Respectvolle zorg na overlijden
Wanneer iemand overlijdt, komt veel op familie en zorgverleners af. Voor verpleegkundigen maakt de voorbereiding voor de lijktooi een onderdeel uit van de laatste zorg voor hun patiënt. Het gaat daarbij niet alleen om techniek, maar ook om nabijheid, communicatie en respect voor de overledene.
Lijktooi betekent het lichaam van een overleden persoon zo natuurlijk en sereen mogelijk verzorgen. Vaak is dat het eerste beeld dat familie zal zien. “Dat beeld blijft hen bij, soms een leven lang”, zegt Thomas Heiremans, partner en woordvoerder bij Sereni Uitvaartplanners. “Daarom is het waardevol om kort na het overlijden enkele eenvoudige handelingen te doen.”
Concreet gaat het om kleine gebaren: de ogen zachtjes sluiten, de handen rustig op elkaar of naast het lichaam leggen en de kin ondersteunen met een subtiel opgerolde windel. Ook incontinentiemateriaal voorzichtig aanbrengen hoort daarbij. “Zulke praktische zaken helpen om een waardig laatste beeld te bewaren en geven familie de kans om hun dierbare in alle sereniteit te groeten.”
Nabijheid en communicatie
Behalve technische zorg speelt de menselijke kant een grote rol. Familieleden willen vaak nog afscheid nemen. Betrek de familie dan ook bij het creëren van een warme sfeer, demp het licht, leg het dekbed eventueel samen mooi, voorzie een bloemetje of een kaarsje. Ook communicatie maakt een verschil. Familie voelt zich gesteund wanneer je uitlegt wat mogelijk is en wat ze kunnen verwachten. Dat is zeker belangrijk bij een onverwacht of traumatisch overlijden, bijvoorbeeld na een ongeval. “Stel jezelf altijd de vraag: zou ik mijn geliefde zo willen zien? Bied familie de kans om afscheid te nemen, ook al is dat maar kort. Geef die kans ook aan collega’s die soms jarenlang voor een bewoner zorgden. Dat moment kan een belangrijke stap zijn in het verdere rouwproces.”
Samenwerking in zorg
Verpleegkundigen en uitvaartzorgers vinden elkaar in dezelfde kern: zorg. Soms duurt het enkele uren voor een begrafenisondernemer ter plaatse is. In die tussentijd staat de verpleegkundige dicht bij de familie en het lichaam. “Dat is een kwetsbare maar zeer waardevolle rol”, besluit Thomas. “Een goede samenwerking en rituelen of wensen open bespreken brengt families veel rust. “Daarin zijn verpleegkundigen van onschatbare waarde.”
Enkele tips bij lijktooi:
- Gebruik geen extra producten. Na het overlijden herstelt de huid niet meer, dus intensieve verzorging is niet nodig.
- Ga zacht te werk. Wil je toch de overledene wat opfrissen, dep dan voorzichtig met een lauwwarm washandje.
- Werk samen. Schakel een collega (of waarom niet iemand van de familie) in om het lichaam te herpositioneren om drukplekken of letsels te vermijden.
- Sluit ogen en mond niet zelf met lijm of zwachtels. Daar bestaan professionele methodieken voor die uitvaartzorgers toepassen.
- Blijf neutraal. Vermijd religieuze of culturele symbolen als je de overtuiging van de overledene niet kent.
- Hou het eenvoudig en respectvol. Een rustige, zorgzame houding zegt vaak meer dan extra handelingen.
- Werk met vertrouwen. Ga kalm en met respect te werk. Dat geeft ook familieleden een gevoel van rust.
- Betrek familieleden of vertrouwde collega’s. Bespreek voorkeuren indien mogelijk vooraf en nodig hen uit om dit moment samen te beleven.
Microdegree zorgkundige voor studenten ergotherapie
Het microdegree zorgkundige voor studenten ergotherapie is een vorming die wordt aangeboden door enkele hogescholen in Vlaanderen. De Federale Raad voor de Paramedische Beroepen (FRPB) en de Technische Commissie voor de Paramedische Beroepen (TCPB) formuleerden een advies in 2022.
Studenten ergotherapie kunnen een microdegree volgen, aanvullend op hun eerste bachelorjaar ergotherapie. Vandaag krijgen studenten basisverpleegkunde en VVAZ automatisch het visum van zorgkundige nadat ze voor hun eerste jaar slaagden. Sinds het KB van 23 oktober 2023 en KB van 7 mei 2024 kunnen vroedkundigen na te slagen voor het eerste jaar van de opleiding, onder dezelfde voorwaarden als de VVAZ en de basisverpleegkundige, het visum van zorgkundige behalen. Om dit binnenkort ook voor studenten ergotherapie via een bijkomend microdegree mogelijk te maken, zal afhangen van de federale wetgeving die gewijzigd moet worden.
Advies van federale instanties
Welke paramedische beroepen en studenten zouden baat hebben bij een registratie als zorgkundige? En aan welke aanvullende eisen moet worden voldaan om de nodige vaardigheden te verwerven? Hierover formuleerden de FRPB en TCPB in 2022 een advies over alle paramedische beroepsbeoefenaars. Zo vinden ze de erkenning van paramedische studenten als zorgkundige een interessante piste om de toegankelijkheid van zorg te waarborgen. Niet alleen ontwikkelen ze zo tijdens hun opleiding meer patiëntgerichte contacten en vaardigheden, ze ervaren ook competenties uit een ander gezondheidszorgberoep, wat kan leiden tot betere samenwerkingen. Wat absoluut niet de bedoeling mag zijn, is iemand verplichten zich als zorgkundige te laten registreren om arbeidstekorten op te vullen. Tekorten aan zorgpersoneel situeren zich namelijk ook op het niveau van de paramedische beroepen en vaak hebben deze beroepen geen professioneel raakvlak. Denk maar aan orthopedisch technologen of audiologen. Bovendien werken paramedische beroepen meestal op medisch voorschrift (soms ook bepaalde handelingen in autonomie) en dus onder voogdij van de behandelende arts.
Daarnaast merkt de adviestekst op dat de zorgkundige handelingen deel uitmaken van de verpleegkundige zorg. Waar de zorgkundige focust op zorg, logistiek en educatie, situeert zich dat bij paramedische beroepen eerder op begeleiding, preventie en beoordeling. Ook het opleidingsniveau verschilt. Paramedische beroepen hebben een bachelordiploma, zorgkundigen meestal niet. De FRPB en TCPB vragen zich af of het niet nuttiger is te bekijken om de handelingen van paramedische beroepen uit te breiden met die van zorgkundigen.
Een andere mogelijke piste is volgens hen om voor studenten die slaagden voor de cursussen, vrijstellingen te geven wanneer die zich heroriënteert naar de opleiding zorgkundige. Zo worden persoonlijke keuzes gestimuleerd zonder een nieuw soort zorgkundig profiel in het leven te roepen.
Beroepsgroep mee aan tafel
Hoe kijken ergotherapeuten hier zelf naar? “We vinden het vooral jammer dat de opleiding en het principe van de microdegree zorg besproken wordt zonder onze beroepsgroep mee aan tafel te vragen”, zegt Stijn De Baets, voorzitter van Ergotherapie Vlaanderen. “Het is niet de rol waarin we de ergotherapeut zien schitteren. In de ouderenzorg draaien we al onwettelijk mee in de zorg voor bewoners door het tekort aan personeel en dan met name voor ADL-taken. Als ergotherapeut werk je rond de zelfredzaamheid van mensen, rond zinvolle tijdsbesteding. Daar bieden wij een grote meerwaarde.”
De beroepsvereniging erkent dat er veel beweegt rond het statuut van de ergotherapeut. “Op alle niveaus is er erkenning voor ons beroep, maar de financiering blijft uit. We zijn absoluut voorstander van inzetten op innovatie en van samenwerken met het onderwijs. Toch moeten we opletten dat we de ergotherapeut blijven inzetten op de sterktes van het beroep en op de plaats waar we het meest kunnen betekenen. We zijn specialisten in dagelijks handelen, zoals verpleegkundigen specialisten zijn in zorgen voor mensen. Laat elke beroepsgroep meebeslissen hoe ze hun rol het beste kunnen invullen door hen te betrekken bij belangrijke gesprekken zoals de registratie als zorgkundige. Laat ons samen constructief nadenken.”
NETWERK VERPLEEGKUNDE communiceerde in 2022 dat er op deze manier een vangnet gecreëerd wordt voor een groep studenten die bijvoorbeeld vroegtijdig hun studies beëindigen. Het biedt ook de optie aan deze studenten om na de schoolactiviteiten als zorgkundige aan de slag te gaan. Uiteraard stellen we hierbij strikte voorwaarden aan de opleiding die ze bijkomend moeten volgen, conform de vroedkundigen. Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat de titel ‘zorgkundige’ een verpleegkundige functie is (WUG 2015). De zorgkundige werkt altijd onder toezicht en delegatie van verpleegkundigen. Dus ook wanneer een potentiële kandidaat na het behalen van de titel zorgkundige in een latere fase afstudeert als bijvoorbeeld vroedkundige of ergotherapeut, zijn verpleegkundige handelingen enkel toegelaten wanneer deze kandidaat wordt tewerkgesteld als zorgkundige binnen een zorgorganisatie en dit steeds onder toezicht en delegatie van een verpleegkundige.
Vaccinatiebeleid in globale infectieziektebestrijding en maternale preventie
Door Elke Loots1,2, Kirsten Maertens3 en Pierre van Damme3
1 Departement Verpleeg- en Vroedkunde, Centre for Research and Innovation in Care (CRIC), Nurse and Pharmaceutical Care , Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
2 Ziekenhuis aan de Stroom (ZAS), Antwerpen
3 Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties, Vaccin- en Infectieziekteninstituut, Universiteit Antwerpen
Op 23 april 2025 gaven emeritus prof. dr. Pierre Van Damme (Universiteit Antwerpen, Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties) en prof. dr. Kirsten Maertens (Universiteit Antwerpen, Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties) een gezamenlijk webinar in het kader van de navormingsreeks Medicatie Meesterlijk, een initiatief van NuPhaC en het Centre for Research and Innovation in Care (Universiteit Antwerpen) met als doel de kennis over farmacotherapie en farmaceutische zorg bij verpleegkundigen te verdiepen. Dit artikel biedt een inhoudelijk overzicht van het actuele vaccinatiebeleid, met bijzondere aandacht voor wereldwijde bestrijding van infectieziekten en vaccinatiestrategieën tijdens de zwangerschap.
Vaccinatie: een fundamentele pijler van onze volksgezondheid
Vaccinatie vormt een van de meest impactvolle strategieën binnen onze volksgezondheid, met een bewezen effect op de bestrijding van infectieziekten en het beperken van de bijhorende morbiditeit en mortaliteit [1,2]. Dit wordt bereikt door het aantal vatbare personen in de bevolking te verminderen en bescherming te bieden tegen infectie en/of dragerschap. Bovendien kan vaccinatie groepsimmuniteit creëren: wanneer een voldoende groot deel van de populatie immuun is, neemt de circulatie van de ziekteverwekker af, waardoor ook niet-gevaccineerden indirect beschermd worden [3,4]. Dit fenomeen in cruciaal voor het beschermen van kwetsbare groepen die zelf niet gevaccineerd kunnen worden.
Vaccinatie vormt daarmee een essentiële pijler van volksgezondheid en een krachtig instrument om infectieziekten op populatieniveau te bestrijden. Binnen infectiecontrole onderscheiden we drie niveaus: (1) ziektecontrole (vermindering van incidentie en morbiditeit), (2) eliminatie (regionale stopzetting van transmissie) en (3) eradicatie (wereldwijde uitroeiing van een ziekteverwekker). Eradicatie is enkel mogelijk wanneer de overdracht exclusief van mens op mens gebeurt, de mens de enige gastheer is en er een effectieve interventie beschikbaar is. Vandaag zijn pokken het enige voorbeeld van succesvolle wereldwijde eradicatie [5,6].
Hindernissen en uitdagingen voor duurzame infectiecontrole
Hoewel infectieziekten zoals polio en mazelen theoretisch aan de voorwaarden voor eradicatie voldoen, blijkt dit in de praktijk bijzonder complex. De lage vaccinatiegraad, vaccinatietwijfel, maatschappelijke ongelijkheid, en instabiliteit in conflictgebieden vormen substantiële obstakels [7,8]. Daarnaast ondermijnen structurele uitdagingen zoals logistieke beperkingen, ontoereikende infrastructuur, onvoldoende koelvoorzieningen voor vaccins en beperkte monitoring de doeltreffendheid van vaccinatieprogramma’s.
Een bijkomende complexiteit ontstaat bij het gebruik van orale levende verzwakte vaccins, zoals bij polio. Mutaties kunnen leiden tot circulatie van vaccinafgeleide virussen, wat in sommige gevallen nieuwe uitbraken veroorzaakt [9,10]. Dit risico heeft de ontwikkeling gestimuleerd van genetisch stabielere orale vaccins, onder meer getest in Belgische onderzoekscentra.
Het waarborgen van een hoge en aanhoudende vaccinatiegraad vereist niet alleen wetenschappelijke innovatie, maar ook blijvende politieke wil en maatschappelijke betrokkenheid. Preventieve gezondheidszorg — met vaccinatie als speerpunt — blijft zo een voortdurend samenspel tussen beleid, praktijk en wetenschap [11,12].
De rol van verpleegkundigen in vaccinatieprogramma’s
Een vaak onderbelicht, maar cruciaal aspect binnen het vaccinatiebeleid is de rol van verpleegkundigen. Zij zijn onmisbaar voor het toegankelijk maken en uitvoeren van vaccinatieprogramma’s, zowel in ziekenhuizen en woonzorgcentra als in de eerstelijnszorg. In België beschikken zij over de wettelijke bevoegdheid om vaccinaties toe te dienen, mits ze hiervoor opgeleid zijn en handelen binnen een protocol of op voorschrift van een arts [13,14].
Toch reikt hun rol verder dan enkel het toedienen van vaccins. Verpleegkundigen zijn vaak het eerste aanspreekpunt voor patiënten en spelen een sleutelrol bij het bevorderen van vaccinatievertrouwen en -bereidheid. Door correcte informatie te geven, vragen te beantwoorden en misvattingen te weerleggen, dragen zij actief bij tot het terugdringen van vaccinatietwijfel [15,16]. Deze educatieve en communicatieve rol maakt verpleegkundigen tot centrale actoren in het realiseren van een hoge vaccinatiegraad.
In internationale contexten, vooral in lage- en middeninkomenslanden waar artsenschaarste of logistieke beperkingen heersen, zijn verpleegkundigen vaak de spilfiguren in grootschalige vaccinatiecampagnes. Hun inzet draagt rechtstreeks bij aan de verwezenlijking van volksgezondheidsdoelstellingen zoals ziektecontrole, eliminatie en waar mogelijk eradicatie. Het erkennen en versterken van hun rol is daarom fundamenteel voor een succesvol en duurzaam vaccinatiebeleid, zowel nationaal als wereldwijd [17,18].
Vaccinatie tijdens de zwangerschap: bescherming voor twee
Naast de algemene vaccinatiestrategieën wint vaccinatie tijdens de zwangerschap internationaal aan belang als strategie ter bescherming van zowel moeder als kind. Zwangere vrouwen en hun ongeboren kind lopen een verhoogd risico op ernstige complicaties bij infectieziekten zoals griep en COVID-19. Bovendien is de pasgeborene in de eerste levensmaanden bijzonder kwetsbaar voor infectieziekten zoals kinkhoest, aangezien het kind nog te jong is om al beschermd te zijn door eigen vaccinaties. Een oplossing is vaccinatie tijdens de zwangerschap: door vrouwen tijdens de zwangerschap te vaccineren, maken zij antistoffen aan die via de placenta en later ook via borstvoeding aan het kind worden doorgegeven. Deze beschermende antistoffen bieden passieve immuniteit aan het pasgeboren kind tijdens de kwetsbare eerste levensmaanden [19,20].
Onderzoek toont aan dat vaccinatie tijdens de zwangerschap met aanbevolen vaccins (bv. griep, kinkhoest, RSV en COVID-19) veilig en effectief is, en bijdraagt aan het verminderen van maternale complicaties, vroeggeboorte en neonatale hospitalisatie en sterfte. Hoewel maternale antistoffen de eigen immuunrespons van het kind op latere vaccinaties enigszins kunnen verminderen, een fenomeen dat bekend staat als ‘blunting’, blijkt de klinische impact hiervan beperkt en wordt deze ruimschoots gecompenseerd door de voordelen die maternale vaccinatie in de eerste levensmaanden biedt [21-24].
Vaccinatie tijdens de zwangerschap past daarmee binnen een bredere visie op preventieve gezondheidszorg, waarbij extra aandacht gaat naar kwetsbare groepen. Deze strategie draagt namelijk bij aan het verkleinen van gezondheidsverschillen en het terugdringen van moeder- en kindersterfte wereldwijd, een ambitie die centraal staat in de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de WHO [25].
Referenties
- Andre FE, Booy R, Bock HL, Clemens J, Datta SK, John TJ, et al. Vaccination greatly reduces disease, disability, death and inequity worldwide. Bull World Health Organ. 2008;86(2):140–6. doi:10.2471/BLT.07.040089.
- World Health Organization. Immunization coverage. Geneva: WHO; 2023.
- Fine P, Eames K, Heymann DL. “Herd immunity”: A rough guide. Clin Infect Dis. 2011;52(7):911–6. doi:10.1093/cid/cir007.
- Plans P. Vaccination strategies for the control and elimination of measles, mumps and rubella. Hum Vaccin Immunother. 2013;9(4):823–35. doi:10.4161/hv.22912.
- Fenner F, Henderson DA, Arita I, Jezek Z, Ladnyi ID. Smallpox and its eradication. Geneva: World Health Organization; 1988.
- Hopkins DR. Smallpox: ten years gone. N Engl J Med. 1988;318(7): 485–92. doi:10.1056/NEJM198802183180706.
- World Health Organization. Poliomyelitis. Geneva: WHO; 2024.
- Moss WJ. Measles. Lancet. 2017;390(10111):2490–502. doi:10.1016/S0140-6736(17)31463-0.
- Burns CC, Diop OM, Sutter RW, Kew OM. Vaccine-derived polioviruses. J Infect Dis. 2014;210 Suppl 1:S283-93. doi:10.1093/infdis/jiu295.
- Macklin GR, O’Reilly KM, Grassly NC, Edmunds WJ, Mach O, Santhana Gopala Krishnan R, et al. Evolving epidemiology of poliovirus serotype 2 following withdrawal of the type 2 oral poliovirus vaccine. Science. 2020;368(6489):401-5. doi:10.1126/science.aay3356.
- Orenstein WA, Ahmed R. Simply put: Vaccination saves lives. Proc Natl Acad Sci U S A. 2017;114(16):4031-3. doi:10.1073/pnas.1704507114.
- MacDonald NE, SAGE Working Group on Vaccine Hesitancy. Vaccine hesitancy: Definition, scope and determinants. Vaccine. 2015;33(34):4161-4. doi:10.1016/j.vaccine.2015.04.036.
- Frawley JE, McKenzie K, Broom A. The role of nurses in promoting vaccination uptake: A scoping review. Vaccine. 2022;40(6):918-26. doi:10.1016/j.vaccine.2021.12.039.
- World Health Organization. Role of nurses and midwives in immunization. Geneva: WHO; 2018.
- Betsch C, Schmid P, Heinemeier D, Korn L, Holtmann C, Böhm R. Beyond confidence: Development of a measure assessing the 5C psychological antecedents of vaccination. PLoS One. 2018;13(12):e0208601. doi:10.1371/journal.pone.0208601.
- Jarrett C, Wilson R, O’Leary M, Eckersberger E, Larson HJ. Strategies for addressing vaccine hesitancy – A systematic review. Vaccine. 2015;33(34):4180-90. doi:10.1016/j.vaccine.2015.04.040.
- Cutts FT, Claquin P, Danovaro-Holliday MC, Rhoda DA. Monitoring vaccination coverage: Defining the role of surveys. Vaccine. 2016;34(35):4103-9. doi:10.1016/j.vaccine.2016.06.053.
- World Health Organization. Global Vaccine Action Plan 2011-2020. Geneva: WHO; 2013.
- Munoz FM, Jamieson DJ. Maternal immunization. Obstet Gynecol. 2019;133(4):739-53.
- Swamy GK, Heine RP. Vaccinations for pregnant women. Obstet Gynecol. 2015;125(1):212-26.
- Zaman K, Roy E, Arifeen SE, Rahman M, Raqib R, Wilson E, et al. Effectiveness of maternal influenza immunization in mothers and infants. N Engl J Med. 2008;359(15):1555-64. doi:10.1056/NEJMoa0708630.
- Amirthalingam G, Campbell H, Ribeiro S, Fry NK, Ramsay M, Miller E, et al. Sustained effectiveness of the maternal pertussis immunization program in England 3 years following introduction. Clin Infect Dis. 2016;63(suppl 4):S236-43. doi:10.1093/cid/ciw559.
- Abu Raya B, Edwards KM, Scheifele DW, Halperin SA. Pertussis and influenza immunisation during pregnancy: A landscape review. Lancet Infect Dis. 2017;17(7):e209-22. doi:10.1016/S1473-3099(17)30190-1.
- Maertens K, Caboré RN, Huygen K, Hens N, Van Damme P, Leuridan E. Pertussis vaccination during pregnancy in Belgium: Results of a prospective controlled cohort study. Vaccine. 2016 Jan 2;34(1):142-50. doi: 10.1016/j.vaccine.2015.10.100.
- Perin J, Mulick A, Yeung D, Villavicencio F, Lopez G, Strong KL, et al. Global, regional, and national causes of under-5 mortality in 2000–19: an updated systematic analysis with implications for the sustainable development goals. Lancet Child Adolesc Health. 2022;6(2):106-15. doi:10.1016/S2352-4642(21)00311-4.
Veilig omgaan met vervallen en ongebruikte geneesmiddelen
Door apr. Simon Boonaert
Geneesmiddelen zijn geen gewone producten: de afvalverwerking vereist een specifieke aanpak om risico’s voor gezondheid, privacy en milieu te vermijden. Vervallen of ongebruikte geneesmiddelen breng je terug naar de apotheek. Vaak ben je als verpleegkundige het eerste aanspreekpunt en kan je de patiënt hierover informeren.
Waarom correcte vernietiging essentieel is
Vervallen of ongebruikte geneesmiddelen bevatten actieve stoffen die, bij slechte bewaring of verwerking schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Ze horen niet thuis in de vuilnisbak of het toilet, en mogen ook niet worden aangeboden aan het recyclagepark. Antibiotica vormen hierbij een belangrijk voorbeeld: wanneer ze via het afvalwater in het oppervlaktewater terechtkomen, kunnen ze bijdragen aan de ontwikkeling van antibioticaresistentie. Bovendien kunnen geneesmiddelen bij gebruik anders dan voorgeschreven gevaarlijk zijn. Daarom is het belangrijk om deze niet langer dan nodig thuis te bewaren.
Inzameling van vervallen of ongebruikte geneesmiddelen
Volgens het KB van 21 januari 2009 heeft de apotheker de plicht om vervallen of ongebruikte geneesmiddelen (ook als ze niet in die apotheek werden aangekocht) te aanvaarden als ze op de juiste manier worden aangeboden. Het is hierbij belangrijk om de medicatie zonder verpakking en bijsluiter aan te bieden om het werk van de apotheker te vergemakkelijken. Om medische informatie geheim te houden wordt het etiket best verwijderd of onleesbaar gemaakt voor deze wordt weggegooid.
In samenwerking met de gewesten organiseert en financiert de gehele farmaceutische sector een selectieve inzameling van vervallen of ongebruikte geneesmiddelen. In 2023 werd op deze manier 431 ton geneesmiddelen ingezameld en vernietigd in Vlaanderen.
Wat zal de apotheker terugnemen?
- Niet-gebruikte (zet)pillen en capsules (mogen nog in de strip zitten), inclusief homeopathische en dierengeneesmiddelen.
- Restjes zalf in de tube.
- Siropen en (restanten van) vloeibare geneesmiddelen (bv. neus- en oordruppels) in hun flessen.
- Niet-gebruikte patches.
- Restanten van sprays en aerosolflacons.
- Voorgevulde spuiten in hun blisterverpakking.
Wat zal de apotheker niet terugnemen?
| Lege verpakkingen van geneesmiddelen | Recyclage |
| Lege en propere glazen flesjes | ♻ glasbol of via huis-aan-huis ophaling |
| Injectienaalden | ♻ In een naaldcontainer via recyclagepark of ophaling klein gevaarlijk afval (kga) |
| Lege en propere plastic flesjes | ♻ blauwe pmd-zak |
| Lege doordruk- en kunststofverpakkingen | ♻ huishoudelijk restafval |
| Niet-geneesmiddelen | Recyclage |
| Restanten van cosmetica | ♻ huishoudelijk restafval |
| Dieet- en babyvoeding, vitaminebereidingen en kruidenproducten | ♻ huishoudelijk restafval of gft |
| Restanten van chemicaliën en cosmetica met gevaarlijke stoffen | ♻ recyclagepark |
| Radiografieën | ♻ ziekenhuis, recyclagepark of kga |
Meer info over wat te doen met vervallen geneesmiddelen vind je terug op www.apotheek.be.
Van wereldvoorbeeld naar bestuurlijk fiasco?
Door Jef Adriaenssens
Er staat een ingrijpende reorganisatie op til van het netwerk rond evidence-based practice in België. Het RIZIV en de FOD Volksgezondheid beslisten om de federale financiering van Evikey en haar vzw’s eind 2025 stop te zetten. Zij zien vanaf 1 januari 2026 hun financiële middelen naar het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) gaan. Jef Adriaenssens, voorzitter van Ebpracticenet, bestuurder bij WOREL en staflid van Cebam, geeft tekst en uitleg.
Evikey is het Belgische netwerk voor evidence-based practice (EBP). Het brengt expertisecentra, EPB- en gezondheidsactoren samen en beheert belangrijke EBP-databanken en richtlijnen voor verschillende gezondheidszorgberoepen. Misschien zegt Evikey je niets, maar CDLH, Cebam, Ebpracticenet, WOREL, Minerva, … doen zeker en vast een belletje rinkelen. Al deze vzw’s verliezen vanaf 1 januari 2026 hun werkingsmiddelen. Het KCE zal voortaan sturing geven aan EBP-gerelateerde activiteiten in ons land.
“Hoe dat er in de praktijk zal uitzien, weten we nog niet”, licht Jef Adriaenssens toe. “Er is nog veel onduidelijkheid op het vlak van rolinvulling, personeelsinzet en expertiseverdeling. Hierover gaan we in overleg met het KCE. De worstcasescenario’s die op tafel liggen, zijn die van collectief ontslag van onze medewerkers – met een braindrain tot gevolg – tot de ontbinding van de vzw’s. Daarnaast moeten verschillende cruciale projecten en processen, binnen onder meer Ebpracticenet, dringend opgestart worden om de continuïteit van de organisatie te waarborgen. Elke vraag om financiën voor deze projecten wordt momenteel tegengehouden. Mijn grootste vrees is dat we jaren achteruit gekatapulteerd worden. Alsof decennia van opbouw nooit hebben bestaan.”
België als pionier
In de jaren 90 werd evidence-based medicine (later evidence-based practice) wereldwijd op de kaart gezet door David Sackett en Gordon Guyatt[1],[2]. Zij legden aan de McMaster University in Canada de basis voor een methodiek die beslissingen in de zorg onderbouwt met wetenschappelijk bewijs, professionele expertise en patiëntwaarden. België behoorde tot de vroege aanhangers. Al in de jaren 90 ontstonden aan de universiteiten — organisch en met bescheiden middelen — academische EBP-kenniscellen zoals CEBAM, Minerva, WOREL, SESA en Ebpracticenet. Zij pionierden met richtlijnontwikkeling, kritische besprekingen, opleidingen en campagnes.
Toch bleef de impact op de praktijk aanvankelijk beperkt. Een scharniermoment volgde tussen 2016 en 2018, toen minister Maggie De Block aan het KCE de opdracht gaf om een plan uit te tekenen om de krachten te bundelen in een netwerkstructuur[3],[4], later gekend als Evikey. Op zes jaar tijd werd Evikey een performant platform met hoge output en zichtbare impact: duizenden richtlijnen (deels producten uit eigen ontwikkeling, deels buitenlandse gecontextualiseerde vertaalde content) via Ebpracticenet, degelijke patiëntinformatie via Gezondheid en Wetenschap en Info Santé, en een reeks opleidingen en sensibilisatiecampagnes via de kernpartners.
En dat met zeer beperkte middelen, amper 0,0066 procent van het gezondheidszorgbudget[5]. België werd over de jaren internationaal zelfs een voortrekker: het enige land met een groot, centraal, online, tweetalig, gratis en landbreed verspreid EBP-aanbod. De efficiëntie, academische kwaliteit en maatschappelijke meerwaarde stonden buiten kijf.
Jef: “Misschien was een zware netwerkkoepel niet meer nodig en was er nog wel ergens efficiëntiewinst te halen. Maar dat dit gebeurde zonder overleg of transitieplan heeft grote gevolgen. Deze beslissing is niet alleen strategisch onbegrijpelijk, ze is ook respectloos tegenover de wetenschappelijke inspanningen van de grote groep betrokkenen. In tijden waarin gezondheidszorg snakt naar betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie, kiest de overheid ervoor een performant netwerk abrupt droog te leggen. Als voorzitter van de grootste vzw binnen Evikey kijk ik met verslagenheid toe hoe alles dreigt verloren te gaan. Want EBP is geen modewoord of subsidiestroom. Het is een ethisch kompas voor goede zorg. En dat kompas verdient het om verdedigd te worden — wetenschappelijk, maatschappelijk en politiek. Dus, beleidsmakers, herzie het plan, kom op jullie stappen terug en ga in overleg met de stakeholders om te komen tot een constructieve oplossing.”
[1] Sackett DL, Rosenberg WM, Gray JA, Haynes RB, Richardson WS. Evidence based medicine: what it is and what it isn’t. BMJ. 1996;312(7023):71–72.
[2] Guyatt GH et al. Evidence-Based Medicine: A New Approach to Teaching the Practice of Medicine JAMA. 1992;268(17):2420–2425
[3] Adriaenssens J, Eyssen M, Mertens R, Benahmed N, Paulus D, Ameye F, Bossens M, Cauwenberg C, Cools A, Doms K, Everaert E, Gheysen M, Haelterman M, Laloup M, Malonne H, Meeus P, Penninckx W, Roisin T, Walraevens M. Het Belgische EBP Plan. Health Services Research (HSR). Brussels. Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE). 2017. KCE Reports 291.
[4] Adriaenssens J, Jonckheer P, Vriesacker K, Sonnaert M, Van Bruystegem E, Eyssen M. The Belgian EBP Network: operationalisation of processes and governance structures for the Federal EBP Programme. Health Services Research (HSR) Brussels: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE). 2019. KCE Reports 317
[5] RIZIV. (2025). Gezondheidszorgbegroting 2025: Beslissing van de ministerraad. Geraadpleegd op 12 juli 2025, van https://www.riziv.fgov.be/SiteCollectionDocuments/gezondheidszorgbegroting_2025.pdf
Gevolgen voor jou als lid
De inkanteling van alle evidence-based informatie binnen het KCE heeft gevolgen voor de leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Via hun lidmaatschap hebben zij namelijk toegang tot de CDLH-databank. Het KCE wordt door deze nieuwe regeling namelijk beheerder van CDLH. De beroepsorganisatie gaat in overleg om dit voordeel voor onze leden te blijven garanderen.
Een nieuw tijdperk in antistolling: van VKA naar DOAC
Door Marie Blondeel1,2 en Hein Heidbuchel3,4
Op 7 mei 2025 hield prof. dr. Hein Heidbuchel (Universiteit Antwerpen, UZA) een webinar voor Medicatie Meesterlijk — een initiatief van NuPhaC en het Centre for Research and Innovation in Care (Universiteit Antwerpen) om de farmacotherapeutische kennis van verpleegkundigen te verdiepen. Als vooraanstaand cardioloog en voormalig voorzitter van de European Heart Rhythm Association (EHRA) deelde prof. Heidbuchel zijn expertise over de plaats van directe orale anticoagulantia in de hedendaagse cardiovasculaire zorg.
Van klassieke bloedverdunners naar doelgerichte therapie
Waar vitamine K-antagonisten (VKA’s) zoals Marcoumar en Marevan jarenlang de hoeksteen waren van trombo-embolische preventie, luidden de directe orale anticoagulantia (DOACs) een nieuwe fase in. VKA’s werken aspecifiek en vereisen intensieve monitoring via INR-controles. DOACs (ook wel NOACs genoemd) remmen daarentegen selectief factor Xa of trombine en vereisen in de meeste gevallen geen routinecontroles. “We hoeven geen INR-bepalingen meer te doen. We geven een vaste dosis en in sommige gevallen een vaste, gereduceerde dosis”, aldus prof. Heidbuchel. Deze eenvoud draagt bij aan betere kwaliteit van leven en therapietrouw bij patiënten.
Grenzen en verfijning van de standaard
Hoewel DOACs wereldwijd de voorkeur genieten, blijven er klinische uitzonderingen waarin VKA’s beter geschikt zijn. Bij mechanische hartkleppen en ernstige mitralisstenose leverden DOACs bijvoorbeeld inferieure resultaten op. “Daar toonden de DOACs niet beter te zijn. Integendeel”, aldus prof. Heidbuchel.
Ook andere patiëntkenmerken zoals nierfunctie, leeftijd en lichaamsgewicht bepalen de keuze en dosering. Elke DOAC wordt in meer of mindere mate renaal geklaard. De nierfunctie is daarom essentieel voor veiligheid. Er bestaan per DOAC specifieke doseerregels, doorgaans met reductie zodat de Cockroft-Gault klaring ≤50 ml/min wordt. Voor apixaban geldt een specifieke doseerregel, het zogenaamde 2-uit-3-principe. Dit houdt in dat de standaarddosering van 5 mg tweemaal daags wordt verlaagd naar 2,5 mg tweemaal daags wanneer twee van de volgende drie criteria van toepassing zijn: ouder dan 80 jaar, <60 kg of creatinine >1,5 mg/dL.
Praktijkcomplexiteit: interacties en adherentie
VKA therapie was zeer onderhevig aan interacties met andere geneesmiddellen of voeding. Ofschoon minder belangrijk voor DOACs, moeten toch een aantal interacties in overweging genomen worden. Geneesmiddelen die de P-glycoproteïne of CYP3A4 beïnvloeden, kunnen DOAC-spiegels verhogen en zo het bloedingsrisico doen toenemen. Prof. Heidbuchel wees op het belang van tabellen daarover (bv. in de EHRA Practical Guide on NOAC therapy*), softwareondersteuning en kritisch klinisch inzicht.
Een ander aandachtspunt is therapietrouw. Omdat er bij DOACs geen eenvoudige bloedtest beschikbaar is zoals bij VKA’s, is er geen objectieve bevestiging van inname. “Als men de medicatie niet neemt, is men niet beschermd”, klinkt het. Oplossingen zijn educatie, digitale herinneringen, (smart) pillendozen of opvolging via apotheekgegevens.
Chirurgie, combinatietherapie en toekomstperspectief
DOACs bieden het voordeel dat ze perioperatief voorspelbaar geklaard worden (afhankelijk van de nierfunctie). Hierdoor is bridging met heparines niet nodig. Ingrepen met een laag bloedingsrisico kunnen vaak gewoon doorgaan met het moment van de laagste plasmaspiegel als ideaal tijdstip. Voor andere ingrepen hangt het moment van de laatste dosis af van het type ingreep, DOAC en nierfunctie. Wederom: bekijk de overzichtelijke schemata die daarvoor bestaan.*
Er zijn klinische situaties met nood aan plaatjesremmers, zoals na stentimplantatie. Dat verhoogt evenwel het bloedingsrisico van ontstolling (DOAC of VKA). Prof. Heidbuchel benadrukte het belang van duidelijke communicatie in het dossier over hoelang welke combinaties moeten worden doorgenomen. “Een maand triple therapy (d.i. DOAC + 2 plaatjesremmers) na stenting voor acuut coronair syndroom is vaak het maximum nu”, lichtte hij toe. “Bij electieve stenting is dat zelfs verkort tot drie à zeven dagen. En bij stabiel coronair lijden (≥1 jaar na stenting) kan enkel de DOAC volstaan.”
Tot slot werd vooruitgeblikt naar factor XIa-inhibitoren — middelen in ontwikkeling die mogelijks even efficiënt antitrombotisch werken en met nog lager bloedingsrisico. De ontstollingswetenschap staat niet stil.
1 Departement Verpleeg- en Vroedkunde, Centre for Research and Innovation in Care (CRIC), Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
2 Nurse and Pharmaceutical Care (www.nuphac.eu)
3 Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
4 Universitair Ziekenhuis Antwerpen
*: Steffel J, Collins R, Antz M, Cornu P, Desteghe L, Haeusler KG, Oldgren J, Reinecke H, Roldan-Schilling V, Rowell N, Sinnaeve P, Vanassche T, Potpara T, Camm AJ, Heidbuchel H. The 2021 European Heart Rhythm Association Practical Guide on the Use of Non-Vitamin K Antagonist Oral Anticoagulants in Patients with Atrial Fibrillation. Europace 2021;23(10):1612-1676.
Leren met patiënten in plaats van over
Bij VIVES krijgen studenten verpleeg- en vroedkunde een lespakket dat verder gaat dan theorie en techniek. Ze leren met ervaringswerkers en bouwen zo van bij de start aan echte patiëntparticipatie. Met de leergemeenschap die studenten, docenten en ervaringswerkers samenbrengt, groeit het besef: leren doe je niet enkel over de patiënt, maar des te meer van en met de patiënt.
De Hogeschool VIVES, met campussen in Kortrijk, Brugge en Roeselare, kiest resoluut voor patiëntenparticipatie als een fundament van de opleiding. Doorheen lessen, stages en opdrachten maakt VIVES plaats voor de stem van patiënten en cliënten. Het begon als een klein initiatief binnen de geestelijke gezondheidszorg, maar intussen is het een breed gedragen aanpak in de opleidingen verpleegkunde, vroedkunde en sociaal werk. Met de leergemeenschap als motor. “Studenten en patiënten vormen allebei kwetsbare groepen”, zegt Bart Debyser, lector en onderzoeker. “Toch hebben ze elk waardevolle inzichten die jammer genoeg niet altijd gehoord worden. Met onze leergemeenschap Participatie in zorg en welzijn inspireren we zorgvragers, mantelzorgers, studenten, docenten en zorgverleners om de voordelen te omarmen van patiëntenparticipatie in alle fasen van het onderwijs: van voorbereiding over uitvoering tot en met de evaluatie van onderwijsactiviteiten.”
Ervaringswerkers bouwen mee aan het lespakket
Op elke campus waar een bacheloropleiding verpleegkunde wordt georganiseerd, is er een ervaringswerker aan de slag. Op de campus in Roeselare bijvoorbeeld schuift Fien Neirynck mee aan tafel. Ze is mantelzorger en ervaringswerker. “Ik geef input bij lessen, lees cursussen na en vul ze aan, en bespreek met lectoren welke thema’s studenten het best leren kennen. Denk aan de impact van ziekte op relaties, het gezinsleven of seksualiteit.”
Ervaringswerkers vormen samen met de lector een tandem bij de voorbereiding. De werkvormen variëren, gaande van gesprekstechnieken oefenen tot diepgaande rollenspelen. Die aanpak maakt indruk. “Sommige studenten focussen in het begin enkel op hun techniek. Tijdens rollenspelen confronteer ik hen daarmee, op een heel waarheidsgetrouwe manier. Dan voelen ze hoe pijnlijk dat kan zijn. Dat moment vergeten ze nooit.”
Bart benadrukt dat patiëntenparticipatie veel verder gaat dan alleen tijdens de behandeling van een medische aandoening. “We werken met een diverse poule van ervaringswerkers. We behandelen casussen van diagnose tot thuiszorg en laten ervaringswerkers aan het woord met diverse achtergronden op het vlak van inkomen, religie, voorkeuren, … Zo moedigen we een open mindset aan.”
Van student tot ambassadeur
VIVES gelooft in participatie vanaf de eerste les tot op de werkvloer. “We willen studenten vormen tot ambassadeurs van patiëntenparticipatie”, vervolgt Fien Hauspie, lector verpleegkunde en betrokken bij de leergemeenschap. “Ze komen terecht in zorginstellingen waar participatie soms nog zoek is. Toch merken we dat studenten daar vaak het verschil maken. Ze stellen vragen, zoeken dialoog en proberen ruimte te creëren.”
Vier keer per jaar komen docenten, studenten, ervaringswerkers en mensen uit het werkveld samen. De leergemeenschap wil namelijk behalve studenten ook het werkveld en andere onderwijsinstellingen inspireren. “We beantwoorden concrete vragen zoals: Hoe vind je ervaringswerkers? Hoe werk je samen? Hoe voorzie je correcte vergoedingen of ondersteuning? Hoe betrek je patiënten tijdens stages? Zo maken we dat participatie niet eindigt bij mooie woorden, maar zichtbaar wordt in de opleiding en in de zorginstellingen.”
Inhalatiemedicatie: tien regels voor veilige zorg
Door Nienke Dijkstra1 en Bianka Zandee2
1 Hoofddocent Farmakunde, onderzoeker Hogeschool Utrecht, Nederland. Internationaal lid NuPhaC netwerk
2 Apotheker en docent Farmakunde, Hogeschool Utrecht, Nederland
Het juiste gebruik van inhalatiemedicatie bij COPD en astma is belangrijk voor een effectieve behandeling, maar het merendeel van de patiënten lukt dit niet 1,2. Problemen zoals krachtig inademen, het niet (goed) schoonmaken van de voorzetkamer, en bijwerkingen zoals schimmelinfecties van het mondslijmvlies (orofaryngeale candidiase) komen vaak voor1-3. Hierdoor worden de uitkomsten van de therapie niet altijd bereikt. Goede begeleiding is daarom belangrijk.
Verpleegkundigen en veilige zorg bij inhalatiemedicatie
Verpleegkundigen spelen een essentiële rol bij het juiste gebruik. De ‘regel van tien voor medicatieveiligheid’ biedt een gestructureerde aanpak voor veilige zorg voor, tijdens en na medicatietoediening4. Elke regel bevat standaardvragen en acties. Regels één tot en met vijf zijn voor veel verpleegkundigen bekend en daarom samengevat, de vijf extra regels worden uitgebreider beschreven.
Regels 1-5
Controleer of de juiste persoon het medicijn volgens voorschrift inneemt en let op de juiste inhalator/inhalatietechniek, dosering, tijdstip en toedienroute. Voor inhalatiemedicijnen bij astma en COPD bestaan verschillende toedieningsvormen. Voor elke vorm en bijbehorende techniek zijn instructies beschikbaar bij de Belgian Respiratory Society (Inhalation video’s).
Regel 6
Weigert de patiënt het medicijn, dan kan je met behulp van motivational interviewing de reden van weigering verkennen en het belang van inname bespreken om de patiënt te stimuleren de medicatie te nemen5.
Regel 7
Ga na of de patiënt kennis heeft over het juist innemen van de medicatie. Vraag de patiënt het medicijn te gebruiken en controleer de uitvoering.
Regel 8
Controleer of de patiënt uitdagingen ervaart bij het gebruik en of hij oplossingen kent of weet bij wie hij terecht kan. Bij onvoldoende kennis en uitvoering, ga over op regel negen.
Regel 9
Geef advies dat past bij de situatie van de patiënt en diens inhalatietechniek6. Extra adviezen kunnen zijn: het gebruik van slimme digitale inhalatoren/voorzetkamers die de ademtechniek controleren en gepersonaliseerde tips geven. Deze verbeteren het gebruik en ze worden vergoed door verzekeraars 7,8. Wijs op inhalatie instructievideo’s (Inhalation video’s).
Regel 10
Als laatste stap controleer je of de patiënt weet waar hij op moet letten en wat het effect is bij juist gebruik. Vraag de patiënt het advies aan je uit te leggen (teach-backmethode). Stem met de patiënt af wanneer het gebruik opnieuw gecontroleerd wordt en ook het mondslijmvlies en de mate van benauwdheidsklachten (Je kan dan vragen naar frequentie van klachten en of dat veranderd is).
Bronnen
1 Verstappen W. 2016. Gebruikersfouten bij inhalatiemedicatie. Huisarts & Wetenschap. https://www.henw.org/artikelen/gebruikersfouten-bij-inhalatiemedicatie
2 Sanchis, J., Gich, I., Pedersen, S., & Team, A. D. M. I. (2016). Systematic review of errors in inhaler use: has patient technique improved over time?. Chest, 150(2), 394-406.
3 Farmacotherapeutisch kompas. Corticosteroiden inhalatie. Geraadpeegd op 20 maart 2025 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/corticosteroiden__inhalatie
4 Dijkstra, N. 2023. Van vijf naar tien regels medicatieveiligheid. Nurse academy.
5 Richtlijn medicatietrouw. 2023. Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland.
6 Dierick (2024). Toolkit en slimme voorzetkamer bieden inzicht in therapieontrouw. Individuele aanpak therapieontrouw voor astma- en COPD-patiënten. Pharmaceutisch Weekblad. Geraadpleegd op 14 april 2025 van https://www.pw.nl/achtergrond/2024/toolkit-en-slimme-voorzetkamer-bieden-inzicht-in-therapieontrouw
7 Dierick, B. J., Achterbosch, M., Eikholt, A. A., Been-Buck, S., Klemmeier, T., van de Hei, S. J., … & van Boven, J. F. (2023). Electronic monitoring with a digital smart spacer to support personalized inhaler use education in patients with asthma: the randomized controlled OUTERSPACE trial. Respiratory Medicine, 218, 107376.
8 Novartis. Met Enerzair® Breezhaler® wordt astmacontrole een bereikbaar doel voor patiënten en artsen. Geraadpleegd op 26 maart 2025 van https://novartis-be-lux-newsroom-medical-press.prezly.com/met-enerzairr-breezhalerr-wordt-astmacontrole-een-bereikbaar-doel-voor-patienten-en-artsen?utm_source=chatgpt.com
Instructie voor juiste inhalatietechniek
Voor inhalatie
- Klaarmaken van de medicatie/voorzetkamer
- Bij dosisaerosol: medicijn schudden
- Beschermdop van inhalator halen
- Mond leegmaken
Tijdens inhaleren
Voor start van de inhalatietechniek
- Rechte houding zittend/staand
- Kin iets omhoog
- Volledige uitademing naast mondstuk
- Plaats het mondstuk tussen de tanden, lippen er omheen
Tijdens de inhalatietechniek
Techniek van inademen hangt af van type inhalator, raadpleeg de instructievideo per apparaat.
- Bij een voorzetkamer:
- Adem wel/niet inhouden is afhankelijk van type
- Bij een fluitsignaal bij inademen dan volgende keer rustiger inademen
- Uitademing naast het mondstuk
Bij gebruik van verschillende type inhalatoren: 5 min. tussen inhaleren.
Bij een schimmelinfectie: Neem contact op met de behandelaar en vraag om advies over doorgebruik.
Na het inhaleren
- Beschermdop terugplaatsen op inhalator
- Mond spoelen met water (gebitsprothese kan dan uit) en het eerste slokje water gorgelen en uitspugen en het tweede slokje mag men doorslikken. Indien niet mogelijk dan iets eten na het inhaleren
- Schoonmaken voorzetkamer: 1 keer per week schoonmaken met lauw water en afwasmiddel en laat aan de lucht drogen
- Tweemaal daags tandenpoetsen is wenselijk
- Inhalator op droge plaats/kamertemperatuur bewaren
Informatie gebaseerd op inhalatieprotocollen, beschikbaar op www.inhalatorgebruik.nl
GLP-1-receptoragonisten in de behandeling van type 2 diabetes: inzichten uit het eerste Medicatie Meesterlijk webinar
Door Tinne Dilles1,2 en Christophe De Block3,4
1 Departement Verpleeg- en Vroedkunde, Centre for Research and Innovation in Care (CRIC), Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
2 Nurse and Pharmaceutical Care (www.nuphac.eu)
³ Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
4 Universitair Ziekenhuis Antwerpen
Op 26 maart 2025 verzorgde prof. dr. Christophe De Block (UAntwerpen, UZA) het eerste webinar in de reeks Medicatie Meesterlijk, een initiatief van NuPhaC en Centre for Research and Innovation in Care, UAntwerpen, om de kennis over farmacotherapie en farmaceutische zorg bij verpleegkundigen te verdiepen. Kon je er niet bij zijn? Hieronder een kleine snapshot over de plaats van GLP-1-receptoragonisten in de behandeling van type 2 diabetes mellitus.
De prevalentie van type 2 diabetes in België neemt toe (1). BMI, middelomtrek, fysieke activiteit en het eten van groenten en fruit zijn zeer belangrijke, beïnvloedbare risicofactoren (2). Door zorgvragers te ondersteunen bij leefstijlaanpassingen kunnen verpleegkundigen en andere zorgverleners het risico op diabetes type 2 verkleinen en de kwaliteit van leven en gezondheidsuitkomsten voor de zorgvrager verbeteren. Educatie over de invloed van niet-farmacologische interventies en begeleiding bij gedragsverandering maken een essentieel deel uit van de zorg. Gewichtsverlies geeft onmiddellijk voordelen en kan bij meer dan 15 procent zelfs resulteren in een remissie van type 2 diabetes (3-7).
Verschillende interagerende systemen zijn betrokken in het ziekteproces van diabetes type 2 en het ontstaan van hyperglycemie. De secretie van insuline door de pancreas neemt af terwijl die van glucagon toeneemt. De lever produceert meer glucose. In de hersenen is er een invloed op de werking van neurotransmitters. Spieren nemen minder glucose op. De nieren reabsorberen proportioneel teveel glucose. Lipolyse neemt toe. Ter hoogte van de darmen is er een verminderd effect van incretines. Incretines zijn darmhormonen (GLP-1 en GIP) die de secretie van insuline potentiëren na de voeding en vooral na het eten van suikers (8).
Ongecontroleerde glycemie bij diabetes type 2 kan leiden tot zware cardiorenovasculaire complicaties. De behandeling richt zich op een goede glycemiecontrole en lichaamsgewicht, en een beperking van de cardiorenovasculaire risicofactoren. Daarbij dient de complexiteit van de behandeling te worden beperkt en afgestemd op de zorgvrager (10).
Geneesmiddelen voor diabetes type 2 spelen in op de pathofysiologische processen. Er zijn dus verschillende types. Hier zoomen we in op de GLP-1-receptoragonisten (glucagon-like peptide-1) en GIP/GLP-1-receptoragonisten (glucose-afhankelijk insulinotroop peptide). GIP en GLP-1 zijn twee gastro-intestinale incretine hormonen. Ze stimuleren de insulinesecretie afhankelijk van het aanwezige glucose. GLP-1, onderdrukt bovendien de glucagonafgifte door de lever, vertraagt de maaglediging, en zowel GLP-1 als GIP zorgen voor een meer verzadigd gevoel. De glucose-afhankelijkheid vermindert het risico op hypoglycemie. Een aantal van deze geneesmiddelen verschenen de laatste maanden regelmatig in de pers, denk aan Semaglutide (Ozempic®) en Tirzepatide (Mounjaro®). De reden van deze aandacht is het sterke effect op de HbA1c controle en gewichtsverlies. Uit onderzoek bleek dat Semaglutide 1mg resulteerde in een HbA1c onder 7% bij 58 tot 79% van deelnemers en voor Tirzepatide 15mg wekelijks was dat bij 88 tot 97% van de deelnemers (10-11). Een gewichtsverlies van 10% of meer kon worden bekomen bij 13-27% bij het nemen van semaglutide 1mg en bij 47-69% bij tirzepatide 15mg. Bij tirzepatide 15mg kon een gewichtsverlies van 15% of meer worden vastgesteld bij 27 tot 30% van de deelnemers. Een dosis van 10 mg tirzepatide resulteerde bij 17-28% in een gewichtsreductie van 15% (10-19). De geneesmiddelen geven een belangrijke risicoreductie voor complicaties. De grootte van de effecten verschilt tussen de GLP-1-receptoragonisten die op de markt zijn. De combinatie van GLP-1- en GIP-receptoragonisten versterkt de therapeutische effecten zonder bijkomende ongewenste effecten.
Er bestaan GLP-1-receptoragonisten die dagelijks te injecteren zijn (Liraglutide (Victoza®)), of wekelijks (Semaglutide (Ozempic®); Dulaglutide (Trulicity®); Exenatide (Bydureon®)). Semaglutide (Rybelsus®) is een per os geneesmiddel. De wekelijkse subcutane injecties gebeuren bij voorkeur telkens op dezelfde dag, op een moment naar keuze, onafhankelijk van de maaltijd. De tijd tussen twee injecties bedraagt minimaal 72 uur. De orale toediening van semaglutide vraagt extra aandacht. Om voldoende biologische beschikbaarheid te hebben moet het geneesmiddel ingenomen worden op een volledig lege maag en moet het genomen worden met één of twee slokken water. Indien meer dan een half glas wordt gedronken, wordt het actief bestanddeel onvoldoende opgenomen. Na inname mag gedurende 30 minuten nog geen voeding, drank of andere geneesmiddelen worden ingenomen. Tirzepatide (Mounjaro®) wordt toegediend met een voorgevulde, wegwerpbare pen. GLP-1-receptoragonisten veroorzaken frequent gastro-intestinale klachten. Kleinere porties en het beperken van vette of pikante voeding kunnen helpen. Een voedingsdagboek kan helpen bepalen welke voeding voornamelijk aanleiding geeft tot klachten.
Let op: deze nieuwe klasse van medicijnen mag niet zomaar aan iedereen worden voorgeschreven: zwangerschap, borstvoeding, medullair schildkliercarcinoom zijn absolute contraindicaties. Ook is overmatig alcoholgebruik een relatieve contra-indicatie gezien het mogelijk risico op pancreatitis.
Referenties
- Diabetes Atlas, 3rd edition. International Diabetes Federation, 2006.
- https://findrisc.com/
- Garvey WT et al. Endocr Pract 2016;22(Suppl. 3):1–203
- Look AHEAD Research Group. Lancet Diabetes Endocrinol 2016;4:913–21
- Lean ME et al. Lancet 2018;391:541–51
- Benraoune F and Litwin SE. Curr Opin Cardiol 2011;26:555–61
- Sundström J et al. Circulation 2017;135:1577–85.
- DeFronzo RA. Diabetes. 2009;58:773-95.
- Davies MJ et al. Diabetes Care. 2022 ; 45(11):2753-2786
- Sorli C, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;5(4):251–260
- Pratley RE, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2018;6(4):275–286
- Ahrén B, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;5(5):341–354
- Ahmann AJ, et al. Diabetes Care. 2018;41(2):258–266;
- Lingvay I, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2019;7(11):834–844
- Zinman B, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;7(5):356–367
- Capehorn MS, et al. Diabetes Metab. 2020;46(2):100–109
- Aroda VR, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;5(5):355–366
- Rodbard HW, et al. J Clin Endocrinol Metab. 2018;103(6):2291–2301
- Frias et al. Lancet Diab Endocrinol 2021 Sep;9(9):563-574
Meer info?
Consulteer de bijsluiter, www.bcfi.be, www.farmacotherapeutischkompas.nl of de Diabetesliga voor meer informatie over bijvoorbeeld dosissen, titratieschema’s, contra-indicaties, bewaarvoorschriften en voorlichtingsmateriaal.
Heb jij ook zin gekregen om je kennis in farmacotherapie te verdiepen? Check dan de aankomende webinars van Medicatie Meesterlijk.
De teach-backmethode bij medicatiecounselling: werd mijn uitleg wel echt begrepen?
Het begrijpen van het medicatieschema en de bijhorende instructies is een essentiële eerste stap voor goed medicatiebeheer door de patiënt of diens mantelzorger. Patiënten hebben regelmatig moeite met het begrijpen of onthouden van informatie die ze van hun zorgverleners krijgen. Dit kan leiden tot fouten in het medicatiegebruik en verminderde therapietrouw.
De teach-backmethode of terugvraagmethode
Een effectieve manier om te controleren of patiënten en/of hun mantelzorgers medicatie-gerelateerde informatie goed begrijpen, is de teach-backmethode – ook bekend als de terugvraagmethode. Hierbij vraag je als zorgverlener aan de patiënt om in eigen woorden uit te leggen wat er zojuist werd verteld. Deze methode geeft inzicht in welke info de patiënt effectief begrepen heeft, zodat de uitleg indien nodig kan worden bijgestuurd of aangevuld. Een bijkomend voordeel is dat door de informatie in eigen woorden te herhalen, deze beter wordt onthouden door de patiënt.
Hoe kan ik de teach-backmethode toepassen?
De teach-backmethode is eenvoudig toe te passen in de praktijk met de volgende stappen:
- Geef duidelijke en eenvoudige uitleg over medicatie, bij voorkeur aan de hand van het medicatieschema. Vermijd hierbij vakjargon en geef beknopte instructies.
- Vraag de patiënt vervolgens om de informatie in eigen woorden te herhalen. Belangrijk hierbij is om de vraag bij jezelf als zorgverlener te houden. Dit kan door de vraag op een open en niet-confronterende manier te formuleren: “Ik wil graag weten of ik het goed heb uitgelegd. Kan u mij vertellen hoe u deze medicatie gaat gebruiken?’. Zo vermijd je dat de patiënt het gevoel heeft gecontroleerd te worden.
- Corrigeer misverstanden. Merk je dat de informatie niet volledig of correct werd begrepen, herhaal je uitleg, stuur bij of herformuleer.
- Herhaal zoveel als nodig. Blijf informatie verduidelijken en vragen om in eigen woorden te herhalen tot de patiënt de info correct heeft begrepen.
- Moedig een open communicatie aan. Creëer een veilige sfeer waarin patiënten zich op hun gemak voelen om vragen te stellen. Vraag expliciet of de patiënt zelf nog vragen heeft, er iets herhaald of opnieuw uitgelegd moet worden.
De teach-backmethode kan breed worden toegepast en is niet beperkt tot het verstrekken van medicatie-gerelateerde informatie alleen. Ook bij het geven van leefstijladviezen of praktische informatie over vervolgstappen in het behandeltraject is deze methode inzetbaar. Daarnaast kan teach-back gebruikt worden om te toetsen of je een bepaalde handeling goed hebt uitgelegd, zoals het gebruik van een inhalator of het toedienen van een subcutane injectie. In dit geval kan je de patiënt vragen om de handeling even voor te doen nadat je de instructies gaf.
Bij wie gebruik ik de teach-backmethode?
In principe kan de methode bij iedereen en in elke zorgsetting gebruikt worden. Al is deze methode bijzonder nuttig bij mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden of bij diegenen die de Nederlandse taal niet goed beheersen. Bij hen is het extra belangrijk om eenvoudig te communiceren en te toetsen of informatie begrepen werd.
Conclusie
De teach-backmethode is een waardevolle techniek voor verpleegkundigen en andere zorgverleners om erop toe te kijken dat patiënten hun medicatie correct begrijpen en bijgevolg correct kunnen nemen. Door deze methode toe te passen, kunnen medicatiefouten worden verminderd en therapietrouw verbeterd.
Referenties
Brega AG, Barnard J, Mabachi NM, et al. AHRQ Health Literacy Universal Precautions Toolkit, Second Edition. : Agency for Healthcare Research and Quality; 2015.
Epstein H-AB. The Teach-Back Method to Build Patient’s Health Literacy. Journal of Consumer Health on the Internet. 2023;27(3):328-334. DOI: 10.1080/15398285.2023.2243786.
Ha Dinh TT, Bonner A, Clark R, Ramsbotham J, Hines S. The effectiveness of the teach-back method on adherence and self-management in health education for people with chronic disease: a systematic review. JBI database of systematic reviews and implementation reports. 2016;14(1):210-247. DOI: 10.11124/jbisrir-2016-2296.
Talevski J, Wong Shee A, Rasmussen B, Kemp G, Beauchamp A. Teach-back: A systematic review of implementation and impacts. PloS one. 2020;15(4):e0231350. DOI: 10.1371/journal.pone.0231350.
Door Laura Mortelmans
Departement Verpleeg- en Vroedkunde, Centre for Research and Innovation in Care (CRIC), Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
Nurse and Pharmaceutical Care


