegkundige verstrekkingen uitvoeren zoals vermeld staat in het KB van 20 september 2023. Het spoelen van een poortkatheter is niet opgenomen voor de basisverpleegkundige.
Signalen herkennen, gesprekken openen
Een patiënt die klaagt over vermoeidheid, een kind met overgewicht of een oudere die zich eenzaam voelt: het zijn allemaal signalen die je als verpleegkundige de kans bieden om verder te kijken dan de hulpvraag. Hoe begin je aan zo’n gesprek over leefstijl? Hoe bied je op een zelfzekere manier gezondheidsadvies, zelfs wanneer de tijd beperkt is? De signalentool biedt daarvoor een laagdrempelig antwoord.
De signalentool bundelt signalen die kunnen wijzen op een mogelijk leefstijlprobleem. Per gezondheidsthema – denk aan voeding, beweging, mentaal welzijn, suïcidepreventie, roken, seksuele gezondheid – krijg je concrete aanknopingspunten om het gesprek te openen. Een verwaarloosd gebit, naar adem happen bij lichte inspanning of verward overkomen: het zijn signalen die je helpen om samen met de patiënt stil te staan bij mogelijke achterliggende factoren, en om te praten over eventuele ondersteuning of verandering.
Laagdrempelige gespreksmethodieken op maat
De signalentool werd ontwikkeld in samenwerking met alle preventiepartners in Vlaanderen, vanuit de netwerkgroep zorg en welzijn binnen de Partnerorganisatie Ondersteuning Settinggericht (samen)Werken. Maar de initiële vraag kwam van eerstelijnszorgverleners zelf. “We merkten dat veel zorgprofessionals de reflex naar preventie wel willen maken, maar niet goed weten hoe”, vertelt Justine Van Lierde die de tool mee ontwikkelde. “Met de signalentool reiken we handvatten aan die hen daarbij helpen.”
Bij elk thema verwijst de tool naar methodieken die passen bij de context. Een daarvan is de KRACH-T-methode, ontwikkeld door Gezond Leven zelf. Een kort en motiverend gespreksmodel dat je toelaat om in één tot vier minuten een gesprek te voeren dat echt iets in beweging zet. “Tijdsdruk is een grote barrière in de zorg”, zegt Justine. “Met KRACH-T willen we tonen dat je ook met weinig tijd impact kan maken.” Naast KRACH-T verwijst de tool ook naar andere methodieken, afhankelijk van het thema. Zo vraagt een gesprek over suïcide of seksuele gezondheid soms een andere aanpak. De signalentool bundelt daarom ook de expertise van verschillende Vlaamse preventieorganisaties, zoals VAD, Sensoa, Eetexpert en Domus Medica.
Voor verpleegkundigen in alle settings
De signalentool is beschikbaar als grote affiche in A2-formaat, handig als reminder op kantoor of in de vergaderruimte. Daarnaast zijn er compacte A6-fiches per thema, bedoeld om snel te raadplegen. De tool linkt bovendien telkens door naar verdiepende informatie en materialen zoals de Preventiesector in Beeld en de Preventiewijzer.
Uit pilootprojecten blijkt dat de aanpak werkt. “Via feedbackzuilen hebben we naar de meningen gepolst van patiënten die aangesproken werden over gezondheid. De meerderheid van de patiënten gaf aan dat een kort gesprek hen aan het denken zette over hun leefstijl. Meer nog, van de patiënten die niet werden aangesproken gaf 81 procent aan dat ze zo’n gesprek wel geapprecieerd zouden hebben. De veronderstelde weerstand blijkt dus vaak onterecht.
De signalentool is breed toepasbaar: in de thuiszorg, op een verpleegafdeling, bij consultaties of tijdens een huisbezoek. “Het is geen checklist die je erbij neemt tijdens het gesprek, maar eerder een geheugensteun die je helpt om signalen sneller op te pikken en gericht te handelen”, benadrukt Justine.
Zelf aan de slag met de signalentool?
Voorkomen is altijd beter dan genezen. Hoe sneller je signalen herkent, hoe sneller je je patiënt de juiste zorg kan aanbieden. Deze signalentool zet je laagdrempelig op weg. Bestel of download de tool.
Alleen samenspraak kan ons redden
Vaak zit er tussen de patiënten een zorgenkind, iemand die onstabiele parameters vertoont, oncomfortabel blijft, onrustig is, … Volgens de protocollen en regels van de verpleegkunde helpen we die persoon goed, maar ook volgens de wens en levenskwaliteit van de patiënt? Zulke vragen breng ik aan op het interprofessionele overleg. Dat is het forum bij uitstek om de zorg voor iemand zo holistisch mogelijk te bekijken. Als zorgverlener ben je er de spreekbuis, tolk en woordvoerder van de patiënt. Het is tegelijk een kans om de eigen visie en vragen af te toetsen binnen het team. Tijdens het schrijven van ons boek ‘Grenzen aan genezen’ ontstond tussen Philippe en mij een interessant gesprek over dit thema.
Greet: “Verpleegkundigen hebben meer frequente en meer intense interacties met zorgvragers. We komen letterlijk en figuurlijk dichtbij. Die fysiek betrokken positie maakt onszelf ook fragiel. We zien de wonden en de grimassen van pijn bij het draaien, ruiken incontinentie, horen kortademigheid. De broosheid van de patiënt is haast tastbaar. Dat is ingrijpend omdat het ons tot essentiële vragen brengt: doe ik het goed en, vooral, doe ik het goede?”
Philippe: “Het siert verpleegkundigen dat ze zich niet zomaar verzoenen met de situatie zoals ze is. Wanneer ze samen met ons zoeken naar een oplossing of naar medicatie om het comfort te verbeteren. Hoe duidelijker het verpleegkundige verslag, hoe gerichter we kunnen bijsturen.”
Greet: “Maar de broosheid van het bestaan, kunnen we niet weg medicaliseren. Sommige patiënten dragen die afhankelijkheid in een soort overgave. Voor andere patiënten is die permanente hulp een dagelijkse beproeving zijn. Ook dat mentale gewicht drukt zwaar op zorgverleners.”
Philippe: “Of er zijn situaties waarin we de gemoedstoestand van patiënten niet kennen. Mensen die veel zorg nodig hebben en niet meer bewust zijn, zoals op intensieve zorg. Wat ik dan wel eens merk, is dat verpleegkundigen hun eigen onmacht ventileren en dat leidt soms tot hevige reacties zoals ‘dat mogen we niet toelaten’ of ‘dat zou je zelf toch niet willen’. Daar heb ik het soms moeilijk mee.”
Greet: “Die onmacht speelt zeker mee. Zorg is mensenwerk, maar ik geloof dat daaronder een oprechte betrokkenheid ligt voor de patiënten en hun naasten. Verpleegkundigen willen overtuigende pleitbezorgers zijn.”
Philippe: “Zeker. Artsen ook. Veel hangt natuurlijk af van de communicatiestijl van verpleegkundigen om voor patiënten te pleiten. Daarom raakt het ons als verpleegkundigen met een zekere stelligheid de indruk wekken dat we als artsen niet genoeg afwegingen maken. Dat is absoluut niet zo. Door de grote eindverantwoordelijkheid gaan we nooit over één nacht ijs. We bespreken altijd de wetenschappelijke kennis en de individuele context.”
Greet: “Een medisch dossier is soms een complex kluwen. Niet alle details ervan zijn bekend bij verpleegkundigen. Nochtans is sommige informatie essentieel om te blijven geloven dat wat we doen belangrijk is.”
Philippe: “Het zou goed zijn als er nog meer ingezet wordt om de medische gedachtegang proactief over te brengen aan al wie betrokken is bij de zorg van de patiënt. Zo is het niet alleen een gedeelde medische beslissing, maar ook een gedeelde mentale beslissing.”
Greet: “Dat zou goed zijn, want verpleegkundigen zijn vaak uitvoerders van medische beslissingen. Ze controleren van heel dichtbij alle ongemakken die met interventies verbonden zijn. Hun handelingen zijn er altijd op gericht om patiënten te helpen genezen of hun ongemakken op te vangen. Helaas moeten patiënten dikwijls eerst door de ellende die therapieën soms met zich meebrengen.”
Philippe: “Jullie zijn actor en getuige: jullie handelingen dragen bij tot de malaise en jullie willen dat opvangen. Daar staan we als artsen misschien te weinig bij stil. Het onderlijnt hoe verpleegkunde zich bevindt op het raakvlak van de zorg- en levenskwaliteit.”
Greet: “Kokhalzend de nierbekkens vol braaksel aannemen na chemotherapie, slecht helende wonden verzorgen en de pijn zien, mensen opvangen na een operatie, de tranen drogen als patiënten of hun naasten de moed verliezen, … Dat hakt er soms in. Door onze directere nabijheid en bereikbaarheid uiten patiënten of familieleden sneller hun gevoelens tegen ons. De inbreng van die waardevolle informatie bij besluitvorming is cruciaal.”
Philippe: “Zo dragen we allemaal op beroepseigen wijze onze verantwoordelijkheid en onze uitdagingen. Onze besluitvorming weegt soms zwaar. Sommige patiënten volgen we vaak al veel langer op. Je bouwt met hen een band op, maakte misschien bepaalde beloftes en afspraken. Voor sommige artsen komt therapie afbouwen misschien over als falen. Was een andere aanpak niet beter geweest? Dat kruipt onder je vel en dan sluiten we ons misschien af tegenover jullie vanuit een soort zelfbeschermingsreflex. Therapie stoppen is een onherroepelijke beslissing. Met iemand ‘af te tekenen’, teken ik een streep onder een leven. En ik bepaal er het leven van de dierbare naasten mee. Ook al ‘is het goed geweest’, ook al zegt de familie dat ‘hij er klaar voor is’, ook al weet ik rationeel dat dit is wat ik moet doen, toch grijpt het aan. Sinds de geneeskunde ons in staat stelt om levensbedreigende situaties af te wenden en natuurlijke stervensprocessen uit te stellen, moeten we veel meer afwegen of we wel of niet (verder) ingrijpen. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan.”
Greet: “Er is ook weinig marge voor inschattingsfouten. Te lang wachten veroorzaakt ellende, iets overhaast beslissen ook.”
Philippe: “Het is goed om elkaars positie en afwegingen te begrijpen en om van elkaar te weten dat we allemaal proberen te spreken en te handelen als zorgverleners in het belang van elke zorgvrager.”
Greet: “En ook hier kan alleen samenspraak ons daaraan herinneren.”
Greet De Cock is verpleegkundige in het UZ Leuven met 35 jaar ervaring in acute, chronische en palliatieve zorg. Philippe Meersseman is pneumoloog-intensivist in het UZ Leuven. Ze schreven het boek ‘Grenzen aan genezen’ met verhalen uit de dagelijkse zorgpraktijk en persoonlijke getuigenissen van een verpleegkundige en een arts. Het is een uitnodiging om na te denken over onze eigen zorgprocessen en over de moeilijke maar noodzakelijke keuzes die we moeten maken.
Juridische vragen en antwoorden #6 – 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Wat met het beroepsgeheim van een schoolverpleegkundige?
“Hoever gaat het beroepsgeheim van de schoolverpleegkundige? Welke informatie kan, mag of moet met leerkrachten worden gedeeld? En welke informatie moet naar ouders gecommuniceerd worden?”
Antwoord:
Zoals elke zorgverlener is de verpleegkundige in een school gebonden aan het beroepsgeheim.
De ouders van een minderjarige hebben de voogdij en zijn voor de gezondheidszorgen de vertegenwoordiger van de jongere (tenzij er afwijkende rechterlijke beslissingen zouden zijn). Ze mogen dus alle inlichtingen krijgen over de toestand van en zorgen aan hun kind. Als de verpleegkundige, bij voorkeur na overleg binnen het medisch team, evenwel beslist dat de jongere voldoende matuur is om zelf verantwoord te kunnen beslissen, en de jongere vraagt geheimhouding tegenover de ouders, moet de verpleegkundige die beslissing respecteren.
Tegenover leerkrachten geldt het gedeeld beroepsgeheim. De zorgverlener mag gegevens, die onder het beroepsgeheim vallen, delen met andere personen die dezelfde jongere verzorgen indien zij die voor hun functie nodig hebben. Let op: het volledige dossier mag niet zomaar gedeeld worden. Ook hier geldt de uitzondering van een oordeelsbekwame leerling die geheimhouding vraagt aan de schoolverpleegkundige.
Carrièrekansen als basisverpleegkundige beperkt?
“Via Project 600 startte ik in januari 2023 een opleiding verpleegkunde op niveau 5. Ik zit nu in het tweede jaar waarin HBO5-verpleegkundigen en basisverpleegkundigen in opleiding samenzitten. We krijgen ook dezelfde cursussen, al zullen we in het werkveld andere bevoegdheden invullen. Is dit geen discriminatie en beperking van de carrièrekansen? Studeer ik af als basisverpleegkundige of als HBO5-verpleegkundige?”
Antwoord:
Je koos voor de driejarige opleiding en startte die voor het schooljaar 2023-2024. Je zal dus nog afstuderen als HBO5-verpleegkundige. Begon je pas vanaf september 2023 aan de opleiding, dan studeer je af als basisverpleegkundige en mag je dus enkel de handelingen van de basisverpleegkundige uitvoeren.
De wetgeving kwam tot stand na vele overlegmomenten tussen de betrokken ministers en onderwijsinstellingen. Ze geldt voor iedereen in België.
De scholen moeten studenten duidelijk informeren over de wetgeving en de gevolgen ervan voor het carrièrepad van de elke student. Wie wil doorgroeien kan met een diploma basisverpleegkundige een brugopleiding volgen aan de hogeschool en vervolgens starten aan de bachelor verpleegkunde.
Intensief zorgen kan je niet alleen
Een afdeling met grote zorgzwaarte, een patiëntenpopulatie met diverse en vaak complexe pathologieën en een team van maar liefst zeventig verpleegkundigen: dat vraagt om een ijzersterke samenwerking. Op de afdeling intensieve zorg van het ZOL Genk weten ze dat maar al te goed.
Verpleegkundigen, artsen, kinesitherapeuten, logistiek medewerkers en andere zorgverleners: allemaal werken ze zij aan zij op de afdeling intensieve zorgen in het ZOL Genk. Van minder mobiele patiënten in bed verplaatsen tot de hygiënische verzorging van personen die beademd worden: het is fysiek en technisch intensief werk dat een nauwe samenwerking vereist. “We kunnen alleen goed voor onze patiënten zorgen als we op elkaar kunnen rekenen”, vertelt Parel van een verpleegkundige Melanie Vanderlinden. “Ook studenten die bij ons stage lopen merken dat. Niet voor niets kregen we vorig jaar de prijs voor beste stageplaats. Een mooie erkenning voor ons hele team.”
Verbinding tijdens en na de shift
De intensieve samenwerking stopt niet zodra de shift gedaan is. Melanie maakt deel uit van het feestcomité dat de teamspirit levendig houdt. Kaartjes naar zieke collega’s, geboortegeschenkjes of kraambezoeken regelen en jaarlijks een etentje of teambuilding organiseren: alles om de onderlinge band te versterken. Zelfs de artsen organiseren elk jaar iets, want ook zij hechten veel belang aan een goede samenwerking. Door de verschillende shiften kan niet iedereen er altijd bij zijn, maar ook daar houdt het team rekening mee. Melanie: “We brengen altijd eten voor de collega’s die aan het werk zijn. Dat klinkt misschien klein, maar het doet veel: voelen dat je deel bent van een hechte groep.”
Geen hiërarchie, wel vertrouwen
Op de afdeling intensieve zorg werken mensen met verschillende achtergronden en rollen, maar hiërarchie speelt in Genk geen rol. “We vertrouwen op elkaars kennis en ervaring. Artsen vragen ook onze mening over bepaalde behandelingen. Wij zijn vaak het meest aanwezig bij de patiënt en merken veranderingen snel op. Die samenwerking werkt in twee richtingen, en dat maakt een groot verschil: voor ons als verpleegkundige om dagelijks het beste van onszelf te geven, maar vooral voor de patiënten en de kwaliteit van zorg die we hen daardoor bieden.”
“We zijn een compagnon de route”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Koen Aelvoet (45 jaar) is paramedisch coördinator in De Branding in Kortrijk en lid van de werkgroep Gehandicaptenzorg.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Ik ben eigenlijk elektromechanieker van opleiding. Al snel besefte ik dat ik niet mijn hele leven met machines wou bezig zijn. Ik wil iets betekenen voor de kwetsbare medemens. Daarom vatte ik mijn studies verpleegkunde aan. Daar heb ik nog geen seconde spijt van gehad. Het klinkt cliché, maar dat gevoel om goed te doen voor een ander is onbetaalbaar.
Wat boeit je in je job?
Geen dag is dezelfde, en dat maakt het juist boeiend. Als paramedisch coördinator komt er heel veel op mijn pad. Ik ben verantwoordelijk voor de verpleegkundigen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, activiteitenbegeleiders en externe zorgverleners. Het leukste? Samen met het team en de cliënten zoeken naar wat zij echt nodig hebben. Niet boven hen staan, maar naast hen. Een compagnon de route zijn, zoals in onze visie staat. En net dat geeft mij elke dag opnieuw energie.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Empathisch en vakbekwaam zijn, dat spreekt voor zich. Maar in onze sector is creativiteit minstens zo belangrijk. Bij het werken met personen met een beperking is niet alles even voorspelbaar. Om tot een oplossing te komen, moet je vaak durven afwijken van het vertrouwde pad en out of the box denken. Ik sta nog vaak versteld van hoe creatief en verantwoordelijk onze medewerkers daarmee omgaan. Het vraagt veel van hen, maar ze doen het toch maar. De crème de la crème, zo noem ik ze graag.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Niets gaat boven de kamerbrede glimlach en stevige knuffels van de cliënten. In De Branding werken we vaak tientallen jaren met dezelfde cliënten, waardoor je automatisch een sterke band met hen opbouwt. Als verpleegkundige kom je in hun persoonlijke bubbel. Je wordt een vertrouwd gezicht en een houvast. Cliënten die spontaan bij je over de vloer komen voor een koffie of samen feestdagen vieren: een grotere bevestiging kan je niet krijgen.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Net door die intense band, komt een overlijden des te hard binnen. Daarnaast botsen we wel eens op grenzen. Hoe betrokken je ook bent, je kan nooit elk leed wegnemen van de cliënt of van het netwerk. Al heb ik het ook over externe grenzen, zoals middelen en wetgeving. Dan voel je je machteloos. We willen het juiste doen, maar moeten roeien met de riemen die we hebben. En dat kan wegen.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Ondanks de onmacht en beperkingen moet de verpleegkundige een verbindende rol blijven spelen: wij zijn de brug tussen cliënt, familie, artsen, externe zorgverleners en de organisatie. Maar de druk neemt toe. De maatschappij wordt kritischer, terwijl het steeds moeilijker wordt om gemotiveerde en bekwame mensen te vinden. Iedereen hengelt naar dezelfde profielen. Vandaag lukt het nog bij ons, maar hoe zal het zijn over tien jaar? Daar lig ik soms wakker van.
Wat doe je in je vrije tijd?
In mijn vrije tijd breng ik zoveel mogelijk tijd door met mijn gezin of trek ik erop uit met de moto. Daarnaast ben ik een fervent schapenliefhebber en molenaar. Geen alledaagse hobby’s, maar voor mij de ideale mix om volledig tot rust te komen naast het werk.
Jongeren spelenderwijs bewust maken van vaccinatienut
Op school krijgen leerlingen vaccins, vaak zonder te weten waarvoor en vooral waarom het zo belangrijk is. Nochtans is preventie een sterke schakel in het streven naar groepsimmuniteit tegen gevaarlijke virussen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) besloot daarom expliciet in te zetten op de bewustwording rond het belang van vaccins bij jonge kinderen. Op hun vraag werd Universiteit Antwerpen partner in een leergame “Immune Patrol”-project.
Jongeren van tien tot twaalf jaar liggen wellicht zelden wakker van vaccinaties. Nochtans is het een belangrijke bevolkingsgroep bij het werken naar groepsimmuniteit, om zo de kwetsbare mensen te beschermen die niet gevaccineerd kunnen worden. Met Immune Patrol wil UAntwerpen samen met de Universiteit van Kopenhagen en de WHO het hiaat in de preventie bij deze jongeren invullen. “De schoolgaande jeugd heeft zeker vragen rond vaccins”, benadrukt professor Pierre Van Damme, die mee aan de wieg staat van de learning game. “Wat is een infectieziekte? Wat zit in een vaccin? Wat is groepsimmuniteit? Het zijn enkele van de vragen die we beantwoorden. We trekken het trouwens ook breder open. Zo tonen we hoe jongeren zelf informatie die ze op het internet vinden, kunnen valideren. Niet onbelangrijk in tijden van fake news.”
Zes lespakketten voor flexibel gebruik
Een team van Universiteit Antwerpen (Pierre Van Damme (vaccinologie), Karolien Poels (communicatiewetenschappen)) zette zijn schouders onder de concrete inhoud van de game. Die denkoefening leidde tot zes lespakketten, die telkens een ander aspect van vaccinatie uitdiepen. In 2018 ging het project van start, nog voor de covidpandemie de wereld trof. “Die periode en de hele vaccinatiecampagne toont het belang van dit project aan”, vindt Van Damme. “Al viel de ontwikkeling van de game toen logischerwijs wat stil. Intussen is Immune Patrol gefinaliseerd en gratis beschikbaar op de website van de WHO. Het bestaat in meer dan veertien talen en werd al in een tiental landen geïntroduceerd op scholen. Met veel positieve feedback, zowel van de leerlingen als van de leerkrachten.”
Naast de inhoud zelf zijn leerkrachten vooral enthousiast over de flexibiliteit waarmee ze Immune Patrol kunnen inpassen in hun lessenpakket. Geven ze een ‘level’ in één sessie of splitsen ze op? Of gebruiken ze een anderstalige versie van het educatieve spel ter ondersteuning van een taalvak? Het zijn maar enkele mogelijkheden.
Validatie en introductie in België
Rotary International ondersteunde dit project en financierde de vertaling naar het Nederlands, Frans en Duits. “Uiteraard is het erg belangrijk dat de inhoud in alle talen honderd procent klopt”, duiden professor Van Damme en Poels de complexiteit. “Om zeker te zijn dat de game werkt en zijn doel bereikt, wordt elke taal gevalideerd voor de volledige uitrol in de scholen mogelijk is. In Nederlandstalige scholen is die validatie al gebeurd, in Franstalige scholen zijn we momenteel bezig. Eens alle landstalen gevalideerd zijn, gaan we in overleg met de minister van Volksgezondheid en de minister van Onderwijs voor de introductie in alle scholen in België. Liever vandaag dan gisteren, want jongeren weten bijvoorbeeld amper nog wat mazelen zijn. We zien veel potentieel in Immune Patrol.”
De game zelf ontdekken? Test hem gratis uit.
Bij zorg hoort emotionaliteit en rationaliteit
Greet De Cock is verpleegkundige in het UZ Leuven met 35 jaar ervaring in acute, chronische en palliatieve zorg. Philippe Meersseman is pneumoloog-intensivist in het UZ Leuven en combineert patiëntenzorg, opleiding en wetenschappelijk onderzoek. Ze schreven het boek Grenzen aan genezen met verhalen uit de dagelijkse zorgpraktijk en persoonlijke getuigenissen van een verpleegkundige en een arts. Het is een uitnodiging om na te denken over onze eigen zorgprocessen en over de moeilijke maar noodzakelijke keuzes die we moeten maken. Greet kroop ook voor NETWERK VERPLEEGKUNDE in haar pen.
“Komaan, we gaan er nog één keer voor!” Het waren de smekende woorden die een dochter tot haar 86-jarige vader richtte om nog één keer alles op alles te zetten. Kort daarvoor vertelde de arts hen dat er geen hoopvolle therapie meer was. Het reeds verzwakte en hulpbehoevende lichaam van de vader werd nu ook bedreigd door acuut nierfalen. Een medische interventie was theoretisch mogelijk, maar zou een cascade van complicaties veroorzaken met een beperkte prognose.
De vader begreep het medisch verdict goed. Hij stelde enkele gerichte vragen: “Dokter, als we niets doen, zal ik dan pijn hebben? Heb ik dan nog dagen of weken?” Na een moment van stil wikken en wegen, nam hij een vastberaden besluit: “Dan kies ik ervoor om terug te gaan naar het woonzorgcentrum om daar palliatieve zorg te krijgen. Het is goed geweest.” Zijn dochter kon zich hier nog niet bij neerleggen. Haar reactie was een uiting van liefdevolle betrokkenheid. Uiteindelijk ging haar vader overstag en koos hij toch voor interventie. Met elke ingreep dikte de ellende aan. Na enkele dagen vechten tegen de bierkaai was het overlijden onvermijdelijk – en uiteindelijk zelfs een bevrijding.
Zorgverleners kennen de spanning tussen emotie en rationaliteit maar al te goed. Soms grijpen we medisch-verpleegkundig in, onder emotionele druk van patiënten of hun familie. Het is een diep menselijke reflex: de gedachte aan een definitief afscheid activeert een overlevingsinstinct. Verblind door doodsangst en levensdrang klampen mensen zich vast aan elke strohalm, hoe klein ook.
Tot op zekere hoogte is dat hun recht. De wet op de patiëntenrechten garandeert zorgvragers het recht op participatie in de zorgplanning. Dit was een reactie op het vroegere paternalisme, waarbij artsen wikten en beschikten, en de patiënt onderging. Als verpleegkundige die haar loopbaan eind de jaren tachtig begon, zag ik van dichtbij hoe de slinger van de ene kant naar de andere is doorgeslagen. Daardoor rijst tegenwoordig in de zorg geregeld de vraag of we bij sommige medische beslissingen, weer niet meer ruimte moeten geven aan de stemmen die gebaseerd zijn op kennis, kunde en ervaring.
Situaties zoals hierboven beschreven, zijn talrijk en komen dagelijks voor in tal van zorgorganisaties. De uitkomsten leveren vele desillusies op. Allereerst voor de precaire patiënt, bij wie het (herhaaldelijk) ingrijpen in het natuurlijke stervensproces leidt tot een aaneenschakeling van discomfort en integriteitsverlies. Maar ook voor de naasten: zij zijn van dichtbij getuigen van deze lijdensweg. Daardoor kampen ook zij uiteraard met toegevoegde onmacht, verdriet en soms schuldgevoelens. Daarnaast is er de morele last voor zorgverleners. Keer op keer worden zij geconfronteerd met handelingen die van hen worden verwacht, terwijl ze er op basis van hun expertise niet in geloven. Zoals een collega verzuchtte: “Ik moest nog een chemo aanhangen, terwijl ik dacht: mensen, ga naar huis en geniet van de laatste maanden, want deze infusen gaan je alleen ellendig maken, zonder kans op beterschap.”
Zeker verpleegkundigen en zorgkundigen die vanop een zeer fysiek nabije en mentaal betrokken positie voor patiënten zorgen, lijden in toenemende mate onder deze morele stress. Soms kunnen zij in één handeling de menselijke ellende horen, voelen, zien en ruiken tegelijk. Als je in die confrontaties dan te vaak de innerlijke bedenking tegenkomt: ik doe meer kwaad dan goed, en de prognose blijft slecht, dan is dat nefast voor het welbevinden van zorgverleners. Er zijn er al velen die om die reden de zorgsector verlieten, tijdelijk of definitief.
Als we maatschappelijk bekommerd zijn om de te lage instroom van verpleegkundigen, dan moeten we ons ook durven buigen over de te hoge uitstroom ervan. Morele stress door te doorgedreven zorg speelt hierin een niet te onderschatten rol.
De vraag tot hoever we therapeutisch moeten ingrijpen, zal altijd een beladen thema blijven. Hoe meer medische innovaties, hoe meer we actief moeten nadenken over ethische grenzen. Het is de andere kant van onze bevoorrechte gezondheidsmedaille. Op welk moment in het zorgtraject scharnieren we naar levenseindezorg? Hiervoor bestaat geen wiskundige formule. De meest kansrijke aanpak is een trialoog: een sereen gesprek tussen de patiënt, zijn dierbaren en zijn zorgverleners. Wanneer zowel emotie als redelijkheid een evenwichtige plaats krijgen, dan is waardige zorg meestal de uitkomst. Zorg waarbij zowel zorgvragers als zorgverleners hun waardigheid behouden.