Grensoverschrijdend gedrag: hoe pak je het aan?

door An Ravelingien

 

Lydia is een ervaren thuisverpleegkundige. Voor het eerst in twintig jaar overweegt ze om haar job te stoppen[1]. Ze voelt zich emotioneel uitgeput. Al weken verzorgt ze dagelijks een ernstig behoeftige patiënte. De patiënte stelt geen problemen, maar haar partner wel. Die man, die als mantelzorger heel liefdevol en nauwgezet voor zijn vrouw zorgt, stelt zich verbaal agressief op tegen Lydia. Op alles wat ze doet, heeft hij kritiek. Bij het minste haalt hij naar haar uit. Van bij het begin gaf Lydia haar grenzen aan en uitte de wens om met respect behandeld te worden. Ondanks zijn belofte om eraan te werken, verandert de situatie niet. Bij elk huisbezoek voelt ze de angst en stress toenemen, en merkt ze dat ze zo niet verder kan. Wat kan ze doen?

  1. Stel je grenzen

Grensoverschrijdend gedrag gaat over gedrag van een ander dat jou (on)bewust materiële, fysieke, mentale of emotionele schade toebrengt of dreigt toe te brengen. Wat als grensoverschrijdend ervaren wordt, is hoogstpersoonlijk en hangt af van je eigen waarden en normen. Lydia heeft alvast een eerste belangrijke stap genomen door aan te geven waar voor haar de grens ligt.

  1. Zoek steun

Wanneer je grensoverschrijdend gedrag ervaart, is het belangrijk dat je snel steun vindt in je organisatie of bij je collega’s. In dit verhaal lijkt Lydia er alleen voor te staan. Nochtans heeft de leidinggevende een essentiële rol, meent Petra Brabant. Zij is stafmedewerker patiëntveiligheid in AZ Delta en werkte er mee aan een beleid rond grensoverschrijdend gedrag. “Die eerste emotionele en praktische opvang is cruciaal voor het herstelproces en gebeurt het best zo snel mogelijk na het incident. In een veilige context gehoor geven aan wat het slachtoffer meemaakt en begrip tonen, zijn belangrijke vormen van erkenning en duidelijke signalen dat je je verantwoordelijkheid opneemt. Het kan overigens helpen om traumatische klachten te voorkomen. Tijdens die opvang kan ook gekeken worden of er eventuele verdere stappen moeten genomen worden. Wie neemt contact op met de dader? Welke nazorg heeft het slachtoffer nodig? Elke casus is anders. Wat voor de ene persoon als steun aanvoelt, is mogelijks niet zo voor de andere. Bovendien is de ene vorm van grensoverschrijdend gedrag is de andere niet. Ernstige incidenten – met een grote impact op het slachtoffer – moeten niet alleen gekend zijn binnen de organisatie, maar vergen mogelijks ook juridische opvolging.”

  1. Ga in dialoog

“Het is daarnaast ontzettend belangrijk om in dialoog te gaan met de persoon die grensoverschrijdend gedrag stelt over het waarom van zijn gedrag”,  vindt Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van onder meer NETWERK VERPLEEGKUNDE. “Zijn agressie is er niet zomaar, er zitten heel wat behoeftes en frustraties onder[2]. Je kan je voorstellen dat zijn rol als mantelzorger hier voor iets tussen zit. Kan het gesprek ook gaan over welke ondersteuning hij zelf nodig heeft? Er bestaan heel wat gesprekstechnieken die kunnen helpen om te de-escaleren en het gesprek om te buigen naar iets constructiefs. We moeten voor ogen houden dat zijn reacties signalen zijn dat er iets onderliggend scheelt.”

De rol van de leidinggevende is ook hierin belangrijk, vindt Heidi Diet, juridisch en strategisch coördinator in AZ Delta. “Er moet duidelijk gemaakt worden dat een grens overschreden is. De man moet beseffen wat het effect van dat gedrag is op de zorgverlener, en in dit geval ook op de patiënt. Zijn gedrag is niet alleen belastend voor Lydia, ook zijn vrouw is slachtoffer. Het verhindert namelijk goede zorgverlening. Is die man zich daarvan bewust? En weet hij dat er grenzen zijn aan wat we tolereren? Als de leidinggevende van Lydia die grens duidelijk communiceert, is dat een belangrijke vorm van steun.”

  1. Maak duidelijke afspraken

Tijdens het gesprek kan je ook afspraken maken over het verdere verloop van de zorgverlening en  welke stappen er eventueel volgen bij een nieuw incident. “Het is goed om dingen op papier te zetten”, meent Heidi. “Zo kan je er op een later moment naar verwijzen. Idealiter heb je ook afspraken binnen de organisatie waarnaar je kan teruggrijpen. Evengoed zijn er situaties waarbij de patiënt zelf grensoverschrijdend gedrag stelt en zijn eigen zorg onmogelijk maakt. Ook daar is het belangrijk om afspraken te maken over wat wel en niet getolereerd wordt. Een patiënt heeft rechten, maar ook plichten. Dat laatste wordt soms te weinig belicht.”

Afhankelijk van de ernst van het gedrag kunnen mogelijks de politie en het parket ingeschakeld worden. “Een belangrijke bedenking bij deze casus is namelijk dat de man misschien evenzeer agressief is  tegenover de patiënt”, zegt Heidi nog. “In hoeverre kan de patiënt zich hiertegen verdedigen? Is ze zelf ook slachtoffer? Dat zou in verder onderzoek aan bod komen.”

Meer weten?

Icoba. Tijd voor agressiebeleid. Werkboek voor medewerkers en beleidsmakers. 2023, Icoba – VSPF vzw.

Rosenberg MB. Geweldloze communicatie: ontwapenend, doeltreffend en verbindend. 2011, Leminiscaat BV.

 

[1] Om de privacy van de persoon te waarborgen, gebruiken we een pseudoniem.

[2] Roose J. Moeilijke mensen bestaan niet. Iedereen fantastig. (Eigen beheer)


Minder ziekteverzuim en meer werkplezier door gezondheidspromotie van medewerkers

Met een Gezondheidshuis voor het eigen personeel realiseert het UZ Brussel een primeur in ons land. Het neemt namelijk een eerste stap naar meer preventieve geneeskunde door de gezondheidsscore van medewerkers in kaart te brengen en op te volgen. Het doel? Inzetten op gedragsveranderingen die een gezonde levensstijl promoten. Het Brusselse ziekenhuis zet hiermee de traditionele zorgbenadering op zijn kop.

Dat het UZ Brussel niet om innovatie verlegen zit, is al langer bekend. Het universitaire ziekenhuis trekt wel vaker de kar als het om nieuwe technieken en methodieken gaat. Zo ook met zijn Gezondheidshuis. Dit huis wil namelijk de gezondheid van eigen medewerkers in kaart brengen via een gezondheidsscore en hen begeleiden naar een meer gezonde levensstijl. “Vandaag is veel te doen om gezond leven, maar dit wordt meestal niet holistisch en vanuit de wetenschap benaderd”, legt innovatiemanager Sonia Van Dooren uit. “Veel initiatieven zijn medisch gericht en omvatten niet alle domeinen waar wij op willen inzetten. Het psychosociale luik valt bijvoorbeeld vaak uit de boot. Nochtans is dat een heel belangrijk aspect, want we willen een gedragsverandering bereiken bij mensen die hun eigen gezondheid willen bevorderen. Met medisch advies alleen kom je er niet.”

Nood aan paradigmashift

Het UZ Brussel streeft ernaar zoveel mogelijk van de ruim 4.200 medewerkers te betrekken in het Gezondheidshuis. “Daarom kiezen we voor een digitale intake via een online vragenlijst, in combinatie met een bloedanalyse”, aldus Van Dooren. “Hoe meer mensen in het pilootproject stappen, hoe meer data we kunnen verzamelen. Zo is de selectiebias kleiner en verwerven we betere inzichten.” Met artificiële intelligentie zal het ziekenhuis die data analyseren en per medewerker een gezondheidsscore opstellen. Van daaruit zal dan, na een multidisciplinaire interpretatie en overleg tussen de onderzoekende zorgverleners, een specifiek traject per persoon aangeboden worden.

Hoewel het Gezondheidshuis niet het enige initiatief is in België – verschillende bedrijven zetten ook in op gezondheidsverbetering bij hun medewerkers – is het wel het enige dat zo’n brede, alomvattende aanpak vooropstelt. CEO Marc Noppen: “We weten dat de gezondheid van werknemers een invloed heeft op ziekteverzuim, werkplezier en motivatie. Er is dus een noodzaak om ons denkkader te veranderen en meer in te zetten op gezondheidspromotie en ziektepreventie. Als je weet dat in de zorgsector meer dan tien procent van de werknemers ziek thuis zit en je zou erin slagen dat cijfer te halveren, dan los je ineens een groot deel van de personeelstekorten op. Ons gezondheidssysteem is momenteel voor 98 procent geënt op het behandelen van mensen en slechts voor twee procent op gezondheidsbevordering en preventie. Deze laatste omvat dan nog vooral vaccinatie en neonatale screening. Nochtans zit er een businesscase in gezondheidspromotie en preventie.”

Veranderingen in levensstijl

In het pilootproject is het Gezondheidshuis niet noodzakelijk op zoek naar ziektepatronen die er eventueel al zouden zijn bij de deelnemers. Wel mikt het op de gemiddelde mens die van zichzelf denkt dat hij gezond is. “Bij die personen willen we op zaken letten waarvan we nu al weten dat ze een heel belangrijke impact hebben op hun latere gezondheidsparcours”, gaat Noppen verder. “Deze elementen zijn voeding, beweging, al dan niet roken, alcoholgebruik, lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling. Ze vallen feitelijk buiten de geneeskunde en hebben quasi volledig te maken met gedrag. Vandaar dat we zo hameren op het psychosociale aspect in het onderzoek om mensen te begeleiden naar blijvende veranderingen in hun leefgewoontes.”

De kwaliteit van het medisch apparaat in België is dan wel behoorlijk, de gezondheidsparameters van onze bevolking zijn een ander verhaal. “We scoren het slechtst in Europa als het op beweging aankomt. Zo’n 55 procent van de Belgen kampt met overgewicht en 46 procent van onze calorieën bestaat uit ultrabewerkte voeding. De combinatie van die factoren maakt dat de gezonde levensverwachting van de Belg 60 jaar is, maar we worden gemiddeld wel 84 jaar oud. Ter vergelijking, de gezonde levensverwachting van de Zweed is 70 jaar. Dat stemt tot nadenken”, zegt Noppen.

Bredere ondersteuning nodig

Gezondheidspromotie is in België niet gereglementeerd en er bestaat geen RIZIV-terugbetaling voor. Van Dooren: “Het gevolg is dat zowat iedereen zich gezondheidscoach mag noemen. Dat is niet zonder risico, vandaar dat wij het onderzoek wetenschappelijk, kwalitatief en holistisch benaderen.” Om structureel iets te veranderen, is een bredere ondersteuning nodig, ook vanuit de politiek. Minder beschavingsziekten en langer gezond ouder worden betekenen minder druk op de ziekenhuizen en op de lange termijn lagere kosten voor de gezondheidszorg. Volgens Noppen is gezondheid niet alleen de bevoegdheid van volksgezondheid, maar tevens van bijna alle andere beleidsdomeinen (Health in All Policies): “We moeten vermijden in toestanden zoals het Verenigd Koninkrijk te belanden, waar het NHS (National Health Service) de immense wachtrijen niet meer weggewerkt krijgt. Daar spenderen ze intussen zes procent van het BBP aan gezondheidspromotie. Bij ons is dat slechts twee procent.”

Daarnaast is er op het vlak van opleidingen nog werk aan de winkel. Gezond leven, inclusief een gezonde voeding, maakt te weinig deel uit van het curriculum binnen de medische opleidingen. “Alles is gericht op diagnose en behandeling. Daarom wensen we in dit project niet alleen samen te werken met bedrijven om ons te ondersteunen, maar eveneens met de VUB en de Erasmushogeschool Brussel om dat leertraject aan te pakken. We hopen met het Gezondheidshuis een proof of concept uit te werken dat aantoont dat er een duidelijke businesscase is om aan ziektepreventie te doen.”

Foto: ©Peter De Schryver


Leven met hiv: “het stigma is dodelijker dan het virus”

Zo’n veertig jaar geleden maakte de wereld kennis met aids. In vier decennia evolueerde de medische aanpak ten goede voor mensen die besmet zijn met het hiv-virus. Zo staat een hiv-infectie niet meer voor een doodsvonnis, maar kan je er oud mee worden mits een correcte behandeling. Werd leven met hiv er dan eenvoudiger op? Volgens Bea Van Der Gucht, arts en bezieler van het boek ‘Leven met hiv’, niet: “Mensen lijden nog te veel onder de vooroordelen en het stigma errond.”

De levensverwachting van mensen met hiv nam de laatste jaren spectaculair toe. Dit komt onder meer door de beschikbare hiv-medicatie, een betere opsporing en een snellere behandeling. Toch is er ruimte om de kwaliteit van leven voor deze mensen te verbeteren. “Alles heeft te maken met het stigma en de vooroordelen die vandaag nog heersen”, zegt dr. Bea Van Der Gucht. Ze werkte jarenlang als arts op het Hiv-referentiecentrum van het UZ Gent en begeleidt vandaag nog steeds mensen met hiv. “De medische wereld is erin geslaagd om met medicatie de virale lading bij een hiv-besmetting aanzienlijk te verlagen tot een ondetecteerbaar niveau, waardoor het virus niet meer overdraagbaar is bij seksueel contact. Het gebruik van een condoom is daarom niet meer noodzakelijk.”

Te weinig kennis bij zorgprofessionals

Mensen met hiv leven langer. In België is bijna de helft van deze personen 50 jaar of ouder. Dit leidt ertoe dat hiv nu voorkomt op plaatsen waar dit vroeger niet het geval was. Denk aan woonzorgcentra. Dr. Van Der Gucht: “Jammer genoeg zien we dat er in de zorgsector, net als in de bredere samenleving, nog heel wat onwetendheid bestaat rond het virus. Zo leven er nog veel vooroordelen. Het zijn heus niet alleen promiscue mannen die seks hebben met andere mannen die leven met hiv. Meer dan de helft[1] van de mensen met hiv is heteroman of -vrouw. Daarnaast is er in bepaalde settings, zoals woonzorgcentra, te weinig kennis over de risico’s van overdracht. Daar durven sommige zorgverleners deze mensen niet vastnemen voor een knuffel. Nog steeds zijn er tandartsen die mensen met hiv weigeren, terwijl ze nochtans dezelfde procedures moeten volgen zoals bij eender welke andere cliënt.”

Verzwijgen voor de omgeving

Vanuit haar persoonlijke, jarenlange ervaring schreef dr. Van Der Gucht een boek met getuigenissen van mensen met hiv en met interviews van deskundigen over onder meer de zoektocht naar genezing, nieuwe perspectieven, de geschiedenis van de epidemie en een interview met de ‘London patient’, die effectief genezen is van hiv. “In eerste instantie is ‘Leven met hiv’ bedoeld voor zij die met hiv leven. Nog te vaak verzwijgen ze hun status voor hun omgeving, uit angst voor afwijzing, soms zelfs op consultatie bij artsen”, zegt ze. “Toch is dit relevante medische informatie. Waarom zouden ze die moeten verzwijgen?” Naast de getuigenissen bevat het boek een belangrijk informatief luik, nuttig voor zorgprofessionals die zich beter willen informeren. Binnen zorginstellingen is meer communicatie nodig over het virus. De angst om besmet te geraken door normale medische handelingen is ongegrond. Werk je als zorgprofessional met bloedproducten, dan doe je dat met steriele materialen en handschoenen, ongeacht de patiënt. Door het gebrek aan kennis denken artsen trouwens niet altijd aan hiv bij bepaalde symptomen en blijft de diagnose uit, met mogelijk nefaste gevolgen. Ik pleit dus voor meer openheid en vertrouwen, een meer humane houding tegenover mensen met hiv en betere communicatie, waarin geen plaats is voor stigmatisering en discriminatie.”

Je kan het boek ‘Leven met hiv’ bestellen via deze link.

[1] Bron: sensoa.be/hiv-belgie-feiten-en-cijfers

Cijfers rond hiv in België1

  • In 2022 werden in België 18.083 mensen met hiv medisch opgevolgd.
  • Elke dag kregen zo’n 1,63 mensen een hiv-diagnose, wat neerkomt op 597 nieuwe diagnoses in 2022.
  • 934 personen gebruikten PrEP in 2022.
  • 49 procent van de mensen in behandeling is 50 jaar of ouder.
  • 51 procent van de besmette personen is heteroman of -vrouw.


Eerste inloophuis verwelkomt ouders met pril zwangerschapsverlies

Wereldwijd krijgt een op de tien vrouwen te maken met pril zwangerschapsverlies. In België spreken de cijfers over een op de zes vrouwen[1]. Bijna iedereen krijgt er van dichtbij of veraf mee te maken. Toch is de begeleiding na het verlies vandaag beperkt tot de gynaecoloog. Daarna blijven ouders in de kou staan. Depressie, angststoornissen en posttraumatisch stresssyndroom zijn niet zelden het gevolg. Met het eerste inloophuis voor zwangerschapsverlies zet Kinderwens vzw in op effectieve preventie van die gevolgen.

Onderzoek toont aan dat de impact van pril zwangerschapsverlies onderschat worden. Dat weet ook oprichter van het Kinderwens ExpertiseNetwerk Shanti Van Genechten. “Over het verlies van een kind later in de zwangerschap of tijdens de bevalling wordt meer gesproken dan over het prille verlies tijdens de eerste twaalf weken. Ouders staan met lege handen. In ons eerste inloophuis voor zwangerschapsverlies in Geel kunnen ze terecht voor groepstherapie, om informatie te krijgen, vragen te stellen, een boek te lezen of om er gewoon te zijn.”

Het inloophuis is er voor vrouwen en mannen, voor grootouders en ook voor hulpverleners. “Verpleegkundigen zijn de belangrijkste spilfiguren om mee te hebben in het verhaal”, beaamt Shanti. “Ze zijn een vertrouwenspersoon voor de ouders, staan dicht bij de mens en zien waar hulp nodig is. Wanneer ze mensen opvangen na een zwangerschapsverlies of bij een volgende zwangerschap kunnen ze attent zijn op de signalen van depressie en angst. Weet dat ouders bij ons terecht kunnen en leid hen gerust naar ons toe.”

Warme vrijwilligers

Verpleegkundigen kunnen in het inloophuis en bij het expertisenetwerk terecht als ze meer willen weten over hoe ze ouders benaderen en ondersteunen bij zwangerschapsverlies. “In onze lezingen bieden we handvaten aan de omgeving. Wat doe je als ouders je vertellen over hun nachtmerries of zich sociaal isoleren? Een verpleegkundige heeft de voelsprieten om te zien waar het mis gegaan is of wanneer mensen na jaren nog vast zitten in het rouwproces. Vandaag vinden ouders vaak te laat hulp. Verpleegkundigen kunnen hen helpen om niet door de mazen van het net te glippen.”

Verpleegkundigen met een warm hart die een stapje verder willen gaan, zijn steeds welkom in het inloophuis als vrijwilliger. “Vandaag is er al een psychiatrisch verpleegkundige die op vrijwillige basis de groepstherapie begeleidt. Om met ons inloophuis een plek te geven aan ouders tijdens een precaire periode zijn we op zoek naar vrijwilligers met een achtergrond in de zorg. Wij voorzien een korte vorming, waarna je bezoekers kan informeren. Misschien kunnen we zo na, ons inloophuis in Geel, ook in andere provincies aan de slag.”

Bestaansrecht

Shanti geeft nog enkele tips hoe je iets kan betekenen voor wie met zwangerschapsverlies te maken krijgt. “Geef mensen bestaansrecht als ouder door met respect om te gaan met hun verlies. Vraag hen naar hun dromen en de naam van het kindje. Zinnen als ‘volgende keer beter’, ‘je lichaam was er niet klaar voor’ of ‘je bent nog jong’ laat je beter achterwege.” Dat woorden ertoe doen, weet Shanti als geen ander. Ze lanceerde in Vlaanderen enkele jaren geleden zelf de term zwangerschapsverlies in plaats van miskraam.

[1] https://factcheck.vlaanderen/factcheck/een-op-tien-vrouwen-geconfronteerd-met-zwangerschapsverlies


Evidencebased informatie aan je vingertoppen

In de praktijk valt op dat evidencebased medicine steeds meer verschuift richting evidencebased practice. Want wat je dagelijks op de werkvloer toepast gaat breder  dan wetenschappelijke inzichten. Ook expertise en ervaring spelen een rol. Om evidencebased bronnen te raadplegen bestaat in België een heel netwerk aan informatie, waartoe je via het NETWERK VERPLEEGKUNDE-lidmaatschap gratis toegang hebt.

Welke kanalen zijn er?

Bronnen worden gerangschikt volgens de kennispiramide (zie figuur.) Hoe dichter bij de top, hoe meer samengevat en snel raadpleegbaar de evidentie is. We onderscheiden volgende kennisnetwerken:

  • PubMed: hier vind je klinische studies terug. Dit kanaal wordt vaak gebruikt in het onderwijs, waar je zelf moet beoordelen of een publicatie al dan niet waardevol is.
  • Cochrane Library en JBI: deze twee instituten screenen onderwerpen op zoek naar nuttige wetenschappelijke bronnen en vatten deze informatie samen in een systematische review.
  • Minerva: dit orgaan beoordeelt de relevantie van de samenvattingen van klinische studies.
  • DynaMed en Ebpracticenet: deze point-of-carebronnen en richtlijnen zijn eenvoudig en snel te raadplegen tijdens consultaties. Let op, DynaMed biedt enkel Engelstalige bronnen aan.
  • Cebam Evidence Linker: deze tool bestaat voorlopig enkel voor huisartsen en biedt snelle elektronische ondersteuning tot evidencebased bronmateriaal via hun softwarepakket.
  • Gezondheid & Wetenschap en de app Zoek Gezond: deze tool kadert binnen patient empowerment en biedt correcte wetenschappelijke informatie op mensenmaat.

Je hebt toegang tot al deze bronnen via cdlh.be. Je vindt er alle nodige links en informatie. Via je lidmaatschap bij NETWERK VERPLEEGKUNDE heb je ook toegang tot e-books, de belangrijkste wetenschappelijke journals, wetenschappelijke taalhulpmiddelen, …

Hoe ga je te werk?

Begin zo hoog mogelijk op de kennispiramide. Dan volstaat vaak één zoekterm om je naar de juiste en makkelijk toepasbare informatie te leiden.

  • Log je in met itsme® via cdlh.be.
  • Vervolledig je profiel door rechts bovenaan op je naam te klikken en duid bij ‘discipline’ aan dat je verpleegkundige bent. Zo bieden de zoekmachines nog meer gerichte informatie aan.
  • Op de homepage staan aan de linkerzijde bovenaan duidelijke links naar de point-of-carebronnen. Die heb je nodig om snel informatie op te zoeken.
  • Klik op Ebpracticenet, log in en typ in de zoekbalk bijvoorbeeld ‘decubitus’. Alle beschikbare bronnen verschijnen en je kan verder filteren op basis van je zorgberoep en brontype. Wanneer je een tekst opent, zie je duidelijke links en tussentitels om te navigeren in het document. De originele documenten staan ook gelinkt en er wordt steeds een indicatie gegeven of een bron al dan niet sluitend bewijs levert. Het overzicht van de bronnen blijft altijd aan de rechterzijde.
  • Vind je de informatie niet via Ebpracticenet? Neem een kijkje op DynaMed. Deze informatie is vaak gericht naar de tweede lijn. Via je account kan je bepaalde topics volgen, interessant voor verpleegkundig specialisten die over hun expertise op de hoogte willen blijven van nieuwe evidentie.
  • Nog een point-of-carebron is Nursing Reference Center Plus. Ook dit is een Engelstalige bron die niet altijd specifiek toepasbaar is op de Belgische context. De teksten houden wel rekening met de verpleegkundige praktijk en vaardigheden, vaak ondersteund met video’s. De quick lessons geven je de feiten, aandachtspunten en advies over wat je een zorgvrager kan vertellen. De evidencebased care sheets zijn handige samenvatting van wat de literatuur vertelt en wat toepasbaar is voor verpleegkundigen.


“Oorverdovende stilte rond sepsis doorbreken”

Sepsis of bloedvergiftiging is een heftige reactie van ons lichaam op een ernstige infectie met een zeer hoge mortaliteit van vijftien à twintig procent in België. Deze cijfers liggen hoger dan het Europese gemiddelde en zijn een inschatting op basis van een internationale studie van The Lancet[1]. Wereldwijd wordt het aantal sterfgevallen op elf miljoen mensen per jaar geschat. Ons land hinkt achterop wat de registratie en behandeling van sepsis betreft.

Sepsis is een levensbedreigende aandoening die erg snel kan verslechteren. Het komt vaker voor bij mensen met een verminderde weerstand door onder meer chemotherapie, ziekte of door chronische aandoeningen zoals diabetes. Een tijdige diagnose en behandeling met antibiotica, en vochttoediening zijn cruciaal om amputaties, orgaanfalen en overlijden te voorkomen. Toch is deze ziekte nog te weinig gekend bij de bevolking en bij zorgverleners. Zo komt het onvoldoende ter sprake in de zorgopleidingen. Nochtans is een hersteltraject bijzonder zwaar en kost een sepsisbehandeling onze gezondheidszorg gemiddeld 36.000 euro.

Symptomen van sepsis

  • Algemeen onwel voelen, vermoeidheid, zwakheid
  • Koorts, boven de 38°C of zelfs onder de 36°C
  • Koude rillingen
  • Verwardheid
  • Algemene, lokale of hevige pijn
  • Misselijkheid of braken
  • Snelle hartslag
  • Snelle ademhaling
  • Lage bloeddruk
  • Rood-paarse stipjes of vlekjes die je niet kan wegdrukken
  • Blauwe of paarse vlekken

Daarnaast scoort ons land ver onder het Europese gemiddelde op het vlak van een sepsisbehandelplan en interventieteams. Op 40 procent van de spoedgevallendiensten in ons land en op 35 procent van de afdelingen intensieve zorg werken ze met een waarschuwingssysteem. De verpleegkundige stelt dan gerichte vragen aan de patiënt, neemt de parameters, voert deze data in en laat de computer het risico op sepsis berekenen. Ook hier hinken we achterop, want het Europese gemiddelde bedraagt 60 procent.

Elk uur telt

“De oorverdovende stilte rond sepsis moet doorbroken worden”, zegt Ilse Malfait. Zelf kreeg ze na haar eerste chemokuur drie jaar geleden hevige buikpijnen, werd ze opgenomen en geopereerd in het ziekenhuis waarna sepsis ontstond. Zes weken lang zweefde ze in een kunstmatige coma tussen leven en dood na een zeer zware sepsisinfectie. Uiteindelijk verloor ze haar twee benen en haar vingers. “Onnodig, want in mijn dossier stonden de symptomen duidelijk omschreven. Ik had één procent overlevingskans en ben door het oog van de naald gekropen. Uiteindelijk verbleef ik tachtig dagen op intensieve zorg, veertig dagen op medische oncologie en dan nog een jaar op de revalidatieafdeling van het UZ Gent. Ik ben zeer dankbaar voor de goede zorgen die ik gekregen heb. Je wordt door de hel gesleurd, maar het zorgpersoneel wist me steeds op te fleuren met kleine dingen.”

Ilse ging op zoek naar antwoorden voor wat haar overkomen was. “Het woord sepsis hoorde ik pas na het ontwaken uit een wekenlange coma. Ik had er nog nooit van gehoord. Mijn ervaringen, maar ook het onderzoek dat ik zelf voerde, schreef ik neer in het boek ‘Elk uur telt’. Het is een verwerkingsproces, want ik bleef met veel vragen zitten. Ik kon mijn leven niet zomaar terug opnemen. In ons land zijn er geen richtlijnen en is er geen sepsisplan. Nochtans stijgt elk uur dat je wacht met de behandeling de mortaliteit met twee tot acht procent. Bij mij hebben ze 33 uur gewacht. Mijn oproep? Herken sepsis. Onder meer in het Verenigd Koninkrijk lopen doeltreffende campagnes in bushokjes, op melkflessen, met pancartes, … Via sepsissavvy.co.uk is er zelfs een toegankelijke game gemaakt om mensen te informeren over de ziekte. Veel landen zijn ermee bezig, maar België niet. Dat maakt me in zekere zin kwaad, maar ook strijdvaardig om anderen te helpen en om meer bewustwording rond de ziekte te creëren, bijvoorbeeld door de oprichting van een patiëntengroep Sepsibel vzw met enkele sepsisoverlevers. Daarnaast moeten er richtlijnen komen. Ook naar verpleegkundigen toe. Er bestaan checklists voor ondervoeding of decubitus, waarom dan niet voor sepsis?”

[1] Rudd, K. E., Johnson, S., Agesa, K. M., Shackelford, K. A., Tsoi, D., Kievlan, D. R., Colombara, D. V., Ikuta, K. S., Kissoon, N., Finfer, S., Fleischmann, C., Machado, F. R., Reinhart, K., Rowan, K., Seymour, C. W., Watson, R. S., West, T. E., Marinho, F., Hay, S. I., . . . Naghavi, M. (2020). Global, Regional, and National Sepsis Incidence and Mortality, 1990–2017: Analysis for the Global Burden of Disease Study. The Lancet, 395(10219), 200–211. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(19)32989-7

Nationaal sepsisplan en meer data

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke stelde eind november een expertengroep aan die binnen vier tot zes maanden een wetenschappelijk rapport moet afleveren om een nationaal sepsisplan te ontwikkelen. Professor en infectioloog van het UZ Antwerpen Erika Vlieghe staat aan het hoofd. De werkgroep komt er naar aanleiding van een Pano-reportage op VRT. Minister Vandenbroucke wil zo de knowhow rond sepsis versterken en een antwoord bieden op veelvoorkomende vragen rond de ziekte. Op die manier wordt ook tegemoetgekomen aan de vraag naar meer data en cijfermateriaal over sepsisinfecties in ons land.


Alles wat je moet weten over de basisverpleegkundige

Sinds 28 juni 2023 is het profiel van de basisverpleegkundige een feit. Dat bracht wat onzekerheid naar de werkvloer en naar het onderwijs. NETWERK VERPLEEGKUNDE brengt daarom graag duidelijkheid. Omdat we geloven dat de basisverpleegkundige de ontbrekende schakel is binnen een gestructureerde equipe om zorg maatschappelijk op te waarderen. Mits deze gestructureerde equipe wettelijk verankerd wordt om de tekorten in de zorg structureel en toekomstgericht aan te pakken.

Wie is de basisverpleegkundige?

De basisverpleegkundige heeft een opleiding van ten minste drie studiejaren achter de rug, met minstens 3.800 uur theoretisch en klinisch onderwijs. Hij of zij is een beoefenaar van de verpleegkunde die autonoom kan handelen in minder complexe situaties. In complexe situaties werkt hij of zij binnen een gestructureerd zorgteam met een arts of een verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg. De inschatting van die complexiteit gebeurt door de arts of door de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg.

De basisverpleegkundige kan, gebaseerd op de gezondheidstoestand en de zorgcontext van de patiënt de zorg opstarten aan de hand van een standaardverpleegplan en zonder initiële evaluatie door een arts of verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg. Die evaluatie volgt wel zo snel mogelijk. Daarnaast geeft de basisverpleegkundige ook aan wanneer noodzakelijke zorg niet binnen zijn of haar bevoegdheid valt, zodat een herevaluatie kan plaatsvinden.

Wat is een klinisch verpleegkundig onderzoeker?

In diezelfde wet van 28 juni 2023 staat ook de definitie van een klinisch verpleegkundig onderzoeker. Naast de uitoefening van verpleegkundige handelingen, is hij of zij ook in het bezit van een doctoraatsdiploma en neemt met geavanceerde academische competenties de rol van klinisch expert op zich. De klinisch verpleegkundig onderzoeker neemt onderwijs- en onderzoeksactiviteiten op zich om nieuwe kennis te ontwikkelen en evidencebased praktijken te implementeren in de verpleegkunde en in de zorg. Zo slaat hij of zij de brug tussen de zorg en het onderwijs, als een adviseur die de kwaliteit van zorg en van de verpleegkundige optimaliseert.

Welke handelingen mag een basisverpleegkundige uitvoeren?

De lijst met technische verpleegkundige handelingen B1 en B2 voor de basisverpleegkundige zit momenteel nog in ontwerpfase, maar werd zorgvuldig opgesteld. De lijst kwam al in 2019 tot stand na een brede bevraging over de drie taalgrenzen heen en werd vervolgens tweetrapsgewijs afgestemd bij het ruime werkveld. Daarna volgde een uitvoerige bespreking en advies binnen de Technische Commissie voor Verpleegkunde en de Federale Raad voor Verpleegkunde in 2021 en 2022. Ook vakbonden zijn hierin vertegenwoordigd. Het document heeft dus een bijzonder breed draagvlak met handelingen die worden verricht op basis van standaardverpleegplannen en/of procedures. Je raadpleegt het voorstel op netwerkverpleegkundemagazine.be.

Waarom werd dit profiel in het leven geroepen?

NETWERK VERPLEEGKUNDE gelooft dat de basisverpleegkundige en de uitgewerkte lijst met handelingen de attractiviteit van de opleiding zal verhogen. Die zal minder zwaar doorwegen en de slaagkansen verhogen. Bovendien is er een zalmsysteem dat de doorstroom van zorgkundigen naar basisverpleegkundigen en van basisverpleegkundigen naar de bachelor verpleegkunde mogelijk maakt.

Wat met de HBO5-opleiding?

Er zal geen enkele wijziging zijn voor wie de opleiding al startte. Zij zullen afstuderen als verpleegkunde verantwoordelijk voor algemene zorg. Via een spoeddecreet vormde het Vlaams Parlement deze zomer de HBO5-opleiding om naar de opleiding basisverpleegkundige. Zo voldoet de opleiding aan de federale wetgeving, waarin verpleegkundigen worden opgedeeld in basisverpleegkundigen en verpleegkundigen verantwoordelijk voor de algemene zorg. Concreet kunnen studenten vanaf 1 september starten aan de opleiding basisverpleegkundige.

Ik ben HBO5-verpleegkundige, wat moet ik doen?

Voor de huidige HBO5-verpleegkundige verandert er helemaal niets. Zij blijven hun job uitoefenen zoals ze dat gewoon zijn. “Voor de huidige studenten en reeds actieve HBO5-verpleegkundigen verandert absoluut niets. Zij blijven ook in de toekomst genieten van hun verworven rechten: zij behouden het werk dat ze vandaag doen, zij behouden hun loon en zij behouden hun functies”, klinkt het bij minister Frank Vandenbroucke. De eerste uitstroom van basisverpleegkundigen zal pas in 2026 gebeuren. Die groep zal systematisch aangroeien, zonder grote verschuivingen in het werkveld.

 

Je kan het KB raadplegen via deze link. Van pagina 41 tot en met 43 vind je meer informatie over wie de titel van basisverpleegkundige mag dragen en wat zijn/haar verantwoordelijkheden zijn. De lijst met handelingen vind je terug vanaf pagina 48.


Ethisch kompas voor keuzes in zorg en ondersteuning

Schaarste en beperkingen

Binnen de zorg is er vandaag een onevenwicht tussen de zorgvraag en het zorgaanbod. Hierdoor ervaren zorginstellingen en hun zorgverleners continu een tekort: aan tijd, aan mensen, aan plaatsen, aan middelen, … Die maatschappelijke context van schaarste en beperkingen bepaalt in grote mate hoe zorg wordt ervaren. Niet alleen bij leidinggevenden en zorgmedewerkers leidt dit tot stress, ook zorgvragers en hun naasten ondervinden hier impact van. We botsen met zijn allen op de grenzen van de zorg en ondersteuning.

Niet elke zorg- en ondersteuningsvraag is haalbaar of betaalbaar. Daarom moeten keuzes gemaakt worden, wat betekent dat het een ten koste gaat van het ander. Doordacht kiezen en de juiste prioriteiten stellen zijn een belangrijk onderdeel van ethisch leiderschap, wat aan bod komt in het ethisch advies 23. Het nieuwe advies 24 reikt een referentiekader aan om dat keuzeproces op een ethisch verantwoorde manier te doorlopen en uit te voeren.

Concrete handvaten

Het ethisch kompas biedt een kader met ethische waarden, principes, argumentatielijnen en denkrichtingen en ook de verschillende procesmatige voorwaarden voor ethische besluitvorming. De werkwijze omvat vier stappen: (1) spontane reflectie, (2) systematische selectie, (3) integratie, en (4) gefundeerde bespreking en gezamenlijke besluitvorming.

Het kompas is voornamelijk ontwikkeld voor personen met een leidinggevende of bestuurlijke functie, of voor mensen met een specifieke verantwoordelijkheid voor ethische vragen. Door handige werkdocumenten, een presentatie en een tutorial pas je als leidinggevende dit kompas concreet toe in specifieke situaties. Daarnaast biedt het kompas een houvast voor zorgmedewerkers die ethisch verantwoorde keuzes moeten maken binnen de zorgrelatie met patiënten en hun naasten.

Wil je hier zelf mee aan de slag gaan? Je vindt alle info op zorgneticuro.be/ethisch-leiderschap-de-zorg.

Tips voor ethisch gedragen besluitvorming

  • Neem de tijd voor reflectie, afweging en overleg.
  • Volg de vier stappen van de voorgestelde werkwijze van dit kompas.
  • Ga niet te vlug praktisch en oplossingsgericht denken.
  • Blijf essentieel en rudimentair denken.
  • Denk gerust in stukjes, creatief en breed.
  • Blijf proactief zoeken naar energiecreërende antwoorden en mogelijkheden.
  • Communiceer veel, duidelijk, eerlijk en transparant.
  • Informeer op een heldere manier.
  • Kies expliciet voor een ondersteunend beleid.
  • Toets de ethische keuzes af met de mens- en zorgvisie van je organisatie.
  • Behoud bij elk scenario steeds de aandacht voor de meest kwetsbaren.

 

Bron: Denier, Yvonne. Goede zorg onder druk? Ethisch kompas voor keuzes bij schaarste en beperkingen in zorg en ondersteuning. Ethisch advies 24.


Toegang tot evidencebased verpleegkunde

Op welke manier onderbouw je als verpleegkundige jouw handelen op een wetenschappelijke manier, rekening houdend met jouw eigen expertise en met de voorkeuren van de patiënt? Evidencebased verpleegkunde start met de toegang tot wetenschappelijke informatie.

Waar vind je evidencebased informatie?

De ruime bibliotheek

De Cebam Digital Library for Health (CDLH) is vergelijkbaar met een grote universiteitsbibliotheek, maar dan gericht op zorgverleners in de praktijk. Deze digitale bibliotheek omvat verschillende types aan databanken zoals point-of-care bronnen (DynaMed, ebpracticenet, Nursing Reference Center Plus), (inter)nationale richtlijnen, systematic reviews (Cochrane, JBI), kritische artikelbesprekingen zoals Minerva, de grote medische tijdschriften, maar ook databanken zoals Nursing@Ovid, Cinahl & Pre-Cinalh, geneesmiddeleninformatie, … CDLH is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE.

Ebpracticenet als point-of-care bron

Ebpnet.be is het gratis referentieplatform, gefinancierd vanuit het RIZIV om aan het bed te gebruiken. Het centraliseert alle (inter)nationale richtlijnen en evidencebased informatie:

  • gevalideerd door Cebam (het Centrum voor Evidence-Based Medicine)
  • in een kort en bondig formaat
  • in het Nederlands/Frans
  • aangepast naar de Belgische zorgcontext
  • gericht op elf eerstelijnszorgberoepen, waaronder verpleegkundigen

Kwaliteit garanderen

Binnen België is Evikey het ondersteunende netwerk dat expertisecentra, EBP-actoren en gezondheidsactoren samenbrengt. Binnen dit netwerk is het Federaal Kenniscentrum KCE verantwoordelijk om de prioriteiten vast te leggen. De Werkgroep Richtlijnontwikkeling Eerste lijn (WOREL) en Minerva staan in voor de productie. Het Cebam doet de kwaliteitscontrole van evidencebased informatie, alsook de evaluatie binnen het netwerk. Ebpracticenet heeft de implementatie-opdracht om evidence beter te toe te passen in de praktijk.

Betrouwbare informatie voor de patiënt

Ook aan de patiënt wordt gedacht. Deze vindt patiëntenrichtlijnen, gefactcheckte gezondheidsinformatie uit de actualiteit, podcasts en veel meer via Gezondheid & Wetenschap of via de app Zoek Gezond.

Meer weten? Schrijf je in voor het webinar op 14 november 2023 van 12 tot 13:30 uur via de website van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Ook Cebam biedt verdiepende opleidingen aan. Die kalender raadpleeg je op cebam.be.

 


En waarom werd jij verpleegkundige?

Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt schreef samen met Programmadirecteur Gezondheid aan de UCLL Toon Quaghebuur een boek over verpleegkunde. Niet zomaar een naslagwerk, wel een toekomstgerichte visie op het beroep en een wervend verhaal. Doorheen de pagina’s met theoretische inzichten zitten honderd redenen en verhalen uit het werkveld verweven om verpleegkundige te worden, te zijn en te blijven.

Candice De Windt was nog maar net actief in haar nieuwe functie wanneer uitgeverij Lannoo haar benaderde om een boek over verpleegkunde te schrijven gebaseerd op het format ‘100 redenen om leerkracht te worden’. Iets wat perfect binnen de missie van een Zorg- en Welzijnsambassadeur past. “Ik wilde geen melig of belerend boek schrijven, er moest een goede balans tussen beide zijn”, zegt Candice. “Samen met Toon hebben we dat bereikt. In december 2022 lanceerden we een oproep naar getuigenissen van verpleegkundigen. Exact 378 mensen reageerden. Van achttienjarige studenten en zij-instromers tot HBO5’ers en masterverpleegkundigen: ik ontving zeer diverse maar stuk voor stuk mooie reacties. Er zaten pareltjes tussen.”

Pure passie

Wat Candice bijblijft is de emotie uit die verhalen. “Niemand kiest verpleegkunde voor de verpleegtechnische handelingen alleen. Je wil een verschil maken. Van een zorgvrager een plezier doen met zijn favoriete koffie tot een baby en zijn drugsverslaafde ouders helpen. Het pad naar verpleegkunde is bovendien zeer divers: van personen die het als kind al wisten over jongeren die er op goed geluk voor kozen tot mensen die van zorgkundige evolueerden naar een bachelor verpleegkunde. Je ziet de leerladder in de praktijk en in een mooi, puur verhaal omgezet. Er zijn ook zoveel dimensies aan verpleegkunde, dat Toon en ik makkelijk meer dan honderd redenen konden selecteren.”

Ook het luik technologie en innovatie komt ruimschoots aan bod, samen met  wat verpleegkunde is en  verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek. Het is een boek dat nadenkt over de toekomst van het beroep in vier luiken: wie, wat, hoe en waarom. Liefde voor het vak en levenslang leren staan daarbij voorop. De omkadering van Toon en de verhalen uit het werkveld lopen door elkaar. “Door die toekomstvisie wilde ik de titel van het boek ook ruimer opvatten en hebben we er ‘100 redenen om verpleegkundige te worden, te zijn en te blijven’ van gemaakt. Talent aantrekken naar het verpleegkundige beroep is één iets, zorgen dat mensen blijven is minstens even belangrijk. Het boek toont de mooie kanten van verpleegkunde, maar is ook heel authentiek, verbloemt niet en werd afgetoetst tijdens twee reflectiemomenten met de sector. Daar waren onder andere studenten, lectoren, zorgpersoneel uit woonzorgcentra, iemand van VOKA en directieleden aanwezig. Zo krijgt het boek een breed draagvlak.”

Candice zou zelf eerst starten in de opleiding geneeskunde en koos vervolgens toch voor verpleegkunde. “Ik volgde mijn hart”, zegt ze. “Bovendien is het een relatief kortdurende opleiding die je zeer gericht leidt naar een beroep met directe inzetbaarheid, met een waaier aan mogelijkheden en doorgroeikansen en waarmee je op korte termijn een verschil voor mensen maakt.” Wat voor haar de belangrijkste reden is om verpleegkundige te worden? “Wanneer ik naar mijn persoonlijk carrièrepad kijk, dan sta ik versteld over de veelheid aan kansen die een diploma verpleegkunde me gaf. Ik ben en blijf er oprecht van overtuigd dat het een opleiding en beroep is waarmee echt alles mogelijk is. We moeten die sterktes durven benoemen: de kansen die de leerladder biedt, de mogelijkheden tot levenslang leren, de vele opties om je echt te verdiepen in een specialisatie en de persoonlijke groei die je blijft doormaken als verpleegkundige. Elke dag opnieuw word je uitgedaagd.”