Nieuwseditie maart 2018

01-03-2018

Permanente vorming

Up-to-date verpleegkundigen: goed voor je patiënt en voor je zelfvertrouwen

Alle verpleegkundigen zullen in de toekomst waarschijnlijk 60 uur permanente vorming dienen te volgen, gespreid over vier jaar. Toch volgens het advies dat de Federale Raad voor Verpleegkundigen (FRV) uitwerkte op vraag van Minister van Volksgezondheid Maggie De Block. Permanente vorming: een must of een kans?

Volle werkweken, een work-life balans die soms al onder druk staat door onregelmatige uren en daar nog vorming bovenop… Niet elke verpleegkundige staat te springen om bijscholing te volgen, en niet elke werkgever ziet het tijdelijke verlet op de werkvloer door vorming zitten. Wie het nut van permanente vorming op korte en lange termijn tegenover elkaar afweegt, komt tot een andere slotsom: enkel collega’s die zich geregeld bijscholen kunnen met fierheid up-to-date werk leveren in een wereld die constant in verandering is. Wat vandaag een state of the art praktijk is, is morgen immers achterhaald door een andere aanpak. Wie kan zich nog permitteren om vast te roesten en niet mee te zijn met nieuwe gevalideerde richtlijnen en met innovatieve ontwikkelingen?
Het NVKVV maakt deel uit van de Werkgroep Permanente Vorming, opgericht op initiatief van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV), en is overtuigd van de noodzaak van een uitbreiding van permanente vorming. Tot nu zijn enkel verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel en bijzondere beroepsbekwaamheden verplicht om zich geregeld bij te scholen. NVKVV gaat ervan uit dat dit een recht en plicht hoort te zijn voor elke verpleegkundige. Ook verpleegkundigen die vier jaar of langer afwezig zijn uit de beroepspraktijk zullen volgens de nieuwe voorstellen eerst een stage van minimaal 120 uur en 15 lesdagen moeten volgen voor ze weer aan de slag gaan.

Portfolio opbouwen

‘In Nederland kent men de praktijk van een elektronische portfolio, waarin je diploma’s en ook elke bijkomende vorming opgenomen worden,’ vertelt Kenny De Cuyper, voorzitter van de werkgroep Ouderenzorg NVKVV, zorgmanager geriatrie in AZ Nikolaas in Sint-Niklaas, lector in de Karel De Grote Hogeschool en lid van de Werkgroep Permanente Vorming van de FRV. ‘Zo’n systeem zouden wij best ook invoeren. Bij promotiemogelijkheden of bij de bespreking van loonschalen kan het portfolio met een muisklik opgehaald worden en toont die meteen welke vormingen iemand gevolgd heeft.’ Het idee van permanente vorming staat internationaal in de steigers. Zowel een Europese richtlijn (2013/55/EG) als de nieuwe deontologische code voor verpleegkundigen die recent werden goedgekeurd door de FRV, wijzen op de noodzaak om beroepscompetenties permanent te blijven ontwikkelen. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van de verpleegkundigen zelf en van hun werkgevers. Verpleegkundigen die gewonnen zijn voor bijscholing maar hier niet altijd de ruimte voor ontvangen, krijgen door de nieuwe adviestekst – die op het kabinet verder zal behandeld worden – binnenkort een stevig argument wanneer ze met voorstellen voor bijscholing naar hun diensthoofd of directie stappen. Het voorstel is dat elke verpleegkundige zich 60 uur per vier jaar bijschoolt.

Wat komt allemaal in aanmerking voor die 60 uur vorming? Kenny De Cuyper: ‘Dat ligt nog niet helemaal vast. De adviestekst somt een aantal opties op: opleidingen georganiseerd door hogescholen en universiteiten bijvoorbeeld, vormingen die door de Gewesten en Gemeenschappen ingericht worden en uiteraard ook vormingen door beroepsorganisaties voor verpleegkundigen. De Werkgroep wil niet limitatief zijn, wel voert ze een pleidooi voor een onafhankelijk orgaan voor accreditatie van deze vormingen. Niet onbelangrijk: zorginstellingen kunnen ook zelf interne vormingen organiseren in samenwerking met een opleidingsinstituut of met een beroepsorganisatie voor verpleegkundigen.

Wie zal dat betalen?

Zal de werkgever de kosten ophoesten voor alle vormingen en hoe gaat dit dan in zijn werk voor thuisverpleegkundigen? Kenny De Cuyper: ‘Thuisverpleegkundigen ontvangen 175 euro per jaar indien ze elektronische patiëntendossiers bijhouden. Dat geld kunnen ze inzetten voor vorming. Wat zorginstellingen betreft: permanente vorming kan een verhoogde financiële inspanning vragen maar veel werkgevers zetten nu al sterk in op bijscholing. Ik ben ervan overtuigd dat zorginstellingen die onvoldoende belang hechten aan vorming en bijscholing zichzelf op termijn uit de markt prijzen. Vorming hoort gewoon bij goede voorwaarden creëren om je personeel te behouden, en het versterkt kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt.’ De adviestekst, die normaal gezien deze maand goedgekeurd wordt door de FRV, biedt geen garantie dat een werkgever een bepaalde vorming financiert, hierin heeft elke zorginstelling zijn eigen gewoontes en regels. Het is wel de bedoeling dat werkgevers verantwoordelijkheid opnemen voor het mogelijk maken en/of het vergoeden van vorming.

Dat België, in lijn met Europa, zal evolueren naar een praktijk met permanente bijscholing voor elke verpleegkundige staat buiten kijf. Permanente vorming is een must én een kans. Functietitels zullen aan belang winnen en bepalend zijn voor de loonschalen. Alle redenen dus voor verpleegkundigen om ogen en oren open te houden voor vormingen die hun vaardigheden nog meer in de verf zetten, of om nieuwe, bijkomende vaardigheden voor hun portfolio te verzamelen. Hoe meer skills, hoe meer zelfvertrouwen, en hoe meer interessante opties op de arbeidsmarkt. Uiteraard is de doelstelling accreditatie versus meer vorming niet haalbaar zonder bijkomende financiering en administratieve ondersteuning vanuit de bevoegde overheden.

Alle adviezen van de Federale Raad Verpleegkunde worden na goedkeuring gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid en Sociale zaken.

Je vindt ze hier: http://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/advies-en-overlegorgaan/raden/federale-raad-voor-verpleegkunde.

Vorming? Oké, maar ….

  • ‘Ik heb nu al geen tijd, en ben al vaak moe’

In elke zorginstelling gelden eigen regels voor het volgen van bijscholingen, vaak worden verpleegkundigen hiervoor vrijgesteld. Vorming gebeurt dan binnen de werkuren, het is niet iets wat er nog eens bovenop komt.

  • ‘Ik ben 58 jaar, ik zal mijn tijd nog wel doen, vorming is niet meer aan mij besteed’

Kwaliteitsvolle verpleegkundige zorg leveren is de basis van het beroep. Of je nog 30 of nog 3 jaar te gaan hebt, up-to-date (praktijk)kennis is een must. Het is niet enkel van groot belang voor je kwaliteit van zorg en voor de patiënt maar ook om je zelfvertrouwen en beroepsfierheid tot aan je pensionering te behouden.

  • ‘ Ik heb wel interesse in een specifieke cursus, maar die is duur’

Er is geen garantie dat elke specifieke vraag om scholing ingewilligd en vergoed wordt door je werkgever, maar de verplichting tot bijscholing die eraan komt, kan je onderhandelingspositie tegenover je werkgever verhogen. Uiteraard blijft de aard van de bijscholing en het nut ervan nog steeds voorwerp van gesprek. Werkgevers die gemotiveerd personeel willen behouden, doen er goed aan hier voldoende budget voor te voorzien.

  • (vanuit de werkgever) ‘Ik wil wel, maar we kunnen geen mensen missen op de werkvloer’

Dit is een realiteit op heel wat diensten. Wat hierbij kan helpen is de mogelijkheid om interne vorming te organiseren, op een moment dat dit het best uitkomt voor een bepaalde dienst. Diensten kunnen elkaar hierin bijstaan om de belasting haalbaar te houden.

Vorming bij het NVKVV

Ria Goris