Een charter voor patient empowerment

De vzw Patient Empowerment zet zich in voor een proces dat leidt tot een gelijkwaardige relatie tussen de zorgverlener en de zorgvrager. Met een charter droomt de organisatie van principes die niet alleen op papier bestaan, maar ook elke dag begrepen en toegepast worden voor betere zorg. De vzw moedigt zorgvragers, zorgprofessionals en zorgorganisaties aan dit charter te omarmen, maar richt zich ook tot de overheid om patient empowerment mee te nemen in beleidsplannen en -beslissingen.

In 2019 werd de vzw Patient Empowerment mee opgericht door Edgard Eeckman. Hij wilde de principes van patient empowerment breder bekend maken. Via de vzw wordt kennis gedeeld, onder meer door cursussen, publicaties, lezingen, nieuwsbrieven en samenwerkingen. Deze zijn toegankelijk voor iedereen in de zorg. Daarnaast geeft de organisatie ook advies aan onder meer zorgorganisaties en patiëntenverenigingen. Dit charter is een volgende stap in de sensibilisering van de principes van patient empowerment. De basis is een gedeeld en vrij bespreekbaar zorgproces waar zorgvragers, zorgverleners en zorgorganisaties aan samenwerken. De zorgvrager mee aan het stuur van de eigen gezondheid en eigen zorg. De (vernieuwde) Wet Patiëntenrechten is het vertrekpunt. Maar om regels toe te passen, heb je mensen nodig die daartoe bereid zijn. Met de campagne ‘Samen aan het stuur’ en het charter wil de vzw een attitude van samenwerking stimuleren.

Drie centrale pijlers

Het charter rond patient empowerment gaat uit van drie belangrijke pijlers om naar die samenwerking in het zorgproces toe te gaan. De eerste is ‘Samen verantwoordelijk’. Willen zorgvragers mee beslissen en actief deelnemen aan hun zorg en gezondheid, dan moeten zorgverleners hen daartoe stimuleren. Zo komen ze samen tot gepaste beslissingen en een optimaal verloop van het zorgtraject. Daarvoor is een basis van respect en vertrouwen nodig.

Een tweede pijler is ‘Hulp met respect voor eigenheid en levensdoelen’. Elke zorgvrager is uniek en vraagt een eigen benadering, op maat van zijn of haar situatie. Zorgverleners en -organisaties moeten de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de zorgvrager ondersteunen waar en wanneer ze kunnen door hen optimaal te helpen bij de keuzes die gemaakt moeten worden. Daar hoort ook bij dat zorgvragers zich moeten kunnen laten begeleiden door naasten, mantelzorgers, een vertrouwenspersoon of een vertegenwoordiger. Voor langdurige zorg is het essentieel dat deze personen mee betrokken worden.

De derde en laatste pijler is ‘Informatie op maat’. Zorg is vaak complex, een uitleg op maat van de zorgvrager is dus essentieel. De zorgvrager heeft namelijk het recht om te begrijpen water gebeurt en om antwoorden op hun vragen te krijgen. Daarbij moeten zorgvragers ook hun opinie over de verleende zorg kunnen aangeven zodat ze samen met de zorgverleners tot een oplossing komen waarbij elke partij zich comfortabel voelt.

De vzw roept zorgverleners en zorgorganisaties op om dit patient empowerment-charter mee te ondertekenen. Dat kan via patientempowerment.be.

BEELD: copyright Lies Willaert


Online opleidingen over omgaan met seksualiteit, hiv en grensoverschrijdend gedrag

Wil je meer weten over omgaan met grensoverschrijdend gedrag, mensen met hiv of hoe je seksualiteit bespreekbaar maakt met je patiënten? Op opleidingen.sensoa.be volg je gratis verschillende opleidingen. “Het voordeel van deze online opleidingen is dat geïnteresseerden ze oppikken wanneer ze maar willen en ze op hun eigen tempo kunnen volgen”, stipt Sophie De Gendt van Sensoa aan.

Voor het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid Sensoa is het verstrekken van informatie en advies een kerntaak. Dat doen ze onder meer met lesmateriaal en met online opleidingen. Ria Koeck van Sensoa: “Vroeger gaven we meer fysieke opleidingen. Tijdens de pandemie werden dat webinars en vandaag zijn het online cursussen die tekst en video combineren. Verschillende opleidingen zijn er gekomen op vraag van specifieke doelgroepen, zoals verpleegkundigen en zorgkundigen. Zo kregen we bijvoorbeeld veel meldingen over zorg die moeilijk liep voor mensen met hiv. Daarmee zijn we aan de slag gegaan.”

Interactieve cursussen

Momenteel kan je op het online platform van Sensoa vier verschillende opleidingen volgen en dat worden er nog meer. Om een cursus te volgen, maak je een gratis account aan op Sensoa Academie met je e-mailadres. “Elke opleiding is opgemaakt uit tekst, verschillende video’s en interactieve vragen”, beschrijft Sophie De Gendt. “Het is heel afwisselend, met theorie en videogetuigenissen. Elke cursus is ook uitgetest en in een focusgroep besproken. In anderhalf uur leer je hoe je een bepaald onderwerp kan benaderen en na een testje op het einde krijg je ook je getuigschrift.” Voor verpleegkundigen raden Sophie en Ria drie opleidingen aan: ‘Het Sensoa Vlaggensysteem’, ‘Hiv in de zorg’ en ‘Onder 4 ogen’.

Het Sensoa Vlaggensysteem

Deze in Vlaanderen ontwikkelde methodiek geeft handvaten om seksueel gedrag in te schatten en er gepast op te reageren. Aan de hand van zes criteria deel je seksueel gedrag in vier categorieën in, van oké naar helemaal niet oké. Ze zijn aangeduid met verschillende kleuren vlaggen. Deze theorie is breed naar organisaties gericht, maar kan zeker in de zorg gebruikt worden.

Hiv in de zorg

Ria: “We merkten dat verpleegkundigen en zorgkundigen zich soms oncomfortabel voelen in de zorg voor patiënten met hiv waardoor ze onnodige maatregelen nemen. Voor personen met hiv is dat geen fijne zorgervaring. Op basis van een nodenbevraging werkten we deze opleiding uit.” Na de cursus weet je als verpleegkundige hoe het zit met de standaard voorzorgsmaatregelen en wat het betekent om te leven met hiv.

Onder 4 Ogen

Deze online cursus om seksualiteit in de zorg bespreekbaar te maken, ontwikkelde Sensoa samen met Vivel, het Vlaams Instituut Voor de Eerste Lijn. Ria: “Seksualiteit komt niet automatisch aan bod in gesprekken tussen verpleegkundige en patiënt. Met deze cursus willen we daar ruimte voor maken. Het is iets waar je in moet groeien en met deze gespreksmethode kan dat.”


Sociale media in de zorg? BeReal

Sociale media blijven innoveren en je vindt ze overal. Volgens Mariek Vanden Abeele, professor digitale cultuur aan de UGent/imec, brengen ze heel wat voordelen met zich mee. “We kunnen makkelijker onze verschillende rollen – vriendin, werknemer, partner, moeder – vervullen. Maar met die grotere vrijheid ervaren we ook controleverlies omdat we altijd en overal bereikbaar zijn. Bovendien leiden die apps ons vaak af.” Wat betekent het gebruik van sociale media tijdens de werkuren?

Tekst: An Ravelingien

Onze smartphones staan vol apps die continu onze aandacht opeisen. Zeker bij gratis platformen zoals Snapchat, Facebook en Instagram is dit het geval. Eigenlijk betalen we daarvoor met onze aandacht en vooral met onze data. “Deze platformen zijn ontwikkeld volgens unieke businessmodellen die ons verleiden tot gebruik”, zegt Mariek Vanden Abeele, professor digitale cultuur aan de UGent/imec. “Dit ‘addictive design’, letterlijk het verslavende ontwerp, brengt risico’s met zich mee. Denk aan de gevaren van smartphonegebruik in het verkeer. Bovendien leidt het constante ‘aan staan’ tot meer stress. Om ons digitale welzijn te waarborgen, moeten we de voor- en nadelen van deze technologie in evenwicht houden.”

Tips voor verpleegkundigen

  1. Maak een onderscheid tussen privé en professioneel: als je werkgever nog geen beleid heeft over het gebruik van sociale media, neem dan zelf het initiatief om je recht op ontkoppeling te waarborgen. Stel jezelf de volgende vragen: wil je je privételefoon op het werk gebruiken? Wil je ook buiten de werktijd beschikbaar zijn voor collega’s?
  2. Weersta de notificaties: heb je toch je privételefoon bij je? Zet je meldingen dan uit.
  3. Toestemming is altijd vereist voor geluids- en beeldopnames: het is simpel, niemand, inclusief jijzelf, mag foto’s, video’s of geluidsopnames delen zonder toestemming van de betrokkenen. Dat geldt dus ook voor patiënten en bezoekers.

Het gevaar van smartphones op het werk

Mariek: “Als verpleegkundige ben je bezig met een precair gegeven: de gezondheid van mensen. Als we privésmartphones op de werkvloer toestaan, moeten we ons afvragen of we willen dat deze bron van afleiding aanwezig is. Bovendien heb je vaak confidentiële informatie die je niet per ongeluk wil delen als digitale content.” Een hype op dit moment is BeReal: tweemaal per dag krijgt de gebruiker twee minuten om een dubbele foto te maken: een selfie met een beeld van de omgeving. Het doel is om volgers te laten zien waar je op dat moment mee bezig bent. “Wanneer een verpleegkundige BeReal tijdens het werk gebruikt, brengt dit met zich dat anderen, zoals patiënten of collega’s, identificeerbaar zijn op de foto zonder dat zij hiervoor toestemming gaven. Soms komt ook andere gevoelige informatie, zoals een patiëntendossier, onbedoeld in beeld. Dat kan leiden tot ongewilde schendingen van de privacy en vertrouwelijkheid op de werkvloer.”

Recht op ontkoppelen

Het recht op ontkoppelen is verankerd in de arbeidswetgeving. Maar het blijft een vaag gegeven. “Wat doe je met een WhatsApp-groep tussen collega’s waarin tijdens de vrije tijd berichten worden uitgewisseld over bijvoorbeeld de geboorte van een kleinkind? Hoewel dit niet werkgerelateerd is, voel je misschien toch de druk om te reageren. Het zou ongepast zijn om die persoon niet te feliciteren. Tegelijk word je ongevraagd opnieuw ‘getransporteerd’ in je werkomgeving”, aldus Mariek. “Vroeger waren de grenzen tussen werk en privé duidelijk afgebakend. Nu we altijd online zijn, vervagen die.”

Zijn individuen zelf verantwoordelijk voor het bewaken van die grens of moeten we een context creëren die hierbij helpt? “Mijn advies is om binnen je organisatie goede afspraken te maken over wat wel en niet acceptabel is, bij voorkeur met input van de werknemers zelf. Daarnaast helpt het om alleen professionele communicatiekanalen zoals Teams te gebruiken voor werkgerelateerde communicatie. Door dit uit elkaar te halen, versterken we de scheiding tussen werk en privé.”


Eerste lijn voorbereiden op virus X

Kan onze eerste lijn een nieuwe pandemie de baas? Deze vraag vormde het startpunt voor het FiLi-Vi-X-project, een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, het UZA, het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en Radboudumc in Nijmegen. FiLi-Vi-x staat voor: het voorbereiden van eerstelijnsgezondheidswerkers in de Vlaamse gezondheidszorg op een onbekend virus, zeg maar ‘virus X’. Artsen en verpleegkundigen uit pre-hospitaal en spoedgevallendiensten  spelen hierin een cruciale rol en die paraatheid omvat vele uitdagingen. Uit de eerste resultaten blijkt dat er een grote nood is aan bewustwording en bijkomende opleiding. Met het ontwikkelen van een opleidingspakket willen de onderzoekers de eerste lijn ondersteunen en voorbereiden. Als model voor Virus X, gebruiken zij virale hemorragische koorts. Dit specifiek ziektebeeld behoort tot de high-impact pathogenen en vereist specifieke maatregelen en procedures.

Eerstelijnsgezondheidswerkers, waaronder huisartsen, ambulanciers en het personeel op spoedgevallendiensten, zullen de eersten zijn die met een nieuwe dreiging worden geconfronteerd. Het is essentieel dat zij goed opgeleid zijn en ongewone of hoogrisicosituaties herkennen en correct aanpakken. Want een gemiste diagnose kan snel tot een lokale uitbraak en zelfs verdere verspreiding leiden, ook binnen de zorginstelling. “Sinds 2014 bestaan al specifieke procedures en trainingen voor virale hemorragische koorts (VHK). Die focussen zich voornamelijk op het veilig transporteren van hoogrisicopatiënten en decontaminatie van de opvangruimte, maar dat zijn eigenlijk de laatste stappen in de responsketen”, zegt projectcoördinator van het FiLi-Vi-X-onderzoek dr. Annelies Mondelaers. “De eerste stap is het herkennen van een risicovolle situatie. Wanneer er vermoeden is van een patiënt met een hoogbesmettelijke infectieziekte, is het belangrijk dat hierop adequaat wordt gereageerd door extra informatie in te winnen en alarm te slaan bij de juiste instanties, zodat verdere verspreiding wordt voorkomen. Die vaardigheden willen we met dit project aanreiken aan de eerstelijnsgezondheidswerkers.”

Eerste resultaten

FiLi-Vi-X staat voor het voorbereiden van eerstelijnsgezondheidswerkers in de Vlaamse gezondheidszorg op ‘virus X’. Het project startte in september 2023 en is een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA), het Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen (ITG) en de Radboudumc in Nijmegen. “In de eerste fase van het project onderzochten we hoe het momenteel gesteld is met de kennis, houding en ervaring op de werkvloer met betrekking tot de huidige richtlijnen in België rond preventie en aanpak van patiënt met (vermoeden van) virale hemorragische koorts.”, gaat dr. Annelies Mondelaers verder. “Via het uitsturen van een uitgebreide vragenlijst naar de eerstelijnsgezondheidswerkers en de organisatie van focusgroepdiscussies met diverse stakeholders, waaronder de verschillende beroepsverenigingen van artsen, verpleegkundigen en ambulanciers, onderwijsdeskundigen, gezondheidsautoriteiten, defensie, de noodcentrale 112, ITG en Artsen zonder Grenzen, werd een duidelijk beeld verkregen over de belangrijkste leernoden, gewenste leermethoden en praktische drempels bij het volgen van een opleiding rond VHK. De resultaten van de bevraging geven aan dat bijkomende opleiding en informatie noodzakelijk is. Het is tijd voor actie.”

Zichtbaarheid en bewustwording

Wie op korte termijn al concreet met het thema aan de slag wil, kan in augustus een vijfdaagse internationale opleiding volgen. “Na de succesvolle pilooteditie in 2023 organiseren we een tweede editie van de zomercursus Pandemic Preparedness in samenwerking met onze IDEALiTER-partners. We nodigen hiervoor experten uit van over heel Europa en maken gebruik van innovatieve onderwijsmethoden”, aldus dr. Annelies Mondelaers. “De cursus gaat door van 26 tot 30 augustus op de UAntwerpen. We zijn ook aanwezig ook op tal van nationale en internationale congressen om de zichtbaarheid en het netwerk van het project te vergroten en het belang van pandemische paraatheid te benadrukken. De uitrol en verdere valorisatie van het opleidingspakket binnen de context van pandemische paraatheid zien wij niet enkel binnen Vlaanderen/België, maar ook op Europees niveau waar ook een sterke vraag is naar dergelijke trainingen/opleidingen.”

Meer info over de zomercursus Pandemic Preparedness? Klik hier.


Ben je verzekerd voor schuldig verzuim?

Het aantal zaken dat als schuldig verzuim wordt ingeleid, neemt de laatste jaren toe. Heel wat verzekeringspolissen sluiten dit uit waardoor je als verpleegkundige niet gedekt bent en dus volledig zelf instaat voor de juridische stappen en kosten. Met de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van NETWERK VERPLEEGKUNDE is dat niet zo, tenminste wanneer het gaat om schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout. Em. prof. dr. Jan Vande Moortel en juridisch expert Dimitri De Glas lichten dit toe.

Het Belgische strafwetboek maakt een onderscheid tussen onopzettelijke doodslag of slagen en verwondingen, opzettelijke doodslag of slagen en verwondingen, en schuldig verzuim. Net als de meeste verzekeringen, dekt de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van NETWERK VERPLEEGKUNDE in geen geval enige vorm van opzettelijke doodslag of slagen en verwondingen. Waarin de BA-verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE verschilt van andere polissen, is dat die wel schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout dekt. Em. prof. dr. Jan Vande Moortel legt uit: “Het parket kan schuldig verzuim op twee manieren interpreteren. Er bestaat schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout en opzettelijk schuldig verzuim, waarbij de persoon doelbewust weigert iemand te helpen. In de meeste gevallen gaat het bij schuldig verzuim om het verkeerd inschatten van een situatie. Bijvoorbeeld, je oordeelt als verpleegkundige dat de toestand van de patiënt geen ziekenhuisopname vergt, terwijl dit wel nodig was. Denk aan iemand die in een woonzorgcentrum op zijn hoofd valt na het gebruik van een tillift. De persoon lijkt oké maar bezwijkt alsnog ten gevolge van een hersenbloeding. Wanneer er sprake is van schuldig verzuim door een inschattingsfout ben je met NETWERK VERPLEEGKUNDE wel verzekerd.”

Evolutie in interpretatie

De laatste jaren zien we een verschuiving in de manier waarop het parket naar bepaalde situaties kijkt. “Het parket oordeelt nu vaker dat iemand geen adequate hulp bood, waardoor het aantal zaken die worden ingeleid als schuldig verzuim, toeneemt”, vult Dimitri De Glas aan. Als verpleegkundige is hij onder meer werkzaam op de dienst spoedgevallen in het AZ Sint-Jan in Brugge en ondersteunt er ook de juridische dienst. “Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn we ermee vertrouwd dat gerechtelijke experts in de verpleegkunde worden aangesteld. Bij een juridisch conflict wordt vaak een comité van deskundigen samengesteld, met onder meer een arts maar zonder verpleegkundige. Bij NETWERK VERPLEEGKUNDE betrekken we altijd een verpleegkundig expert, wat een verschil maakt voor de cliënt.”

Een voorbeeld hiervan is een casus waarbij een verpleegkundige verantwoordelijk werd gehouden voor het niet opbellen van een neurochirurg in het weekend om mee te delen dat de toestand van een patiënt verslechterde. Er was nood aan een dringende operatie. De verpleegkundige had wel de arts-assistent van wacht geïnformeerd. De aangestelde arts-deskundige die de zaak analyseerde, besloot dat de verpleegkundige de neurochirurg had moeten opbellen en dus in de fout was gegaan. Als juridisch expert in deze casus ging Dimitri na wat de normale manier van werken was in die specifieke zorginstelling: “De zorginstelling had een goed wachtsysteem uitgebouwd. Volgens die procedure had de verpleegkundige de arts-assistent van wacht moeten opbellen, wat ook gebeurd is. Het was de taak van de arts-assistent van wacht om de neurochirurg in te lichten. Wanneer je in zo’n geval geen verpleegkundig expert in het comité van deskundigen hebt, worden zulke elementen vaak over het hoofd gezien. Heel wat verzekeraars, advocaten en zelfs artsen zijn hier niet van op de hoogte. Met de BA-verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE ben je dus beter beschermd.” Een bijkomend voordeel van de verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE is dat je al een tussenkomst van een advocaat mag vragen voorafgaand aan een procedure, zodat een bemiddeling kan worden opgestart. Bij andere verzekeraars moet er een rechtszaak of proces-verbaal zijn voor je een advocaat kan inschakelen. “Een bemiddeling kan tot resultaat hebben dat de verzekeringsmaatschappij een schadevergoeding uitbetaalt, zodat geen procedure door de patiënt en/of familie moet opgestart worden. Het kan dus een goed alternatief zijn dat minder lang duurt en minder ingrijpend is voor de betrokken verpleegkundige.”


Grensoverschrijdend gedrag: hoe pak je het aan?

door An Ravelingien

 

Lydia is een ervaren thuisverpleegkundige. Voor het eerst in twintig jaar overweegt ze om haar job te stoppen[1]. Ze voelt zich emotioneel uitgeput. Al weken verzorgt ze dagelijks een ernstig behoeftige patiënte. De patiënte stelt geen problemen, maar haar partner wel. Die man, die als mantelzorger heel liefdevol en nauwgezet voor zijn vrouw zorgt, stelt zich verbaal agressief op tegen Lydia. Op alles wat ze doet, heeft hij kritiek. Bij het minste haalt hij naar haar uit. Van bij het begin gaf Lydia haar grenzen aan en uitte de wens om met respect behandeld te worden. Ondanks zijn belofte om eraan te werken, verandert de situatie niet. Bij elk huisbezoek voelt ze de angst en stress toenemen, en merkt ze dat ze zo niet verder kan. Wat kan ze doen?

  1. Stel je grenzen

Grensoverschrijdend gedrag gaat over gedrag van een ander dat jou (on)bewust materiële, fysieke, mentale of emotionele schade toebrengt of dreigt toe te brengen. Wat als grensoverschrijdend ervaren wordt, is hoogstpersoonlijk en hangt af van je eigen waarden en normen. Lydia heeft alvast een eerste belangrijke stap genomen door aan te geven waar voor haar de grens ligt.

  1. Zoek steun

Wanneer je grensoverschrijdend gedrag ervaart, is het belangrijk dat je snel steun vindt in je organisatie of bij je collega’s. In dit verhaal lijkt Lydia er alleen voor te staan. Nochtans heeft de leidinggevende een essentiële rol, meent Petra Brabant. Zij is stafmedewerker patiëntveiligheid in AZ Delta en werkte er mee aan een beleid rond grensoverschrijdend gedrag. “Die eerste emotionele en praktische opvang is cruciaal voor het herstelproces en gebeurt het best zo snel mogelijk na het incident. In een veilige context gehoor geven aan wat het slachtoffer meemaakt en begrip tonen, zijn belangrijke vormen van erkenning en duidelijke signalen dat je je verantwoordelijkheid opneemt. Het kan overigens helpen om traumatische klachten te voorkomen. Tijdens die opvang kan ook gekeken worden of er eventuele verdere stappen moeten genomen worden. Wie neemt contact op met de dader? Welke nazorg heeft het slachtoffer nodig? Elke casus is anders. Wat voor de ene persoon als steun aanvoelt, is mogelijks niet zo voor de andere. Bovendien is de ene vorm van grensoverschrijdend gedrag is de andere niet. Ernstige incidenten – met een grote impact op het slachtoffer – moeten niet alleen gekend zijn binnen de organisatie, maar vergen mogelijks ook juridische opvolging.”

  1. Ga in dialoog

“Het is daarnaast ontzettend belangrijk om in dialoog te gaan met de persoon die grensoverschrijdend gedrag stelt over het waarom van zijn gedrag”,  vindt Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van onder meer NETWERK VERPLEEGKUNDE. “Zijn agressie is er niet zomaar, er zitten heel wat behoeftes en frustraties onder[2]. Je kan je voorstellen dat zijn rol als mantelzorger hier voor iets tussen zit. Kan het gesprek ook gaan over welke ondersteuning hij zelf nodig heeft? Er bestaan heel wat gesprekstechnieken die kunnen helpen om te de-escaleren en het gesprek om te buigen naar iets constructiefs. We moeten voor ogen houden dat zijn reacties signalen zijn dat er iets onderliggend scheelt.”

De rol van de leidinggevende is ook hierin belangrijk, vindt Heidi Diet, juridisch en strategisch coördinator in AZ Delta. “Er moet duidelijk gemaakt worden dat een grens overschreden is. De man moet beseffen wat het effect van dat gedrag is op de zorgverlener, en in dit geval ook op de patiënt. Zijn gedrag is niet alleen belastend voor Lydia, ook zijn vrouw is slachtoffer. Het verhindert namelijk goede zorgverlening. Is die man zich daarvan bewust? En weet hij dat er grenzen zijn aan wat we tolereren? Als de leidinggevende van Lydia die grens duidelijk communiceert, is dat een belangrijke vorm van steun.”

  1. Maak duidelijke afspraken

Tijdens het gesprek kan je ook afspraken maken over het verdere verloop van de zorgverlening en  welke stappen er eventueel volgen bij een nieuw incident. “Het is goed om dingen op papier te zetten”, meent Heidi. “Zo kan je er op een later moment naar verwijzen. Idealiter heb je ook afspraken binnen de organisatie waarnaar je kan teruggrijpen. Evengoed zijn er situaties waarbij de patiënt zelf grensoverschrijdend gedrag stelt en zijn eigen zorg onmogelijk maakt. Ook daar is het belangrijk om afspraken te maken over wat wel en niet getolereerd wordt. Een patiënt heeft rechten, maar ook plichten. Dat laatste wordt soms te weinig belicht.”

Afhankelijk van de ernst van het gedrag kunnen mogelijks de politie en het parket ingeschakeld worden. “Een belangrijke bedenking bij deze casus is namelijk dat de man misschien evenzeer agressief is  tegenover de patiënt”, zegt Heidi nog. “In hoeverre kan de patiënt zich hiertegen verdedigen? Is ze zelf ook slachtoffer? Dat zou in verder onderzoek aan bod komen.”

Meer weten?

Icoba. Tijd voor agressiebeleid. Werkboek voor medewerkers en beleidsmakers. 2023, Icoba – VSPF vzw.

Rosenberg MB. Geweldloze communicatie: ontwapenend, doeltreffend en verbindend. 2011, Leminiscaat BV.

 

[1] Om de privacy van de persoon te waarborgen, gebruiken we een pseudoniem.

[2] Roose J. Moeilijke mensen bestaan niet. Iedereen fantastig. (Eigen beheer)


Minder ziekteverzuim en meer werkplezier door gezondheidspromotie van medewerkers

Met een Gezondheidshuis voor het eigen personeel realiseert het UZ Brussel een primeur in ons land. Het neemt namelijk een eerste stap naar meer preventieve geneeskunde door de gezondheidsscore van medewerkers in kaart te brengen en op te volgen. Het doel? Inzetten op gedragsveranderingen die een gezonde levensstijl promoten. Het Brusselse ziekenhuis zet hiermee de traditionele zorgbenadering op zijn kop.

Dat het UZ Brussel niet om innovatie verlegen zit, is al langer bekend. Het universitaire ziekenhuis trekt wel vaker de kar als het om nieuwe technieken en methodieken gaat. Zo ook met zijn Gezondheidshuis. Dit huis wil namelijk de gezondheid van eigen medewerkers in kaart brengen via een gezondheidsscore en hen begeleiden naar een meer gezonde levensstijl. “Vandaag is veel te doen om gezond leven, maar dit wordt meestal niet holistisch en vanuit de wetenschap benaderd”, legt innovatiemanager Sonia Van Dooren uit. “Veel initiatieven zijn medisch gericht en omvatten niet alle domeinen waar wij op willen inzetten. Het psychosociale luik valt bijvoorbeeld vaak uit de boot. Nochtans is dat een heel belangrijk aspect, want we willen een gedragsverandering bereiken bij mensen die hun eigen gezondheid willen bevorderen. Met medisch advies alleen kom je er niet.”

Nood aan paradigmashift

Het UZ Brussel streeft ernaar zoveel mogelijk van de ruim 4.200 medewerkers te betrekken in het Gezondheidshuis. “Daarom kiezen we voor een digitale intake via een online vragenlijst, in combinatie met een bloedanalyse”, aldus Van Dooren. “Hoe meer mensen in het pilootproject stappen, hoe meer data we kunnen verzamelen. Zo is de selectiebias kleiner en verwerven we betere inzichten.” Met artificiële intelligentie zal het ziekenhuis die data analyseren en per medewerker een gezondheidsscore opstellen. Van daaruit zal dan, na een multidisciplinaire interpretatie en overleg tussen de onderzoekende zorgverleners, een specifiek traject per persoon aangeboden worden.

Hoewel het Gezondheidshuis niet het enige initiatief is in België – verschillende bedrijven zetten ook in op gezondheidsverbetering bij hun medewerkers – is het wel het enige dat zo’n brede, alomvattende aanpak vooropstelt. CEO Marc Noppen: “We weten dat de gezondheid van werknemers een invloed heeft op ziekteverzuim, werkplezier en motivatie. Er is dus een noodzaak om ons denkkader te veranderen en meer in te zetten op gezondheidspromotie en ziektepreventie. Als je weet dat in de zorgsector meer dan tien procent van de werknemers ziek thuis zit en je zou erin slagen dat cijfer te halveren, dan los je ineens een groot deel van de personeelstekorten op. Ons gezondheidssysteem is momenteel voor 98 procent geënt op het behandelen van mensen en slechts voor twee procent op gezondheidsbevordering en preventie. Deze laatste omvat dan nog vooral vaccinatie en neonatale screening. Nochtans zit er een businesscase in gezondheidspromotie en preventie.”

Veranderingen in levensstijl

In het pilootproject is het Gezondheidshuis niet noodzakelijk op zoek naar ziektepatronen die er eventueel al zouden zijn bij de deelnemers. Wel mikt het op de gemiddelde mens die van zichzelf denkt dat hij gezond is. “Bij die personen willen we op zaken letten waarvan we nu al weten dat ze een heel belangrijke impact hebben op hun latere gezondheidsparcours”, gaat Noppen verder. “Deze elementen zijn voeding, beweging, al dan niet roken, alcoholgebruik, lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling. Ze vallen feitelijk buiten de geneeskunde en hebben quasi volledig te maken met gedrag. Vandaar dat we zo hameren op het psychosociale aspect in het onderzoek om mensen te begeleiden naar blijvende veranderingen in hun leefgewoontes.”

De kwaliteit van het medisch apparaat in België is dan wel behoorlijk, de gezondheidsparameters van onze bevolking zijn een ander verhaal. “We scoren het slechtst in Europa als het op beweging aankomt. Zo’n 55 procent van de Belgen kampt met overgewicht en 46 procent van onze calorieën bestaat uit ultrabewerkte voeding. De combinatie van die factoren maakt dat de gezonde levensverwachting van de Belg 60 jaar is, maar we worden gemiddeld wel 84 jaar oud. Ter vergelijking, de gezonde levensverwachting van de Zweed is 70 jaar. Dat stemt tot nadenken”, zegt Noppen.

Bredere ondersteuning nodig

Gezondheidspromotie is in België niet gereglementeerd en er bestaat geen RIZIV-terugbetaling voor. Van Dooren: “Het gevolg is dat zowat iedereen zich gezondheidscoach mag noemen. Dat is niet zonder risico, vandaar dat wij het onderzoek wetenschappelijk, kwalitatief en holistisch benaderen.” Om structureel iets te veranderen, is een bredere ondersteuning nodig, ook vanuit de politiek. Minder beschavingsziekten en langer gezond ouder worden betekenen minder druk op de ziekenhuizen en op de lange termijn lagere kosten voor de gezondheidszorg. Volgens Noppen is gezondheid niet alleen de bevoegdheid van volksgezondheid, maar tevens van bijna alle andere beleidsdomeinen (Health in All Policies): “We moeten vermijden in toestanden zoals het Verenigd Koninkrijk te belanden, waar het NHS (National Health Service) de immense wachtrijen niet meer weggewerkt krijgt. Daar spenderen ze intussen zes procent van het BBP aan gezondheidspromotie. Bij ons is dat slechts twee procent.”

Daarnaast is er op het vlak van opleidingen nog werk aan de winkel. Gezond leven, inclusief een gezonde voeding, maakt te weinig deel uit van het curriculum binnen de medische opleidingen. “Alles is gericht op diagnose en behandeling. Daarom wensen we in dit project niet alleen samen te werken met bedrijven om ons te ondersteunen, maar eveneens met de VUB en de Erasmushogeschool Brussel om dat leertraject aan te pakken. We hopen met het Gezondheidshuis een proof of concept uit te werken dat aantoont dat er een duidelijke businesscase is om aan ziektepreventie te doen.”

Foto: ©Peter De Schryver


Leven met hiv: “het stigma is dodelijker dan het virus”

Zo’n veertig jaar geleden maakte de wereld kennis met aids. In vier decennia evolueerde de medische aanpak ten goede voor mensen die besmet zijn met het hiv-virus. Zo staat een hiv-infectie niet meer voor een doodsvonnis, maar kan je er oud mee worden mits een correcte behandeling. Werd leven met hiv er dan eenvoudiger op? Volgens Bea Van Der Gucht, arts en bezieler van het boek ‘Leven met hiv’, niet: “Mensen lijden nog te veel onder de vooroordelen en het stigma errond.”

De levensverwachting van mensen met hiv nam de laatste jaren spectaculair toe. Dit komt onder meer door de beschikbare hiv-medicatie, een betere opsporing en een snellere behandeling. Toch is er ruimte om de kwaliteit van leven voor deze mensen te verbeteren. “Alles heeft te maken met het stigma en de vooroordelen die vandaag nog heersen”, zegt dr. Bea Van Der Gucht. Ze werkte jarenlang als arts op het Hiv-referentiecentrum van het UZ Gent en begeleidt vandaag nog steeds mensen met hiv. “De medische wereld is erin geslaagd om met medicatie de virale lading bij een hiv-besmetting aanzienlijk te verlagen tot een ondetecteerbaar niveau, waardoor het virus niet meer overdraagbaar is bij seksueel contact. Het gebruik van een condoom is daarom niet meer noodzakelijk.”

Te weinig kennis bij zorgprofessionals

Mensen met hiv leven langer. In België is bijna de helft van deze personen 50 jaar of ouder. Dit leidt ertoe dat hiv nu voorkomt op plaatsen waar dit vroeger niet het geval was. Denk aan woonzorgcentra. Dr. Van Der Gucht: “Jammer genoeg zien we dat er in de zorgsector, net als in de bredere samenleving, nog heel wat onwetendheid bestaat rond het virus. Zo leven er nog veel vooroordelen. Het zijn heus niet alleen promiscue mannen die seks hebben met andere mannen die leven met hiv. Meer dan de helft[1] van de mensen met hiv is heteroman of -vrouw. Daarnaast is er in bepaalde settings, zoals woonzorgcentra, te weinig kennis over de risico’s van overdracht. Daar durven sommige zorgverleners deze mensen niet vastnemen voor een knuffel. Nog steeds zijn er tandartsen die mensen met hiv weigeren, terwijl ze nochtans dezelfde procedures moeten volgen zoals bij eender welke andere cliënt.”

Verzwijgen voor de omgeving

Vanuit haar persoonlijke, jarenlange ervaring schreef dr. Van Der Gucht een boek met getuigenissen van mensen met hiv en met interviews van deskundigen over onder meer de zoektocht naar genezing, nieuwe perspectieven, de geschiedenis van de epidemie en een interview met de ‘London patient’, die effectief genezen is van hiv. “In eerste instantie is ‘Leven met hiv’ bedoeld voor zij die met hiv leven. Nog te vaak verzwijgen ze hun status voor hun omgeving, uit angst voor afwijzing, soms zelfs op consultatie bij artsen”, zegt ze. “Toch is dit relevante medische informatie. Waarom zouden ze die moeten verzwijgen?” Naast de getuigenissen bevat het boek een belangrijk informatief luik, nuttig voor zorgprofessionals die zich beter willen informeren. Binnen zorginstellingen is meer communicatie nodig over het virus. De angst om besmet te geraken door normale medische handelingen is ongegrond. Werk je als zorgprofessional met bloedproducten, dan doe je dat met steriele materialen en handschoenen, ongeacht de patiënt. Door het gebrek aan kennis denken artsen trouwens niet altijd aan hiv bij bepaalde symptomen en blijft de diagnose uit, met mogelijk nefaste gevolgen. Ik pleit dus voor meer openheid en vertrouwen, een meer humane houding tegenover mensen met hiv en betere communicatie, waarin geen plaats is voor stigmatisering en discriminatie.”

Je kan het boek ‘Leven met hiv’ bestellen via deze link.

[1] Bron: sensoa.be/hiv-belgie-feiten-en-cijfers

Cijfers rond hiv in België1

  • In 2022 werden in België 18.083 mensen met hiv medisch opgevolgd.
  • Elke dag kregen zo’n 1,63 mensen een hiv-diagnose, wat neerkomt op 597 nieuwe diagnoses in 2022.
  • 934 personen gebruikten PrEP in 2022.
  • 49 procent van de mensen in behandeling is 50 jaar of ouder.
  • 51 procent van de besmette personen is heteroman of -vrouw.


Eerste inloophuis verwelkomt ouders met pril zwangerschapsverlies

Wereldwijd krijgt een op de tien vrouwen te maken met pril zwangerschapsverlies. In België spreken de cijfers over een op de zes vrouwen[1]. Bijna iedereen krijgt er van dichtbij of veraf mee te maken. Toch is de begeleiding na het verlies vandaag beperkt tot de gynaecoloog. Daarna blijven ouders in de kou staan. Depressie, angststoornissen en posttraumatisch stresssyndroom zijn niet zelden het gevolg. Met het eerste inloophuis voor zwangerschapsverlies zet Kinderwens vzw in op effectieve preventie van die gevolgen.

Onderzoek toont aan dat de impact van pril zwangerschapsverlies onderschat worden. Dat weet ook oprichter van het Kinderwens ExpertiseNetwerk Shanti Van Genechten. “Over het verlies van een kind later in de zwangerschap of tijdens de bevalling wordt meer gesproken dan over het prille verlies tijdens de eerste twaalf weken. Ouders staan met lege handen. In ons eerste inloophuis voor zwangerschapsverlies in Geel kunnen ze terecht voor groepstherapie, om informatie te krijgen, vragen te stellen, een boek te lezen of om er gewoon te zijn.”

Het inloophuis is er voor vrouwen en mannen, voor grootouders en ook voor hulpverleners. “Verpleegkundigen zijn de belangrijkste spilfiguren om mee te hebben in het verhaal”, beaamt Shanti. “Ze zijn een vertrouwenspersoon voor de ouders, staan dicht bij de mens en zien waar hulp nodig is. Wanneer ze mensen opvangen na een zwangerschapsverlies of bij een volgende zwangerschap kunnen ze attent zijn op de signalen van depressie en angst. Weet dat ouders bij ons terecht kunnen en leid hen gerust naar ons toe.”

Warme vrijwilligers

Verpleegkundigen kunnen in het inloophuis en bij het expertisenetwerk terecht als ze meer willen weten over hoe ze ouders benaderen en ondersteunen bij zwangerschapsverlies. “In onze lezingen bieden we handvaten aan de omgeving. Wat doe je als ouders je vertellen over hun nachtmerries of zich sociaal isoleren? Een verpleegkundige heeft de voelsprieten om te zien waar het mis gegaan is of wanneer mensen na jaren nog vast zitten in het rouwproces. Vandaag vinden ouders vaak te laat hulp. Verpleegkundigen kunnen hen helpen om niet door de mazen van het net te glippen.”

Verpleegkundigen met een warm hart die een stapje verder willen gaan, zijn steeds welkom in het inloophuis als vrijwilliger. “Vandaag is er al een psychiatrisch verpleegkundige die op vrijwillige basis de groepstherapie begeleidt. Om met ons inloophuis een plek te geven aan ouders tijdens een precaire periode zijn we op zoek naar vrijwilligers met een achtergrond in de zorg. Wij voorzien een korte vorming, waarna je bezoekers kan informeren. Misschien kunnen we zo na, ons inloophuis in Geel, ook in andere provincies aan de slag.”

Bestaansrecht

Shanti geeft nog enkele tips hoe je iets kan betekenen voor wie met zwangerschapsverlies te maken krijgt. “Geef mensen bestaansrecht als ouder door met respect om te gaan met hun verlies. Vraag hen naar hun dromen en de naam van het kindje. Zinnen als ‘volgende keer beter’, ‘je lichaam was er niet klaar voor’ of ‘je bent nog jong’ laat je beter achterwege.” Dat woorden ertoe doen, weet Shanti als geen ander. Ze lanceerde in Vlaanderen enkele jaren geleden zelf de term zwangerschapsverlies in plaats van miskraam.

[1] https://factcheck.vlaanderen/factcheck/een-op-tien-vrouwen-geconfronteerd-met-zwangerschapsverlies


Evidencebased informatie aan je vingertoppen

In de praktijk valt op dat evidencebased medicine steeds meer verschuift richting evidencebased practice. Want wat je dagelijks op de werkvloer toepast gaat breder  dan wetenschappelijke inzichten. Ook expertise en ervaring spelen een rol. Om evidencebased bronnen te raadplegen bestaat in België een heel netwerk aan informatie, waartoe je via het NETWERK VERPLEEGKUNDE-lidmaatschap gratis toegang hebt.

Welke kanalen zijn er?

Bronnen worden gerangschikt volgens de kennispiramide (zie figuur.) Hoe dichter bij de top, hoe meer samengevat en snel raadpleegbaar de evidentie is. We onderscheiden volgende kennisnetwerken:

  • PubMed: hier vind je klinische studies terug. Dit kanaal wordt vaak gebruikt in het onderwijs, waar je zelf moet beoordelen of een publicatie al dan niet waardevol is.
  • Cochrane Library en JBI: deze twee instituten screenen onderwerpen op zoek naar nuttige wetenschappelijke bronnen en vatten deze informatie samen in een systematische review.
  • Minerva: dit orgaan beoordeelt de relevantie van de samenvattingen van klinische studies.
  • DynaMed en Ebpracticenet: deze point-of-carebronnen en richtlijnen zijn eenvoudig en snel te raadplegen tijdens consultaties. Let op, DynaMed biedt enkel Engelstalige bronnen aan.
  • Cebam Evidence Linker: deze tool bestaat voorlopig enkel voor huisartsen en biedt snelle elektronische ondersteuning tot evidencebased bronmateriaal via hun softwarepakket.
  • Gezondheid & Wetenschap en de app Zoek Gezond: deze tool kadert binnen patient empowerment en biedt correcte wetenschappelijke informatie op mensenmaat.

Je hebt toegang tot al deze bronnen via cdlh.be. Je vindt er alle nodige links en informatie. Via je lidmaatschap bij NETWERK VERPLEEGKUNDE heb je ook toegang tot e-books, de belangrijkste wetenschappelijke journals, wetenschappelijke taalhulpmiddelen, …

Hoe ga je te werk?

Begin zo hoog mogelijk op de kennispiramide. Dan volstaat vaak één zoekterm om je naar de juiste en makkelijk toepasbare informatie te leiden.

  • Log je in met itsme® via cdlh.be.
  • Vervolledig je profiel door rechts bovenaan op je naam te klikken en duid bij ‘discipline’ aan dat je verpleegkundige bent. Zo bieden de zoekmachines nog meer gerichte informatie aan.
  • Op de homepage staan aan de linkerzijde bovenaan duidelijke links naar de point-of-carebronnen. Die heb je nodig om snel informatie op te zoeken.
  • Klik op Ebpracticenet, log in en typ in de zoekbalk bijvoorbeeld ‘decubitus’. Alle beschikbare bronnen verschijnen en je kan verder filteren op basis van je zorgberoep en brontype. Wanneer je een tekst opent, zie je duidelijke links en tussentitels om te navigeren in het document. De originele documenten staan ook gelinkt en er wordt steeds een indicatie gegeven of een bron al dan niet sluitend bewijs levert. Het overzicht van de bronnen blijft altijd aan de rechterzijde.
  • Vind je de informatie niet via Ebpracticenet? Neem een kijkje op DynaMed. Deze informatie is vaak gericht naar de tweede lijn. Via je account kan je bepaalde topics volgen, interessant voor verpleegkundig specialisten die over hun expertise op de hoogte willen blijven van nieuwe evidentie.
  • Nog een point-of-carebron is Nursing Reference Center Plus. Ook dit is een Engelstalige bron die niet altijd specifiek toepasbaar is op de Belgische context. De teksten houden wel rekening met de verpleegkundige praktijk en vaardigheden, vaak ondersteund met video’s. De quick lessons geven je de feiten, aandachtspunten en advies over wat je een zorgvrager kan vertellen. De evidencebased care sheets zijn handige samenvatting van wat de literatuur vertelt en wat toepasbaar is voor verpleegkundigen.