AI als stimulans voor transmurale samenwerking

Drie ziekenhuizen en negen woonzorgcentra werken in het kader van een innovatieproject van de FOD Volksgezondheid samen aan het project SilverConnect. Via de AI-tool Bingli wordt zo op een gestructureerde manier een anamnese en differentiaaldiagnose bezorgd aan de huisarts en indien nodig aan het ziekenhuis. Dit stimuleert de onderlinge samenwerking en versterkt de continuïteit van zorg voor de bewoners.

Artificiële intelligentie heeft heel wat mogelijkheden, maar wat kan het betekenen voor zorgverleners? Een innovatieproject van de FOD Volksgezondheid zoekt het uit, met de ziekenhuizen vzw Maria Middelares, AZ Oostende en AZ Zeno, en met negen woonzorgcentra. “We hadden twee belangrijke doelen”, zegt Stéphanie De Clerck, kwaliteitsverantwoordelijke in het AZ Zeno en coördinator van het project. “De eerste was de ontwikkeling van een AI-tool voor de zorgverlener aan het bed. Voelt die dat er iets niet pluis is met een bewoner, dan kan die via een gedetailleerde vragenlijst een slimme anamnese afnemen die beslissingsondersteunend werkt. De tweede insteek was de digitale overdracht naar (huis)artsen en ziekenhuizen om geen cruciale informatie verloren te laten gaan.”

De vragenlijst werd ontworpen door Bingli en kan vandaag al door zorgvragers ingevuld worden voor een doktersbezoek. “Bewoners in woonzorgcentra zijn kwetsbare personen. De vragen moesten dus aangepast worden aan hun profiel. Dat deden we samen met de CRA’s in de betrokken woonzorgcentra”, vertelt Marc Vankerkhoven, coördinator transmurale zorg bij vzw Maria Middelares. “De verpleegkundige krijgt op basis van de antwoorden een gestructureerd overzicht van de gezondheidstoestand van de bewoner en een differentiaaldiagnose. Die info wordt gedeeld met de betrokken zorgverleners.”

Doelgerichter werken

Het project steunt op een sterke samenwerking tussen de ziekenhuizen en woonzorgcentra. “Momenteel vergt dat een grote inspanning van de verpleegkundigen in de woonzorgcentra. We vragen hen veel vragenlijsten in te vullen en je plukt pas in een tweede fase de vruchten van zo’n innovatieve tool”, vertelt Eline Rammant, stafmedewerker geïntegreerde zorg in het AZ Oostende. “Vaak komt een bewoner nu op de spoedafdeling met een doorverwijsbrief waarop algemene achteruitgang staat, en wordt met goede bedoelingen een zo volledig mogelijk bewonersdossier uitgeprint, soms in dagboekvorm, waarin het ziekenhuis de relevante informatie moet zoeken. Door SilverConnect heeft de huisarts een ondersteuningstool om te beslissen wat moet gebeuren met een bewoner. Moet die persoon opgenomen worden of niet? De huisarts kan ook gerichter doorverwijzen en geeft zo meteen meer informatie om ook onderzoeken pragmatischer te organiseren. Dit kan onnodige opnames vermijden en de doorlooptijd op spoed inkorten.”

Voor woonzorgcentra, ziekenhuizen en de eerste lijn

De vragenlijst wordt voorlopig enkel afgenomen door verpleegkundigen in het woonzorgcentrum, al wordt bekeken om in de toekomst ook zorgkundigen hierin mee te nemen. “De klinische blik van een verpleegkundige is belangrijk. Het is ook de verpleegkundige die contact opneemt met de huisarts bij twijfel”, zegt Eline nog. “We willen dus benadrukken dat SilverConnect ondersteunend werkt. Laat je eigen kunde en kennis van de bewoner dus altijd primeren. Tegelijk moet je je ook bewust zijn van het belang van voldoende, concrete info om zorg naadloos door te zetten. Zowel van het woonzorgcentrum naar het ziekenhuis, als in de andere richting. Daarbij mogen we uiteraard de eerstelijnszorg niet vergeten. Het project is een warme oproep om in dialoog te gaan.”

Het project liep vijftien maanden en legde heel wat leerrijke inzichten bloot. “Zal dit project alles oplossen? Neen, zeker niet”, besluit Marc. “Het belang van gestroomlijnde digitale communicatie is wel duidelijk. Communicatie tussen artsen verloopt al relatief vlot via de eHealthBox, maar tussen de arts en verpleegkundige is dat op papier. Wat vaststaat is dat we de samenwerking in 2026 willen verderzetten. Naadloze communicatie was ons hoofddoel en dat zal het blijven. Nu moeten we bekijken hoe we zorgdimensies verder kunnen ontschotten. Zo werken we verder toe naar geïntegreerde zorg.”


“In ons team is altijd ruimte om te delen”

“Natuurlijk zijn er moeilijke dagen, maar dit blijft voor mij de mooiste job die er is.” Al meer dan 25 jaar begeleidt Ann Van Bommel mensen in hun laatste levensfase. Eerst op de palliatieve eenheid van het Noorderhart Mariaziekenhuis, later in het mobiele Palliatief Support Team (PST). Ann is een drijvende kracht binnen haar team en werd dit jaar bekroond tot Parel van een Verpleegkundige. Nu zet ze graag haar collega’s in de kijker.

Als pas afgestudeerde verpleegkundige begon Ann op haar 21ste op geriatrie. Al snel trok palliatieve zorg haar aan. Onder de vleugels van diensthoofden Mia Geers en later Angèle Gielen groeide ze uit tot een vaste waarde. “Zij hebben me niet alleen gevormd als verpleegkundige, maar ook als mens.”

Vandaag werkt Ann in het Palliatief Support Team, een mobiele equipe van verpleegkundigen, psychologen en (LEIF-)artsen. “We komen overal: van spoed tot intensieve, van psychiatrie tot geriatrie. Soms gaat het om pijnbestrijding of symptoomcontrole, soms om ondersteuning na slecht nieuws of begeleiding bij een euthanasietraject. Heel divers, maar altijd met hetzelfde doel: palliatieve patiënten en hun naasten nabij zijn in een moeilijke fase.”

Ruimte voor kwetsbaarheid

Het werk kan zwaar zijn, zeker bij patiënten die leeftijdsgenoten zijn of een moeilijk sterfbed hebben. “Dat kan je diep raken. Gelukkig is er in ons team altijd ruimte om dat te delen: een gesprek met een collega of gewoon eens goed wenen of roepen. Die veiligheid maakt dat je dit werk volhoudt. Het is oké om af en toe even de ruimte te nemen om tot jezelf te komen. Onze afdeling investeert ook in intervisie. Zo voel je dat je nooit alleen staat.”

Naast de professionele ondersteuning is er ook plaats voor plezier. “We gaan samen uit eten, vieren mee op de Nacht van de Zorg of doen een teambuilding. Na al die jaren zijn veel collega’s echte vrienden geworden. Dat kan ook niet anders als je samen zulke heftige thema’s deelt.”

Wat Ann het meest koestert, is de verbondenheid. “Met patiënten, maar evenzeer met collega’s”, benadrukt ze. “Iedereen in het team heeft zijn plek en wordt enorm gewaardeerd. Dat maakt ons sterk.”


Ruimte om een ziekte te hebben

Jasmine Buntinx (35 jaar) is nierpatiënte, verpleegkundige en docent aan de UCLL. Als auteur van ‘Doe ik het wel goed als zorgverlener?’, spreker en trainer gebruikt ze verhalen om verschillende perspectieven naast elkaar te leggen en zo de uitdagingen van zorg uit te klaren.

Er wordt de laatste tijd veel gesproken over langdurig zieken. Of ze niet sneller weer aan het werk kunnen, of ze wel recht hebben op ziekteverlof. Er wordt gerekend, gecontroleerd, afgevinkt. Maar achter die cijfers zitten mensen.

Ik weet dat, omdat ik er zelf één van ben. Ik heb een chronische nierenaandoening. Dat betekent niet dat ik elke dag ziek ben, maar dat ik wel altijd een ziekte heb. En dat verschil is groot. Een ziekte hebben is geen tijdelijke episode, maar een blijvende realiteit waarmee je je hele leven rekening moet houden.

In de zorg en in ons dagelijkse leven wordt er nauwelijks rekening mee gehouden dat je een ziekte hebt die blijvend aandacht vraagt. Afspraak na afspraak moet ingepland en gecombineerd worden met gezin en werk. Soms lijkt even niet werken dan de enige oplossing om ruimte te maken. Maar tegelijk lost het de kern van het probleem niet op: je ziekte blijft, je leven gaat verder. Werk kan in dat spanningsveld zowel een last als een houvast zijn. Het kan druk geven, maar ook zingeving en betekenis. Daarom hebben mensen met een chronische ziekte niet per se minder behoefte aan werk, maar wel aan ondersteuning om het op een haalbare manier te kunnen blijven doen.

We hebben als zorgverleners vaak te weinig oog voor deze vragen die mensen met een ziekte zichzelf stellen: hoe combineer ik dit? Hoe vertel ik het aan mijn collega’s? Wat als ik uitval? Angst, onzekerheid en schaamte wegen vaak even zwaar als de medische diagnose.

Daar ligt volgens mij een sleutel. Als verpleegkundigen, hulpverleners en werkgevers moeten we niet alleen kijken naar papieren en protocollen, maar vooral naar de mens achter de ziekte. Wat heeft iemand nodig om werk en leven op een betekenisvolle manier vorm te geven?

We zouden veel meer moeten investeren in duurzame zorg: zorg die niet stopt bij ‘u bent (fysiek) stabiel, dus in orde’, maar die ruimte biedt om werk en dagelijkse activiteiten voort te zetten, ook met een aandoening. Zorg die verder kijkt dan het moment, inzet op evenwicht en kwaliteit van leven, en die maakt dat mensen kunnen blijven meedoen.

De discussie zou dus niet moeten gaan over ‘controle’ of ‘misbruik’. Ze moet gaan over ruimte. Ruimte om een ziekte te hebben. Ruimte om te werken. Ruimte om deel te blijven uitmaken van de samenleving.


“In elke setting draag je verantwoordelijkheid”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Matthias Vervaeke (39 jaar) is projecthoofdverpleegkundige bij X-Care en lid van de werkgroep hoofdverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Ik volgde in het middelbaar de richting boekhouden-informatica, maar vanaf het vierde jaar trok verpleegkunde me meer aan. Dus vatte ik na het middelbaar die studies aan. Na mijn laatste stage op spoed en intensieve zorgen kon ik direct aan de slag, maar ik besloot deeltijds te werken en ondertussen mijn Master of Science in het management en het beleid van de gezondheidszorg te behalen. Die opleiding was heel boeiend, want verpleegkunde in het werkveld heeft zo een breed spectrum. Na veertien jaar ziekenhuiservaring koos ik bewust voor de rol van projecthoofdverpleegkundig om alle aspecten van het vak ten volle te beleven.

Wat boeit je in je job?

De uitdaging. Als projecthoofdverpleegkundige kom ik op veel verschillende plaatsen, soms kort, soms langer. Op spoed heb je andere vaardigheden nodig dan in een woonzorgcentrum. De ene keer ligt de klemtoon op technieken en medische handelingen, de andere keer op communicatie en sociaal contact in een ‘thuissetting’. In elke context draag je andere verantwoordelijkheid, dat geeft mij energie. De variatie en de voortdurende ontwikkelingen houden me op scherp.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Empathisch zijn en snel kunnen schakelen. Als projecthoofdverpleegkundige zie je het hele spectrum van verpleegkunde: een bevalling, een overlijden, intensieve en complexe zorgen, stabiele patiënten die meer nood hebben aan sociaal contact, bewoners die niet meer alleen thuis kunnen wonen, communicatie met artsen en families, … Je moet altijd alert zijn en gepast reageren.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Het verschil maken voor bewoners/patiënten, familieleden en collega’s, dat is zo mooi! Een voorbeeld: in een woonzorgcentrum waar ik als projecthoofdverpleegkundige werkte, trof ik met het team een overleden persoon aan. We probeerden nog te reanimeren, maar tevergeefs. Dat maakte veel indruk op het team en was een wake-upcall om onze technieken scherp te houden. Ik ontwikkelde daarom een flowchart en een reanimatiekoffer, en gaf aan het voltallige personeel een bijscholing reanimatie. Toen ik er een paar jaar nadien terugkwam voor een nieuwe opdracht, raakte het me om te zien dat die tools nog altijd gebruikt worden en het team positief over deze casus en bijscholing te horen vertellen.

Zijn er ook minder fijne momenten?

Als projecthoofdverpleegkundige bouw je vaak in korte tijd mooie relaties op. Diensten zijn blij dat je er bent, want er is meestal een acuut tekort. Maar je moet het ook weer snel achterlaten. Dat afscheid is soms lastig. Tegelijk heb ik zo al veel toffe mensen ontmoet. Dat maakt de job dubbel bijzonder.

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

Er zijn grote tekorten en daarom is het belangrijk om nieuwe rollen ten volle te benutten. Ook technologie kan helpen, maar iedereen moet ermee overweg kunnen. Jong en oud kunnen op dat vlak van elkaar leren. Er moeten voldoende middelen blijven voor basiszorg. Ook is het niet altijd gemakkelijk om aan de verwachtingen van bewoners/patiënten en families te voldoen. Zorg is geen magie. Onderzoeken kosten tijd, diagnoses zijn er niet altijd de dag nadien. Soms vergeten mensen dat zorg wetenschap is, en geen webshop.

Wat doe je in je vrije tijd?

Na een drukke dag heb ik nood aan ontprikkelen. Even alleen of met vrienden. Daarnaast zet ik mij ook in het weekend in als 112-ambulancier. Dat blijft een discipline waar ik een stukje van mijn hart aan verloor. Ten slotte hou ik van reizen. Ik spaar graag extra uren en vakantiedagen op om er even langer op uit te trekken: skiën, een verre reis, de natuur in of gaan overwinteren in de zon. Zo laad ik mijn batterijen helemaal op.


Juridische vragen en antwoorden #9 - 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Is de VVAZ verantwoordelijk voor de handelingen gedelegeerd aan de basisverpleegkundige in het gestructureerde zorgteam?

“In hoeverre draagt de verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ) als coördinerend verpleegkundige in een gestructureerd zorgteam de verantwoordelijkheid voor de handelingen van een basisverpleegkundige, met name voor de handelingen die via een verpleegkundig voorschrift gedelegeerd worden aan een basisverpleegkundige?”

Antwoord:

In een gestructureerd zorgteam deelt de VVAZ verpleegkundige handelingen met andere zorgberoepen en paramedici. Een echt verpleegkundig voorschrift bestaat (nog) niet. De VVAZ bepaalt welke niet-complexe zorgen de basisverpleegkundige, binnen diens competentie, autonoom mag uitvoeren in het team. De aansprakelijkheid voor opgedragen zorgen ligt bij de VVAZ en de zorgkundige/basisverpleegkundige voor hun eigen fouten. De VVAZ kan aansprakelijk gesteld worden voor fouten in de delegatie, zoals een verkeerde of onvolledige opdracht of weigering van steun waar die gevraagd wordt. De zorgkundige en basisverpleegkundige kunnen aansprakelijk gesteld worden voor eigen fouten bij de uitvoering.

Wat wordt concreet verstaan onder kortdurende zorg door basisverpleegkundigen?

“We blijven met vragen zitten over kortdurende zorg (binnen de 24 uur) toegediend door basisverpleegkundigen. Begint bij een gehospitaliseerde patiënt waar plotse complicaties optreden, de periode van 24 uur dan pas te lopen waarin de basisverpleegkundige zelf de inschatting kan doen van de complexiteit van zorg? Mag de basisverpleegkundige hoogrisicomedicatie intraveneus toedienen als daarvoor een staand order is?”

Antwoord:

De Juridische Adviesgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE deed een voorstel aan de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) over de interpretatie van kortdurende zorg voor de basisverpleegkundige. Dat is momenteel niet duidelijk. De FRV bespreekt dit en zal nog naar buiten komen met een officiële toelichting. Let wel, de basisverpleegkundige mag volgens het KB van 20 september 2023 geen hoogrisicomedicatie intraveneus toedienen.


Verbale de-escalatietechnieken trainen met virtual reality

Een VR-bril opzetten en plots in een levensechte zorgsituatie belanden: ook in de zorgsector opent virtual reality (VR) nieuwe deuren. Thomas More hogeschool bewees dat met het project Immersive Technology in Healthcare Training (ITHT). In samenwerking met zorg- en technologiepartners ontwikkelden ze drie modules waarmee verpleegkundigen virtueel kunnen trainen op de werkvloer. Psychiatrisch ziekenhuis Sint-Alexius Grimbergen mocht er eentje uittesten. Teamcoördinator Klaas Buelens blikt terug.

Zorgprofessionals moeten zich voortdurend bijscholen, maar de hoge werkdruk en beperkte middelen maken dat vaak moeilijk. De VR-modules van Thomas More hogeschool tonen hoe het wel kan. “Toen we de oproep zagen om ze uit te testen, hebben we geen moment getwijfeld”, vertelt Klaas Buelens, stagecoördinator en teamcoördinator van de mobiele equipe binnen het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Alexius Grimbergen. “Deze manier van trainen is efficiënter en veel laagdrempeliger.”

Samen met softwareontwikkelaars en zorgpartners lanceerde de Thomas More hogeschool drie modules: wondzorg (in samenwerking met Kajaani University of Applied Sciences in Finland), klinisch redeneren (in samenwerking met TrueSim) en omgaan met verbale agressie (in samenwerking met The Simulation Crew). Klaas en zijn team gingen met die laatste aan de slag. Het bood hen de kans om verbale de-escalatietechnieken binnen het crisisontwikkelingsmodel op een andere manier te trainen.

Levensechte simulaties

Hoe werkt het? Simpel: je zet de bril op, je logt in en je belandt in een virtuele kamer waarin zich een realistisch scenario afspeelt. “Wij kregen te maken met een zoon die zich verbaal agressief opstelde omdat zijn moeder niet meteen geholpen werd”, legt Klaas uit. “Dan was het aan ons om in gesprek te gaan met de avatar. De toon van je stem, de woorden die je koos en zelfs je non-verbale communicatie bepaalden het verdere verloop van het gesprek. Als je je stem verhief, deed de avatar dat ook en werd hij zelfs nog dreigender.” Gebruikers konden wisselen tussen drie scenario’s die telkens focusten op een andere vorm van agressie.

Na afloop volgde gedetailleerde feedback. De software analyseerde via AI of je cruciale kernwoorden benoemde en hoe je stem klonk. Maar ook non-verbale signalen werden in rekening genomen, onder andere via ingebouwde eyetracking. “Keek je te vaak weg, dan zei de avatar: ‘Kijk eens naar mij.’ Dat is best confronterend, maar net daardoor word je je heel bewust van je eigen gedrag. Het voelt akelig echt.”

Efficiënter en persoonlijker trainen

Het verschil met de klassieke trainingen is groot. Vooral op het vlak van tijdswinst ziet Klaas een meerwaarde: “Nieuwe medewerkers volgen jaarlijks een opleiding rond verbale agressie, met een acteur. Voor de anderen is er om de twee jaar een opfrissing, maar dan zonder acteur. Dat neemt al snel een volledige dag in beslag. Met VR oefen je in tien minuten individueel. Je zet de bril op waar en wanneer je wil, waardoor je vaker en consistenter traint.”

Ook de persoonlijke beleving is anders. De klassieke trainingen verlopen in groep, via rollenspelen met de collega’s. “De sfeer is daardoor eerder amicaal. Met VR is de ervaring intenser en confronterender. Je komt terecht in een levensechte situatie waarin de avatar je niet spaart. Tegelijk mag je fouten maken zonder schaamte, want niemand kijkt mee. Dat maakt de training veel effectiever.”

Toch gebeurt trainen nooit helemaal alleen, maar met twee. Eentje traint, de andere kijkt mee en maakt dat de persoon niet tegen muren botst – letterlijk. Ook emotioneel is dat belangrijk, want zo’n virtuele confrontatie kan stevig binnenkomen.

Het project liep twee jaar en is intussen afgerond. Na afloop mocht het team feedback geven, waarmee de ontwikkelaars de modules verder verfijnden. Klaas hoopt dat VR op termijn verankerd wordt in de zorg. “Ik geloof dat dit een blijver wordt”, besluit hij. “Hoe uitgebreider het aanbod aan scenario’s en modules, hoe meer vaardigheden we op een veilige en efficiënte manier inoefenen.”


Juridische vragen en antwoorden #8 - 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Is een verpleegkundige aansprakelijk voor fouten gemaakt door studenten onder toezicht van een mentor?

“Het Burgerlijk Wetboek veranderde. Is een verpleegkundige nu niet langer aansprakelijk voor fouten die studenten maakten onder het toezicht van een mentor?”

Antwoord:

De automatische aansprakelijkheid van ‘onderwijzers’ (mentoren) voor leerlingen is weggevallen. In eerste instantie zijn studenten zelf aansprakelijk voor hun fouten. Boven de twaalf jaar geldt de aansprakelijkheid voor de eigen daden. De aansprakelijkheid van de onderwijzer (mentor) is vervangen door die van de onderwijsinstelling.

De onderwijsinstelling wordt dus vermoed aansprakelijk te zijn, tenzij ze dit kan weerleggen. Ze kan proberen te bewijzen dat ze voldoende voorzichtig is geweest om de student op stage te sturen met goede richtlijnen en afspraken, checken dat de technieken gekend zijn, …

Heeft de onderwijsinstelling voldoende toezicht gehouden, dan zal de stagiair zelf aansprakelijk zijn. De mentor, begeleider, … is enkel aansprakelijk wanneer kan bewezen worden dat die een persoonlijke fout maakte, zoals de student zonder toezicht iets laten doen dat die nog niet leerde. Het is dus belangrijk dat de student een goede verzekering burgerlijke aansprakelijkheid heeft, wanneer de (hoge)school dit niet heeft voor alle studenten.

De meeste verzekeringen komen niet tussen voor de gevolgen van strafrechtelijke feiten. Het is belangrijk om bij het afsluiten van een verzekering de waarborgen en uitsluitingen te vergelijken. De verzekeringspolis van NETWERK VERPLEEGKUNDE biedt een ruime dekking voor leden.

Is een thuisverpleegkundige aansprakelijk voor personen die “onder hun toezicht staan”?

“In het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden personen aansprakelijk voor schade aangericht door personen die ‘onder hun toezicht staan’. Is dit ook van toepassing op thuisverpleegkundigen, of enkel voor afdelingen waar patiënten langer verblijven?”

Antwoord:

Het nieuwe Burgerlijk Wetboek heeft het over “de persoon die (…) op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen organiseert en controleert, is aansprakelijk voor de schade”. Wie zeer kort toezicht uitoefent, is niet aansprakelijk. Toezicht houden is een persoon die iemands leven op het vlak van voeding, verblijf, verplaatsingen, … organiseert. Onthaalmoeders, babysitters, grootouders, … vallen niet onder deze wetsbepaling. Ook thuisverpleegkundigen niet.

 

Uiteraard blijft de normale voorzichtigheid. Als de verpleegkundige merkt dat de patiënt op het punt staat schade te veroorzaken, kan verwacht worden dat hij binnen zijn mogelijkheden verwittigt of reageert.

De bepaling over toezicht is wel van toepassing op instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, open of gesloten jeugdinstellingen, pleegouders en -zorgers, …

De wetgeving is nieuw en nog niet afgetoetst in de rechtspraak. Het is voorzichtig aan te nemen dat medewerkers van woonzorgcentra, instellingen voor gehandicaptenzorg, PVT’s en andere instellingen waar personen langer verblijven onder dit artikel vallen.

Voor beroeps- en vrijwillige medewerkers van deze organisaties blijft de werkgever/aansteller aansprakelijk voor het vergoeden van de schade waarvoor ze tijdens het werk aansprakelijk zouden gesteld worden.


“Wat telt, is wat je voor iemand betekent”

Tibo Beernaert is 24 en werkt als zorgkundige in woonzorgcentrum De Ril in Middelkerke. Vorig jaar werd hij als allereerste zorgkundige bekroond tot Parel van een Zorgkundige – een titel die perfect past bij zijn inzet, enthousiasme en warme omgang met bewoners. “Ik kom nooit tegen mijn zin werken”, zegt hij.

Tibo begon vier jaar geleden, meteen na zijn studies, in wzc De Ril. Wat toen een sprong in het onbekende was, voelt intussen als een tweede thuis. “Mijn eerste jaar was best spannend. Ik kwam recht van school en had nog niet veel ervaring. Gelukkig werd ik enorm goed opgevangen. Ik heb van iedereen veel geleerd, zowel van collega’s die er al jaren werken als van nieuwe mensen die erbij komen.”

Vandaag is hij een vaste waarde op zijn verdieping, al springt hij ook in op andere afdelingen als dat nodig is. Zijn takenpakket is heel gevarieerd, afhankelijk van de shift. “Als ik vroeg begin, verzorg ik de bewoners: wassen, helpen met eten, medicatie geven, … Maar het gaat niet alleen om die handelingen. Wat telt, is wat je voor iemand betekent. Als ik zie hoe een bewoner opfleurt wanneer ik binnenkom, weet ik waarom ik dit doe.”

Werken in een vrouwenwereld

De sfeer op de afdeling omschrijft Tibo als warm en collegiaal. “Ik werk vooral met vrouwen samen, maar dat gaat super goed. Ik voel me echt deel van het geheel. En dan heb ik het niet enkel over mijn eigen team, maar ook over de collega’s van de logistieke dienst en van het team woon en leven. Er is veel wederzijds respect. En hoe pittig het werk ook is, tussendoor lachen we heel wat af.”

Buiten de werkuren vind je Tibo geregeld op of naast het voetbalveld. “Ik heb jaren op clubniveau gespeeld. Nu doe ik aan zaalvoetbal met vrienden of ga ik gewoon eens naar een match kijken. Dat helpt om mijn hoofd leeg te maken.” Voor Tibo is het duidelijk: werken in een woonzorgcentrum is minstens even waardevol als werken in een ziekenhuis. “Je kan echt iets betekenen. En dat maakt dit werk zo bijzonder.”


“Mooi als alle puzzelstukjes in elkaar vallen”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Greetje Vermeiren (45 jaar) is begeleidingsverpleegkundige in AZ Monica en lid van de werkgroep Begeleidingsverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Ik ben altijd al erg zorgend geweest, maar wist bij mijn afstuderen niet goed wat ik wilde doen. Na een jaar orthopedagogie en een start in de lerarenopleiding, koos ik toch voor verpleegkunde. Ik voelde meteen dat het goed zat, zeker tijdens mijn eerste stage. Het paste echt bij mij. Toen ik mijn laatste stage in het operatiekwartier van AZ Monica afsloot, ben ik daar dan meteen zeventien jaar gebleven. Ik heb een jaar les gegeven in de richting verzorging en de leerlingen daar begeleid tijdens hun stages. Na een passage als leidinggevende in een woonzorgcentrum dichter bij huis, kon ik weer bij AZ Monica terecht als begeleidingsverpleegkundige studenten. Een functie die echt bij me past.

Wat boeit je in je job?

Mijn job is een afwisseling van administratie en een-op-eencontact met studenten: bij hun opstart in het ziekenhuis, de persoonlijke gesprekjes, op jobdagen en beurzen. Ik hou ervan om onze studenten onder mijn vleugels te nemen. Dat geeft me enorm veel voldoening.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Een verpleegkundige met het hart op de juiste plek maakt het verschil.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Samen met mijn studenten zoek ik de afdeling die het beste bij hen past. Als mijn studenten dan hun weg vinden en eventueel zelfs in het ziekenhuis blijven werken, dan blijft die band. Je voelt ook de appreciatie van zowel de student als de afdeling waar ze terecht komen: zo mooi als de puzzelstukjes in elkaar vallen.

Zijn er ook minder fijne momenten?

Ik haal mijn voldoening uit contact met anderen. Dit vind ik dan ook leuker dan het administratieve gedeelte.

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

We leven in andere tijden en dat merk je als je veel met jonge mensen samenwerkt. Hun werk is belangrijk, maar ze zijn zich ook bewust dat er meer is in het leven. Dat vind ik op zich een positieve evolutie. Maar binnen de zorg bestaan er nog steeds momenten van werkdruk en personeelstekorten, balans houden tussen zorg en zelfzorg. Dat vind ik soms wat moeilijk: ik wil dat iedereen gelukkig is, maar tegelijk is er die realiteit. Je kan niet iedereen voor alles behoeden. Gelukkig staat mijn fantastische collega ook klaar om nieuwe collega’s te begeleiden. Wanneer je jezelf gelukkig voelt in je job, zal je dit ook doorgeven. Daarom besteden we veel aandacht aan het vinden van het juiste plekje voor elke student en toekomstige verpleegkundige.

Wat doe je in je vrije tijd?

In de eerste plaats en met heel veel liefde mama zijn van mijn puberzoon. Ik heb een aantal pittige uitdagingen op mijn pad gekregen. Daardoor geniet ik vandaag nog meer van de kleine dingen in het leven, zoals tijd doorbrengen met de mensen die ik graag zie.


Gezondheidsbevorderaar gezocht

Jasmine Buntinx (35 jaar) is nierpatiënte, verpleegkundige en docent aan de UCLL. Als auteur van Doe ik het wel goed als zorgverlener?, spreker en trainer gebruikt ze verhalen om verschillende perspectieven naast elkaar te leggen en zo de uitdagingen van zorg uit te klaren.

In de zorg doen we vaak alsof gedragsverandering een kwestie is van logica. Je legt uit dat bewegen goed is, dat minder zout beter is, dat stoppen met roken voordelen heeft. Klaar. Maar iedereen die ooit écht iets moest veranderen, weet dat het zo niet werkt.

Toen ik in 2017 de diagnose polycystische nieren kreeg, kreeg ik niet één of twee adviezen, maar minstens dertig. Van “let op dat ene ingrediënt op een etiket”, genoeg drinken, gewicht op peil houden, minder zout, niet te veel rood vlees, bewegen, bloeddruk meten, tot elke dag trouw medicatie innemen. Dertig! Ik dacht even dat ik er een Excelbestand van moest maken, met kleurtjes en filters. Want die ‘kleine aanpassingen’ nemen een groot stuk van je brein in. Het gaat niet alleen over eten of bewegen, maar over jezelf telkens opnieuw motiveren, controleren en bewust zijn. Soms voelt het alsof je er een fulltime job bij krijgt: manager van je eigen gezondheid.

Toch denken wij als zorgverleners vaak dat we de boodschap nóg duidelijker moeten uitleggen. Alsof de patiënt koppig is of het niet goed begrijpt, en wij met het juiste zinnetje de knop kunnen omdraaien. Maar gedragsverandering is geen lichtschakelaar. Het is eerder een ingewikkeld mengpaneel waarvan je telkens opnieuw moet ontdekken welke knopjes werken.

In mijn lessen verpleegkunde komt dit terug. Studenten vragen: “Waarom doen mensen dat niet gewoon? Het is toch beter voor hun gezondheid?” Vanuit je eigen normen klinkt het simpel. Ik heb nooit gerookt, dus “stop er toch mee” lijkt logisch. Maar daar begint het: beseffen dat veranderen altijd méér is dan logica. Echte zorg start wanneer je dat zonder oordeel erkent.

In de theorie heet dit de gezondheidsbevorderaar, rol vijf van CANMEDS. In Bachelor Nursing 2030 staat ze mooi beschreven en iedereen vindt haar belangrijk. Maar in de praktijk blijft ze vaak ongrijpbaar. Soms voelt ze als het buitenbeentje van het CANMEDS-gezin: erbij horen doet ze wel, maar hoe zet je haar echt aan tafel?

Gezondheid versterken klinkt prachtig, maar er is geen protocol, geen checklist. Gezondheidsbevorderaar zijn betekent leren omgaan met onzekerheid, minder focussen op wat misgaat en meer op wat iemand sterker maakt. En dat voelt soms net zo spannend voor ons als gedragsverandering voor onze patiënten. Eerlijk: soms lijkt de rol op een fitnessabonnement in januari. Vol goede bedoelingen, maar moeilijk vol te houden. Toch ligt daar de toekomst. In kleine stappen zien, verbinding maken, en soms gewoon samen lachen of huilen om hoe ingewikkeld het allemaal is.

Misschien zit de echte zorg niet in nóg een advies of nóg een richtlijn, maar in durven zeggen: “ja, dit is lastig, dit is veel.” In kwetsbaar durven zijn, samen zoeken, en erkennen dat veranderen niet simpel is. Dáár zit de kracht van zorgverlening. Niet in beter weten, maar in beter zien van de mens achter al die moeite.