Mentor, sleutelfiguur voor de toekomstige verpleegkundigen

Een goede begeleiding tijdens de stage kan voor studenten verpleegkunde bepalend zijn in hun carrière. Een mentor is namelijk een sleutelfiguur in de opleiding van toekomstige verpleegkundigen. Het vraagt bepaalde talenten, maar ook de wil en zin om tijd en energie te steken in het begeleiden van anderen. In de huidige werkomgeving is het soms zoeken naar een goed evenwicht. Greet Croenen en Veerle Schoeters geven hun kijk op de voorwaarden voor goed mentorschap.

“Mentor zijn is een mooie verdieping van je job”, vertelt Greet Croenen, directeur Patiëntenzorg in het Medisch Centrum Sint-Jozef in Bilzen. Veerle Schoeters, stagecoördinator departement patiëntenzorg aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, beaamt: “Bepaalde verpleegkundigen fleuren echt op door hun rol als mentor. Voor hen is het een fantastische ervaring om de nieuwe generatie klaar te stomen voor de toekomst. Het mentorschap draagt een zekere verantwoordelijkheid en heeft een maatschappelijke rol. Vandaar dat we erop hameren dat aan bepaalde voorwaarden voldaan is, om hiervan een succes te maken.”

Mentor zijn, daar kies je voor

Om überhaupt over mentorschap te spreken zijn drie factoren cruciaal: de studenten, de mentoren en het feit dat beide gecombineerd worden op de werkvloer. “Hiermee bedoelen we dat je enerzijds een student hebt met bepaalde schoolse kennis en vaardigheden, die hij of zij wil omzetten in de praktijk . En dit door een stage te lopen binnen het werkveld waarin de stagiair later aan de slag gaat”, licht Veerle toe. “Anderzijds heb je een geschoolde mentor nodig, die werkervaring bezit en in staat is dagelijkse taken over te brengen, op een manier die waardevol is voor de student. Iemand die in dialoog gaat met de stagiair, maar ook de administratieve taken op zich neemt, zoals dagreflecties en voorbereidingen voor evaluaties.” Greet vult aan: “Een mentor moet bepaalde competenties hebben om een student te coachen, zodat die zijn leerdoelen bereikt.”

Een mentor word je dus niet zomaar. Het begint met je eigen, persoonlijke interesse en het feit dat je energie haalt uit het begeleiden van anderen. “Er speelt een sterk menselijk aspect. Sommigen hebben dat in zich, anderen niet”, verduidelijkt Greet. “We zoeken bij een mentor een specifieke set van skills. En we leiden een mentor ook op om die rol correct in te vullen.” Voor Veerle Schoeters is een goede mentor niet alleen in staat kennis over te dragen, maar is het iemand die ook de tijd en ruimte neemt voor onderbouwde feedback of feedforward. “En dit in een veilige omgeving zodat de student zelfvertrouwen krijgt. Een mentor is een echte people manager, iemand met een open vizier, die studenten hartelijk ontvangt en die hen geruststelt en begeleidt doorheen de stage.”

Goodwill van de verpleegkundige

Skills zijn niet het enige. Goed mentorschap vergt duidelijke afspraken. Schoeters: “Wat wordt van de mentor verwacht? Heeft de mentor de nodige tools om zijn rol te vervullen, zoals een pc, overlegruimte, …? Maar ook, treft de school een goede voorbereiding met de student? Zijn het stageplan en -verslag opgesteld en afgetoetst? Zijn de doelstellingen van de stage duidelijk voor alle partijen? Bovendien vraagt het betrokkenheid van het hele team waar de student stage loopt. Is de hoofdverantwoordelijke mee in het verhaal? Er komt heel wat bij kijken.”

Dat al deze randvoorwaarden moeten vervuld zijn, brengt meteen ook een pijnpunt aan het licht. Greet: “De inspanningen die we van mentoren vragen is groot. Niet alleen de opgesomde vereisten vergen veel, ook de tijd en verdieping, essentieel om een goede mentor te zijn, spelen een grote rol. Bovendien staat er, behalve maatschappelijke erkenning, niet echt iets tegenover.” Mentorschap stoelt met andere woorden op de goodwill van de verpleegkundige. “Het gekke is inderdaad dat de extra expertise die een mentor heeft, niet naar waarde wordt geschat. In de zakenwereld zit dat helemaal anders in elkaar”, gaat Veerle verder. “En het aspect tijd en het aantal zorgverleners blijven een hekel punt. Neem nu de begeleiding aan bed. Vroeger deden de scholen dat, ondertussen is dit verschoven naar de werkvloer zonder dat hiervoor extra mensen zijn voorzien. Dat is een spanningsveld.”

Bredere afstemming nodig

Een andere moeilijkheid zit in het feit dat vandaag de uniformiteit tussen de verschillende scholen soms zoek is. “Inhoudelijk komen de programma’s overeen, maar het wordt toch altijd net iets anders uitgewerkt. Voor een mentor, die stagiairs uit meerdere scholen tegelijk begeleidt, is dat niet evident”, legt Veerle uit. “Neem nu de evaluatiedocumenten. Ook al is er vanuit het adviescomité consensus over de feedbackdocumenten, niet alle scholen gebruiken deze. Dat leidt tot veel inefficiëntie en slorpt kostbare tijd op. De situatie in Antwerpen is gelukkig wel verbeterd door de onderlinge dialoog tussen scholen en zorginstellingen.”

Croenen: “In Limburg gebeurt die afstemming ook. We zien wel grote verschillen op vlak van de soort opleiding, bachelor versus HBO5. Een HBO5-student krijgt begeleiding aan bed, vanuit de school, bijvoorbeeld. Een bachelorstudent niet. Terwijl ze uiteindelijk in de stage wel hetzelfde werk doen. Ook dat is soms zoeken voor een mentor.” Veerle bevestigt dit: “Er is een betere differentiatie nodig tussen beide types. Dat komt niet alleen de student of mentor ten goede, maar algemeen, de rolinvulling van de job volgens de differentiatie zal verhelderend zijn en de job aantrekkelijker maken.”

Veerle besluit: “Uiteindelijk betrachten we hetzelfde. De zorginstelling wil de studenten een goede begeleiding geven en de scholen willen goede verpleegkundigen afleveren. Het mentorschap is een mooie brug tussen beide en heeft een enorme impact op de toekomstige verpleegkundigen. Voldoende erkenning en ondersteuning voor de mentoren is dus zeker geen overbodige luxe.”

Wie is betrokken bij het mentorschap

Het mentorschap is niet een zaak van de stagementor alleen. Het opzetten, opvolgen en coördineren van stages is een samenspel tussen verschillende partijen:

  • student: bereidt een stage voor met de stagebegeleider en wil opgedane kennis en vaardigheden uit het skillslab en de praktijklessen omzetten naar het werkveld.
  • stagebegeleider in een school: bereidt de stage voor met de student, bepaalt de doelstellingen en volgt de stage op, voorziet evaluatiemomenten en opportuniteiten om bij te scholen waar nodig.
  • stagementor: staat in voor de dagelijkse begeleiding, evaluatie, opvolging en feedbackmomenten.
  • stagecoördinatoren in een zorginstelling: maakt de globale planning van de studenten, voorziet de stagecontracten, garandeert dat stagiairs zich inwerken in de procedures, organiseert bijscholing voor mentoren en verzekert een open dialoog tussen scholen en zorginstelling.
  • het team van de afdeling waar de student stage loopt: creëert mee leerkansen voor de student, ondersteunt in de begeleiding van de student op de werkvloer en staat in voor een open lerende cultuur op de werkvloer.

Tools voor onderwijsinstellingen

In 2019 werd door de Vlaamse Zorgambassadeur Lon Holtzer een adviescomité verdiepende stage opgestart. Het NVKVV kreeg hier een vertegenwoordiging, naast deze van de AUVB, de hogescholen en de werkgeversorganisaties. Een oproep naar al de leden van het NVKVV leidde tot een projectwerkgroep NVKVV verdiepende stage en een gemeenschappelijk advies dat door de gemandateerden NVKVV in dit adviescomité worden uitgedragen. Raadplegen? https://bit.ly/3eOsav1.

Het NVKVV bedankt oprecht Lon Holtzer voor de kans die ze aan het NVKVV geeft om actief deel te nemen aan het adviescomité verdiepende stage, waar deze adviezen en concrete tools voor goed mentorschap voor onderwijsinstellingen tot stand komen.

Het adviescomité Verdiepende stage is eind 2018 opgestart naar aanleiding van een white paper over de verlenging van het curriculum bachelor verpleegkunde. Verschillende werkgroepen buigen zich over volgende thema’s:

  • Mentorenopleiding: de werkgroep heeft een gemeenschappelijk competentieprofiel voor de mentor opgesteld en goedgekeurd. De groep werkt momenteel aan een gemeenschappelijke mentorenopleiding.
  • Spreiding van de stage: de werkgroep moet het uitgewerkte voorstel nog definitief goedkeuren.
  • Gemeenschappelijke evaluatietools:
    • Een éénvormige begeleidings- en feedbackformulier is goedgekeurd en gepubliceerd op de website van VLHORA.
    • Een éénvormige beoordelingsinstrument van de verschillende stageplaatsen door de studenten wordt ontwikkeld.
  • Financiering van het vierde stagejaar: dit element zit in de analyse- en studiefase, met als doel tot een treffend voorstel te komen.


Eenmalige onkostenvergoeding studenten verpleegkunde goedgekeurd

Studenten verpleegkunde die in het academiejaar 2020-2021 hun bachelordiploma behalen na een studietraject van 240 studiepunten, ontvangen van de Vlaamse regering voor de tweede keer op rij een eenmalige onkostenvergoeding van 1.000 euro. De studenten ontvangen deze vergoeding voor hun stage tijdens de coronacrisis.

In het vierde bachelorjaar volgen studenten 2 lange stageperiodes van elk 400 uur. Zo zijn ze beter voorbereid op de uitdagingen in het werkveld. De voorbije twee schooljaren werden de studenten bachelor in de verpleegkunde, die een uitgebreide opleiding van 240 studiepunten volgden, massaal ingezet in Vlaamse zorginstellingen om de extra werkdruk door de pandemie op te vangen. Daarom besliste minister Wouter Beke om studenten die hun academiejaar succesvol afronden, deze vergoeding toe te kennen. 

Joffrey Vermunicht, 4ejaars bachelor verpleegkunde aan Thomas More Mechelen en lid van de werkgroep Studenten van het NVKVV: “De financiële vergoeding is voor veel studenten het lichtpuntje aan het einde van de tunnel na de lange stages. Was het de inspanning waard? Absoluut! En ik kan de studies alleen maar aanbevelen aan iedereen met interesse in de gezondheidszorg. Al is er wel een nood aan een structurele duurzame oplossing zoals het VIO-statuut om de opleiding aantrekkelijk te houden en voor onze inschakeling in de zorgorganisaties in het laatste jaar van onze opleiding.”

En aan dat VIO-statuut (Verpleegkundige in Opleiding) wordt nu verder gewerkt door de Vlaamse regering, samen met de zorgambassadeur, zorgorganisaties, de federale minister van volksgezondheid, het onderwijs en de studenten zelf. 


Advies FRV over praktijkregister

In april 2021 vroeg minister Frank Vandenbroucke advies aan alle raden van de gezondheidszorgberoepen, waaronder de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) over het register van praktijken met het oog op de Kwaliteitswet. De kwaliteitswet en het kadaster bieden samen een goed register van alle gezondheidsbeoefenaars in België. Al staat daar geen informatie in over de praktijk of uitoefening van het beroep. 

Praktijkregistratie heeft als doel onder meer het gebruiksgemak voor de gezondheidsbeoefenaars te verbeteren. Het zit momenteel in de conceptfase en bevat enkele definities en categorieën. De minister vroeg de FRV dit allemaal na te gaan en concreet te antwoorden op enkele vragen. Een daarvan is hoe de gegevens verzameld zullen worden. Het FRV vindt dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de verpleegkundige ligt, net zoals de actualisering ervan. 

Daarnaast wil de minister ook weten of het uitgewerkte concept voldoende gegevens bevat om het praktijkregister te realiseren. Daarom moeten volgens het FRV volgende gegevens zeker opgenomen worden:

  • Het profiel en de contactgegevens van de zorgverlener.
  • De verschillende types praktijken en instellingen, samen met hun contactgegevens en professionele informatie.
  • Samenwerkingsverbanden: de namen en contactgegevens van zorgverleners die samenwerken.

Het FRV besluit in haar advies dat verpleegkundigen meestal in loondienst werken. De zorgvrager kiest dan ook de zorginstelling en niet de individuele verpleegkundige. Daarom beveelt het FRV aan de gegevens te beperken tot de wet van de kwaliteit van de praktijk en de wet over de uitoefening van de beroepen in de gezondheidszorg. Zo kan iedere zorgvrager nagaan of de verpleegkundige bijzondere machtigingen heeft. Voor zelfstandige thuisverpleegkundigen moet de mogelijkheid tot toegang van contact- of andere gegevens (facultatief) mogelijk zijn. Lees het advies op de website van de FOD FRV. 


Actieplan Fonds voor de Medische Ongevallen

Het Fonds voor de Medische Ongevallen (FMO) stelt een actieplan voor met als doel dossiers sneller af te ronden. Het gaat om een structurele bijsturing en om de oprichting van een tijdelijke taskforce om de achterstand weg te werken.

Het FMO werd in 2010 opgericht. Toen al kampte de organisatie met een historische achterstand. Deze achterstand werd gedeeltelijk weggewerkt, maar de doorlooptijd van een dossier blijft te hoog. Daarom komt het FMO nu met een actieplan. Zo past het voortaan de dossierbehandeling aan. Dat begint al bij de samenstelling van het dossier. De aanvraag dient de nodige stukken voortaan zelf in. Vroeger vroeg het FMO dit zelf op. In zo’n dossier zitten een aanvraagformulier, een medisch dossier, de gegevens van het ziekenfonds in verband met de arbeidsongeschiktheid en een medische vragenlijst. Voor de interne medische analyse die volgt zal het FMO minder een beroep doen op externe expertises. Zo verdwijnen belangrijke vertragingsfactoren.

Daarnaast richt het FMO ook een taskforce op om de achterstallige 1.300 dossiers weg te werken binnen de twee jaar. De overheid stelt hiervoor 3,3 miljoen euro ter beschikking. De nog uit te betalen schadevergoedingen worden geschat op 30,3 miljoen euro. Tot slot zal het FMO ook haar communicatie optimaliseren en het mogelijk maken een dossier digitaal in te dienen en te raadplegen. Via het mandaat NVKVV in FMO volgen we actief op. 


HBO5-verpleegkundigen als teamverpleegkundige

In het parlement werd eind juni een wetsvoorstel ingediend dat HBO5-verpleegkundigen een eigen plaats geeft als teamverpleegkundige. Zo kunnen ze werken naast de Europees erkende bachelor en krijgen ze eindelijk een officiële erkenning. 

Een goede zaak, volgens het Vlaams en federaal regeerakkoord. Met dit wetsvoorstel kan er een einde komen aan de discussie en onzekerheid over de opleiding en erkenning, bijkomend blijft zo de broodnodige driejarige praktijkgerichte opleiding gegarandeerd. Hoe de taakverdeling tussen beiden er precies moet uitzien, wordt in het wetsvoorstel niet vermeld. 

Belangrijke nuance, het is slechts op dit moment een wetsvoorstel en dus geen feit. Bijkomend  gaat het om nieuwe startende studenten verpleegkunde binnen HBO5. Voor wie nu de studies reeds heeft aangevat of werkt als A2-, gebrevetteerde -, gegradueerde – of HBO5-verpleegkundige verandert er absoluut niets. 


Federale studie over verpleegkundigen op intensieve zorg

Federale studie over verpleegkundigen op intensieve zorg

Het KCE (het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg) is gestart met een studie over de verpleegkundige bestaffing op de Belgische afdelingen intensieve zorg. Alles start met een literatuurstudie. Na de zomer wordt overgegaan
tot een bevraging van verpleegkundigen op intensieve zorg. Ziekenhuizen kunnen hier vrijwillig aan deelnemen. Zo kan het KCE een aantal aspecten (aantal patiënten per verpleegkundige, de kwalificatiemix, de werkomgeving, het welzijn van de verpleegkundige, …) evalueren. In een derde fase gebeurt een studie over de zorgzwaarte op de afdeling. Tot slot worden focusgroepen georganiseerd waarin zowel verpleegkundigen, artsen en management aanwezig zijn. Zo kunnen lessen getrokken worden
over de verpleegkundige bestaffing op intensieve zorg, op basis van de ervaringen tijdens de coronacrisis. Het NVKVV volgt de evoluties van dichtbij op.


Zorgvragers en zorgverleners niet goed op de hoogte van kosten ziekenhuisopname

Het Vlaams Patiëntenplatform (VPP) hield een test bij 1.668 burgers en zorgverleners over hun kennis over wat ze moeten betalen in een ziekenhuis. Goed geïnformeerd zijn over de kosten van een onderzoek of behandeling is namelijk een van de patiëntenrechten. En die kennis kan nog fel verbeterd worden, klinkt het.

Zo’n 12 procent van de deelnemers slaagde niet voor de test. Vooral het gedeelte over de verhoogde tegemoetkoming en de prijs van dringend ziekenvervoer scoorde niet goed. Een opvallende vaststelling van het VPP is dat zorgverleners het slechts zelden beter doen dan zorgvragers. Zo wist 43 procent niet dat een geconventioneerde arts ereloonsupplementen mag vragen op een eenpersoonskamer en 25 procent wist niet de derdebetalersregeling in elkaar zat. Ook zorgvragers die vaak met zorg in contact komen, scoren niet beter. “Het is daarom belangrijk goede, toegankelijke informatie te verspreiden en ook de informatie over de kostprijs te blijven herhalen”, besluit Ilse Weeghmans, directeur van het Vlaams Patiëntenplatform.


Taaltests voor immigrerende zorgverleners

Het Overleg Zelfstandige Zorgverstrekkers (OZZ), waar ook verpleegkundigen deel van uitmaken, vraagt taaltests te organiseren voor immigrerende zorgverleners. Ondervoorzitter Stefaan Hanson lanceerde dit voorstel omdat de taalkennis van deze zorgverleners een zekere problematiek met zich meebrengt.  

Heel wat zorgberoepen kennen een belangrijke instroom van zorgverleners uit het buitenland. Zowel van binnen als van buiten de Europese Unie. De kennis van het Nederlands of Frans is helaas vaak niet voldoende, tot zelfs problematisch. Het OZZ stelt in een brief aan de minister van Volksgezondheid dat de kwaliteit en de veiligheid van onze gezondheidszorg er sterk door bedreigd wordt. Enerzijds is de mogelijkheid tot goede communicatie een van de basisrechten van de patiënt. Anderzijds zijn deze geïmmigreerde zorgverleners niet in staat om essentiële berichten zoals overheidsrichtlijnen, adviezen van kenniscentra, doorverwijsbrieven, enzovoort correct te interpreteren.

Met het oog op de wet over de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, vraagt het OZZ dan ook om taalkennis als belangrijke voorwaarde in te voeren bij Vlaamse erkenningscommissies. Samen met klinische kennis en kennis van de lokale wetgeving, zijn dit essentiële elementen voor de uitoefening van een zorgberoep. Het NVKVV sluit zich, net als nog elf andere beroepsorganisaties, aan bij deze stelling.


Binnenkort vaccinatie door apothekers?

Door de Koninklijke Academiën van België werd in 2019 een rapport gepubliceerd om de griepvaccinatie door apothekers eventueel mogelijk te maken. Vandaag stelt minister Vandenbroucke aan de Federale Raad Verpleegkunde (FRV) en de Technische Commissie Verpleegkunde (TCV) adviesvragen: over welke vaccins gaat het? Welke andere zorgberoepen zouden dan nog kunnen vaccineren? Is er bijkomende vorming nodig? Wie is de doelgroep? Wat met een voorschrift?

Voor de COVID-19-vaccinatie werden duidelijke adviezen en protocollen opgesteld. Omdat apothekers ook deel uitmaken van de eerste lijn, worden sinds eind 2020 geïnteresseerde apothekers opgeleid om vaccins toe te dienen. Voorlopig kunnen ze dan helpen in de vaccinatiecentra wanneer er een tekort is aan artsen en verpleegkundigen en mogelijks wordt de vaccinatie dan uitgebreid naar de apotheek, klinkt het bij het Vlaams Apothekers Netwerk en de Algemeen Pharmaceutische Bond.

Er bestaan vandaag al studies en aanbevelingen over de vaccinatie door apothekers. Deze studies handelen over het griepvaccin, een vaccin waarvoor de voorbije jaren geen overbevraging was bij huisartsen of verpleegkundigen. Tijdens een overleg van de FRV en TCV kwam dan ook heel wat reactie op het voorstel. Opleiding is namelijk niet de belangrijkste factor om een vaccin toe te dienen, wel de opvolging en de inschatting van de risico’s. Huisartsen en verpleegkundigen blijven hiervoor de meest geschikte personen. Daarnaast moet wel herbekeken worden hoe de huidige vaccinatieprocedure kan geoptimaliseerd worden zodat de vaccinatiegraad toeneemt.


Werkgroep portfolio binnen de FRV

Als verpleegkundige toon je je vaardigheden, werkervaring en expertise met een persoonlijk portfolio. Daarin zitten je diploma’s, maar ook de bijscholingen en vormingen die je volgt. Idealiter verwerk je in dat portfolio ook aan welke projecten je al meewerkte of welke rollen je opnam tijdens je job.

Hiervoor moet eerst een verpleegkundig kadaster worden gemaakt, of een registratie van alle verpleegkundige praktijken.  Dit ontbreekt vandaag nog. Wanneer het kadaster klaar is, kan hier vervolgens het individueel aan worden gekoppeld. Zo’n portfolio is verplicht volgens de wet op de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, die gepland stond in te gaan op 1 juli 2021.

In een advies raadde de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) eerder al aan om eerst het groepsvoorschrift en praktijkregister voor een kwaliteitsvolle praktijkregistratie te definiëren voor alle beroepen in de gezondheidszorg alvorens te gaan specifiëren wat een verpleegkundigen al dan niet moet kunnen. Omdat de wet binnenkort in voege treedt, roept de FRV nu ook een werkgroep Portfolio in het leven. Zo kan de eerste stap grondig vanuit alle standpunten bestudeerd worden en een gefundeerd advies naar de regering gaan.