S!MPLR lanceert allereerste multitool voor verpleegkundigen

S!MPLR lanceert allereerste multitool voor verpleegkundigen

Een bakker, een ober, een kok, een fietser: iedereen heeft zijn eigen multitool. Een verpleegkundige moet zich vaak beredderen met dagelijkse hulpmiddelen zoals een balpen om pijnprikkels te meten of kompressen om medicatieflacons te openen. Om nog maar te zwijgen van de alom gekende Kocher om, onder andere, vaste infuusleidingen los te draaien. Allemaal instrumenten die verspreid over de afdeling liggen, in kledij blijven steken en uiteindelijk zoek raken. Tot de grote verontwaardiging van verpleegkundigen Dennis Logie en Remko De Duytsche. Daarom besloten ze zelf actie te ondernemen, wat uitmondde in de ontwikkeling van de S!MPLR caretool.

Dennis en Remko, de gezichten achter S!MPLR, vonden elkaar op de schoolbanken van de masteropleiding verpleegkunde. Hun gemeenschappelijke interesse in de zorgsector, innovatie en design creëerde een directe klik. Ondertussen maakten ze allebei de deeltijdse overstap naar het onderwijs waar ze de nieuwe generatie verpleegkundigen mee vormgeven. Wat hen echt verbindt, is hun kritische kijk op de bestaande zorgprocessen en -middelen. Dit leidde in 2024 tot de oprichting van S!MPLR, een vzw voor eenvoudige oplossingen in de zorgsector, zoals de caretool. “We omarmen de zorginnovatie met digitalisering, AI of VR, maar willen de hands-on innovatie tussen de patiënt en verpleegkundige niet uit het oog verliezen”, klinkt het bij het duo.

Alles binnen handbereik

De caretool werd ontwikkeld door, voor en met verpleegkundigen. Vijf jaar lang sleutelden Dennis en Remko aan het instrument. Het resultaat? Een visvormige multitool als handige compagnon bij de dagelijkse activiteiten van verpleegkundigen: van flesopener en meetlatje tot ampullenbreker of magneetsleutel. Maar je kan er evengoed katheters of infusen veilig mee afklemmen als je niets anders bij de hand hebt. “We sluiten niet uit dat de lijst verder zal groeien. Een achttal ziekenhuizen en zorginstellingen gebruiken de caretool al en daar komen nog altijd waardevolle suggesties uit. De feedback van andere verpleegkundigen is essentieel om de tool te perfectioneren.”

Meer dan een praktisch hulpmiddel

Voor Dennis en Remko is de tool meer dan een praktisch hulpmiddel. “Verpleegkundigen zijn de ruggengraat van de zorgsector, maar kampen met hoge werkdruk en beperkte ondersteuning”, vertellen ze. “De covidperiode gaf hun trots een flinke deuk. Zonde, want wij verpleegkundigen mogen gerust wat fierder zijn op onze job.” Met de persoonlijke caretool willen Dennis en Remko de verpleegkundigen een stukje identiteit, appreciatie en trots teruggeven. Tegelijkertijd hopen ze dat de multitool extra zichtbaarheid en verbinding tussen de verpleegkundigen onderling teweegbrengt.

Een blik op de toekomst

De caretool werd enthousiast onthaald. Ze wonnen ‘Pitchen voor de Zorg’ en sleepten recent de prestigieuze Henry Van De Velde Award voor de categorie ‘Business Innovation’ in de wacht. De erkenning en positieve reacties onderstrepen de nood van de multitool. Hieruit tankt het duo alleen maar vertrouwen om hem verder te verfijnen en breder uit te rollen. Hun ambitie? Dat de tool een vaste plek krijgt in de kledij van elke verpleegkundige – en als ze echt mogen dromen misschien zelfs in het buitenland. “De uitdagingen voor verpleegkundigen bestaan over de landsgrenzen heen”, besluiten Remko en Dennis. Toch blijft de betaalbaarheid hun grootste prioriteit. “De caretool moet toegankelijk blijven voor iedereen. Het laatste wat we willen, is dat het een luxeproduct wordt.”


“Als verpleegkundige wil je impact maken”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Willem Huyst (38 jaar) is regiomanager voor het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen binnen Regio Middenkust-Houtland en lid van de werkgroep Middenkader en hoofdverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Mijn passie voor hulp verlenen zat er al van kinds af in. Ik kwam al vroeg in contact met hulp verlenen als vrijwilliger bij het Rode Kruis Vlaanderen. Geregeld gaf ik medische bijstand bij evenementen, gaf ik opleiding en zo meer. Toen ik achttien jaar was, begon ik de opleiding Hulpverlener-Ambulancier binnen de Dienst 112 Dringende Geneeskundige Hulpverlening, een job die ik met passie een vijftiental jaar deed. Ik startte initieel een opleiding Bedrijfswetenschappen, maar kwam al snel tot de conclusie dat mijn hart binnen de gezondheidzorgsector lag. Een maand later startte ik in de opleiding bachelor verpleegkunde, en volgde ook nog de banaba spoedgevallen en intensieve zorg. Ik werkte een tiental jaar binnen het Algemeen Ziekenhuis AZ Sint Lucas, waarna ik de stap zette als regiomanager binnen het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen.

Wat boeit je in je job?

De impact die je maakt, zowel als verpleegkundige als nu als regiomanager.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Je moet een empathische, holistische benadering hebben tegenover je patiënt, hem in zijn totaliteit zien en zijn noden detecteren. We zijn als verpleegkundigen gegroeid van handelen naar klinisch redeneren: wat heeft je patiënt naast zorg nog van je nodig? Waar kunnen we kwaliteit van zorg bieden? Welke zorg moet jij bieden en welke taken kan een bekwame helper, verzorgende, logopedist of kinesitherapeut opnemen?

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Zien dat de visie die we uitzetten vanuit de organisatie begrepen wordt door mijn team. Zeker wanneer ze die visie dan ook mee uitdragen en omzetten in dagelijkse realiteit, zoals de strategische doelstellingen, maatschappelijk verantwoorde zorg,…

Zijn er ook minder fijne momenten?

Verschillende generaties op een lijn krijgen over iets als de work-lifebalance is een uitdaging. We willen aan de hand van betrokkenheid, autonomie voldoende stimuleren zodat de work-lifebalance van onze medewerkers goed zit. We proberen daar een draagvlak tussen te zoeken met onze centrale planning. De belangrijkste vraag is: hoe pak je retentie aan en hou je medewerkers tevreden?

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

Er worden steeds meer technische zorgen thuis toegediend, waardoor we als eerstelijnszorg moeten instaan voor zorg aan patiënten met technische noden. Denk bijvoorbeeld aan infuustherapie en oncologische zorg. We stimuleren de competenties van onze zorgverleners en maken een strategisch opleidingsplan om hen voldoende te verdiepen in praktische skills en theoretische omkadering gebaseerd op evidencedbased richtlijnen.

Wat doe je in je vrije tijd?

Indien ik niet aan het werk ben, spendeer ik graag tijd met familie, vrienden, cultuur, wandelen en fietsen.

 

Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.


“In de meest complexe periode deel uitmaken van iemands leven is heel intens”

Geen nummer, een naam. Het zijn amper vier woorden, maar de betekenis ervan is van onschatbare waarde voor de patiënten en bezoekers van het medisch en oncologisch dagcentrum in Lier. Op vraag van een oud-patiënt staan de verpleegkundigen van deze dienst in de kijker.

Negentien verpleegkundigen geven elke dag het beste van zichtzelf in het medisch en oncologisch dagcentrum van het Heilig Hartziekenhuis in Lier. Er heerst een warme collegialiteit. Dat schrijft hoofdverpleegkundige Veerle Van den Broeck toe aan het empathische karakter van de medewerkers. “We verzorgen niet alleen fysieke klachten, maar anticiperen op het mentale en emotionele welzijn van de patiënt. Iedereen – patiënten, familieleden en medewerkers – moet zich gehoord, begrepen en gewaardeerd voelen. Dat kan alleen door nauw samen te werken en een veilige, ondersteunende omgeving te creëren. Wie hier werkt, heeft ongetwijfeld een groot hart voor zorg.”

Warme betrokkenheid

Oncologietrajecten zijn vaak langdurig en intensief. Daarom zet het team extra in op verbinding tussen zorgverleners, patiënten, naasten, het ziekenhuis en de buurt. “Kanker draag je niet alleen”, vervolgt Chris Engels, adjunct-hoofdverpleegkundige. “Daarom organiseren we verschillende activiteiten, zoals een zomerbar, de Lierse vlaaikeswandeling en fietsen we mee met de 1.000 kilometer tegen kanker. Zo brengen we mensen samen in een community.”

Door de warme betrokkenheid van het team kunnen de zorgverleners steevast bij elkaar terecht. Ook dat is nodig. Veerle: “We maken in de meest complexe periode deel uit van iemands leven. Onze patiënten hebben duizenden vragen. Weten wij het antwoord niet, dan gaan we te rade bij collega’s. We laten niet los, al moeten we soms wel. Want bij oncologie hoort ook afscheid nemen. Dan zijn we er voor elkaar, professioneel en betrokken.”


“Elke patiënt heeft zijn eigen context”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Gitte Van Gestel (55 jaar) is begeleidingsverpleegkundige in Bethanië geestelijke gezondheidszorg en lid van de werkgroep Begeleidingsverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Omdat ik ben opgevoed in de tijd dat je naar je ouders luisterde. Mijn twee zussen waren verpleegkundige en mijn ouders wilden dat ik dat ook werd. Ik doe het gelukkig super graag en voelde al snel aan dat het voor mij meer mocht zijn dan de technische en fysieke zorg. Ik koos voor sociale verpleegkunde en begon meteen in de geestelijke gezondheidszorg te werken. Na een tussenstap naar het onderwijs keerde ik terug naar de zorg voor patiënten. Toen de vacature voor mijn huidige functie als stagecoördinator en begeleidingsverpleegkundige vrij kwam, was de cirkel voor mij rond.

Wat boeit je in je job?

Mijn job bestaat erin studenten en nieuwe collega’s warm te onthalen en wegwijs te maken. Ik spring ook bij in de mobiele ploeg. Het contact met en de zorg voor collega’s en studenten is voor mij erg belangrijk. Ik vind het fijn om te merken hoe ze op een warme, menselijke maar ook professionele manier omgaan met onze patiënten, ook in moeilijke omstandigheden. Zien hoe patiënten soms in volle crisis bij ons binnenkomen en leren omgaan met hun psychische kwetsbaarheid is voor mij belangrijk.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Het enthousiasme om met een mens in zijn totaliteit en in zijn context om te gaan. Het geduld om iemand te zien als een persoon met zijn eigen kwaliteiten, talenten en achtergrond. Studenten moeten daar wat in groeien. Tijdens het onthaalmoment probeer ik mee te geven dat je een patiënt niet zonder zijn context kan begeleiden, dat hij centraal staat in zijn behandeling en dat het directe contact en het samen op weg gaan cruciaal zijn.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Wanneer studenten verkrampt binnenkomen op een onthaalmoment en enthousiast en comfortabel buitenstappen. Maar ook als patiënten in langdurige zorg hun talenten en verlangens kunnen inzetten. Wat ik tot slot ook mooi vind, is de teamwerking en verbondenheid tussen collega’s.

Zijn er ook minder fijne momenten?

Wanneer hoop en herstel voor een patiënt ver te zoeken zijn. Ook het tekort aan verpleegkundigen is een flinke uitdaging, wat de werkdruk sterk kan verhogen.

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

Een goed werkklimmaat creëren om de zorg te kunnen geven waar onze patiënten recht op hebben. Daarnaast vind ik het belangrijk dat we de verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg een duidelijke en krachtige stem geven. Er wordt dan wel meer gesproken over de GGZ, maar dat vertaalt zich niet altijd in middelen. Specifiek in mijn job zie ik het als een uitdaging om nog beter samen te werken met het onderwijs want alleen samen kunnen we de kwaliteit van stages, het leerproces voor onze studenten en de opleidingen verpleegkunde blijven verbeteren.

Wat doe je in je vrije tijd?

Bewegen in de natuur: lopen, wandelen of op trailvakantie gaan. En sinds kort mag ik ook voor mijn eerste kleinzoon zorgen.

Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.


Van turven op papier naar automatische handhygiënemonitoring

Handhygiëne is en blijft een aandachtspunt binnen zorginstellingen. Vandaag gebeurt de controle op de naleving ervan veelal manueel, via turven op papier. HOST Noordoost-Limburg startte zo’n twee jaar geleden een proefproject rond automatische handhygiënemonitoring. HOST-coördinator Dries Grymonpré en verpleegkundig expert infectiepreventie en -controle Fauve Thys lichten de eerste conclusies toe.

HOST staat voor Hospital Outbreak Support Team en is in Noordoost-Limburg (NOL) een samenwerking tussen het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL) en het Noorderhartziekenhuis. Om de naleving van handhygiëne te verhogen, besliste HOST NOL in 2022 om een bestaand pilootproject uit te breiden naar de diensten intensieve zorg in het ZOL en Noorderhartziekenhuis, en naar twee geriatrieafdelingen binnen het Noorderhartziekenhuis. Daarbij is elke handalcoholdispenser uitgerust met een sensor en registreert die door welke beroepsgroep, hoe vaak, met hoeveel milliliter, wanneer en op welke locatie de handen ontsmet worden.

“Het monitoren van de naleving van handhygiëne gebeurt vandaag voornamelijk manueel. Een gevalideerde waarnemer observeert op de werkvloer of bij de correcte indicaties handhygiëne wordt uitgevoerd en turft op papier. Deze compliantiemeting geldt tot op heden als de gouden standaard”, licht HOST-coördinator Dries Grymonpré toe. “Die methode is waardevol omdat de waarnemer kan nagaan of het desinfecteren van de handen bij de juiste indicatie gebeurt en direct feedback kan geven aan de zorgprofessional. Dat observeren is evenwel zeer arbeidsintensief, waardoor de monitoring slechts een aantal keer per jaar plaatsvindt. Binnen ons project onderzochten we hoe een geautomatiseerd monitoringsysteem helpt om handhygiëne in kaart te brengen en te verbeteren.”

En-enverhaal

Het uitvoeren van een compliantiemeting is niet alleen tijdrovend, het leidt mogelijk ook tot een Hawthorne-effect. “Dat houdt in dat zorgprofessionals hun gedrag aanpassen omdat ze weten dat ze geobserveerd worden. Met als risico dat de resultaten beter zijn dan de realiteit”, legt verpleegkundig expert infectiepreventie en -controle Fauve Thys uit. ”Een automatisch systeem monitort continu. Hierdoor heb je een objectiever resultaat en veel meer data beschikbaar. Zo kregen we inzicht in het al dan niet plaatsvinden van de handhygiëne, welke dispensers meer of minder gebruikt werden en hadden we gegevens over het gebruik ’s nachts en tijdens het weekend. Een compliantiemeting gebeurt alleen overdag. Tegelijk kregen we een idee over mogelijke problemen op specifieke afdelingen. Zo wisten we waarop te focussen.”

Meer data betekent niet dat er minder werk is voor de verpleegkundige infectiepreventie en -controle. “Je moet met die data aan de slag”, gaat Dries verder. “De bestaande indicator op basis van het aantal verbruikte flesjes handalcohol per ziekenhuis is een heel ruwe schatting. Met het automatische systeem meten we het aantal handdesinfecties per dag en die info kunnen we combineren met een analyse van het aantal ligdagen. Zijn er minder handdesinfecties op een bepaalde dag, dan is het misschien omdat er minder patiënten zijn. Daarnaast zien we duidelijk wat en hoe lang het effect is van campagnes rond handhygiëne.”

Voor Dries en Fauve is automatische handhygiënemonitoring evenwel geen heilige graal. “Een automatisch systeem biedt veel gedetailleerde info, maar controleert niet of de handdesinfectie bij de juiste indicatie gebeurt en laat geen onmiddellijke terugkoppeling toe. Tijdens de piloot werd ook duidelijk dat het nodig is de vinger aan de pols te houden door blijvend in te zetten op informatieverspreiding. Het zal dus altijd een en-enverhaal zijn.”

Eind 2024 rondde het HOST-team het proefproject af. In het voorjaar van 2025 volgt een evaluatie en bepaalt het team de mogelijke verdere stappen.

Beeld: het HOST-team met Dries Grymonpré (tweede van links) en Fauve Thys (rechts).


Regelgevend kader voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector

Het juridische kader inzake rustdagen en nachtdiensten in de Belgische zorgsector is complex en biedt de nodige bescherming aan werknemers, zoals verpleegkundigen, door middel van de Arbeidswet, sectorale cao’s en specifieke afspraken binnen zorginstellingen. Stanislas Ossieur, advocaat en erkend bemiddelaar aan de Balie te Gent en gastdocent aan de HoGent, licht toe wat het regelgevende kader is voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector.

De toepassing van de arbeidswetgeving en de onderwerping aan de sociale zekerheid raakt de openbare orde. De bij een arbeidsovereenkomst betrokken partijen kunnen daarom niet vrij overeenkomen dat sommige bepalingen van de arbeids- of socialezekerheidswetgeving niet op hen van toepassing zijn. De zorgsector wordt vaak geconfronteerd met de noodzaak om ook buiten de normale kantooruren te werken, waardoor specifieke regels gelden voor de organisatie van rustdagen en nachtdiensten. Hieronder volgt een beknopte inventaris van deze wettelijke regels.

De Arbeidswet van 16 maart 1971 is de basiswet die de arbeidsduur, rusttijden en nachtprestaties regelt in België. Voor de zorgsector gelden er evenwel enkele afwijkingen en uitzonderingen vanwege de aard van het werk. In de zorgsector is het niet altijd mogelijk om de arbeid te organiseren rond een standaard vijfdaagse werkweek, vanwege de noodzaak van continue zorgverlening. Daarom zijn er specifieke regels van toepassing:

  • Afwijkingen van de verplichte zondagsrust zijn toegestaan wanneer de continuïteit van de zorg in het gedrang komt. Werknemers die op zondag werken, hebben recht op een vervangende rustdag binnen een bepaalde periode, meestal binnen de zes dagen.
  • Feestdagen: werknemers in de zorgsector die werken op een wettelijke feestdag, hebben recht op een compensatiedag.

Nachtdiensten worden specifiek gereguleerd door diezelfde Arbeidswet van 1971. Arbeid verrichten tussen 20:00 en 6:00 uur wordt beschouwd als nachtwerk. Nachtdiensten zijn in de meeste sectoren verboden, maar de zorgsector valt onder een uitzondering vanwege de noodzaak van permanente zorg.

  • Maximale arbeidsduur per nacht: de maximale duur van een nachtdienst bedraagt meestal acht uur per nacht, met een maximum van veertig uur per week, maar er zijn afwijkingen mogelijk. In de zorgsector kan de nachtdienst worden verlengd, mits de werknemer de mogelijkheid heeft om voldoende rust te nemen.
  • Compensatietijd: verpleegkundigen die nachtdiensten presteren, hebben recht op compensatierust indien de werkuren overschreden worden. In veel gevallen zal de compensatierust op de dag na de nachtdienst worden ingepland.

In de meeste cao’s binnen de zorgsector is een nachtpremie voor werken tijdens de nachtelijke uren voorzien. Deze premie kan variëren afhankelijk van de instelling en de specifieke cao die van toepassing is. In het algemeen geldt dat werknemers een toeslag op hun loon ontvangen wanneer zij nachtwerk verrichten, omdat dit als fysiek en mentaal zwaarder werk wordt beschouwd. Het bevoegde paritair comité 330 is zowat de grootste sector van de non-profit. De zorgsector kent een aantal sectorale cao’s die specifieke bepalingen bevatten voor rustdagen en nachtdiensten. Hierin worden aanvullende regels vastgesteld over de organisatie van werktijden, nachtdiensten en rustdagen.

Hoewel werkgevers in de zorgsector soms afwijken van de standaardregelgeving, moeten zij binnen de grenzen van de wet blijven. In uitzonderlijke situaties, zoals tijdens een crisissituatie (bijvoorbeeld COVID-19), kan er tijdelijk worden afgeweken van de normale werk- en rusttijden. Deze afwijkingen moeten zorgvuldig worden gemotiveerd en gecompenseerd.

Individuele werknemers, zoals verpleegkundigen, kunnen met hun werkgever afspreken om af te wijken van de standaardregels, bijvoorbeeld door het werken van meer nachtdiensten in ruil voor extra compensatiedagen. Dit moet evenwel steeds gebeuren met het uitdrukkelijke akkoord van de werknemer. De werkgever blijft altijd verantwoordelijk voor het naleven van de rust- en werkuren. Inbreuken op deze regels kunnen leiden tot sancties, zowel vanuit de arbeidsgeneeskundige diensten als vanuit de inspectiediensten van de FOD WASO.


Wat moet een hoofdverpleegkundige kunnen?

Marie Braet studeert de opleiding master of science in het management en het beleid van de gezondheidszorg aan de UGent. Onder supervisie van Lukas Billiau en Simon Malfait voert ze haar masterproef over de functie hoofdverpleegkundige. Lukas en Simon voeren samen onderzoek binnen het UZ Gent naar de veranderende rol van de hoofdverpleegkundige.

Wereldwijd zijn er ongeveer 28 miljoen verpleegkundigen actief, wat hen de grootste beroepsgroep in de zorgsector maakt (Van Merode et al., 2024). Toch voorspelt de Internationale Raad van Verpleegkundigen dat er nog eens 13 miljoen verpleegkundigen nodig zijn om de huidige personeelstekorten op te vangen (ICN, 2022). Het logische gevolg van de verpleegkundige schaarste is de verminderde instroom in de functie hoofdverpleegkundige. Concreet kampt Vlaanderen met een spanningsindicator van 0.15 voor de functie hoofdverpleegkundige, wat betekent dat er slechts 0.15 beschikbare werkzoekenden zijn per vacature van hoofdverpleegkundige. Hierdoor worden langdurig openstaande vacatures vaak ingevuld door pas afgestudeerde of minder geschikte personen. Bovendien accepteren verpleegkundigen de jobaanbieding passief door het idee dat anderen leiderschapspotentieel in hen zien, zelfs als ze de mogelijkheid om te solliciteren niet op voorhand hadden overwogen (Weaver et al., 2016). Ten slotte worden hoofdverpleegkundigen nog te vaak geselecteerd op basis van hun klinische expertise, dewelke bewezen werd in de rol van dagcoördinator, in plaats van hun leiderschaps- en managementvaardigheden (Moore et al., 2016; Weaver et al., 2016). Maar op basis van welke criteria kan een leidinggevende een sollicitant als minder geschikt inschatten in tijden van schaarste?

Uit ons onderzoek (Billiau et al., z.d.) blijkt dat hoofdverpleegkundigen een veelzijdig takenpakket hebben. Deze professionals moeten zowel instaan voor het operationele en personeelsbeheer, als voor patiëntenzorg en het ontwikkelen van een afdelingsspecifiek beleid. Ze worden verwacht om de rol van boegbeeld, leider, verbindingspersoon, toezichthouder, verspreider, woordvoerder, ondernemer, middelenverdeler en onderhandelaar op zich te nemen. De vraag dringt zich op of dit realistisch is, en bovenal, of de personen die beschikken over de nodige competenties voor deze rollen niet eerder zetelen in een topmanagementfunctie?

Braet et al. (2024) kon de kerncompetenties die nodig zijn voor een hoofdverpleegkundige blootleggen. Hieruit blijkt het belang dat hoofdverpleegkundigen communicatief en relationeel vaardig zijn. Daarnaast moeten hoofdverpleegkundigen over de competenties beschikken voor geldzaken, strategisch plannen en personeelsbeheer. Bovendien wordt het bezitten van klinische vaardigheden naar voren geschoven voor het verlenen van spoedeisende hulp en kritieke zorg, beheren van ziekenhuisrampen, casemanagement, infectiebeheersing en -preventie, en medicatiebeheer. Ten slotte moeten hoofdverpleegkundigen zich leiderschapsvaardigheden eigen maken, met oog voor veranderingsmanagement, belangenbehartiging, strategisch denken en beleidsontwikkeling.

Gezien het brede scala aan kerncompetenties pleiten wij dat leidinggevenden, vooraleer het selecteren van een hoofdverpleegkundige, zich bewust worden van de afdelingsspecifieke noden. Al mag er niet vergeten worden dat geschikte hoofdverpleegkundigen nog steeds nood hebben aan formeel leiderschap dat hen begeleidt en ondersteunt.


Een digitaal belletje doen rinkelen in de verpleegkunde

Benoit Mores is expert bij de Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen en lid van de Overeenkomstencommissie Thuisverpleegkunde. Daarnaast is hij editorial board member van de European Journal of Cardiovascular Nursing.

 

Vandaag kijken we met verstomming naar het slagveld in Oekraïne en de Krim. Deze plek was meermaals het slachtoffer van conflicten. In al die ellende brandt soms het licht van hoop en vooruitgang. Tijdens de Krimoorlog in de jaren 1850 bedacht Florence Nightingale er het vernuftige idee van de verpleegsterbel. Vandaag is het voorwerp een dagelijks gebruikt laagtechnologisch toestel op elke verpleegafdeling en in de thuiszorgsituatie.

 

De uitvinding van de grondlegster van de moderne verpleegkunde realiseerde de communicatie op afstand tussen de patiënt en de verpleegkundige. In heel de wereld nam het principe ingang. Niemand trok de meerwaarde van deze technologische innovatie in twijfel. De praktiserende verpleegkundigen begrepen onmiddellijk de meerwaarde voor de warme zorgrelatie met de patiënt. In zijn elektrische vorm droeg dit communicatiecircuit bij aan het prestige van de verpleegeenheid. Verpleegkundigen waren trots dat zij konden reageren op de noden van de patiënt zelfs al waren ze niet in zijn directe omgeving aanwezig.

 

Vandaag associëren we de oproep met de bel van een patiënt eerder met beelden aan het front. “Betty, die op kamer 248 is al 10 minuten aan het wachten. Ik zit hier met een bloedbad, want Marcel heeft zijn infuus uitgetrokken.” De hoopvolle associatie van weleer staat in schril contrast met de hedendaagse offensieve metafoor aan het bed van de patiënt. Onderbestaffing in zowel de intramurale verpleegeenheden als de thuisverpleegkunde zijn een deel van de verklaring. Onvoldoende investeringen in nieuwe communicatie en digitalisatie is dat evenzeer. Technologie omarmen zou nochtans kunnen bijdragen in meer tijd voor de zorg bij de patiënt.

 

Sinds de introductie van de verpleegsterbel en de technologische vooruitgang, wint zorg en communicatie op afstand exponentieel aan belang. De opvolging van een patiënt met diabetes is daarvan het voorbeeld bij uitstek. De grote investeringen in de ziekteverzekering hebben enorm geloond. De verpleger speelt een cruciale rol. Hij of zij leidt de patiënt geduldig op. De patiënt kan voor zichzelf zorgen. De verpleegkundige krijgt meer tijd voor andere patiënten. Op basis van datastromen kunnen verpleegkundigen vanop afstand veel sneller ingrijpen. Complicaties worden vermeden. De patiënt ervaart een autonomer en meer kwaliteitsvol leven.

 

De gedigitaliseerde toepassingen in de communicatierelatie tussen de verpleegkundige en de patiënt zijn intussen legio. Op basis van telemonitoring bespreekt verpleegkundige Hilde met haar patiënt een aantal vreemde episodes uit zijn pacemakerdata. Zorgcoördinator Jef analyseert sensorresultaten en besluit dat bij Suzanne dringend een extra thuisbezoek nodig is. Ook de elektronische sprekende ‘bloempotbot’ Tessa houdt de patiënt op de hoogte van zijn medicatieschema en de thuisverpleegkundige begeleidt waar nodig.

 

Kortom, de verpleegkundige en de patiënt zijn al dagelijks aan de slag met de nieuwe technologie. Net als in de diabeteszorg groeit digitale zorg op afstand ook in andere zorgdomeinen. De actieve verpleegkundige begrijpt dat net als de verpleegsterbel, de gedigitaliseerde zorg op afstand geen bedreiging maar net een springplank naar een warme zorgrelatie is. Nu moeten ook de regelgeving en de financieringsmodellen volgen. Laat ons 150 jaar na de bel niet wachten op nieuwe conflicten noch crisissen om voor onze patiënten en verpleegkundigen in de mogelijkheden van warme menselijke communicatie, digitalisatie en educatie te investeren.


Juridische vragen en antwoorden #9 – 2024

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mogen verpleegkundigen op spoed zorg weigeren als ze bedreigd worden door patiënten of familie?

“In welke mate mogen verpleegkundigen op de spoedgevallendienst zorg weigeren als zijzelf of anderen bedreigd worden door patiënten of familie?”

Antwoord:

De eigen veiligheid primeert, ook bij het verlenen van hulp aan personen in nood. Dit staat beschreven in Art. 422bis SW: ‘Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.’

Zolang de eigen veiligheid in gevaar is door verbale of fysieke agressie, wordt geen hulp verleend maar wordt wel een beroep gedaan op bevoegde diensten, zoals security. Als het nog kan, wordt dit duidelijk gemaakt aan de patiënt en/of de familie en kan gevraagd worden dit gedrag te stoppen om hulp te kunnen krijgen. Veel (spoedgevallen)diensten beperken ook de begeleiding tot één of twee bezoekers per patiënt, die af en toe kunnen afwisselen. Dit wordt aangekondigd in het huishoudelijke reglement van het ziekenhuis, in de opnamebrochure en/of op affiches.

Moet een stage-instelling kledij voorzien voor stagiairs?

“Moet de stage-instelling de kledij voorzien voor stagiairs verpleegkunde/zorgkundige?”

Antwoord:

Stagiairs vallen onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als gediplomeerden. Als de zorginstelling verplicht is werkkledij te voorzien voor het personeel, geldt dit ook voor stagiairs. Dit is het geval voor wie werkt in zorgfuncties. Bovendien moet de instelling niet enkel instaan voor het leveren van de kledij, maar ook voor de hygiëne (wassen volgens de voorschriften, onderhoud).

Het KB 06/07/2004 verbiedt expliciet dat de werknemer zelf kledij aanschaft, reinigt, onderhoudt en mee naar huis neemt, tenzij bij wisselende arbeidsplaatsen of als er geen gezondheidsrisico’s zijn.

Eist de onderwijsinstelling dat studenten/leerlingen de kledij van de school dragen, moet ze met de stageplaatsen afspreken om aan de genoemde voorwaarden te voldoen.


Een handige app om koolhydraten te tellen en beweging bij te houden

Met de gratis Koolhydraatteller-app van de UCLL, ondersteund door de Diabetesliga en het UZ Leuven, krijgen personen met diabetes er een handig hulpmiddel bij. De app laat hen toe voor elke maaltijd de hoeveelheid koolhydraten te tellen om zo hun insulinedosis nauwkeuriger te bepalen. Daarnaast dient de app als dagboek voor activiteiten en gebeurtenissen. Denk aan sporten, een stressvolle dag, een hypo, … UCLL-onderzoeker-lector Erika Vanhauwaert legt uit wat de app zo uniek maakt.

Mensen met diabetes die een insulinepomp of -pen gebruiken, moeten weten hoeveel koolhydraten ze binnenkrijgen bij een maaltijd. Dat is lang niet zo evident. Nochtans is koolhydraten tellen belangrijk om de insulinedosis erop af te stemmen. “Zo ontstond het idee voor de Koolhydraatteller-app”, licht UCLL-onderzoeker Erika Vanhauwaert toe. “In België bestond geen gelijkaardige app specifiek gericht op mensen met diabetes. Buitenlandse tools zijn niet toegespitst op onze samenleving. Dus zochten we zelf een oplossing. Voor de lancering, in maart dit jaar, voerden we samen met het UZ Leuven een gebruikersevaluatie uit naar hoe gebruikers de app ervaarden. Op basis van hun feedback werd de app nog bijgestuurd.”

Eigen porties, eigen terminologie

Niet alleen de Belgische producten zijn een troef van de Koolhydraatteller-app, ook de begrippen en portiegroottes zijn geënt op de voedingsmiddelen zoals ze in België gebruikt worden. “Onze app haalt informatie uit de Belgische voedingsmiddelentabel (NUBEL) en is aangevuld met merkproducten en een eigen samengestelde sportvoedingsdatabank, vooral gericht op duursport. De terminologie, hoeveelheden en eenheden zijn volledig afgestemd op wat courant is in België”, vertelt Erika. De koolhydraten zijn uitgedrukt in gram koolhydraten of koolhydraatruilwaarden (1 KHRW of 12,5 gram koolhydraten). Polyolen worden niet meegerekend. “Dat maakt onze app vrij uniek. Daarnaast geeft de tool energie in kcal en suikers, eiwitten en vetten in gram weer. Als gebruiker zoek je ofwel een product in de voedingsdatabase, scan je een barcode of geef je eigen recepten of maaltijden in, zoals je typische ontbijt. Vind je een bepaald product niet, dan kan je een mailtje sturen om het toe te voegen.”

Patronen herkennen

Wat de app bijzonder maakt, is dat je als gebruiker een dagboek kan bijhouden van activiteiten en gebeurtenissen. Dat laat toe de impact ervan op je suikerspiegel na te gaan. Ging je sporten? Had je een hypo? Deed je intensieve huishoudelijke taken? Was je een avond op restaurant? Die bijkomende informatie helpt de gebruiker patronen herkennen. Erika: “De app is bedoeld als ondersteuning van het dagelijkse diabetesmanagement, zowel voor mensen die pas de diagnose kregen als zij die er al langer mee vertrouwd zijn. We hebben de tool zo compleet en praktisch mogelijk gemaakt, zonder complex te zijn. Het tijdstip waarop je iets logt, kan je aanpassen, zodat je duidelijk ziet wat je op een gegeven moment at en wat het effect op je bloedsuikerspiegel was.” De app zelf geeft geen advies of patronen. Maar met de rapporten die je downloadt, kan je hiermee zelf aan de slag.

Een gebruiker kan de informatie uit de app halen in een Excel- of pdf-bestand en dit tijdens een consult delen, als hij hiermee instemt. “Zo is de app een handig hulpmiddel voor diabeteseducatie. Je krijgt als gebruiker meer inzicht in de hoeveelheid koolhydraten van de producten die je gebruikt. Als zorgverlener krijg je meer inzicht in de leefgewoonten van de persoon met diabetes en kan je gerichter advies geven.”

Momenteel bevat de app zo’n 10.000 producten en is hij al zo’n 7.200 keer gedownload. Een aantal ziekenhuizen startte het gebruik ervan op. “De app voldoet aan alle GDPR-vereisten. We zien geen informatie over wie de app gebruikt. Wel weten we dat nog maar weinig mensen de tool verwijderden. Onze voedingsdatabase zal in de toekomst alleen maar verder uitbreiden en dus nog beter aansluiten bij de noden van mensen met diabetes.”

De app is beschikbaar in Google Play en in de App Store. Meer info: www.koolhydraatteller.be en www.voeding.ucll.be. Heb je vragen, feedback of suggesties ? Stuur ze gerust door naar: digitaaldagboek@ucll.be.