Kiezen voor een zorgberoep: “Niet vanzelfsprekend, wel een aanrader”
Waarom kiezen voor de zorg? Ik krijg de vraag nog regelmatig en die is helemaal niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Ik volgde in het middelbaar de richting Bedrijfseconomie en naast een EHBO-cursus in mijn laatste jaar had ik nog weinig tot geen ervaring in de gezondheidszorg. Van kleins af aan vond ik het wel al fijn om mensen te helpen, er te zijn voor hen. Iets kunnen betekenen voor anderen kan me zo gelukkig maken. Dat ik zelf mijn eerste twee levensmaanden in het ziekenhuis doorbracht nadat ik prematuur geboren was, zit er misschien ook voor iets tussen. Ik denk dat het vooral hierom draait: je hebt het in je om met mensen te werken en hen te helpen, of je hebt die drang niet. Dat is eigen aan verpleegkundigen: je job doen met hart en ziel.
Wij, studenten verpleegkunde, popelen dan ook om het werkveld te betreden, maar we zien dat we met lang niet genoeg zijn. Het aantal vacatures in de zorg neemt alleen maar toe. Vooral voor de beroepen van zorg- en verpleegkundige is er een heel groot tekort. Zeker nu door de pandemie meer en meer zorgverleners afhaken omdat ze volledig op zijn. Niet onbegrijpelijk. Wie af en toe weekend- of vakantiewerk doet in een woonzorgcentrum, wordt regelmatig één uur voor het begin van de shift opgebeld met de vraag om in te springen, al is het maar voor een paar uur. Vorige week kreeg ik om 5 uur ‘s ochtends nog zo’n berichtje van de hoofdverpleegkundige van een woonzorgcentrum. Hij vroeg me of ik hen kon depanneren. Maar liefst vier collega’s hadden ziek afgebeld. Zoek dan als hoofdverpleegkundige maar eens naar een oplossing.
Hoe kijkt de samenleving naar werken in de zorg? Sprak men vroeger over een verpleegkundige, dan viel vaak de term ‘verpleegster’ of zelfs ‘zuster’. Dat beeld waart nog steeds rond. Net als het cliché dat een verpleegkundige enkel mensen wast en eten geeft. Dat beeld leefde ook bij mijn ouders, toen ik hun vertelde dat ik verpleegkundige wilde worden. En dat is jammer, want het maakt het beroep allesbehalve aantrekkelijk bij jongeren. Een ander gevolg van deze beeldvorming is dat het mannelijke studenten afschrikt. Jongens willen niet met die clichés geassocieerd worden. Het is volgens mij een reden dat er zo weinig mannelijke zorg- en verpleegkundigen zijn. Gelukkig begint de bevolking zich nu stilaan een ander idee te vormen van een job in de zorg, mede door de pandemie.
Ondertussen breekt er voor veel laatstejaarsstudenten van het middelbaar een moeilijke tijd aan: via info- en openlesdagen een opleiding kiezen die het best bij hen past. Een keuze die je hele toekomst zal bepalen. Niet evident als zeventien- of achttienjarige, zeker niet nu een deel van die zoektocht online moet gebeuren. Als ik nog maar terugdenk aan toen ik drie jaar geleden zelf voor deze beslissing stond, krijg ik het er opnieuw warm van. Na zo’n infodag lag de hele keukentafel letterlijk vol met boekjes van diverse opleidingen waarin ik potentieel zag.
Ik lanceer graag een warme oproep aan deze jongeren: overweeg een opleiding in de zorg. Persoonlijk heb ik er nog geen moment spijt van gehad.
Verpleegkundige is een mooi beroep waar je veel voldoening uit haalt. Een patiënt die dankbaar is voor wat je voor hem of haar hebt gedaan maakt iedere keer weer je dag. Voor dat onbeschrijflijke gevoel doe je het gewoon. Het werk is niet te onderschatten. Dubbele shiften, de vrees om besmet te raken, steeds weer streven naar de best mogelijke zorg voor de patiënt en tegelijk hopen dat die erop vooruit zal gaan in plaats van achteruit. En dan tussendoor nog dat evenwicht zoeken met je thuisfront: alles samengeteld is het zeker geen lachertje. Kiezen voor een zorgopleiding is dus zeker niet vanzelfsprekend, maar wel een absolute aanrader.
© 2022 SOCIAAL.NET & Robbe Van Leemput
Robbe Van Leemput is derdejaarsstudent verpleegkunde aan de Odisee Hogeschool in Sint-Niklaas.
Suïcidepreventie in virtual reality
Het aantal zelfdodingen en pogingen tot zelfdoding in Vlaanderen is hoog. De onderzoeksgroep Health Innovation van UCLL zet daarom in op het sensibiliseren en trainen van hulpverleners om zelfmoordgedachten bij patiënten te detecteren met diverse tools. Zo ontwikkelden de onderzoekers in samenwerking met het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) een VR-bril.
Met de VR-bril oefenen (toekomstige) verpleegkundigen zelfstandig klinisch redeneren en communicatieve vaardigheden bij het voeren van complexe gesprekken met suïcidale zorgvragers. Het project werd ingediend bij het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. “Zo hopen we zo veel mogelijk mensen te bereiken, maar als we één persoon kunnen helpen, zijn we al geslaagd in onze opzet”, stelt Dave Seré van het UCLL XPLab.
Meerkeuzevragen bepalen de verhaallijn
Gebruikers krijgen eerst een theoretische inleiding en passen dan meteen die kennis toe in de virtuele omgeving. Wanneer de user de bril opzet komt die terecht in een patiëntenkamer. Er komt een verpleegkundige in beeld en een patiënt, die aangeeft ‘Naar huis? Maar dat zie ik helemaal niet zitten’. Het is aan de user om de meest aangewezen vraag te selecteren uit een keuzemenu van drie opties. De drie opties zijn gebaseerd op het achterliggende klinisch redeneren. Afhankelijk van de gekozen piste, krijgt de user een andere verhaallijn te zien. De ervaring duurt 15 minuten. In deze tijd worden de detectie van, de interventies en de nazorg bij zelfdodingsgedachten ingeoefend.
Na de oefeningen krijgen de gebruikers een vragenlijst om de impact van de oefening te meten en de tool te evalueren. Voelen ze zich na de tool meer bereid om het gesprek aan te gaan met de zorgvrager die denkt aan zelfmoord? Hebben ze meer zelfvertrouwen gekregen om over dit topic te spreken? Vinden ze de VR-tool een meerwaarde? Daarnaast is er voldoende aandacht voor nazorg bij de gebruikers. Lector en onderzoeker Ilse Ackermans (UCLL): “Ook al is het virtueel, het gaat hier om complexe situaties die emotionele impact hebben.”
Positieve evaluatie
Tot nu toe werd de tool getest bij studenten van de hogeschool en bij zorgverleners via het VLESP. De impactmeting loopt nog volop, maar de eerste voorzichtige conclusies zijn positief. “Studenten appreciëren de laagdrempelige manier van inoefenen”, vertelt Ilse. “In de VR-omgeving ondervindt de user geen nadelen van afleiding door de klas. In het klassieke rollenspel staan een klas en een lector te kijken naar hoe de student in kwestie de situatie aanpakt.” De VR-tool laat toe om op een veilige manier fouten te maken. De user kan het scenario verschillende keren afspelen en zo blijven oefenen.
Unieke technologie met maatschappelijk belang
“Dit is echt een uniek project”, zegt Dave Seré. “Met deze vorm van serious gaming bieden we een antwoord op maatschappelijke en sociale noden en streven we naar beter onderwijs. Met de acteurs in een 360° video komen we heel dicht bij de realiteit.” De technische uitdagingen zijn niet min, maar door de inhouse productie spelen de ontwikkelaars kort op de bal en worden bugs snel verholpen. Nu de tool goed lijkt te functioneren, denken de onderzoekers al voorzichtig aan de toekomst. “Nieuwe VR-scenario’s kunnen toegespitst worden op nieuwe doelgroepen, zoals jongeren of ouderen, gaan over andere psychische pathologieën of plaatsvinden in andere settings dan de ziekenhuiskamer. Door de modulaire opbouw van het programma kunnen nieuwe verhaallijnen snel geïmplementeerd worden. We zien dus heel wat mogelijkheden om met onze VR-toepassing in te spelen op maatschappelijke noden.”
“Zien wat je niet kan zien, horen wat je niet kan horen.”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Laura De Hert (33 jaar) is zowel begeleidingsverpleegkundige als mobiele verpleegkundige in AZ Sint-Lucas in Gent en lid van de werkgroep Begeleidingsverpleegkundigen.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Stiekem wou ik altijd al verpleegkundige worden, maar ik heb eerst sociaal werk gestudeerd uit rebellie. Mijn vader is verpleegkundige en ik zei: ‘je denkt toch niet dat ik hetzelfde ga doen’. Als maatschappelijk werker heb ik op verschillende plaatsen gestaan en zo kwam ik terecht bij Mozaïek, een voorziening voor volwassenen met een beperking. Daar voelde ik dat zorg mij toch nauw aan het hart lag. Toen heb ik verpleegkunde bijgestudeerd als werkstudent.
Wat boeit je in je job?
Als verpleegkundige zie je meteen het resultaat van wat je doet. Ik heb ook in de psychiatrie gewerkt en daar heb je dat minder. Ik wou ook graag verpleegkundige worden om de technische handelingen uit te voeren. Omdat ik mobiele en begeleidingsverpleegkundige ben, zit er veel variatie in mijn job. Dat wakkert mijn passie aan en houdt het vuur in mij laaiend. Variatie in mensen waar je mee werkt, de patiënten die je tegenkomt, de jobinhoud. Als begeleidingsverpleegkundige zie ik studenten van overal of begeleid ik nieuwe medewerkers op alle functies. Van directie tot schoonmaak, ik krijg het allemaal mee.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Een goede verpleegkundige moet zien wat je niet kan zien en horen wat je niet kan horen. Dat gaat nog een stapje verder dan enkel empathisch zijn, we moeten echt alert zijn. Daarnaast mag een verpleegkundige niet te veel puur zorgen, de empowerment van de patiënt is ook belangrijk. Het allerbelangrijkste, ten slotte, is dat je het werk met hart en ziel doet. Komt de liefde voor de zorg niet uit de grond van je hart, dan hou je het niet vol.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Zien dat je inspanningen lonen. Een medewerker die vlot onthaald wordt en dankbaar is, iemand in de gang die je complimenteert, een collega info verschaffen waarmee je die vooruithelpt, een student die je dankbare feedback geeft. Het zijn kleine dingen die tonen dat je waardevol werk levert.
Zijn er ook minder fijne momenten?
De slechtnieuwsgesprekken: een student waarbij de stage niet zo goed loopt, moeilijke gesprekken met het team, een onzekere medewerker. Soms komen daar positieve dingen uit, maar soms voel je toch vooral hoe beperkt je bent in sommige situaties om anderen te helpen. Zeker in deze tijden zien we afdelingen kraken onder de druk. Dan voel ik me wel eens machteloos.
Wat zijn de uitdagingen van vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Zonder twijfel de stijgende druk. We moeten wel in het achterhoofd houden dat alle functies het moeilijk hebben. Ook directies, het personeel in de keuken of de poetsdienst staan voor de nodige uitdagingen. In AZ Sint-Lucas organiseerden we daarom al eens een jobwissel. Zo ervaart iemand van de personeelsdienst hoe het loopt in de keuken, en omgekeerd. Op die manier krijgen we meer begrip voor elkaar en bevestigen we aan elkaar dat we er samen voor gaan.
Wat doe je in je vrije tijd?
Momenteel spendeer ik bijna al mijn vrije tijd met mijn kindjes van één en drie jaar oud. Uiteraard met heel veel liefde.
Open communicatie en zorgen voor elkaar
OPZ Geel is een openbaar psychiatrisch zorg- en kenniscentrum met een tweedelijnsopdracht. Ze bieden gespecialiseerde zorg aan mensen met een psychiatrische zorgvraag en aan hun omgeving wanneer begeleiding door de eerste lijn niet meer volstaat. Het werk kan uitdagend zijn, maar de zorgverleners vinden veel steun bij elkaar.
Verpleegkundige Nancy Geypen werkt samen met verpleegkundigen, psychologen, psychiaters en therapeuten in het Outreach-team van OPZ Geel, dat jongeren tijdens of na hun verblijf in gemeenschapsinstellingen jeugdpsychiatrische ondersteuning biedt. “We zijn hier allemaal casemanager”, vertelt Nancy. “Als verpleegkundige ben ik een spilfiguur tussen de gemeenschapsinstelling en de kinder- en jeugdpsychiater.” Jongeren begeleiden en therapie geven, medicatie opvolgen, het contact met de ouders en de leefgroep opvolgen, opvoeders coachen, linken leggen naar vervolghulp, … het behoort allemaal tot het brede takenpakket van het Outreach-team.
“In ons team is iedereen gelijk”, vervolgt Nancy. “Iedereen heeft natuurlijk zijn of haar specialisatie, maar eigenlijk loopt de taakverdeling nogal door elkaar.” Er bestaat een groot vertrouwen tussen de teamleden, die ondertussen goed op elkaar zijn ingespeeld, maar dat is er niet vanzelf gekomen. “In het begin was het voor ons ook even zoeken naar de juiste balans. De sleutel is open communiceren, stoppen met hokjesdenken en samen ook leuke dingen doen. We zorgen goed voor elkaar, zodat we nog beter voor onze jongeren kunnen zorgen. We staan altijd voor elkaar klaar op moeilijke momenten, maar er is ook genoeg ruimte voor humor op de werkvloer en we gaan geregeld samen iets eten, het liefst van al in de zon.”
“Grondige verpleegkundige kennis en militaire tactiek zijn cruciaal”
We zetten graag onze mensen in de kijker. An Van der Auwera is directeur Nursing in het Militair Hospitaal Koningin Astrid in Neder-over-Heembeek. Tot 2017 werkte ze als verpleegkundige in het Brandwondencentrum, waarvan tien jaar als hoofdverpleegkundige van de afdeling Medium Care.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Ik volgde een atypisch parcours en startte op mijn achttiende de opleiding tot officier in de Koninklijke Militaire School. Als discipline koos ik voor de medische component en zo kwam ik in Leopoldsburg in contact met verpleegkunde. Toen ik afstudeerde, was er vraag naar officieren die een bijkomende opleiding tot verpleegkundige wilden volgen. Ik was zeer geboeid door het medische luik, meer dan het logistieke, dus ik ging hier maar al te graag op in.
Wat boeit je in je job?
Het militaire aspect en ook de verpleegkundige technische kant van het beroep interesseren me enorm. De mensen met wie we in contact komen, zijn geen doorsnee patiënten. Het is een mix van burgerpatiënten in het Brandwondencentrum en potentiële militaire patiënten die oefeningen uitvoeren of op missie zijn. Nu sta ik onder andere in voor het aanduiden, de planning en de rotatie van verpleegkundigen op buitenlandse zendingen. Dat is een leuke uitdaging.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Een verpleegkundige moet een groot inlevingsvermogen hebben, technisch goed onderlegd en stressbestendig zijn. Van een militaire verpleegkundige verwachten we dat die extra flexibel is en kan omgaan met onzekerheid. Op elk moment kan je naar een buitenlandse missie vertrekken en vaak weet je niet voor hoelang. Daar moet je zelfstandig en onafhankelijk werken, want er is niet altijd een arts in de buurt. Je rol in het buitenland is niet dezelfde als thuis, dus je moet polyvalent zijn en je moet het tactische aspect onder de knie hebben. Tot slot zijn een goede fysieke conditie, een groot aanpassingsvermogen en lange tijd in groep kunnen leven, in vaak rustieke omstandigheden, belangrijk.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Toen ik nog op de Medium Care-afdeling van het Brandwondencentrum werkte, ontroerde de dankbaarheid van patiënten me. Nu blijft dat natuurlijk een belangrijk element, maar weegt ook de dankbaarheid van mijn militaire collega’s door. Ze appreciëren wat ik voor hen doe als directie.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Soms sta ik voor moeilijke beslissingen. Zoals het toewijzen van verpleegkundigen aan de verschillende opdrachten die we krijgen. Het is dan een kwestie van snel omschakelen, prioriteiten stellen en opschalen. Tijdens de coronacrisis hebben we bijvoorbeeld een vaccinatiecentrum opgezet in het hospitaal en waren we ook actief in de zogenaamde intermediate hospital capacities. Dat zijn activiteiten die boven op de normale werking komen, wat niet altijd evident is.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
We willen ons nieuwe veldhospitaal zo snel mogelijk certificeren door onze verpleegkundigen en het medisch personeel ermee vertrouwd te maken. Het is een bijzondere omgeving om in te werken. Voldoende gemotiveerde verpleegkundigen aanwerven en behouden is een uitdaging. We concurreren natuurlijk met de civiele wereld. De onzekere tijden qua veiligheid in Europa voegen nog een extra dimensie toe. Onze militaire verpleegkundigen moeten altijd paraat zijn op militair vlak en op vlak van verpleegkundige competenties, maar nu nog meer dan ooit.
Wat doe je in je vrije tijd?
Ik lees heel graag, bezoek graag musea en pik af en toe een concert mee. Verder geniet ik van wandelen met de hond, af en toe hardlopen en ook van mijn wekelijkse pilatessessies. Als ik op reis ben, geniet ik ook van fotograferen.
Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van het NVKVV? Schrijf je in met een mailtje naar info@nvkvv.be.

Friet voor niet
Mijn meest recente stage ging door in Bosnië-Herzegovina. In het algemene ziekenhuis van de vierde grootste stad van het land doen ze sommige dingen op een andere manier dan in België. Patiënten slapen met drie op een kamer zonder tussengordijnen, en delen de badkamer met iedereen op de gang. Het kleinere budget vraagt een creatiever gebruik van middelen en de indeling van de shiften voor verpleegkundigen gebeurt op een andere manier. Maar het meest interessante is ongetwijfeld de gewoonte van de verpleegkundigen van de ochtendshift om samen te ontbijten op hetzelfde moment als de patiënten. Op zich niets bijzonders, maar wel als je bedenkt dat ze dat niet doen met yoghurt of muesli, maar met frieten, hamburgers en cevapi (een soort brood gevuld met worst en ajuin).
Dat deed me het volgende afvragen: verdienen wij in de verpleging soms niet allemaal een gezamenlijk ontbijt met frieten? Na het applaus waar we de afgelopen jaren even onze energie uit gehaald hebben, is het intussen misschien tijd voor iets stevigers. Samen met alle collega’s van de vroege shift een halfuurtje samenzitten om het werk te doorbreken en een goede bodem te leggen voor de rest van de dag. Het zou enorm bevorderlijk zijn voor de sfeer in het team en door elkaars favoriete frietsaus te ontdekken, leer je elkaar ongetwijfeld ook op een originele manier beter kennen.
Toegegeven, zo’n hamburger kan zwaar vallen op een nuchtere maag. Maar het is natuurlijk niets vergeleken met wat je als verpleegkundige soms nog voor de lunch te verwerken krijgt. Ochtendtoiletten die letterlijk en figuurlijk uit de hand lopen, emotionele situaties die je diep raken en wondzorgen die je misschien wel spontaan je eetlust doen verliezen. En toch sta je er, elke dag opnieuw, met je bedbeschutting, je figuurlijke schouder en je wondzorgset. Om na je middagpauze te werken met vlijmscherpe naalden, besmettelijke bacterieën en ongeruste familieleden. Je zou voor minder zin krijgen in een Bosnische hotdog.
Natuurlijk ben ik zelf nog maar een kikkervisje in de verpleegkundige evolutie. Een student, nog niet eens halfweg in zijn vierjarige opleiding. Toch vind ik dat alleen al voor de motivatie en het enthousiasme waarmee de meeste van mijn collega-studenten hun opleiding aanpakken, ze minstens een grote friet met mayonnaise verdienen. En zij niet alleen natuurlijk. Ook jou wens ik het je toe, betrouwbare rots in de branding, met het pensioen in zicht, en met meer verpleegde patiënten op de teller dan er zoutkorrels in een gram satékruiden zitten. En jou uiteraard ook, uitgeputte of zoekende collega, na de afgelopen twee uitzonderlijk zware jaren die fysiek en mentaal veel van je gevraagd hebben. Dus als ik kon kiezen, voor de dagelijkse inzet, het harde werk en de onweerlegbare betekenis in het leven van zovelen, zorgde ik voor elk van ons voor friet voor niet.
Dieter Van der Voorde is tweedejaarsstudent verpleegkunde aan de Odisee Hogeschool in Brussel. Daarnaast is hij ook actief als lid in de werkgroep Studenten van het NVKVV.
Organisatorisch en sociaal talent
In Medisch Centrum Sint-Jozef verblijven kinderen, volwassenen en ouderen die onder andere worstelen met depressie of angst. Op de afdeling Terra wonen 25 volwassenen en is er plaats voor zeven of acht dagpatiënten. Argo, de afdeling voor ouderen, telt 22 bedden en biedt vijf dagplaatsen.
De dagen in het Medisch Centrum Sint-Jozef zijn goed gevuld met therapieën, gesprekken, onderzoeken en activiteiten. Lastminute veranderingen in het programma zijn daarbij niet ongewoon. “We kunnen heel snel schakelen”, vertelt Nick, verpleegkundige op de zorgeenheid Terra. “We bespreken alles tijdens onze vergadering en zijn in het team goed op elkaar afgestemd.”
Elke verpleegkundige volgt individueel tot vijf zorgvragers op. Daarnaast spelen verpleegkundigen een belangrijke verbindende rol tussen zorgvrager, arts en psycholoog. Bovendien zijn ze mee verantwoordelijk voor het afdelingsklimaat. Hilde, hoofdverpleegkundige Terra: “Hier wonen veel mensen samen die zich niet goed in hun vel voelen. Gezelligheid en samenhorigheid zijn minstens even belangrijk als professionaliteit.”
De verpleegkundigen in het Medisch Centrum Sint-Jozef weten hoe belangrijk het is de grenzen te bewaken – van jezelf en van anderen. “We hebben twee pauzebewakers aangesteld”, vertelt Karen, verpleegkundige op de afdeling Argo. “Als het heel druk is, loop je het risico te hard te willen gaan. Nu herinneren zij ons eraan dat rust belangrijk is.” Hoofdverpleegkundige Jeroen vult aan: “We brengen ook allerlei lekkernijen mee om elkaar op te peppen. Nu de zon wat vaker schijnt, trekken we geregeld naar buiten om even het hoofd leeg te maken. Zo hebben we nadien meer energie om weer verder te gaan.”
Plasdagboek eenvoudig gemaakt met Minze Diary Pod
De Minze Diary Pod is een medisch hulpmiddel dat zorgvragers met plasproblemen helpt bij het bijhouden van een plasdagboek. Het handige en ergonomische reservoir meet automatisch het volume en het tijdstip van urineren en stuurt de data door naar een smartphone app. Het is geschikt voor mannen, vrouwen en kinderen, en werd zelfs beloond met een Henry van de Velde Design award.
Minze Health is een internationaal gerenommeerde digital health start-up die personen met plasproblemen helpt. Zeven jaar geleden gingen productontwikkelaars, artsen en ingenieurs samen aan tafel. Tijdens vergaderingen met verschillende ziekenhuizen brachten ze de noden van de urologen in kaart. De recentste ontwikkeling is de Minze Diary Pod. Co-founder Jiri Vermeulen vertelt: “Plasdagboeken zijn een belangrijk instrument voor mensen die last hebben van incontinentie, frequent plassen of nachtelijk plassen. Een plasdagboek kan helpen om de onderliggende oorzaak van het plasprobleem te vinden en later om het effect van de therapie objectief te beoordelen.”
Met pen en papier zo’n plasdagboek bijhouden is natuurlijk een hele opgave, en er durven al eens fouten in te sluipen. “Na verloop van tijd noteren zorgvragers minder nauwgezet alle gegevens”, legt Jiri uit. “Artsen of verpleegkundigen doen manueel allerlei berekeningen op basis van het plasdagboek, terwijl ze al zo weinig tijd hebben voor de zorgvrager. Bovendien geraakt de data van het plasdagboek te vaak niet in het EPD, wat een correcte vergelijking en opvolging belemmert.”
Digitaal dagboek voor betere zorgbeleving- en verlening
De Minze Diary Pod automatiseert het proces van een plasdagboek en is via bluetooth verbonden met de begeleidende app. De hoeveelheid urine en het tijdstip van de plasbeurt worden automatisch geregistreerd. Vervolgens stelt de app nog enkele vragen om aanvullende data te verzamelen: hoe dringend was het, was er sprake van urineverlies, hoeveel heeft men gedronken en wanneer. Op deze manier worden patronen vastgesteld die de onderliggende oorzaak van de plasproblematiek blootleggen. Jiri: “Voor sommigen zijn kleine veranderingen in levensstijl voldoende om de problemen onder controle te krijgen, voor anderen wordt therapie zoals blaastraining of medicatie voorgeschreven.”
Op voorschrift van de arts kan de zorgvrager een Diary Pod bestellen. Het toestel wordt hen opgestuurd en wordt vervolgens gekoppeld aan de app. In de app wordt de patiënt doorheen het hele proces begeleid. Wanneer een zorgvrager zijn dagboek heeft bijgehouden, staan alle data onmiddellijk op een online portaal dat toegankelijk is voor de arts, zonder dat de zorgvrager naar het ziekenhuis moet terugkeren. Ook alle berekeningen en verwerkingen van het dagboek gebeuren automatisch. De Minze Diary Pod maakt het zowel voor zorgverlener als zorgvrager gemakkelijk het overzicht te bewaren van alle data en het effect van de behandeling.

Juridische vragen en antwoorden #5 - 2022
Is het gebruik van monofilament een B2- of C-handeling?
“Het gebruik van monofilament als klinische test voor het opsporen van neuropathie en de interpretatie er van werd door artsen beschouwd als een medische handeling. Nochtans voeren ook diabeteseducatoren deze handeling vaak uit. Is dit dan een B2- of een C-handeling?”
Antwoord:
Het gebruik van monofilament voor vaststellen van de neurologische gevoeligheid hoort bij het meten van de parameters en is een B1-handeling. De beoordeling van het resultaat van het onderzoek is een C-handeling. De arts kan op de verpleegkundige vertrouwen om te oordelen of het resultaat al dan niet een afwijking is en onmiddellijk moet gemeld worden. De medische diagnose blijft in elk geval voorbehouden aan de arts. Voor de B1-handeling moet een procedure opgemaakt worden. In dit geval moet die zeker vermelden wanneer/welke resultaten doorgegeven worden aan de arts.
Wie mag Kalinox® toedienen?
“Kalinox® wordt gebruikt als sedatie. De Hoge Gezondheidsraad raadt aan daar een erkende opleiding voor te volgen. In een advies van 2018 gaat het om gecertificeerde opleidingen voor artsen. Officiële adviezen bevestigen dat ook verpleegkundigen Kalinox® mogen toedienen. Wie mag toedienen, wie moet daarbij aanwezig zijn en welke opleiding is noodzakelijk?”
Antwoord:
Kalinox® is een geneesmiddel en mag toegediend worden door verpleegkundigen. Hiervoor is een medisch voorschrift noodzakelijk. De procedure die voor elke verpleegkundige handeling vereist is, moet hiervoor opgesteld worden in overleg met de arts. De verpleegkundige mag het middel toedienen zonder aanwezigheid van de arts of anderen. Indien de arts, verpleegkundige of dienst meent dat dit toch nodig is, wordt het vermeld in de procedure. Deze mag altijd striktere veiligheidsvoorwaarden stellen dan de wet.
De verpleegkundige mag een handeling enkel uitvoeren wanneer die beschikt over de nodige competentie, opleiding en/of ervaring om deze correct en veilig uit te voeren (KB 18.06.1990, art. 4bis). De wet bepaalt geen inhoud of vorm van deze opleiding. De verpleegkundige moet zelf kunnen bewijzen welke opleidingen die daarvoor volgde.
Stagiair, er is een belletje
Ah, stagiairs. Ze zijn er in alle vormen, maten en leeftijden. Ze hebben allemaal verschillende verwachtingen, evaluatiedocumenten en doelstellingen. Ze komen met drommen je afdeling binnenvallen om na een paar maanden, weken of zelfs dagen al terug te vertrekken. Ze kunnen weinig, maar ze vragen veel tijd. Wat ze missen in ervaring, maken ze ruimschoots goed door overal vragen over te stellen. In het slechtste geval zijn ze vergeten op voorhand hun login-gegevens aan te vragen, in het nog ergere geval durven ze al eens procedures of technieken op de afdeling in vraag te stellen. Net omdat ze zo weinig kunnen, ze niet betaald worden en ze zelfs nog op school zitten, komen ze automatisch helemaal onderaan de hiërarchische ladder terecht en mag je ze dus ook als dusdanig behandelen. Toch?
Niets illustreert dat zo mooi als de uitdrukking “Stagiair, er is een belletje.” Ten eerste toont het mooi aan dat het inderdaad tijdverspilling is om van al die studenten de naam te vragen en te onthouden. Ten tweede is het uiteraard bijzonder efficiënt om eerst de student eens te laten navragen wat het probleem is. Al die extra stappen van en naar de verpleegpost zijn goed voor de conditie. Bovendien kan zij er misschien een doelstelling over maken, een verslag over schrijven en een reflectie bij uitwerken? Ten slotte is het ook belangrijk om de uitdrukking niet met een vraagteken af te sluiten. Een indringende blik of een hoofdknik in de juiste richting brengt de boodschap doorgaans ook over. Voor een beroep waar zoveel met mensen gewerkt wordt, is het verbazingwekkend hoe snel soms vergeten wordt dat stagiairs ook mensen zijn.
Toch zijn studenten niet de goedkope (lees: gratis) werkkrachten die ingeschakeld kunnen worden om tekorten in het personeelsbestand op te vullen. En ze zijn er al helemaal niet om de vermoeiende en vervelende taken uit te voeren terwijl jij intussen de administratie bijwerkt. De verpleegkar aanvullen is enkel interessant als je tijd krijgt om het materiaal erin te leren kennen. En elke ochtend de meest zorgbehoevende zorgvragers helpen bij het ochtendtoilet is enkel leerrijk als het afgewisseld wordt met het bedelen van de medicatie en alle andere taken die op de afdeling gebeuren. Feedback krijgen is de meest waardevolle manier om te groeien, maar dat kan enkel als je (een gedeelte van) je taken en technieken onder begeleiding uitvoert.
Kortom, elke stagiair vraagt tijd en moeite. Natuurlijk is tijd op een verpleegafdeling een van de meest kostbare goeden. Maar net zomin dat het jouw fout is dat je slecht geslapen hebt en het file was onderweg naar je werk, verzint de student evaluatiefiches en feedbackmomenten waar hij jou voor nodig heeft. Dat vervelend vinden is een ding, maar dat mag nooit (nooit!) een excuus zijn om je persoonlijke frustraties af te reageren op de student, of hem kritiek te geven op iets anders dan zijn verpleegkundige capaciteiten. Onderaan de ladder bengelen maakt hem kwetsbaar, maar niet minderwaardig.
Dus respecteer de stagiairs. Spreek hen aan met de voornaam. Houd rekening met het feit dat die assertiviteit niet alleen aangeleerd, maar ook beoordeeld wordt volgens de (terecht) torenhoge eisen van de (hoge)school. Daag hen uit. Leg de lat hoog. Geef feedback op hun verpleegkundig kunnen. Leer hen kennen. Leer hen alles wat je weet. Want de onzekere student van vandaag zal jou op een dag misschien je medicatie geven in het woonzorgcentrum waar je woont, zal je dochter geruststellen als ze op de spoeddienst binnengebracht wordt of zal je vader begeleiden op de PAAZ. En dan kunnen ze maar beter de best opgeleide en meest capabele verpleegkundigen ooit zijn.
Dieter Van der Voorde is tweedejaarsstudent verpleegkunde aan de Odisee Hogeschool in Brussel. Daarnaast is hij ook actief als lid in de werkgroep Studenten van het NVKVV.