Woonzorgcentrum: veiligheid versus vrijheid

Hoe vind je een middenweg tussen veiligheid en vrijheid? Wat als een bewoner van een woonzorgcentrum met het syndroom van Korsakov buiten de afdeling een ijsje wil gaan eten, maar je vreest dat hij zou kunnen verdwalen?

Context

Wiske* (75) verbleef vroeger in een psychiatrisch centrum maar kon daar niet langer blijven en woont nu in een woonzorgcentrum. Ze lijdt aan het syndroom van Korsakov en mag bijgevolg geen alcohol drinken. Ze heeft problemen met haar kortetermijngeheugen en is gedesoriënteerd. Ze heeft wel een vertrouwenspersoon maar geen familie.

Wiske is een van de jongere bewoners van het woonzorgcentrum en werd aangemeld voor de gesloten afdeling. Daar is momenteel echter geen plaats, waardoor ze op de open afdeling verblijft.

Dit geval wordt besproken volgens de Incidentmethode, een methodiek die ethische reflectie stimuleert en doet nadenken over het eigen handelen.

Probleemsituatie

Verpleegkundige Els* vertelt dat Wiske enkele dagen eerder op haar afdeling werd opgenomen. Ze wilde de afdeling verlaten om een ijsje te gaan eten, maar Els vreesde dat ze door haar desoriëntatie de weg naar de afdeling niet meer zou terugvinden. Op de open afdeling mag elke patiënt vrij binnen en buiten wandelen, maar Els hield Wiske op de afdeling met een smoesje.

Vragenronde 1: verduidelijking

De andere deelnemers aan de bespreking stellen nu vragen ter verduidelijking. Bijvoorbeeld: “Kan Wiske een ijsje krijgen op de afdeling zelf?”, “Kan ze een ijsje gaan eten in het cafetaria van het woonzorgcentrum?” en “Wat is de kans dat ze verloren loopt?”.

Vragenronde 2: hoe op ethisch verantwoorde wijze tussenkomen?

In deze ronde blijkt dat er een ethisch dilemma is tussen de veiligheid en vrijheid van Wiske. Ze heeft het recht om de afdeling te verlaten om een ijsje te gaan eten. Een verpleegkundige mag dus niet zomaar een maatregel nemen om dit te verbieden. Als Wiske naar buiten wil, dan mag ze naar buiten.

Een verpleegkundige is wel verantwoordelijk voor de veiligheid van de bewoners. Het zou kunnen dat Wiske zichzelf in gevaar brengt omdat ze de weg terug nog niet kent. En Katrien weet niet of Wiske buiten alcohol zal drinken.

Tijdens deze ronde geven de deelnemers suggesties om in dit geval ethisch verantwoord te handelen:

  • Els kan Wiske uitleggen dat ze haar nog niet goed kent, aangezien ze nog maar pas in het woonzorgcentrum verblijft. Ze wil haar vraag dus eerst met het team bespreken en ondertussen kan Wiske wel een ijsje krijgen op de afdeling of in het cafetaria.
  • Ze kan Wiske ook zeggen dat ze zich er niet comfortabel bij voelt om Wiske naar buiten te laten gaan. Ze is immers vaak gedesoriënteerd en vindt dan de weg niet terug.
  • Els kan Wiske voorstellen om met een vrijwilliger of zorgverlener naar buiten te gaan die haar de weg kan tonen, zodat Els gerust is dat ze ook weer veilig terugkeert.

Besluit

Els beschikt nu over een heleboel mogelijke antwoorden waarmee ze aan de slag kan. De volgende keer zal ze de patiënt niet tegenhouden maar een van de aangereikte oplossingen toepassen.

 

* Alle vermelde namen zijn fictief


Bedside briefing, samen met de patiënt

De ‘bedside briefing’, of de overdracht van informatie aan het bed van de patiënt, is inmiddels geen onbekende meer in algemene ziekenhuizen. Maar hoe doe je zo’n briefing op een psychiatrische afdeling? De PAAZ van het AZ Nikolaas in Sint-Niklaas creëerde een primeur in Vlaanderen.

Waarom?

Lawrence Sutherland, afdelingshoofd van de PAAZ van het AZ Nikolaas, vertelt dat tijdens patiëntenraden vaak naar boven kwam dat de patiënten zich te weinig betrokken voelden bij hun behandeling. Daarnaast waren er ook klachten en misverstanden rond communicatie. Zo werden afspraken bij de dokter niet altijd doorgegeven. Om die klachten aan te pakken, kwam hij op het idee om de ‘bedside briefing’ in te voeren. Het AZ Nikolaas is niet het eerste ziekenhuis dat dit doet, maar het gaat wel om de eerste psychiatrische instelling. Volgens Lawrence zijn er op zich niet veel verschillen met de ‘bedside briefing’ in een algemeen ziekenhuis.

Hoe?

Sarah De Smet, verpleegkundige op de PAAZ van het AZ Nikolaas, legt uit dat de briefing vroeger achter gesloten deuren gebeurde. Intussen vindt er één briefing per dag plaats aan het bed van de patiënten, met vooraf een korte ‘safety briefing’ binnen het team om nieuwe opnames of algemene zaken te bespreken. Voor de ‘bedside briefings’ bezoekt het personeel van de late shift samen met de collega’s van de vroege shift de patiënten op hun kamer.

Tijdens de briefing vertellen de verpleegkundigen de patiënt wat ze hebben waargenomen. Als hij vragen heeft, dan kunnen ze alles meteen in het elektronische patiëntendossier op de laptop opzoeken. Daarnaast controleren ze of de patiënt zijn identificatiebandje draagt, of de kamer netjes is, … De briefing duurt een tweetal minuten, niet langer dan een gewone briefing, maar kan langer duren als dat voor de patiënt nodig is of hij vragen heeft. Elke dag beginnen ze de briefing bij een andere patiënt, zodat de volgorde telkens anders is.

Voordelen

Volgens Sarah kunnen patiënten de waarnemingen altijd bijsturen waar die niet helemaal accuraat blijken te zijn. Voor de verpleegkundigen is zo’n briefing efficiënter, omdat ze leren om de hoofd- en bijzaken te scheiden en alleen objectieve waarnemingen mee te delen. Er gaat ook minder informatie verloren. De patiënten kunnen vragen stellen aan de verpleegpost of – met een lagere drempel – de individuele begeleider en zijn zo beter op de hoogte van hun behandeling. Bovendien maakt het personeel meteen kennis met nieuwe patiënten en weten die op hun beurt wie er die namiddag op de dienst werkt.

Dankzij alle informatie van de briefing zijn de patiënten perfect op de hoogte van de planning van hun behandeling, ook voor het weekend. Daardoor komen ze minder vragen stellen aan het verpleegbureau.

Nadelen

Er is maar één noemenswaardig nadeel: vroeger konden de verpleegkundigen hun dag rustig beginnen, nu moeten ze er meteen invliegen met de briefing.

Specifieke aandachtspunten

Op een psychiatrische afdeling moet je erop letten dat een briefing niet meer wordt dan dat. Het is niet de bedoeling om een lang gesprek aan te gaan met de patiënt. Daarvoor kan de patiënt te rade bij iemand van de late dienst. Wel kan er tijdens de briefing alvast een afspraak worden vastgelegd.

Als de patiënt een crisis doormaakt, dan vindt de – korte – briefing met maar één of twee verpleegkundigen plaats. Zo krijgt de patiënt zo weinig mogelijk prikkels.

In het AZ Nikolaas worden de briefings nooit overgeslagen, zodat de patiënt altijd weet wie de late shift heeft. Er wordt ook altijd een bezoek gebracht aan de comfortroom.

Privacyproblemen?

Privacyproblemen zijn er niet echt, omdat de meeste patiënten alleen verblijven op een kamer. Zijn ze toch met twee, dan wordt de ander verzocht om de kamer even te verlaten. Dat verloopt vlot aangezien de patiënten mobiel zijn.

Ook de medicatie wordt voortaan tijdens de ‘bedside briefing’ besproken in plaats van aan de verpleegpost, wat de privacy ten goede komt.

Invoering

Sarah vertelt dat de aanpassing aan het systeem van de ‘bedside briefing’ probleemloos verlopen is, al was de eerste keer wel spannend. Het was voor de verpleegkundigen ook wennen om hun objectieve waarnemingen onverbloemd mee te delen aan de patiënt.

In het team van de PAAZ in het AZ Nikolaas stond niemand weigerachtig tegenover de ‘bedside briefing’, maar andere hulpverleners in de gezondheidszorg staan er minder voor te springen. Ze zijn vooral bang dat patiënten de informatie niet aankunnen. Maar dat blijkt op de PAAZ van het AZ Nikolaas alvast niet het geval. Daar worden de patiënten actieve partners in hun behandeling, omdat de briefing hen gelijkwaardiger maakt.

Reacties

Patiënten schrikken de eerste keer wel van de vele mensen die plots in hun kamer staan. Het aantal kan soms oplopen tot vier, zeker wanneer er studenten stage lopen. Hoewel de briefing niet verplicht is, blijft maar liefst 85% van de patiënten op hun kamer om de briefing niet te missen. Ze zijn blij dat ze op de hoogte zijn van hun behandeling, schema en afspraken. De patiënten zelf reageren dus heel positief.

Ondertussen maken ook andere PAAZ-afdelingen, zoals in het ziekenhuis van Zottegem, gebruik van de ‘bedside briefing’.


Partner dwingt palliatieve patiënte tot behandeling zonder pijnbestrijding

Wat als een palliatieve patiënt onder druk van de partner pijnbestrijding weigert? Hoe ga je daar als team mee om zonder dat de kwaliteit van de zorgverlening in het gedrang komt?

Samira (45) heeft darmkanker en is terminaal. Ze is opgenomen op de palliatieve afdeling maar spreekt geen Nederlands. Ze is van Senegalese afkomst en heeft twee kinderen. Ze krijgt Dafalgan via een PEG-sonde en ook morfine, maar haar man heeft het daar moeilijk mee. Hij vindt dat zijn vrouw met morfine wordt ‘doodgespoten’.
Het team bespreekt dit geval via de methode ‘Ethisch stappenplan’.

Context

De aan Samira toegewezen verpleegkundige stelt vast dat Samira pijn heeft. Dat blijkt duidelijk uit de non-verbale signalen. Samira gaat ermee akkoord om morfine te krijgen tegen de pijn. Maar haar echtgenoot is het daar niet mee eens en stelt dat ze helemaal geen pijn heeft. Ze is gewoon verward. De verpleegkundige is een andere mening toegedaan, maar besluit toch geen morfine te geven. Wanneer haar man niet aanwezig is, vraagt Samira er echter opnieuw naar.

Samira handelt dus duidelijk anders naargelang haar man al dan niet bij haar is. Waarschijnlijk is ze bang van hem of wil ze hem niet tegenspreken. Volgens het team is haar man behoorlijk bazig. Dit frustreert de verpleegkundigen. Ze kunnen immers niet de beste zorg toedienen en hebben het lastig met de ondergeschikte rol van Samira.

Ook de kinderen zijn een bron van bezorgdheid. Hun vader zegt hen dat hun moeder wel zal genezen. Het ene kind heeft intussen een eetstoornis ontwikkeld en het andere schrikt telkens als het zijn moeder ziet. Haar echtgenoot weigert elke psychologische ondersteuning voor zichzelf en de kinderen. Bovendien wil hij een tweede advies voor het curatieve traject waarin zijn vrouw nog zit. Hij vreest dat zijn vrouw verslaafd zal raken aan morfine en er verward door zal worden.

Waarden, normen en knelpunten

In dit geval spelen er enkele waarden mee: Samira is trouw aan haar man, de man komt op voor het rollenpatroon binnen zijn gezin, de kinderen zien hun ouders graag en de verpleegkundigen willen hun patiënte comfort bieden.

De normen liggen anders: Samira wil geen pijnbestrijding maar wel wanneer haar man er niet is, de man beslist over haar behandeling en die van de kinderen en weigert morfine, de kinderen willen hun moeder bezoeken en de verpleegkundigen willen palliatieve zorg aanbieden.

Samira heeft dan ook voortdurend pijn wanneer haar echtgenoot aanwezig is, wat in strijd is met de wens van het team om haar zo pijnvrij mogelijk te houden.

Er zijn dus enkele knelpunten:

  • Hoe kan de pijnbestrijding van Samira worden verzoend met de vraag van haar man?
  • Hoe kan de zorg voor de kinderen worden verzoend met de wensen van de vader?

Ethisch zorgplan

Elke patiënt heeft recht op pijnbestrijding en kan die weigeren of ermee instemmen. Maar hij of zij heeft ook het recht om de mening van de partner te volgen, zoals Samira doet.

Om het gesprek met Samira aan te gaan, wordt een interculturele bemiddelaar ingeschakeld die haar moedertaal spreekt. Zo hebben ze het met haar over haar positie en over het feit dat de verpleegkundigen niet de gewenste zorg kunnen verlenen.

Het resultaat van het gesprek is ofwel dat de huidige situatie onveranderd blijft, namelijk dat ze de wens van haar man volgt wanneer die aanwezig is, ofwel dat ze tegen zijn wil in toch medicatie neemt. In dit tweede geval moet er met haar echtgenoot worden bemiddeld om conflicten in deze laatste levensfase te vermijden.

De verpleegkundigen willen ook weten of ze de ouders van Samira in het buitenland op de hoogte moeten brengen. Want als ze niet goed voorbereid zijn op een afscheid, wordt het rouwproces moeilijk. Daarnaast willen ze betere opvang en begeleiding voor de kinderen en willen ze de pijnbestrijding bespreken voor het geval dat Samira niet meer wilsbekwaam is en haar man bij onhoudbare pijn toch nog morfine zou weigeren. Daar kunnen mondelinge afspraken over worden gemaakt die ook juridisch geldig zijn. In het uiterste geval kunnen de verpleegkundigen dan tegen de wens van de echtgenoot ingaan. Maar voor een serene laatste levensfase moet een conflict wel te allen tijde worden vermeden.

Gezien de religieuze achtergrond van het gezin en de beslissing van de man wordt er een imam met dezelfde geloofsstrekking bij gehaald. Hij kan de situatie bespreekbaar helpen maken.

Evaluatie

Dankzij de interculturele bemiddelaar kunnen de verpleegkundigen een gesprek voeren met Samira. Ze wenst alleen morfine te nemen als haar echtgenoot er niet bij is, maar ze zal het aangeven als ze dit wil veranderen. De man begint stilaan te aanvaarden dat zijn vrouw terminaal is en hij gaat met de imam en de bemiddelaar akkoord dat de kinderen begeleiding krijgen.

De verpleegkundigen hebben uit dit geval heel veel geleerd. Door een methodiek toe te passen, kunnen dergelijke situaties in de toekomst correct worden aangepakt. Beide partijen hebben daar alleen maar baat bij: de patiënt geniet meer comfort, terwijl de verpleegkundigen niet zo gefrustreerd raken.


Meer thuiszorg: zorgdruk en zorginfecties

Zorgverlening gebeurt steeds vaker thuis dan in een ziekenhuisomgeving. Het gevolg daarvan is dat thuiszorgpatiënten alsmaar complexere verzorging nodig hebben. Volgens een recente pilootstudie werkt dat niet alleen de zorgdruk maar ook het aantal zorginfecties in de hand.

Door de vergrijzing van de bevolking en de besparingen in de gezondheidszorg worden sinds enkele jaren steeds meer mensen thuis verzorgd in plaats van in een ziekenhuis.

Aan ziekenhuizen wordt ook vaker gevraagd om patiënten minder lang in het ziekenhuis te houden en ze sneller aan de thuiszorg toe te vertrouwen. De patiënten verkiezen overigens zelf om autonoom en onafhankelijk in de comfortabele omgeving van hun huis te worden verzorgd.

Maar met het stijgende aantal thuiswonende patiënten stijgt ook het aantal complexe zorgvragen en zijn er soms invasieve technieken nodig.

Infecties in de thuiszorg

We weten niet hoe talrijk de zorginfecties in de thuiszorg zijn: op Vlaams en nationaal niveau zijn er helemaal geen gegevens beschikbaar en op internationaal niveau zijn ze beperkt of gedateerd.

Daarom zorgde het NVKVV voor een nieuw initiatief: de werkgroep ‘Infectiebeheersing in de thuiszorg’. Die voerde een pilootstudie uit over de zorgdruk en levensstandaard van patiënten en de prevalentie (ofwel het voorkomen) van zorginfecties in de thuisomgeving. De drijvende krachten achter de studie waren de artsen en onderzoekers Karel Maelegheer en Katelijne Floré.

Onderzoek

Het onderzoek liep van mei tot juni 2018 bij 200 verpleegkundigen voor 711 patiënten. De vragenlijsten gingen over zorgdruk en de prevalentie van zorginfecties. 82% ervan werd beantwoord door verpleegkundigen in dienstverband, 18% door zelfstandige verpleegkundigen.

Bijna 1 op 5 thuiszorgpatiënten is gedesoriënteerd in tijd en/of ruimte.

Resultaten

Na het onderzoek beschikten de onderzoekers over meer informatie over de levensstandaard van patiënten in de thuiszorg. Zowat alle zorgbehoevenden (99%) beschikten thuis over leidingwater en een binnentoilet. Bij een kwart waren huisdieren welkom in de ruimte waar de patiënt werd verzorgd.

De studie leverde ook interessante cijfers over de zorgdruk. Zo bleek 18% van de patiënten gedesoriënteerd in tijd en/of ruimte. En de helft van alle patiënten leed aan twee of meer aandoeningen of stoornissen (comorbiditeit). Het ging daarbij voornamelijk om diabetes mellitus (16%), veneuze insufficiëntie of hartfalen (15%), reumatische aandoeningen (8%), kanker (7%) en dementie (6%). Bij 15% van de patiënten werd een niet nader gespecificeerde comorbiditeit vastgesteld.

De verpleegkundigen waren het meest bekommerd om hygiënische problemen (69%) en de verzorging van wonden (44%). Urinaire kathetherzorg en intraveneuze katheterzorg kwamen met respectievelijk 5% en 4% betrekkelijk weinig voor.

In de maand vóór het onderzoek had 6% van de patiënten een positieve MDRO-screening. Bij 30 van de patiënten (4%) stelde een arts een urineweginfectie vast. 79% van hen onderging daarvoor een antibiotische behandeling. De rest (23) kreeg een plaatselijke behandeling zoals een blaasspoeling en bij slechts 9 van hen werd een urineweginfectie vastgesteld.

Lokale of systematische symptomen van een huid- of zachte-weefselinfectie kwamen bij 127 patiënten voor. Bij 9% van de thuiszorgbehoevenden stelde een arts een huid- of zachte-weefselinfectie vast.

Er kwamen ook huidinfecties voor: chronische ulcera (bij 16 patiënten), postoperatieve wonden (12) en geïnfecteerde diabetische voeten (9). Een staal voor bacteriële cultuur werd bij 50 patiënten afgenomen.

Conclusie en aanbevelingen

Thuisverpleegkundigen hebben het vaak niet onder de markt door de omstandigheden in de thuiszorg. Dat patiënten nagenoeg allemaal toegang hebben tot leidingwater is positief, maar hygiënisch correcte zorg verloopt moeilijker bij het kwart van de zorgbehoevenden waar een huisdier in de zorgruimte komt.

Niet zelden is de werkomgeving vuil en rommelig, en beschikken de thuisverpleegkundigen niet over de basisvoorzieningen voor een minimale hygiënische zorg. Denk maar aan de mogelijkheid tot het wassen van de handen, een schone ruimte voor de opslag van medisch materiaal en een al even schoon werkblad voor het materiaal. Het risico op zorginfecties is dan ook reëel.

Daarnaast is de persoonlijke hygiëne van de patiënt een mogelijke oorzaak van zorginfecties. 9% van de patiënten weigert verpleegkundige zorg, die vooral hygiënisch van aard is.

Dat een gestandaardiseerde procedure voor infectiepreventie en -controle bij medische hulpmiddelen en intraveneuze therapie thuis nodig is, blijkt uit het feit dat 25% van de patiënten medische hulpmiddelen gebruikt en dat 6% in de thuissituatie intraveneuze therapie volgt.

De zorg van thuisverpleegkundigen en de comorbiditeit van hun patiënten blijkt bijzonder divers. Daarom is het niet evident om standaardrichtlijnen op te stellen. Bovendien zijn dit pas de eerste gegevens over de Vlaamse thuiszorg. Om goede richtlijnen voor infectiepreventie en -controle op te stellen zijn meer gegevens nodig.


Focus GGZ: Nood aan betere samenwerkingen in GGZ

200 miljoen euro, zoveel extra budget wordt er voorzien voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De werkgroep verpleegkundigen geestelijke gezondheidszorg en de werkgroep thuisverpleegkundigen (zelfstandigen en in dienstverband) van het NVKVV deden hierover enkele aanbevelingen aan minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke.

“In het huidige zorglandschap zien we een verschuiving van zorg in instellingen naar zorg in de thuissetting. Voor psychisch kwetsbare personen is dat minder ontwrichtend”, zegt Hanne Vandewiele, verpleegkundig specialist psychiatrie in het UZ Gent. “Een goede omkadering is evenwel essentieel.”  Vandaag gaan de budgetten vooral naar zorginstellingen voor geestelijke gezondheid. Mobiele teams zijn er ter ondersteuning van de thuisverpleging en eerstelijnszorg, maar de eerste lijn is vaak ook de wachtruimte voor toegang tot de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (GGZ). En net daar ontbreken de financiële middelen.

“De rol van thuisverpleegkundigen is nochtans niet min”, benadrukt Bert Rayen, domeincoördinator GGZ bij het Wit-Gele Kruis Limburg. “Vanuit de somatische zorg bouwt hij of zij een vertrouwensband op met de patiënt en zijn omgeving. Dat laat de thuisverpleegkundige toe om de zorg te coördineren op basis van de zorgnoden.” De thuisverpleegkundige kan ook structuur brengen, therapietrouw stimuleren en een zorgplan opstellen samen met de patiënt en andere zorgverleners. Maar hier staat geen financiering tegenover voor de thuisverpleegkundige. Hij of zij krijgt een financiering op basis van de lichamelijke afhankelijkheid van de zorgvrager. Dit is de reden dat heel wat zorgen in de thuissituatie bij de psychisch kwetsbare personen gedaan worden zonder vergoeding. Een referentieverpleegkundige GGZ kan de wijkverpleegkundige ondersteunen en de patiënt mee opvolgen.

“Psychisch kwetsbare patiënten blijven lang in hun thuissituatie wachten op gespecialiseerde hulp en begeleiding.”

Veel onduidelijkheid

De werkgroepen geestelijke gezondheidszorg en thuisverpleegkundigen van het NVKVV staken de koppen bij elkaar en zagen vooral de nood aan een betere samenwerking tussen de geestelijke gezondheidszorg, eerstelijnszorg en thuisverpleging. “Goede GGZ binnen de eigen thuisomgeving kan enkel met goede GGZ partners in de eerste lijn. Toch is die bereikbaarheid en beschikbaarheid van de partners nog steeds een issue”, zegt Bert. “Daarnaast merken we ook de nood aan een duidelijk kader voor een doorverwijzing naar GGZ. Patiënten blijven lang in hun thuissituatie zonder extra begeleiding of met een plaats op de wachtlijst. Vaak passen ze ook niet binnen de inclusiecriteria van mobiele teams en dan duurt het wachten op gespecialiseerde hulp zeer lang.”

Enkele mogelijke oplossingen

De werkgroepen doen enkele concrete voorstellen om GGZ laagdrempeliger en meer toegankelijk te maken. Een eerste suggestie is een samenwerking tussen huisartsen en thuisverpleegkundigen gespecialiseerd in GGZ. “Zorg op locatie is voor veel patiënten een moeilijke stap. Zorg in hun thuissituatie maakt GGZ toegankelijker zodat meer mensen die de zorg nodig hebben ook effectief krijgen”, licht Hanne toe. Dan is er wel nood aan verbindende figuren tussen GGZ-organisaties en eerstelijnszorg. Gespecialiseerde verpleegkundigen in de GGZ met de nodige kwalificaties en ervaring kunnen die rol van adviseren, bruggen bouwen en doorverwijzen op zich nemen.

Daarnaast moet eerstelijnshulp GGZ sterker verankerd worden in de maatschappij. Zoals in Scandinavië waar verpleegposten, welzijnscentra of ontmoetingshuizen worden opgericht voor GGZ. “Hier kunnen verpleegkundige poliklinische consultaties georganiseerd worden die de eerste lijn huisartsen en thuisverpleegkundigen bijstaan”, zegt Hanne nog. “De gespecialiseerde verpleegkundige kan bijvoorbeeld aan screening en testing doen, maar werkt ook preventief en behandelt mee door het klinisch toestandsbeeld en eventuele psychofarmaca op te volgen. Ook periodieke inspuitingen gebeuren met het nodige toezicht achteraf.”

 

Lees het volledige advies aan minister Vandenbroucke op de website van de werkgroepen van NVKVV.


Focus Thuiszorg: Meer complexe zorgnoden, ook in de thuisverpleging

Als thuisverpleegkundige neem je steeds meer rollen op. Die rollen combineren en tegelijk kwalitatieve zorg aanbieden is vaak een uitdaging. Zeker omdat patiënten steeds vaker in hun thuissituatie herstellen. Een snel veranderende sector dus die nood heeft aan een grondige herfinanciering. Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis, geeft uitleg.

De nieuwe noden in de thuiszorg uiten zich in meer flexibiliteit van thuisverpleegkundigen, kennis van de nieuwste technieken en mee zijn met de laatste innovaties, ook op digitaal vlak. Dat betekent onder meer investeren in opleidingen en in allerhande materiaal, maar ook in een meer gecoördineerde manier van samenwerken. “De sector heeft daarom nood aan een grondige herziening van de financiering”, zegt Hendrik Van Gansbeke. “Het Wit-Gele Kruis wil samen met de sector op een projectmatige en wetenschappelijke manier vernieuwing van de financiering mogelijk maken. Alleen zo kunnen we het hoofd bieden aan een verantwoorde invulling van de steeds toenemende complexe zorg thuis.”

In die nieuwe financiering ziet het Wit-Gele Kruis vooral mogelijkheden voor specifieke rollen voor thuisverpleegkundigen. Rollen met aandacht voor proactieve en preventieve zorg. “De thuisverpleegkundige kan vaak pas langs gaan wanneer er een specifieke nood of een voorgeschreven medische opdracht is”, vertelt Hendrik. “Nochtans kan deze veel meer betekenen, zoals het stimuleren van zelfzorg, maar ook het informeren over de mogelijkheden van mantelzorg en casemanagement in onder meer de geestelijke gezondheidszorg.”

“De thuisverpleging heeft nood aan een grondige herziening die een nieuwe en meer rechtvaardige praktijkfinanciering toelaat.”

Meer samenwerken

Het takenpakket van de thuisverpleegkundige neemt toe en wordt complexer. Terugvallen op een sterk netwerk en multidisciplinaire samenwerkingen is dus belangrijk. Daarom wil het Wit-Gele Kruis samen met de werkgroep thuisverpleegkundigen van NVKVV ook inzetten op de uitbouw van goed georganiseerde thuisverpleegkundige praktijken die kwalitatief willen en kunnen samenwerken. In de lokale samenwerking zijn zowel zelfstandigen als loontrekkenden actief met aanvullende expertise, maar ook met hun beschikbare kwalitatieve, digitale ondersteuning. “Een belangrijke taak van thuisverpleegkundigen is het verzamelen van alle juiste informatie en parameters om zo een patiënt optimaal op te volgen. Samen zien we hier toekomstgerichte mogelijkheden om nog meer op mHealth met apps en wearables in te zetten en zo de samenwerkingen te intensifiëren”, licht Hendrik toe.

Een nieuw financieringsmodel zou beter afgestemd zijn op de noden en uitdagingen waar de thuiszorg vandaag voor staat. Enerzijds moet er een praktijkregistratie voor thuisverpleging komen tegen eind 2021. Dat staat meteen garant voor kwaliteitsvoorwaarden, maar is de basis voor een nieuwe stimulerende praktijkfinanciering die een betere samenwerking zal bevorderen. Anderzijds is er nood aan een vernieuwde activiteitenfinanciering, waar de thuisverpleegkundige beter vergoed wordt in functie van de aard, kwaliteit en het resultaat van zijn of haar activiteiten.

“Praktijkregistratie is vandaag een groot gemis. We weten te weinig over de samenwerking in de thuisverpleging en over de kenmerken van de thuisverpleegkundige praktijken. Het laat toe de zorg aanzienlijk te verbeteren en optimaliseren. Dit zijn we samen met de verpleegkundige vertegenwoordigers van het RIZIV momenteel volop aan het onderzoeken. De activiteitenfinanciering biedt de mogelijkheid om de verhoudingen van de vergoedingen na te gaan, waar nodig te corrigeren en om de activiteiten preciezer in kaart te brengen. Tegen midden 2023 willen we hiervoor een pilootproject opstarten.”


Student Corner: Evaluatie en optimalisatie van de Marijuana Withdrawal Checklist

In deze bachelorproef werd een evaluatie en optimalisatie gedaan van de Marijuana Withdrawal Checklist (MWC) die al gebruikt werd op de afdeling ontwenning in de Kliniek Sint-Jozef in Pittem. Deze optimalisatie resulteerde in, voor verpleegkundigen, drie gebruiksklare documenten. Voor verpleegkundigen werd een leidraad gemaakt om ontwenningssymptomen beter in te schatten. De duur van de opvolging van de ontwenning en de frequentie van afname van het instrument werd herbekeken. Als laatste werd een document opgemaakt waarbij de patiënten inzicht krijgen op de mogelijke ontwenningssymptomen die zich kunnen manifesteren. Voor patiënten werden de eerste stappen gezet richting een educatieve sessie rond energiebalans. Deze sessie wordt verder geïmplementeerd door de bewegingstherapeut van de afdeling.

Tekst: Hanne Coussens (Hogeschool VIVES)

Context

Bij de ontwenning van cannabis is het van groot belang om als verpleegkundige kennis te hebben over mogelijke ontwenningssymptomen die kunnen optreden. Om deze symptomen goed op te volgen en te interpreteren, is een duidelijk instrument noodzakelijk. Voor mijn bachelorproef herwerkte ik de al bestaande MWC. Hierbij werd voornamelijk gefocust op het toekennen van een score aan de geobserveerde ontwenningssymptomen.

Methode

Via een vragenlijst werd gepeild naar de ervaringen van de verpleegkundigen met de huidige MWC. Er werd specifiek bevraagd welke moeilijkheden ze ondervonden en welke aanbevelingen ze hadden voor de optimalisatie van het instrument. Daarnaast werd een literatuurstudie gedaan om nieuwe inzichten te verkrijgen omtrent de ontwenning van cannabis. De gehanteerde MWC werd door middel van een literatuuronderzoek vergeleken met de huidige beschikbare evidentie. Vele gesprekken met verpleegkundigen, psychologen en met de afdelingspsychiater vonden plaats om deze optimalisatie voor te bereiden. Met al deze verzamelde informatie werd een nieuw instrument ontwikkeld.

Resultaten

Een belangrijk verzameld gegeven uit de literatuurstudie is dat de ontwenningssymptomen van cannabis tijdelijk zijn. Ze zijn daarnaast ook niet levensbedreigend, maar wel onaangenaam. Via de vragenlijst werden suggesties ter optimalisatie verzameld.

De geoptimaliseerde MWC bestaat uit drie delen. Het eerste deel is het document dat gehanteerd wordt om het uitgangspunt te kiezen en de scores te noteren. Het tweede document is de leidraad, die bestaat uit verschillende onderdelen. Als eerste zijn er de interventies die moeten gebeuren bij het bekomen van bepaalde scores. Als tweede is er de verduidelijking van de checklist met mogelijk te stellen vragen en scores die gegeven moeten worden aan bepaalde antwoorden. Als laatste is er de extra uitleg bij de uitgangspunten. Hierbij staan afnameschema’s en uitleg rond keuzes voor uitgangspunten. Het laatste document is voor de patiënt bij wie de MWC wordt afgenomen. Het is een blad met pictogrammen waarop de mogelijke ontwenningssymptomen van cannabis genoteerd staan.

Conclusie

Er werd een nieuw instrument gecreëerd en geïmplementeerd door deze bachelorproef. Er werden evaluatiecriteria afgegeven aan de afdeling. Tijdens de voorstelling van het herwerkte document werd het met veel enthousiasme door de afdeling onthaald.

Hanne Coussens (22 jaar)

Zal afstuderen in: Juni 2021, VIVES campus Kortrijk

Geleerd: Ik heb geleerd dat ik in elf weken een instrument volledig kon herwerken naar de noden van een afdeling. Dit gaf me veel voldoening. Het was een ware leerschool om met verschillende mensen in overleg te gaan, samen met mijn begeleiding en de mensen van op stage na te denken en zo tot het best mogelijke resultaat te komen.

Zet je graag jouw bachelorproef of masterproef hier in de kijker? Laat het ons weten via journalist@nvkvv.be.


Gewenste rollen en verwachtingen van nursing assistants in Japan

Vraag

Wat is de kloof tussen de gewenste rollen van nursing assistants en hun beleving van de verwachtingen van verpleegkundigen? Wat is de relatie tussen deze verwachtingen en de deelname van nursing assistants binnen een verpleegkundig team?

Context

De studie[1] gaat uit van de veronderstelling dat de waarneming van een nursing assistant over zijn of haar rol meteen verbonden is aan zijn of haar deelname aan het verpleegkundig team. Informatie-uitwisseling tussen verpleegkundigen en nursing assistants is noodzakelijk voor passende intramurale zorg. Verpleegkundigen die de rol van nursing assistants hoog in het vaandel dragen, zouden meer informatie delen met deze nursing assistants[2].

Selectiecriteria voor studies

De studie werd uitgevoerd in Japan. Er werd een secundaire analyse gemaakt van een enquête met liefst 1.316 respondenten, allen nursing assistants. Op die manier wilden onderzoekers een dieper inzicht krijgen in de mogelijke verbanden tussen de ervaring van nursing assistants en hun rol binnen het verpleegkundig team.

Samenvatting van de resultaten

Nursing assistants die deelnamen aan de studie beoordeelden hun eigen gewenste rollen hoger dan de verwachtingen die hun verpleegkundige collega’s volgens hun eigen aanvoelen hebben. Waar die beleving hoger ingeschat werd, merkten onderzoekers op dat nursing assistants ook meer betrokken waren binnen het verpleegkundig team. Lag die beleving lager, dan was er van teamparticipatie zo goed als geen sprake.

Conclusie

Nursing assistants schatten hun rol en takenpakket hoger in dan de eigenlijke verwachtingen van verpleegkundigen. Beleefden ze hogere verpleegkundige verwachtingen, dan presteerden de nursing assistants ook op een hoger niveau. Lag die beleving lager, daalde hun niveau. Ondanks hun motivatie om meer taken uit te voeren.

Gevolgen voor de praktijk

Zowel voor verpleegkundigen als voor nursing assistants is het nuttig om samen na te denken over de functionele rollen van verpleegkundigen. Dit vergroot enerzijds het bewustzijn op de afdeling en binnen het verpleegkundig team. Anderzijds bevordert het de deelname van nursing assistants binnen het team en optimaliseert dit het effect van hun handelingen.

 

Meer wetenschappelijk onderzoek

 

[1] Saiki, M, Takemura, Y, Kunie, K. Nursing assistants’ desired roles, perceptions of nurses’ expectations and effect on team participation: A cross-sectional study. J Nurs Manag. 2021; 00: 1-8.

[2] Saiki, M, Kunie, K, Takemura Y, Takehara, K, Ichikawa, N. Relationship between nurses’ perceptions of nursing assistant roles and information-sharing behaviors: A cross-sectional study. Nurs Health Sci. 2020; 22: 706-713.


Het belang van patient empowerment: "Zorg is geen eilandje"

Als verpleegkundige is je focus de zorgvrager een zo goed mogelijke zorg bieden. Er zijn veel handelingen die op het eerste gezicht misschien onbenullig lijken of die je op automatische piloot uitvoert, maar die voor jouw zorgvrager een wereld van verschil maken. Ze dragen bij tot patient empowerment. Edgard Eeckman, communicatieverantwoordelijke van het UZ Brussel, schreef er een doctoraat over en richtte de vzw Patient Empowerment op. De ideale persoon dus om deze term te duiden.

“Patient empowerment gaat verder dan interpersoonlijke relaties tussen de zorgvrager en artsen, verpleegkundigen, paramedici en andere zorgverleners”, valt Edgard Eeckman met de deur in huis. “Als je ziek bent, word je afhankelijk en kan het zorgsysteem moeiteloos over je heen walsen. Het begint dan al bij het zoeken naar een parkeerplaats, het volgen van de signalisatie, het invullen van formulieren, niet vrij kunnen beslissen wat je wil eten, enzovoort. Je wordt afhankelijk en raakt al snel het gevoel van controle kwijt.” En net daar draait patient empowerment om. Gedwongen afhankelijkheid maakt ongelukkig en dus is een gevoel van controle over wat hem overkomt voor de zorgvrager belangrijk om te voorkomen dat er, naast ziek zijn, nog een sterk en onaangenaam gevoel van autonomieverlies bij komt”.

Door ziek te worden, wordt een mens afhankelijk van een aantal resources die de arts bezit. Informatie en kennis zijn bijvoorbeeld twee resources waarover je in mindere of meerdere mate de controle verliest. Die zijn nochtans belangrijk om geïnformeerde keuzes te maken en dus om je empowered te voelen. Bij een verkoudheid is dat niet zo fundamenteel. Je vermoedt namelijk waarom je je slecht en slap voelt. Maar wanneer je ernstig ziek bent, neemt de afhankelijkheid van die resources toe. Heb je nierstenen, dan is expertise niet zo cruciaal voor patient empowerment als wanneer je aan een zeldzame ziekte lijdt of wanneer je een ingewikkelde operatie moet ondergaan. “Al is geïnformeerd worden een persoonlijke keuze die varieert van persoon tot persoon”, licht Eeckman toe. “De ene persoon wil alles weten en stelt ongelofelijk veel vragen. Het is dan de taak van onder meer de arts en verpleegkundige om daar een antwoord op te geven. De andere persoon wil helemaal niets extra weten en schikt zich in de verkregen informatie of wil door onwetendheid hoop houden.”

Tools van de zorgverlener en de zorgvrager

Iedere persoon die bediend wil worden door de zorg is in elke situatie afhankelijk van één en dezelfde resource: de wettelijke macht van de dokter. Wil je een afwezigheidsattest of een voorschrift voor een geneesmiddel, dan moet je langs de dokter. Algemeen geldt: hoe zeldzamer en belangrijker voor de zorgvrager de resource is, hoe afhankelijker de zorgvrager wordt. Autonomieverlies kan leiden tot gevoelens van frustratie, onrust, passiviteit, kan ziek maken zelfs. “Je kan afhankelijk worden van je ziekte. Als nierpatiënt hang je af van dialyse, als diabeet van je injecties en ben je immobiel dan moet je op anderen vertrouwen voor je dagelijkse taken. Daar komt dan de afhankelijkheid van de resources bovenop. Vertrouwen is belangrijk maar het kan tegelijk het afhankelijkheidsgevoel verhogen omdat het goed aanvoelt en je dat gevoel wil behouden. Nochtans is het belangrijk dat het geen blind vertrouwen wordt. Dokters en verpleegkundigen zijn mensen die ook fouten kunnen maken. Een goede vertrouwensrelatie kenmerkt zich door een comfortabel gevoel dat berust op het feit dat je als zorgvrager op alle mogelijke vragen adequate antwoorden krijgt en dus dat je weet wat waarom en wanneer gebeurt.”

“Patient empowerment streeft naar een gelijkwaardige relatie tussen de zorgverlener en de zorgvrager.
Als verpleegkundige draag je op heel veel verschillende manieren bij tot dat gevoel van autonomie.”

Dynamische en afhankelijke relaties

Afhankelijkheid kan zich ook uiten in de relatie tussen een persoon en zijn of haar mantelzorger, de apotheker, de mutualiteit of de verzekeringsmaatschappij tot zelfs de minister en diens adviesraden. Het speelt zich af in alle lagen van de samenleving. En net daarom is patient empowerment zo belangrijk want de zorgvrager wordt afhankelijk van de zorgverleners en van het systeem. Het komt erop aan om te bekijken hoe we dat gevoel van controleverlies voor de zorgvrager kunnen beperken op de momenten dat de zorgvrager daar nood aan heeft.

“Open en empathische communicatie en bejegening zijn de instrumenten om dat gevoel van controleverlies zo klein mogelijk te maken”, vertelt Edgard Eeckman. “Het vergroot het gevoel van autonomie wanneer een verpleegkundige zichzelf voorstelt of een procedure tot in de puntjes uitlegt. De zorgvrager heeft meer informatie en voelt zich dus minder afhankelijk en meer empowered.” Maar de verpleegkundige heeft het systeem niet mee. De financiële dynamiek van ziekenhuizen draait op kwantiteit. Steeds meer wordt becijferd. Hoe lang een verpleegkundige aan een bed staat, wordt vandaag gemeten en vergeleken. Het menselijke dreigt door tijdsdruk te moeten inboeten. Nochtans is een eenvoudig babbeltje of een korte voorstelling van jezelf genoeg om die zorgvrager meer empowered te laten voelen. “De zorgvrager is afhankelijk van de zorgverlener en het zorgsysteem, maar de arts en verpleegkundigen zijn evengoed afhankelijk van de zorgvrager en de informatie die hij verschaft. De afhankelijkheid is dus wederzijds, maar de zorgvrager zit in een ondergeschikte positie omdat hij of zij het meest kwetsbaar is. En dan is het aan de persoon met het machtsoverwicht om het initiatief te nemen en de ander te empoweren.”

Patient Empowerment Edgard Eeckman patientenrechten relatie patient arts

© Bart Moens

Een veilige haven

Gezond zijn is natuurlijk de absolute vorm van empowerment. Toch kan je een zieke patiënt een gevoel van controle geven over zijn of haar zorg. Het is een proces waarin de verpleegkundige een belangrijke rol speelt. Als verpleegkundige kan je met heel wat kleine acties bijdragen tot dat controlegevoel. “Wanneer een zorgvrager lang in een zorginstelling verblijft, kan de kamer zijn cocon worden. Klop dus aan, stel je voor en vraag of je niet stoort. Misschien is die persoon aan het bellen met een familielid. Excuseer je en kom later even terug”, zegt Eeckman.

Nog zo’n voorbeeld: een ziek persoon voelt zich niet goed en vindt ook dat hij of zij er niet goed uitziet. Met een simpele vraag kan je aan je collega’s zorgkundigen vragen de haren te wassen. Dat kan voor die persoon een wereld van verschil maken, zeker als hij in de namiddag bezoek krijgt. Natuurlijk kan er altijd iets dringends tussenkomen waardoor je daar zelf als verpleegkundige geen tijd voor hebt. Maar leg het dan uit aan de zorgvrager. Zo voelt die zich gehoord en begrepen. Ook het identificeren van de zorgverleners kan helpen. Zorgvragers weten graag wie wanneer langs komt. Als dat ergens genoteerd staat, is de zorgvrager op de hoogte en voorbereid.

Wisselwerking

Een belangrijke nuance is dat, om zorgvragers te empoweren, ook de zorgverlener empowered moet zijn. Edgard Eeckman gaat uit van een intrinsieke motivatie van de verpleegkundige: ondanks de zware job, wil een verpleegkundige vooral anderen helpen. En om hun job makkelijker te maken, moet iedereen betrokken zijn en moet het zorgsysteem goed werken. “Je moet zorgverleners niet alleen bevragen of ernaar luisteren, maar met hun bezorgdheden en feedback echt aan de slag aan. Hetzelfde geldt voor de zorgvrager. Vult hij of zij een vragenlijst in met een suggestie en wordt dat voorstel uitgevoerd, doe er iets mee en laat dat dan aan die zorgvrager of zorgverlener weten. Hij zal zich betrokken en gewaardeerd voelen”, licht Eeckman toe. “Luisteren naar iemand of iemand empoweren, werkt dus het best als je zelf empowered bent. Het is niet iets wat je alleen doet, maar samen met de artsen en andere ondersteunende diensten. Binnen een zorgorganisatie is daarom nood aan een participatieve cultuur.”

Verpleegkundigen zijn het gezicht van de zorg. Edgard Eeckman besluit: “De zorg in een ziekenhuis, woonzorgcentrum of CGG is geen eilandje. Ze moet volledig geïntegreerd zijn, ten dienste van de zorgvrager. Hij is de sleutelfiguur, hij moet de kans krijgen de motor van de zorg te zijn, als hij dat zelf wil natuurlijk. Als hij het wil, maar niet kan, is het aan de zorgverleners om hem daarbij zoveel als mogelijk te versterken. Zowel voor en na als tijdens het zorgproces moet samen met andere zorgpartijen gekeken worden wie welke rol kan vervullen om tot een evenwaardige relatie van wederzijds respect te komen, en dit op maat van elke individuele zorgvrager. Want dé zorgvrager bestaat niet.”


Eerste bachelors in de verpleegkunde in Vlaanderen

In navolging van de Europese richtlijn werd in 2016 de bacheloropleiding verpleegkunde in Vlaanderen van drie naar vier jaar verlengd. In 2020 studeerden de eerste studenten af die in het vierde jaar een verdiepende stage hebben gevolgd. De bedoeling van zo’n stage is dat de studenten zelfstandiger aan de slag gaan en als volwaardig medewerker meedraaien. Volgens Ellen De Wandeler van het NVKVV zijn de studenten dankzij de stage beter opgeleid en hebben ze meer zelfvertrouwen. Zo gaat er onder andere meer aandacht naar vaardigheden als verpleegkundig leiderschap en klinisch redeneren.

De Wandeler is zelf heel benieuwd naar de ervaringen en vaardigheden van deze studenten bij het afstuderen. Op die verworvenheden moet nu verder worden gebouwd, zodat onder meer de noodzakelijke specialisaties binnen verpleegkunde een aanvullende vorm krijgen. Eind 2019 richtte het NVKVV daarom de Werkgroep Studenten op, die de ervaringen van studenten in zeven hogescholen evalueert. Op basis daarvan worden aanbevelingen geformuleerd en kunnen zaken worden bijgestuurd. Het platform laat dus in feite de stem van de student horen.