Cybersecurity zit op IT- en op managementniveau

Digitale technologieën zoals elektronische patiëntendossiers, digitale voorschriften, sensoren en screenings zijn onmisbaar in de zorgsector. Tegelijkertijd brengt deze digitalisering uitdagingen met zich mee op het gebied van dataveiligheid, privacy en cybersecurity, zoals risico’s op datalekken, ransomware en phishing. Hoe staat het met de aanpak van deze kwesties in Vlaamse zorginstellingen en welke stappen zijn nog nodig? Steve Ahouanmenou, doctoraatsonderzoeker aan de UGent, licht toe.

Veel Belgisch wetenschappelijk onderzoek naar cybersecurity in de zorg bestaat er nog niet. Nochtans is de sector een potentieel doelwit voor cybercriminelen. Dat ondervond ook Steve Ahouanmenou toen hij als chief information security officer voor het CHU Brugmann in Brussel werkte in volle covidperiode. Het leidde tot een doctoraat[1] onder supervisie van Prof. dr. Amy Van Looy en Prof. dr. Geert Poels bij de onderzoeksgroep Business Informatics aan de UGent, waarin hij zich richt op het verbeteren van privacy en beheersen van cyberrisico’s in gezondheidszorgorganisaties. Zo kon hij de praktijk omzetten in concreet wetenschappelijk onderzoek.

“Informatiebeveiliging en privacy zijn in elke sector belangrijk”, legt Steve uit. “De gezondheidszorg heeft echter nog stappen te zetten op het gebied van cyberbeveiliging. Ziekenhuizen lopen meer risico’s door het kritieke karakter van patiëntengegevens. Er is nog veel vooruitgang te boeken.” Volgens Steve start alles bij bewustwording, zoals het regelmatig bijwerken van wachtwoorden en het alert zijn voor phishing mails. “Sommige ziekenhuizen hebben gedurende twintig jaar hun wachtwoorden niet geüpdatet. Gelukkig zien we vandaag wel een groeiende maturiteit in dit domein.”

IT als partner

Dat cybersecurity in 2019 en 2020 geen prioriteit was voor de zorgsector valt te begrijpen. Met kwalitatieve patiëntenzorg, stijgende kosten en blijvende personeelskrapte is dat ook vandaag niet het geval. Bovendien leeft vaak de perceptie dat cyberveiligheid uitsluitend de verantwoordelijkheid is van de IT-afdeling van een zorginstelling. In werkelijkheid is het een gedeelde verantwoordelijkheid die begint bij het management.

“Het verbaast me dat cybersecurity niet hoger op de agenda van heel wat ziekenhuizen staat”, zegt Steve. “Directies geven vaak aan dat tijdgebrek het lastig maakt om databeveiliging de aandacht te geven die het verdient. Toch is het veiligstellen van data een essentieel onderdeel van kwalitatieve zorg voor patiënten. Zelfs met kleine stappen kun je al veel bereiken. Dat is echter niet iets wat de IT-afdeling alleen kan doen. Ook zij hebben een agenda boordevol to do’s. Bovendien beschikken ze vaak niet over een volledig overzicht van de gebruikte toestellen of hebben ze niet de specifieke kennis over bepaalde apparaten. Dat gebrek aan transparantie vormt een uitdaging.

Daarnaast vraagt cybersecurity een gespecialiseerde aanpak om processen op te zetten en bewustwording te creëren bij alle medewerkers. IT is hierbij een partner die erop toekijkt dat alle processen vlot verlopen en collega’s helpt bij problemen of aanpassingen. Cybersecurity is geen eiland. Het vergt een samenwerking tussen verschillende diensten, zoals met de communicatie-afdeling, die een belangrijke rol speelt in het overbrengen van de juiste boodschap bij een mogelijke aanval. Hoe dan ook staat of valt cyberveiligheid met strategische beslissingen op beleidsniveau.”

Van richtlijnen naar de praktijk

Als cybersecurity een managementaspect is, welke tools zijn er voorhanden om zich op te baseren? “Er zijn internationale richtlijnen, zoals het framework van NIST. Dat is het National Institute of Standards and Technology in de Verenigde Staten. Daarnaast is er de ISO27001-norm voor informatiebeveiliging. Dit zijn best practices die aangepast kunnen worden naar de Belgische context. Al zijn deze nog niet specifiek toegespitst op de gezondheidszorg. Het Centrum voor Cybersecurity België (CCB) werkt daaraan”, licht Steve toe. “Daarnaast ontwikkelen ze zelf de CyFun-richtlijn met enkele basisprincipes om met cybersecurity om te gaan.”

Nood aan opleidingen

Het onderzoek van de UGent begon met een analyse van de huidige stand van zaken. Vervolgens werd de beschikbare literatuur getoetst aan de NIST- en ISO-richtlijnen. Hierbij kwamen enkele verbeterpunten naar voren, niet op technisch vlak, maar vooral op het gebied van management. Deze punten werden verder uitgewerkt en ingedeeld op basis van drie variabelen. “We onderzochten drie kernaspecten die organisaties kunnen doen om een significante impact te creëren: training, updates en data back-ups. Op basis daarvan hebben we vijf ziekenhuisspecifieke profielen opgesteld: starters, promotors, practitioners, performers en advocates. De starters zijn de grootste groep en weerspiegelen de huidige stand van zaken in de gezondheidszorg. Zij zijn slechts zeer beperkt met de drie aspecten bezig en tonen de dringende nood aan concrete opleidingen rond cybersecurity aan. Een minderheid van de zorginstellingen valt onder het advocate- of performer-profiel. Zij tonen interesse in cyberbeveiliging en erkennen dat er nog stappen gezet moeten worden. Het doel is nu om het onderzoek verder te ontwikkelen door het maturiteitsniveau in ziekenhuizen te evalueren en een model op te stellen: dit is de huidige situatie, dit zijn de vereisten voor veilige werking, en dit zijn de richtlijnen om dat te bereiken. Cybersecurity heeft een bredere sociale impact en moet weg van de misvatting dat het hoge kosten met zich meebrengt. We gebruiken bijvoorbeeld allemaal een smartphone. Via een mobile managementsysteem kunnen zorginstellingen enkel apps toelaten op hun netwerk die gecontroleerd, goedgekeurd en veilig zijn. Dit soort strategische beslissingen op managementniveau vormen de basis. Dat is essentieel, zeker omdat medische apparaten een steeds grotere rol zullen spelen in de ziekenhuizen van de toekomst.”

 

 

[1] Ahouanmenou, Steve & Van Looy, Amy & Poels, Geert. (2022). Information security and privacy in hospitals: a literature mapping and review of research gaps. Informatics for health & social care. 48. 1-17. 10.1080/17538157.2022.2049274.

Ahouanmenou, Steve & Van Looy, Amy & Poels, Geert & Andries, Petra & Standaert, Thomas. (2024). Classifying Healthcare and Social Organizations in Cybersecurity Profiles. 10.1007/978-3-031-59465-6_18.

Ahouanmenou, Steve. (2024). Towards a Cybersecurity Maturity Model Specific for the Healthcare Sector: Focus on Hospitals. 10.1007/978-3-031-59468-7_16.

Aan de slag met cybersecurity

Zowel de Belgische als de Europese overheid beseft hoe belangrijk cyberveiligheid is. Daarom geldt sinds januari 2023 de NIS2-richtlijn, ook voor organisaties binnen de gezondheidszorg. Die verplicht nationale overheden om cybersecurity onder de aandacht te brengen, maar ook om Europese samenwerking op dit niveau te versterken. Het CCB heeft een snelstartgids ter beschikking om deze richtlijn op organisatieniveau toe te passen en biedt daarnaast via het CyFun Framework de nodige tools om de veiligheid te verhogen. Beide raadpleeg je via atwork.safeonweb.be.

Tien eenvoudige tips voor meer cyberveiligheid

  • Gebruik multifactorauthenticatie en gebruik een passphrase in plaats van een wachtwoord.
  • Sla je gegevens op in een systeem met regelmatige back-ups.
  • Voer stipt beveiligingsupdates uit op al je apparaten.
  • Laat nooit fysieke informatie of apparaten onbeheerd achter op je bureau.
  • Vermijd openbare netwerken en gebruik het VPN (virtual private network) van je organisatie.
  • Download software en apps enkel van officiële platformen of stel toestellen zo in dat alleen de IT-afdeling een programma kan installeren.
  • Meld incidenten rond informatiebeveiliging altijd aan de IT-dienst.
  • Wees je bewust van phishing en durf e-mails in vraag te stellen.

Hoe is het gesteld met jouw cyberhygiëne? Via de zelfevaluatietool van het Centrum voor Cybersecurity België test je dit eenvoudig. https://atwork.safeonweb.be/nl/tools-resources/self-assessment

Bron: atwork.safeonweb.be.


Spraakgestuurde registratie in het zorgdossier

Belangrijke informatie over de gezondheidstoestand van patiënten of van bewoners registreren is essentieel voor de continuïteit van het zorgproces. Wanneer in een 24/7-zorgmodel verschillende mensen de zorg op zich nemen, functioneert het zorgdossier als een leidraad. Toch ervaren vele zorgkundigen en verpleegkundigen de registratie en rapportage in het zorgdossier eerder als een vervelende taak. Digitale innovaties, zoals spraaktechnologie of AI, kunnen de administratieve last verlichten.

We stellen prangende vragen woordelijk aan Google of dicteren berichten via de Bluetooth van onze wagen. Het zijn enkele veelvoorkomende voorbeelden van hoe de microfoon van mobiele toestellen praktische zaken mogelijk maakt. Die technologie biedt ook voor de zorgsector laagdrempelige en nuttige toepassingen.

Emmanuel Stockman, Chief Medical Care & Quality Officer bij Armonea, zet zorgverleners er alvast actief mee op weg: “Ons woonzorgdossier heeft een aantal vrije velden voor rapportage. In deze tekstvelden schrijven onze zorgverleners hun observaties neer. Op een klein scherm – van een smartphone of een tablet – is dat voor sommigen een hele uitdaging. Bovendien neemt het best veel tijd in beslag om dit gedetailleerd te doen.” Zowat een jaar terug begon het team daarom te experimenteren met spraakgestuurde registratie in het zorgdossier, via de ingebouwde technologie van hun Android-toestellen.

Veel mogelijk met standaard technologie

Uiteraard worden voortdurend nieuwe tools ontwikkeld door techbedrijven. Denk maar aan gespecialiseerde software die artsen helpt bij het stellen van een correcte diagnose of bij het bepalen van de beste behandeling voor een zorgvrager. “Maar met gewone technologie kan je ook al veel doen”, benadrukt Emmanuel. “Over het algemeen werkt de spraakgestuurde registratie via de gewone Android-telefoons vrij goed. Met sappige accenten ligt het natuurlijk wel wat moeilijker. Het is een beetje zoeken, maar we zetten grote stappen.”

Informatie registreren is één ding, ze op een efficiënte en doordachte manier verder meenemen in het zorgtraject nog een andere. Ook daar liggen heel wat kansen met de technologische vooruitgang in gedachten. “Het zou bijvoorbeeld erg krachtig zijn moest artificiële intelligentie de relevante informatie helpen selecteren”, vindt Emmanuel. “Dat een bewoner gewassen werd en normale stoelgang maakt is goed om weten, maar niet zozeer relevant voor de volgende ploeg in het zorgteam. De afwijkende, ‘abnormale’ zaken zijn dat wel. Weigert een bewoner om te eten of heeft die diarree? Dat moet de zorgverlener in de volgende shift weten. Artificiële intelligentie kan bovendien ingezet worden om trends te detecteren. Hebben meerdere bewoners op een verdieping diarree, dan kan dat wijzen op het norovirus. Zo is AI een nuttige tool op individueel en op populatieniveau.”

De spraakgestuurde registratie in het zorgdossier maakt het zorgverleners aanzienlijk eenvoudiger om relevante informatie te registreren en te rapporteren. Dat is en blijft een belangrijk aandachtspunt, weet Emmanuel: “Datadeling maakt een transmurale zorginformatieflow mogelijk en is zo de bouwsteen bij uitstek voor kwalitatieve zorg voor elk individu.”

De mogelijkheden van large language models voor de zorg

ChatGPT, Gemini, Copilot, … Er zijn al heel wat zogenaamde ‘large language models’ beschikbaar voor het grote publiek. Deze tools gebruiken artificiële intelligentie om tekst te genereren op basis van jouw input of van bestaande documenten. De slimme technologie die hierachter schuilt, biedt ook kansen voor de zorgsector.

“Vandaag worden dergelijke modellen al veel gebruikt”, weet Emmanuel Stockman. “Ze zijn zeer krachtig om bijvoorbeeld wetenschappelijke literatuur en uitgebreide richtlijnen samen te vatten. Dat laat toe snel de essentie van complexe documenten mee te krijgen. Zelf zijn we ook de mogelijkheden voor een eigen chatbot aan het bekijken. Door onze eigen content en procedures te ‘voeden’ aan het model, willen we het zorg- en verpleegkundigen eenvoudiger maken om vragen snel en correct te beantwoorden. Ze leggen hun uitdaging of vraagstuk voor en het taalmodel geeft hen de juiste werkwijze volgens onze policy. Wellicht kunnen we daar de komende tijd verdere stappen mee zetten.”


De zin en onzin van nieuwe technologieën in de zorg

Is het een nice to have of een need to have? Die vraag stelt Pedro Braekeveld – productmanager Infection Prevention Control bij Duomed en voormalig lid van de werkgroep Infectiepreventie van NETWERK VERPLEEGKUNDE – zich over heel wat van de nieuwe technologieën op de markt. Tijdens de Week van de Verpleegkundigen hield hij enkele concrete cases tegen het licht. Voor ons vat hij samen welke factoren bepalen of een innovatie zinvol, overbodig of in de gaten te houden is.

“Er verandert veel binnen het domein van infectiepreventie. Soms verkoopt men oude wijn in nieuwe zakken, soms betekent een innovatie een merkbare verbetering op de vloer”, vat Pedro Braekeveld aan. “Een grondig literatuuronderzoek beantwoordt deels de vraag hoe we zorg optimaliseren aan de hand van nieuwe technologieën. Tijdens de Week bracht ik een overzicht van innovaties in vier domeinen: compliance monitoring, automatische desinfectie, desinfecterende moleculen en artificiële intelligentie.”

Innovatiedomeinen

Binnen compliance monitoring zijn er innovaties in hand-, omgevings- en instrumenthygiëne. Bij handhygiëne gaat het om diverse systemen waarbij de zorgverstrekker, de dispenser en het bed van de patiënt een tag hebben, die registreert of en wanneer de zorgverstrekker zijn handen ontsmet. Voordelen zijn hier een hoog aantal waarnemingen doordat het systeem automatisch monitort, de gestandaardiseerde registratie en de realtime gegevens. Nadelig is dat het niet mogelijk is om alle vijf momenten van handhygiëne te monitoren en dat het om een duur systeem gaat. Het is dus niet geschikt om op gewone afdelingen te gebruiken, maar kan wel een toegevoegde waarde betekenen op hoogrisicodiensten.

Een ander voorbeeld is automatische instrumentdesinfectie. Deze volledig traceerbare technologie gebruikt meestal uvc-straling die geen residu achterlaat op medische hulpmiddelen. Doordat het om een nieuwe technologie gaat, zijn er momenteel nog geen standaarden. Dit beperkt een bredere uitrol, maar deze technologie heeft een duidelijke meerwaarde voor de desinfectie van semi-kritische medische hulpmiddelen.

“Bij innovaties als desinfecterende moleculen en artificiële intelligentie is de vraag niet zozeer: zijn ze een nice to have of een need to have”, licht Pedro toe. “Beide technologieën zijn volop in ontwikkeling en moeten dus opgevolgd worden. Vandaag zijn ze nog niet breed inzetbaar, maar dat kan snel veranderen. Ze worden niet alleen slimmer, maar zullen op termijn ook goedkoper zijn.”

Tijd voor implementatie

Essentieel voor de implementatie van deze technologieën is dat de basiscomponenten eerst aanwezig zijn. Pedro: “Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om automatisch te desinfecteren of een automatische monitoring van de omgevingshygiëne in te zetten, als je niet voldoende personeel hebt om de omgeving schoon te maken. Besteed je budget eerst aan de fundamenten en kijk daarna hoe innovatieve oplossingen je werking aanvullen.” Een tweede advies van de expert is om de effecten op de vloer van een nieuwe technologie goed te monitoren. Zo’n innovatie wordt vaak in vitro of preklinisch getest, maar de reële impact weet je pas bij de daadwerkelijke implementatie.

“Door de hoge kostprijs is het niet altijd mogelijk om een nieuwe technologie meteen te gebruiken of breed in te zetten. Al kan dat snel keren. Daarom is het belangrijk een vinger aan de pols te houden in domeinen als artificiële intelligentie en desinfecterende moleculen. Wie weet waar we daar over enkele jaren mee staan.”


Welke mobile health apps betaalt het RIZIV terug?

De digitalisering van de gezondheidszorg maakt grote sprongen. Na eHealth drukt nu ook mHealth zijn stempel op de sector. Mobile health brengt zorg dichter bij de patiënt en maakt medische opvolging efficiënter dan ooit. Maar wat is de visie van het RIZIV op deze apps? En hoe zit het met de terugbetaling? We zetten het op een rij.

Onder mHealth verstaan we alle mobiele medische toepassingen waarmee patiënten vanuit hun eigen thuisomgeving gezondheidsgegevens kunnen delen met zorgkundigen. Deze technologie maakt het mogelijk om patiënten vanop afstand te monitoren, diagnoses te stellen en therapieën aan te passen.

De eerste stappen richting terugbetaling

Mobile health apps worden al ingezet bij patiënten met chronisch hartfalen. Via een app delen ze cruciale gezondheidsgegevens – zoals bloeddruk en hartslag – met een telemonitoringteam in het ziekenhuis. Dit maakt snelle, gerichte zorg vanop afstand mogelijk. Sinds 1 januari 2025 kunnen ziekenhuizen met een telemonitoringteam, die voldoen aan specifieke voorwaarden, een maandelijkse forfaitaire vergoeding aanvragen bij het RIZIV voor het gebruik van deze technologie. In mei 2024 werd al een aanvraag ingediend voor een vergelijkbare toepassing voor oncologische patiënten. Naar verwachting zullen er nog volgen.

Een geïntegreerde aanpak

Het RIZIV juicht het gebruik van mobiele medische toepassingen toe, maar benadrukt dat ze altijd deel moeten uitmaken van een breder zorgproces. De apps staan niet op zichzelf, maar bieden zorgkundigen handvaten om de zorg nog beter af te stemmen op de noden van de patiënt. Ook de terugbetaling van mHealth moet binnen dit bredere plaatje geëvalueerd worden.

Aanvraagprocedure en criteria

Fabrikanten, zorgkundigen en ziekenhuizen kunnen een terugbetalingsaanvraag indienen bij het RIZIV. Om in aanmerking te komen moeten de apps voldoen aan een resem criteria, zoals GDPR-compliance, CE-markering en FAGG-notificatie. Daarnaast moet de meerwaarde van de app zowel klinisch als organisatorisch stevig onderbouwd zijn met een gedetailleerd dossier, literatuuronderzoek en financiële analyse.

Een multidisciplinaire werkgroep – bestaande uit zorgkundigen, beroepsorganisaties, verzekeringsinstellingen, vertegenwoordigers uit de medische industrie, de overheid en patiëntenverenigingen – buigt zich over de aanvragen. Bij een positieve evaluatie wordt een voorstel voor tijdelijke of definitieve terugbetaling uitgewerkt en voorgelegd aan de betrokken overlegorganen en het Verzekeringscomité.

Uitdagingen van mHealth

Hoewel mHealth veelbelovend is, zijn er nog steeds uitdagingen. Zo mag digitale ongeletterdheid geen obstakel zijn. Elke patiënt moet de keuze hebben om al dan niet gebruik te maken van mobiele apps, zonder impact op de zorgkwaliteit. Daarnaast is een cruciale balans essentieel: technologie versterkt de zorg, maar mag de menselijke zorgkundige niet vervangen. Wetenschappelijke beroepsverenigingen spelen een sleutelrol bij de educatie en de ontwikkeling van richtlijnen voor het verantwoorde gebruik van mobile health apps.


Zijn AI-ziekenhuizen de toekomst?

Artificiële intelligentie (AI) in de gezondheidszorg is niet nieuw. Meer zelfs, we gebruiken al jaren vormen van AI zonder daarbij stil te staan. Ook in ziekenhuizen is artificiële intelligentie niet meer weg te denken. Toch stuit de bredere opkomst ervan soms op terughoudendheid. Hoe zetten we AI het beste in? In welke mate vervangen AI-systemen de menselijke factor? Zijn zorgprofessionals voldoende onderlegd om AI optimaal te benutten? Christos Chatzichristos, postdoctoraal onderzoek aan de KU Leuven en academisch expert bij de Vlaamse AI Academie (VAIA), deelt zijn kijk hierop.

Dat artificiële intelligentie een enorme ondersteuning kan bieden aan zorgprofessionals, betwijfelt quasi niemand. Toch verschillen de verwachtingen en noden van zorgprofessional tot zorgprofessional. Waar artsen doorgaans AI willen inschakelen om snellere en correctere diagnoses te stellen, zien verpleegkundigen vooral voordelen op het vlak van administratie. KU Leuven-postdoctoraat en VAIA-expert Christos Chatzichristos legt uit: “Elk proces dat een mens regelmatig uitvoert, komt in aanmerking voor automatisering met AI. De voornaamste vereiste om een goed werkend AI-model op te zetten, is heel veel kwaliteitsvolle data. Nu er eindelijk voldoende krachtige apparatuur bestaat om al die data te verzamelen (wearables) en te verwerken, breekt artificiële intelligentie de laatste jaren door. Over wat de best mogelijke toepassing is, verschillen de meningen. Uit een bevraging van KU Leuven en VAIA kwam naar voren dat verpleegkundigen vooral manieren zoeken om de administratieve last te verlichten, zoals het opstellen van werkroosters en rapporten. Artsen daarentegen zien de voordelen van AI om de ziekte-uitkomst te verbeteren, bijvoorbeeld door vroegere ziektedetectie en dus snellere diagnose en behandeling. Bij de twee problematieken bewijst AI zijn nut. Toch is het belangrijk de kloof tussen beide insteken te overbruggen zodat professionals zich maximaal kunnen toeleggen op mensgerichte zorg.”

Pionier en toch niet wijdverspreid

België is een pionier op het vlak van onderzoek naar artificiële intelligentie, bevestigt Christos. Toch betekent dat niet dat ons land ook koploper is qua toepassing ervan: “Grote ziekenhuizen implementeren AI volop in verschillende domeinen, zoals medische beeldvorming. In de kleinere settings, waaronder medische huizen, hinkt België achterop. Daarnaast worstelen onderzoekers met de diversiteit aan talen en systemen die Belgische ziekenhuizen hanteren. Denk bijvoorbeeld aan het elektronische patiëntendossier: zowat elke zorginstelling heeft zijn eigen oplossing, wat het moeilijk maakt om relevante informatie op een homogene manier eruit te halen. Gelukkig zijn intussen initiatieven opgestart om naar een geharmoniseerd systeem over te schakelen. Maar we zijn er dus nog niet.”

Een ander werkpunt betreft de opleidingen over AI. “De meeste cursussen zijn vandaag gemaakt op maat van artsen, over de klinische praktijk. Het ontbreekt ons aan opleidingen afgestemd op de andere zorgprofessionals. Zo moet er werk gemaakt worden van een specifieke cursus gericht op verpleegkundigen, op kinesitherapeuten, op vroedvrouwen, en ga zo maar door. Die opleidingen moeten zich richten op hun verzuchtingen, zonder de bredere mogelijkheden over het hoofd te zien. Binnen VAIA zijn we met een onderzoek gestart om de uiteenlopende leerbehoeften van gezondheidszorgprofessionals in kaart te brengen. Eind vorig jaar rondden we onze enquête af en maakten we een voorstel voor leertraject. We hopen zo opleidingsaanbieders te inspireren tot meer gevarieerde en doelgroepgerichte opleidingen.”

De limieten van AI

De kwaliteit van een AI-model staat of valt met de kwaliteit van en de hoeveelheid aan beschikbare data. “Machine learning volgt het principe ‘rubbish in, rubbish out’. Voed je een AI-systeem met slechte, onvolledige en/of vooringenomen data, dan zal het model de verkeerde conclusies trekken. Daarnaast hangt een AI-model enorm af van de experten die de oorspronkelijke brondata, waaronder beelden, verslagen, metingen en zo meer, beoordeelden en labelden. Verder is er ook nog het aspect van gegevensbescherming, wat bijkomende beperkingen oplegt.”

Toch valt de kracht van AI niet te miskennen. De hoeveelheid data die we nu al beschikbaar hebben, zal in de toekomst alleen maar toenemen. “Wearables generen een massa aan waardevolle data. Die filteren en selecteren wat relevant is, is een onmogelijke taak voor de zorgprofessional. Een ander voorbeeld zijn de monitors die de hele dag signalen en output geven. Tijdens een nachtshift betekent het een enorme meerwaarde wanneer een AI-systeem bepaalt op welke signalen een verpleegkundige al dan niet moet reageren. Ook overdag vertaalt het zich naar een tijdswinst voor de zorgprofessional die bezig kan zijn met de patiënt die echt zorg nodig heeft.”

Menselijke factor

Bij heel wat mensen bestaat de vrees dat artificiële intelligentie hun werk op termijn overbodig maakt. Ook binnen de gezondheidszorg delen sommige zorgprofessionals die mening. “Toch moeten we aanstippen dat de meeste zorgverleners positief naar AI kijken”, merkt Christos op. “De uiteindelijke beslissing over een patiënt ligt namelijk altijd bij de arts. Bovendien kan je de menselijke factor niet uitschakelen. Niet alleen naar verantwoordelijkheid toe, maar ook wat het emotionele aspect betreft. De interactie tussen zorgverlener en zorgvrager is cruciaal om kwaliteit van zorg en tevredenheid bij patiënten te garanderen. Als je AI op de juiste manier inzet, biedt ze een kans om meer tijd voor menselijk contact vrij te maken.”

Benieuwd hoe je met AI aan de slag kan gaan in de gezondheidszorg? Start met leren over AI op vaia.be/gezondheidszorg.


Op elk moment up-to-date informatie over en voor patiënten

Eenvoudige app bevordert thuismonitoring en communicatie

Al 1.600 patiënten van het AZ Delta in Roeselare maken gebruik van de Patient Journey App. Sinds 2022 stelt het ziekenhuis de app ter beschikking. Met succes, want de toepassing wordt in steeds meer disciplines gehanteerd. Patiënten krijgen alle richtlijnen voor en na een medische ingreep, en geven van thuis uit snel een update over hun gezondheidstoestand. Via de interactieve tool hebben zorgverleners op elk moment realtime informatie over hun patiënten. “Een aanrader voor elk ziekenhuis”, vindt Geert Snijders, Joint Care-verpleegkundige in het AZ Delta.

Met de Patient Journey App hebben patiënten steeds de juiste informatie over hun behandeling op zak. De app begeleidt de patiënt gedurende zijn behandeling door de informatie in kleine stukjes chronologisch aan te bieden en geeft meldingen die eraan herinneren bijvoorbeeld nuchter te blijven of krukken in huis te halen. In het AZ Delta zijn ze overtuigd van de meerwaarde van de app. Als IT-verpleegkundige vormde Geert Snijders jarenlang de brug tussen de zorgverleners en het IT-segment van het ziekenhuis en vertaalde hij noden op de werkvloer naar specifieke IT-toepassingen. Vanuit zijn huidige functie introduceerde hij de Patient Journey App. “Sinds drie jaar ben ik Joint Care-verpleegkundige, maar mijn interesse in technologie is daarom niet minder. Zo botste ik op de Patient Journey App. Eerst gebruikten we de tool enkel binnen de orthopedie, maar al snel volgden meer afdelingen. Ondertussen zijn zeven diensten ermee aan de slag.”

Ideale aanvulling op fysieke consultaties

Voor wie twijfelt: nee, de app vervangt de verpleegkundige niet. Het is een en-enverhaal. In de eerste plaats wordt de patiënt tijdens een fysieke consultatie geïnformeerd over het verloop van de behandeling of revalidatie. Daar is de mogelijkheid om bijkomende vragen te stellen, bezorgdheden te uiten en in gesprek te gaan met het zorgpersoneel. In de app kan alle info thuis nog eens rustig doorgenomen worden. Bovendien begeleidt het zorgpersoneel patiënten met de installatie en bij het eerste gebruik van de app.

De patiënt kan op elk moment een pijnscore aangeven, vragen stellen via de app of zelfs foto’s van bijvoorbeeld een wonde opladen. Met die info gaat het zorgpersoneel onmiddellijk aan de slag. Geert: “Bij afwijkende scores krijgen we meteen een signaal zodat we kunnen reageren of de informatie doorgeven aan de arts. Op vragen via de app antwoorden we binnen de 24 uur tijdens weekdagen (48 uur tijdens weekends en op feestdagen, nvdr.) of tijdens de eerstvolgende raadpleging bij de arts.” De app maakt het daarnaast mogelijk om per ziektebeeld een aangepast dashboard te maken met de belangrijkste scores van de patiënt. Die informatie bekijkt de arts via een webviewer in het elektronisch patiëntendossier HiX.

Voordelen meteen voelbaar

Het gebruik van de app is volgens Geert meteen voelbaar: “Door het duidelijke overzicht volgen we patiënten nog beter op, zowel bij de voorbereiding als na de ingreep. We hebben meer informatie en zelfs fotomateriaal via het platform, dat bespaart een pak telefoontjes en de patiënt moet minder vaak langskomen. Tot slot passen we de informatie veel gemakkelijker aan in tegenstelling tot een foldertje.”

Ook voor de patiënt biedt de app heel wat voordelen Hij is beter voorbereid en daardoor minder angstig. Tijdens de revalidatie krijgt de patiënt via het platform oefeningen op maat om het herstel te bevorderen. “Iedereen die een smartphone kan gebruiken, kan met de app werken. Bovendien deel je efficiënt de nodige gegevens met naasten of externe zorgverleners.”

Internationaal rolmodel

In het AZ Delta zijn per dienst twee personeelsleden opgeleid om content te creëren. Er is binnen het ziekenhuis ook een IT-medewerker die met een doorgedreven training van de ontwikkelaar instaat voor extra ondersteuning om de app nog breder in te zetten. Geert: “We hebben onze bereik constant verbreed om de mogelijkheden al doende te ontdekken en uit te breiden Het vraagt natuurlijk wel wat werk om filmpjes en vragenlijsten op maat te maken, maar de positieve resultaten zijn het meer dan waard.”

Met zijn toepassing van de app is het AZ Delta zelfs in het buitenland een rolmodel. “Via een overeenkomst met de Britse National Health Service (NHS) worden patiënten in ons ziekenhuis geopereerd. Voor deze groep zullen we de informatie vertalen en ter beschikking stellen in het Verenigd Koninkrijk. Dat maakt de toegang tot deze zorg een pak laagdrempeliger.”


Uniforme taal in de zorg met SNOMED CT

SNOMED CT is een internationaal klinisch terminologiestelsel om gegevens in elektronische patiëntendossiers uniform te registreren en coderen. Het Terminologiecentrum van de FOD Volksgezondheid werkt dagelijks aan het beheer, de coördinatie en de implementatie van deze taal in de verschillende zorgcontexten. Projectleider Terminologie David Op de Beeck licht de werking, voordelen en uitdagingen toe.

Met SNOMED CT registreer je als zorgverlener medische data over patiënten op een uniforme, ondubbelzinnige manier en zonder verlies aan informatie. Het is een uitgebreid begrippenstelsel dat meer dan 350.000 concepten bevat volgens een logische opbouw. Zie het als een taal die zorg eenduidig documenteert en toelaat om zorgdocumenten gestructureerd en gestandaardiseerd op te stellen. “Het is meer dan een woordenboek, het is een ontologie op basis van concepten, beschrijvingen en relaties tussen de concepten”, vertelt David Op de Beeck. “SNOMED CT bevat verschillende hiërarchieën waarin de concepten zijn ondergebracht. Tussen de concepten bestaan hiërarchische ouder-kindrelaties en attribuutrelaties die toelaten om op verschillende manieren gecodeerde informatie uit patiëntendossiers te halen. De terminologie van SNOMED CT is de meest uitgebreide in vergelijking met andere stelsels en legt de weg open naar informatiegestuurde zorg. De in SNOMED CT gecodeerde informatie is ook belangrijk voor secundair gebruik: zo wordt het mogelijk om analyses uit te voeren en tendensen te ontdekken die onderzoek en beleid ondersteunen.” Maar het is ook nuttig voor de zorgprofessional – denk maar aan de ontwikkeling van beslissingsondersteuning – omdat het de continuïteit en kwaliteit van zorg bevordert. Daarnaast ondersteunt dit begrippenstelsel ook evidencebased practice, onderzoek en beleidsbeslissingen op basis van neutrale en concrete data uit de elektronische patiëntendossiers.

Concepten, termen en synoniemen

Moeten zorgverleners dan een hele nieuwe terminologie uit het hoofd leren? Neen, zeker niet. SNOMED CT werkt volledig op de achtergrond. Het is een gecontroleerde lijst van klinische concepten met overeenkomstige termen en hun synoniemen, die onder meer gebruikt wordt om klachten, symptomen, contexten, interventies, diagnoses, resultaten en besluiten vast te leggen. “Dat is meteen ook het grote voordeel van dit stelsel: het is niet aan één specifiek doel gelinkt zoals financiering of rapportering”, licht David toe. “SNOMED CT ondersteunt alle doelen. Alle codes die relevant zijn voor de Belgische zorgcontext vertalen we naar het Nederlands en het Frans. Het wordt achterliggend ingebouwd in het elektronische patiëntendossier, dus zorgverleners kunnen nog steeds de begrippen gebruiken die ze anders toepassen. Die worden dan automatisch gelinkt aan de codes uit SNOMED CT.”

Terminologie voor verpleegkundigen

Het Terminologiecentrum startte in 2023 een implementatieproject met vijf voorbereidende workshops op voor de huisartsen. Hun 3BT-thesaurus werd geïntegreerd in de Belgische SNOMED CT-extensie. Dit noemen we de Belgische GP (general practitioner of huisarts) refset. “De eigenlijke implementatie door de EMD-leveranciers start nu op basis van specifieke use cases. Daarbij vertrekken we vanuit patiëntenproblemen om SNOMED CT te integreren in hun software. Daarnaast bevat de Belgische SNOMED CT-extensie nog de medische refsets en een nursing refset. Die refsets zijn levende dingen, ze evolueren volgens de noden van de zorgprofessionals en de medische wereld.” De medische refsets gaan over de medische onderdelen van het elektronische patiëntendossier. Er is een generieke probleemlijst die gedeeld wordt met alle zorgprofessionals binnen de ziekenhuiscontexten, een specialistische refset voor specialisten in een ziekenhuis. Die laatste wordt disciplinegebonden gestuurd.

De nursing refset is een generieke lijst opgesteld in samenwerking met het UZ Leuven om alle relevante concepten voor het verpleegkundige zorgproces te groeperen. Deze oefening maakte onder meer gebruik van ICNP, de International Classification for Nursing Practice opgesteld door de International Council of Nurses. De inhoud van de nursing refset werd vervolgens aan de Belgische praktijk getoetst zodat hij relevant en breed genoeg is voor alle verpleegkundigen in ons land. “Dit is momenteel eerder gericht op ziekenhuizen. Er is wel een afstemming geweest met eerstelijnsthuisverpleegkundigen om dit ook op de eerste lijn af te stemmen”, vult David aan.

Transparantie centraal

België is lid van SNOMED International, wat betekent dat SNOMED CT volledig gratis is in ons land na registratie bij het Terminologiecentrum. Dus ook voor onder meer ontwikkelaars, leveranciers, kopers en gebruikers van e-healthsoftware SNOMED International voorziet ook opleidingen om de implementatie van de terminologie te ondersteunen. “Voor zorgverleners is dit niet meteen noodzakelijk. SNOMED CT draait volledig onder de motorkap van de digitale toepassingen die ze anders al gebruiken”, zegt David nog. “Een verdere implementatie zal gefaseerd verlopen over de verschillende sectoren heen. In het eerste kwartaal van 2024 wordt een concrete roadmap ontwikkeld met richtperiodes in functie van het bredere actieplan eGezondheid. De richtperiodes en streefdata worden geformuleerd in functie van de implementatie van ICD-11 tegen 2027 zoals opgelegd door de Wereldgezondheidsorganisatie.” SNOMED CT onderschrijft het doel naar een globale visie op welzijn, gezondheid en zorg via een samenwerkingsomgeving die toegang biedt tot gestructureerde gegevens en diensten.

Zorgprofessionals moeten SNOMED CT niet vrezen. Het klinkt ingewikkeld, maar het Terminologiecentrum zet zeer sterk in op toegankelijkheid en transparantie. “Alles moet zo eenvoudig mogelijk verlopen voor zorgverleners. Eens SNOMED CT ingebouwd is in de EPD-softwarepakketten, kunnen zorgverleners eenduidig communiceren via onderliggende protocollen in hun software.”


3D-technologie ondersteunt bij longkanker

De anatomische structuren van de longen reconstrueren kan snel en eenvoudig via de Synapse 3D-software. De chirurg bestudeert aan de hand van de beelden van de longen om de meest geschikte chirurgische ingreep voor een specifieke tumor te simuleren. Dat leidt tot een gedetailleerde voorbereiding, een beter inzicht voor de patiënt en een verhoogde veiligheid tijdens de operatie.

Synapse 3D is een computerprogramma waarmee de chirurg de anatomische structuren van de longen snel en eenvoudig in drie dimensies reconstrueert. Kliniek Sint-Jan in Brussel ervaart het gebruik van de toepassing als een succes. “Voor elke patiënt bij wie longkanker geopereerd zal worden maak ik als thoraxchirurg systematisch een reconstructie”, legt dokter Julien Mahieu uit, gespecialiseerd in digestieve, thoracale en endocriene heelkunde. “Daarbij bestudeer ik in detail de anatomie van de longen om de chirurgische ingreep te plannen.”

Gedetailleerde voorbereiding

De software geeft in enkele muisklikken en binnen een paar minuten tijd de volledige anatomie van de longen in 3D weer. Dat gebeurt op basis van een CT-scan van de borstkas na toediening van een contrastvloeistof. Vervolgens bewerkt de chirurg de driedimensionale beelden op het scherm. Dr. Mahieu: “Je ziet heel gedetailleerd hoe de longen opgebouwd zijn en waar de tumor zit. Daardoor bereiden we de operatie nauwkeurig voor en simuleren we de meest geschikte ingreep voor de tumor.“

Verschillende voordelen

De innovatieve toepassing levert heel wat voordelen op, zowel voor de patiënt als voor de arts. Om te beginnen biedt Synapse 3D de mogelijkheid om voor kleine, perifere tumoren van minder dan twee centimeter in detail te bestuderen of een segmentectomie haalbaar is. Dit is het verwijderen van een kleiner deel van de long. Afhankelijk van de grootte en de plaats van het letsel simuleert de chirurg met behulp van het programma direct of één of meerdere segmenten verwijderd moeten worden voor een operatie die aan alle oncologische criteria voldoet.

Ten tweede is er ook meer veiligheid tijdens de chirurgische ingreep. “We bestuderen de beelden vooraf in detail waardoor we meteen eventuele anatomische variaties in de verdeling van de bloedvaten of bronchiën identificeren”, aldus dr. Mahieu. “Daardoor treden geen verrassingen op tijdens de ingreep wat het risico tijdens de operatie beperkt en tegelijk de duur ervan inkort.” Tot slot geeft de 3D-reconstructie patiënten tijdens de preoperatieve consultatie een duidelijker beeld van waar de tumor zich bevindt. Daardoor begrijpen ze de ingreep beter en vermindert de stress die met de operatie gepaard gaat aanzienlijk.

Voortdurend op zoek naar technologische innovaties

Kliniek Sint-Jan zoekt continue naar nieuwe technologische innovaties. “Longkanker blijft een groot probleem voor de volksgezondheid”, benadrukt dr. Mahieu. “We hopen dat binnenkort screeningprogramma’s worden opgezet om het aantal longkankers dat te opereren is, en dus te genezen, te verhogen. We vonden het heel belangrijk om zo’n programma aan te schaffen om patiënten de best mogelijke zorg te bieden.”

Volgens dr. Mahieu is dit programma pas het begin van 3D-technologie binnen de chirurgie. “Ik hoop dat we in de toekomst het 4D-tijdperk, zoals ik het noem, kunnen betreden. Dan worden de 3D-beelden samengevoegd met de realtimebeelden op onze schermen tijdens de ingreep. Dat opent weer heel wat deuren.”


Test je digitale vaardigheden met de DigiCheckUp

Wil je weten hoe het gesteld is met je eigen digitale competenties of met die van je team? Dan kan je vanaf nu met de DigiCheckUp aan de slag. Deze handige online opleiding met vragenlijst geeft een helder inzicht in je digitale expertise en stelt je een opleidingsplan op maat voor. “De DigiCheckUp is een heel intuïtief screeningsinstrument afgestemd op het opleidingsniveau van de zorgprofessional”, vertelt Heléni De Backer, onderzoeker bij Odisee Hogeschool.

De DigiCheckUp is een ontwikkeling van Odisee Hogeschool en Hogeschool PXL. Het project kwam tot stand na een oproep rond opleidingen van de toekomst in de zorgsector door het Europees Sociaal Fonds (ESF). Beide hogescholen toonden vanuit hun eigen expertise interesse om hieraan deel te nemen. “We willen de zorgsector begeleiden naar het digitaal vaardiger maken van medewerkers”, vertelt Sharona Vonck, onderzoeker Expertisecentrum Zorginnovatie bij PXL. “Onze complementaire kennis bleek een goede match. Wij reikten onze ervaring aan rond het ontwikkelen van e-learnings en van zelfscans in digitale vaardigheden binnen het onderwijs. Odisee had al onderzoek gedaan rond digitalisering in de zorg en op basis daarvan competentieprognoses opgesteld rond de verwachte digitale vaardigheden in de zorg.”

Verwachte kennis per niveau

Wat de DigiCheckUp zo interessant maakt voor zorgmedewerkers en leidinggevenden is dat de tool de digitale competenties aftoetst met de verwachte kennis per opleidingsniveau, van secundair onderwijs tot master. “De zorgprofessional vult de vragenlijst online in en krijgt daarna een gepersonaliseerd rapport met beschikbare opleidingen om de vaardigheden op te krikken”, licht Odisee-onderzoeker Heléni De Backer toe. “Dit verslag is individueel en wordt niet gedeeld. Het is dus aan de zorgprofessional om hiermee naar zijn leidinggevende te stappen en bijscholing te vragen. Toch is de opleiding met screeningsinstrument ook interessant voor werkgevers. De DigiCheckUp laat hen namelijk toe hun medewerkers te stimuleren hun digitale kennis bij te schaven waar nodig.”

Om werkgevers maximaal te ondersteunen ontwikkelde het projectteam een extra module binnen de bijhorende e-learning. Hierin wordt uitgelegd hoe de DigiCheckUp tot stand kwam, waarom digitale vaardigheden essentieel zijn, hoe je de digitale kennis van een team in kaart brengt, analyseert en optimaliseert, en hoe je de screening opstart. Verder behandelt de e-learning ook vragen rond privacy. Heléni: “We raden de training eigenlijk aan alle leidinggevenden in de zorg aan. Vanuit het werkveld blijkt dat er nog steeds een digitale kloof is. Verder weten we dat velen het overzicht missen van beschikbare opleidingen. Tot slot is het voor werkgevers interessant te weten wat ze per opleidingsniveau mogen verwachten aan digitale vaardigheden.”

Training op maat

In de zorgsector zijn digitale tools niet meer weg te denken. Goede digitale vaardigheden zijn noodzakelijk om als zorgprofessional te kunnen meedraaien. Voor werkgevers is het vaak een opgave om de juiste bijscholing aan te bieden, want de vaardigheden verschillen vaak sterk per individu. Omdat de DigiCheckUp een individueel trainingsplan op maat voorstelt, wordt het mogelijk opleidingsbudgetten veel efficiënter en gerichter in te zetten. Sharona: “Je moet geen volledig team meer naar dezelfde cursus sturen met als risico dat bepaalde mensen niets bijleren en anderen niet kunnen bijbenen. Door in te spelen op de individuele behoeften zijn de voorgestelde bijscholingen laagdrempelig genoeg. Daardoor zijn medewerkers gemotiveerder om een cursus te volgen. Zo zal je sneller de kennis van je hele team of organisatie verbeteren op een zo economisch mogelijke manier. Een win-win, dus.”

De e-learning is gratis beschikbaar via pxl.be/digicheckup. Wil je meteen met de DigiCheckUp aan de slag? Klik dan hier.


Efficiënter aan de slag door AI-gedreven tools

Het AZ Groeninge zoekt continu naar manieren om het zorgpersoneel zo efficiënt mogelijk in te zetten om meer handen vrij te maken voor de zorg. Innovatie is hierbij een belangrijke katalysator die met de komst van artificiële intelligentie (AI) een enorme boost kent. “Door slimme tools winnen onze zorgprofessionals heel wat tijd bij het zorgen voor patiënten”, vertelt projectleider innovatie Brian Desplinter.

Binnen het AZ Groeninge staat The Greenhouse in voor innovatie, ontwikkeling, onderzoek, educatie en expertise, met als doel nieuwe technieken en behandelingen kwaliteitsvol te integreren in de praktijk. Die filosofie vertaalt zich in een bottom-up aanpak om projecten te lanceren binnen het ziekenhuis. “Eigenlijk kan elke zorgprofessional bij ons aankloppen met een idee of voorstel. We organiseren vaak inspirerende sessies waar bedrijven hun innovaties toelichten”, legt projectleider innovatie Brian Desplinter uit. “Diensten komen dan met een concrete vraag naar ons en wij bekijken wat de mogelijkheden zijn. Als we een geschikte oplossing vinden, dan implementeren we dit steeds via pilootprojecten.”

Virtual reality en AI

Een van de zaken waar het AZ Groeninge al volop op inzet, is virtual reality (VR) voor opleidingen. Brian: “VR is bijzonder handig in de zorgcontext, want het is zeer toepassingsgericht en biedt veel flexibiliteit. Een gebruiker beslist namelijk zelf waar en wanneer hij met de opleiding aan de slag gaat en doorloopt die volledig op eigen tempo.”

Het ziekenhuis past VR ook op andere manieren toe, bijvoorbeeld bij neurorevalidatie. “Met VR wordt het revalidatieproces nog gevarieerder en boeiender voor de patiënt en wint de zorgprofessional aan tijd. Die laatste kan oefeningen doorsturen naar de VR-bril en de patiënt voert ze dan zelfstandig uit. Interessant hierbij is dat de onderliggende software gebruikmaakt van AI om in te schatten of de voorgestelde oefeningen te moeilijk of te gemakkelijk zijn. Zo zoekt de tool de juiste balans om het toch uitdagend genoeg te houden voor de patiënt.”

Bij strokepatiënten biedt VR in combinatie met een krachtig taalmodel – ook bekend als large language model of LLM – dan weer een handig alternatief voor mensen die moeite hebben met praten na een beroerte. “In de virtuele ruimte kan de patiënt in een bepaalde setting, zoals een bus of café, een gesprek aangaan met een virtueel personage (avatar)”, vertelt datascientist Jens Goemaere. “De zorgprofessional kiest hoe te reageren op de conversatie door ofwel zelf antwoorden in te geven of gebruik te maken van een chatbot. Deze tool neemt heel wat schroom weg bij patiënten, waardoor ze sneller de draad weer oppikken.”

Ondersteunende intelligentie

De kracht van AI zit in het kunnen verwerken van heel wat gegevens om patronen te herkennen en op basis daarvan voorspellingen te doen. “In onze context spreken we liever over assistive intelligence. AI ondersteunt de zorgprofessional bij het nemen van beslissingen, maar de eindverantwoordelijkheid ligt steeds bij de arts of verpleegkundige”, aldus Brian. “We gebruiken onder meer AI om medische beeldvorming te screenen en zo eenvoudiger de contouren van een tumor af te lijnen. Zo moet het zorgpersoneel dit niet meer manueel doen. Met AccuVein, een handheld apparaat, zien zorgprofessionals dan weer makkelijk waar de bloedvaten zitten op een arm of been.”

Voor fysiotherapie en revalidatie hanteert het Sport medisch centrum van het AZ Groeninge dan weer een AI-gedreven detectiesysteem dat via een sensor op de rug nagaat hoe goed iemand loopt. Een patiënt wordt gevraagd om een rondje te lopen op de campus, op zowel verharde als onverharde grond, met een band en sensor om. Dit geeft de zorgprofessional bijkomende data over de looptechniek van de patiënt, informatie die de zorgverlener met het blote oog niet zo exact kan waarnemen. Op basis van die data stelt de tool een aantal verbeteringen voor om de patiënt tot zijn maximum te krijgen. De zorgprofessional kan deze dan opnemen in het behandelplan.

Een ander praktijkvoorbeeld van AI in de zorg is Cue2walk. Dit is een draagbaar apparaat dat ter hoogte van de knie geplaatst wordt bij mensen met de ziekte van Parkinson. Bij een tremor maakt de tool een geluid of geeft een trilling wat de frequentie en duur van bevriezing vermindert. “Om het in te stellen wandelt een patiënt de afdeling een paar keer op en af. Zo leert de software wanneer een tremor optreedt en wanneer het dus moet reageren.”

Preventieve diagnose

Ook bij preventie toont AI zijn nut. Zo start het Kortrijkse ziekenhuis in 2024 met het gebruik van een algoritme, ontwikkeld door PIPRA, dat toelaat om voorafgaand aan een operatie in te schatten of een patiënt al dan niet een postoperatief delirium zal ontwikkelen. “Deze complicatie verlengt de ligduur van een patiënt aanzienlijk en daar is niemand bij gebaat. Aan de hand van een vragenlijst berekent het algoritme de kans op een postoperatief delirium”, zegt Jens. De tool wordt ingezet bij zestigplussers met een geplande ingreep. In een tweede stadium zal het AZ Groeninge de toepassing verder ontwikkelen voor de dienst intensieve zorg.

Toekomstige ontwikkelingen

The Greenhouse en het AZ Groeninge zitten duidelijk niet stil en plannen in de toekomst nog heel wat AI-gedreven tools in te schakelen in het zorgtraject. Zo wil het IntelliProve uittesten op de diensten spoed en geriatrie om de vitale parameters van een patiënt in te lezen. Verder wil het ook een valdetectiesysteem uitrollen op de diensten revalidatie en geriatrie voor vroegdetectie van een val. Zeker tijdens de nachtshift biedt zo’n systeem tal van voordelen. Brian: “Daarnaast werken we aan de implementatie van een tool voor slaapanalyse, waarbij AI de data doorneemt in plaats van de zorgprofessional. Dit halveert de tijd van onze medewerkers, waardoor zij meer tijd hebben voor andere zorgtaken.”

Tot slot werkt het AZ Groeninge aan een escalatietraining rond agressie via VR. Door avatars in te zetten leert een zorgprofessional hoe zijn gedrag, lichaamshouding en taalgebruik impact heeft op een zorgvrager. Om dit soort training vlot te laten verlopen in real time is een krachtig netwerk nodig. Het ziekenhuis start daarom met de uitbouw van een eigen privénetwerk op 5G, dat op termijn nog heel wat technische mogelijkheden biedt.