Cybersecurity zit op IT- en op managementniveau

Digitale technologieën zoals elektronische patiëntendossiers, digitale voorschriften, sensoren en screenings zijn onmisbaar in de zorgsector. Tegelijkertijd brengt deze digitalisering uitdagingen met zich mee op het gebied van dataveiligheid, privacy en cybersecurity, zoals risico’s op datalekken, ransomware en phishing. Hoe staat het met de aanpak van deze kwesties in Vlaamse zorginstellingen en welke stappen zijn nog nodig? Steve Ahouanmenou, doctoraatsonderzoeker aan de UGent, licht toe.

Veel Belgisch wetenschappelijk onderzoek naar cybersecurity in de zorg bestaat er nog niet. Nochtans is de sector een potentieel doelwit voor cybercriminelen. Dat ondervond ook Steve Ahouanmenou toen hij als chief information security officer voor het CHU Brugmann in Brussel werkte in volle covidperiode. Het leidde tot een doctoraat[1] onder supervisie van Prof. dr. Amy Van Looy en Prof. dr. Geert Poels bij de onderzoeksgroep Business Informatics aan de UGent, waarin hij zich richt op het verbeteren van privacy en beheersen van cyberrisico’s in gezondheidszorgorganisaties. Zo kon hij de praktijk omzetten in concreet wetenschappelijk onderzoek.

“Informatiebeveiliging en privacy zijn in elke sector belangrijk”, legt Steve uit. “De gezondheidszorg heeft echter nog stappen te zetten op het gebied van cyberbeveiliging. Ziekenhuizen lopen meer risico’s door het kritieke karakter van patiëntengegevens. Er is nog veel vooruitgang te boeken.” Volgens Steve start alles bij bewustwording, zoals het regelmatig bijwerken van wachtwoorden en het alert zijn voor phishing mails. “Sommige ziekenhuizen hebben gedurende twintig jaar hun wachtwoorden niet geüpdatet. Gelukkig zien we vandaag wel een groeiende maturiteit in dit domein.”

IT als partner

Dat cybersecurity in 2019 en 2020 geen prioriteit was voor de zorgsector valt te begrijpen. Met kwalitatieve patiëntenzorg, stijgende kosten en blijvende personeelskrapte is dat ook vandaag niet het geval. Bovendien leeft vaak de perceptie dat cyberveiligheid uitsluitend de verantwoordelijkheid is van de IT-afdeling van een zorginstelling. In werkelijkheid is het een gedeelde verantwoordelijkheid die begint bij het management.

“Het verbaast me dat cybersecurity niet hoger op de agenda van heel wat ziekenhuizen staat”, zegt Steve. “Directies geven vaak aan dat tijdgebrek het lastig maakt om databeveiliging de aandacht te geven die het verdient. Toch is het veiligstellen van data een essentieel onderdeel van kwalitatieve zorg voor patiënten. Zelfs met kleine stappen kun je al veel bereiken. Dat is echter niet iets wat de IT-afdeling alleen kan doen. Ook zij hebben een agenda boordevol to do’s. Bovendien beschikken ze vaak niet over een volledig overzicht van de gebruikte toestellen of hebben ze niet de specifieke kennis over bepaalde apparaten. Dat gebrek aan transparantie vormt een uitdaging.

Daarnaast vraagt cybersecurity een gespecialiseerde aanpak om processen op te zetten en bewustwording te creëren bij alle medewerkers. IT is hierbij een partner die erop toekijkt dat alle processen vlot verlopen en collega’s helpt bij problemen of aanpassingen. Cybersecurity is geen eiland. Het vergt een samenwerking tussen verschillende diensten, zoals met de communicatie-afdeling, die een belangrijke rol speelt in het overbrengen van de juiste boodschap bij een mogelijke aanval. Hoe dan ook staat of valt cyberveiligheid met strategische beslissingen op beleidsniveau.”

Van richtlijnen naar de praktijk

Als cybersecurity een managementaspect is, welke tools zijn er voorhanden om zich op te baseren? “Er zijn internationale richtlijnen, zoals het framework van NIST. Dat is het National Institute of Standards and Technology in de Verenigde Staten. Daarnaast is er de ISO27001-norm voor informatiebeveiliging. Dit zijn best practices die aangepast kunnen worden naar de Belgische context. Al zijn deze nog niet specifiek toegespitst op de gezondheidszorg. Het Centrum voor Cybersecurity België (CCB) werkt daaraan”, licht Steve toe. “Daarnaast ontwikkelen ze zelf de CyFun-richtlijn met enkele basisprincipes om met cybersecurity om te gaan.”

Nood aan opleidingen

Het onderzoek van de UGent begon met een analyse van de huidige stand van zaken. Vervolgens werd de beschikbare literatuur getoetst aan de NIST- en ISO-richtlijnen. Hierbij kwamen enkele verbeterpunten naar voren, niet op technisch vlak, maar vooral op het gebied van management. Deze punten werden verder uitgewerkt en ingedeeld op basis van drie variabelen. “We onderzochten drie kernaspecten die organisaties kunnen doen om een significante impact te creëren: training, updates en data back-ups. Op basis daarvan hebben we vijf ziekenhuisspecifieke profielen opgesteld: starters, promotors, practitioners, performers en advocates. De starters zijn de grootste groep en weerspiegelen de huidige stand van zaken in de gezondheidszorg. Zij zijn slechts zeer beperkt met de drie aspecten bezig en tonen de dringende nood aan concrete opleidingen rond cybersecurity aan. Een minderheid van de zorginstellingen valt onder het advocate- of performer-profiel. Zij tonen interesse in cyberbeveiliging en erkennen dat er nog stappen gezet moeten worden. Het doel is nu om het onderzoek verder te ontwikkelen door het maturiteitsniveau in ziekenhuizen te evalueren en een model op te stellen: dit is de huidige situatie, dit zijn de vereisten voor veilige werking, en dit zijn de richtlijnen om dat te bereiken. Cybersecurity heeft een bredere sociale impact en moet weg van de misvatting dat het hoge kosten met zich meebrengt. We gebruiken bijvoorbeeld allemaal een smartphone. Via een mobile managementsysteem kunnen zorginstellingen enkel apps toelaten op hun netwerk die gecontroleerd, goedgekeurd en veilig zijn. Dit soort strategische beslissingen op managementniveau vormen de basis. Dat is essentieel, zeker omdat medische apparaten een steeds grotere rol zullen spelen in de ziekenhuizen van de toekomst.”

 

 

[1] Ahouanmenou, Steve & Van Looy, Amy & Poels, Geert. (2022). Information security and privacy in hospitals: a literature mapping and review of research gaps. Informatics for health & social care. 48. 1-17. 10.1080/17538157.2022.2049274.

Ahouanmenou, Steve & Van Looy, Amy & Poels, Geert & Andries, Petra & Standaert, Thomas. (2024). Classifying Healthcare and Social Organizations in Cybersecurity Profiles. 10.1007/978-3-031-59465-6_18.

Ahouanmenou, Steve. (2024). Towards a Cybersecurity Maturity Model Specific for the Healthcare Sector: Focus on Hospitals. 10.1007/978-3-031-59468-7_16.

Aan de slag met cybersecurity

Zowel de Belgische als de Europese overheid beseft hoe belangrijk cyberveiligheid is. Daarom geldt sinds januari 2023 de NIS2-richtlijn, ook voor organisaties binnen de gezondheidszorg. Die verplicht nationale overheden om cybersecurity onder de aandacht te brengen, maar ook om Europese samenwerking op dit niveau te versterken. Het CCB heeft een snelstartgids ter beschikking om deze richtlijn op organisatieniveau toe te passen en biedt daarnaast via het CyFun Framework de nodige tools om de veiligheid te verhogen. Beide raadpleeg je via atwork.safeonweb.be.

Tien eenvoudige tips voor meer cyberveiligheid

  • Gebruik multifactorauthenticatie en gebruik een passphrase in plaats van een wachtwoord.
  • Sla je gegevens op in een systeem met regelmatige back-ups.
  • Voer stipt beveiligingsupdates uit op al je apparaten.
  • Laat nooit fysieke informatie of apparaten onbeheerd achter op je bureau.
  • Vermijd openbare netwerken en gebruik het VPN (virtual private network) van je organisatie.
  • Download software en apps enkel van officiële platformen of stel toestellen zo in dat alleen de IT-afdeling een programma kan installeren.
  • Meld incidenten rond informatiebeveiliging altijd aan de IT-dienst.
  • Wees je bewust van phishing en durf e-mails in vraag te stellen.

Hoe is het gesteld met jouw cyberhygiëne? Via de zelfevaluatietool van het Centrum voor Cybersecurity België test je dit eenvoudig. https://atwork.safeonweb.be/nl/tools-resources/self-assessment

Bron: atwork.safeonweb.be.


Spraakgestuurde registratie in het zorgdossier

Belangrijke informatie over de gezondheidstoestand van patiënten of van bewoners registreren is essentieel voor de continuïteit van het zorgproces. Wanneer in een 24/7-zorgmodel verschillende mensen de zorg op zich nemen, functioneert het zorgdossier als een leidraad. Toch ervaren vele zorgkundigen en verpleegkundigen de registratie en rapportage in het zorgdossier eerder als een vervelende taak. Digitale innovaties, zoals spraaktechnologie of AI, kunnen de administratieve last verlichten.

We stellen prangende vragen woordelijk aan Google of dicteren berichten via de Bluetooth van onze wagen. Het zijn enkele veelvoorkomende voorbeelden van hoe de microfoon van mobiele toestellen praktische zaken mogelijk maakt. Die technologie biedt ook voor de zorgsector laagdrempelige en nuttige toepassingen.

Emmanuel Stockman, Chief Medical Care & Quality Officer bij Armonea, zet zorgverleners er alvast actief mee op weg: “Ons woonzorgdossier heeft een aantal vrije velden voor rapportage. In deze tekstvelden schrijven onze zorgverleners hun observaties neer. Op een klein scherm – van een smartphone of een tablet – is dat voor sommigen een hele uitdaging. Bovendien neemt het best veel tijd in beslag om dit gedetailleerd te doen.” Zowat een jaar terug begon het team daarom te experimenteren met spraakgestuurde registratie in het zorgdossier, via de ingebouwde technologie van hun Android-toestellen.

Veel mogelijk met standaard technologie

Uiteraard worden voortdurend nieuwe tools ontwikkeld door techbedrijven. Denk maar aan gespecialiseerde software die artsen helpt bij het stellen van een correcte diagnose of bij het bepalen van de beste behandeling voor een zorgvrager. “Maar met gewone technologie kan je ook al veel doen”, benadrukt Emmanuel. “Over het algemeen werkt de spraakgestuurde registratie via de gewone Android-telefoons vrij goed. Met sappige accenten ligt het natuurlijk wel wat moeilijker. Het is een beetje zoeken, maar we zetten grote stappen.”

Informatie registreren is één ding, ze op een efficiënte en doordachte manier verder meenemen in het zorgtraject nog een andere. Ook daar liggen heel wat kansen met de technologische vooruitgang in gedachten. “Het zou bijvoorbeeld erg krachtig zijn moest artificiële intelligentie de relevante informatie helpen selecteren”, vindt Emmanuel. “Dat een bewoner gewassen werd en normale stoelgang maakt is goed om weten, maar niet zozeer relevant voor de volgende ploeg in het zorgteam. De afwijkende, ‘abnormale’ zaken zijn dat wel. Weigert een bewoner om te eten of heeft die diarree? Dat moet de zorgverlener in de volgende shift weten. Artificiële intelligentie kan bovendien ingezet worden om trends te detecteren. Hebben meerdere bewoners op een verdieping diarree, dan kan dat wijzen op het norovirus. Zo is AI een nuttige tool op individueel en op populatieniveau.”

De spraakgestuurde registratie in het zorgdossier maakt het zorgverleners aanzienlijk eenvoudiger om relevante informatie te registreren en te rapporteren. Dat is en blijft een belangrijk aandachtspunt, weet Emmanuel: “Datadeling maakt een transmurale zorginformatieflow mogelijk en is zo de bouwsteen bij uitstek voor kwalitatieve zorg voor elk individu.”

De mogelijkheden van large language models voor de zorg

ChatGPT, Gemini, Copilot, … Er zijn al heel wat zogenaamde ‘large language models’ beschikbaar voor het grote publiek. Deze tools gebruiken artificiële intelligentie om tekst te genereren op basis van jouw input of van bestaande documenten. De slimme technologie die hierachter schuilt, biedt ook kansen voor de zorgsector.

“Vandaag worden dergelijke modellen al veel gebruikt”, weet Emmanuel Stockman. “Ze zijn zeer krachtig om bijvoorbeeld wetenschappelijke literatuur en uitgebreide richtlijnen samen te vatten. Dat laat toe snel de essentie van complexe documenten mee te krijgen. Zelf zijn we ook de mogelijkheden voor een eigen chatbot aan het bekijken. Door onze eigen content en procedures te ‘voeden’ aan het model, willen we het zorg- en verpleegkundigen eenvoudiger maken om vragen snel en correct te beantwoorden. Ze leggen hun uitdaging of vraagstuk voor en het taalmodel geeft hen de juiste werkwijze volgens onze policy. Wellicht kunnen we daar de komende tijd verdere stappen mee zetten.”


De zin en onzin van nieuwe technologieën in de zorg

Is het een nice to have of een need to have? Die vraag stelt Pedro Braekeveld – productmanager Infection Prevention Control bij Duomed en voormalig lid van de werkgroep Infectiepreventie van NETWERK VERPLEEGKUNDE – zich over heel wat van de nieuwe technologieën op de markt. Tijdens de Week van de Verpleegkundigen hield hij enkele concrete cases tegen het licht. Voor ons vat hij samen welke factoren bepalen of een innovatie zinvol, overbodig of in de gaten te houden is.

“Er verandert veel binnen het domein van infectiepreventie. Soms verkoopt men oude wijn in nieuwe zakken, soms betekent een innovatie een merkbare verbetering op de vloer”, vat Pedro Braekeveld aan. “Een grondig literatuuronderzoek beantwoordt deels de vraag hoe we zorg optimaliseren aan de hand van nieuwe technologieën. Tijdens de Week bracht ik een overzicht van innovaties in vier domeinen: compliance monitoring, automatische desinfectie, desinfecterende moleculen en artificiële intelligentie.”

Innovatiedomeinen

Binnen compliance monitoring zijn er innovaties in hand-, omgevings- en instrumenthygiëne. Bij handhygiëne gaat het om diverse systemen waarbij de zorgverstrekker, de dispenser en het bed van de patiënt een tag hebben, die registreert of en wanneer de zorgverstrekker zijn handen ontsmet. Voordelen zijn hier een hoog aantal waarnemingen doordat het systeem automatisch monitort, de gestandaardiseerde registratie en de realtime gegevens. Nadelig is dat het niet mogelijk is om alle vijf momenten van handhygiëne te monitoren en dat het om een duur systeem gaat. Het is dus niet geschikt om op gewone afdelingen te gebruiken, maar kan wel een toegevoegde waarde betekenen op hoogrisicodiensten.

Een ander voorbeeld is automatische instrumentdesinfectie. Deze volledig traceerbare technologie gebruikt meestal uvc-straling die geen residu achterlaat op medische hulpmiddelen. Doordat het om een nieuwe technologie gaat, zijn er momenteel nog geen standaarden. Dit beperkt een bredere uitrol, maar deze technologie heeft een duidelijke meerwaarde voor de desinfectie van semi-kritische medische hulpmiddelen.

“Bij innovaties als desinfecterende moleculen en artificiële intelligentie is de vraag niet zozeer: zijn ze een nice to have of een need to have”, licht Pedro toe. “Beide technologieën zijn volop in ontwikkeling en moeten dus opgevolgd worden. Vandaag zijn ze nog niet breed inzetbaar, maar dat kan snel veranderen. Ze worden niet alleen slimmer, maar zullen op termijn ook goedkoper zijn.”

Tijd voor implementatie

Essentieel voor de implementatie van deze technologieën is dat de basiscomponenten eerst aanwezig zijn. Pedro: “Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om automatisch te desinfecteren of een automatische monitoring van de omgevingshygiëne in te zetten, als je niet voldoende personeel hebt om de omgeving schoon te maken. Besteed je budget eerst aan de fundamenten en kijk daarna hoe innovatieve oplossingen je werking aanvullen.” Een tweede advies van de expert is om de effecten op de vloer van een nieuwe technologie goed te monitoren. Zo’n innovatie wordt vaak in vitro of preklinisch getest, maar de reële impact weet je pas bij de daadwerkelijke implementatie.

“Door de hoge kostprijs is het niet altijd mogelijk om een nieuwe technologie meteen te gebruiken of breed in te zetten. Al kan dat snel keren. Daarom is het belangrijk een vinger aan de pols te houden in domeinen als artificiële intelligentie en desinfecterende moleculen. Wie weet waar we daar over enkele jaren mee staan.”


Welke mobile health apps betaalt het RIZIV terug?

De digitalisering van de gezondheidszorg maakt grote sprongen. Na eHealth drukt nu ook mHealth zijn stempel op de sector. Mobile health brengt zorg dichter bij de patiënt en maakt medische opvolging efficiënter dan ooit. Maar wat is de visie van het RIZIV op deze apps? En hoe zit het met de terugbetaling? We zetten het op een rij.

Onder mHealth verstaan we alle mobiele medische toepassingen waarmee patiënten vanuit hun eigen thuisomgeving gezondheidsgegevens kunnen delen met zorgkundigen. Deze technologie maakt het mogelijk om patiënten vanop afstand te monitoren, diagnoses te stellen en therapieën aan te passen.

De eerste stappen richting terugbetaling

Mobile health apps worden al ingezet bij patiënten met chronisch hartfalen. Via een app delen ze cruciale gezondheidsgegevens – zoals bloeddruk en hartslag – met een telemonitoringteam in het ziekenhuis. Dit maakt snelle, gerichte zorg vanop afstand mogelijk. Sinds 1 januari 2025 kunnen ziekenhuizen met een telemonitoringteam, die voldoen aan specifieke voorwaarden, een maandelijkse forfaitaire vergoeding aanvragen bij het RIZIV voor het gebruik van deze technologie. In mei 2024 werd al een aanvraag ingediend voor een vergelijkbare toepassing voor oncologische patiënten. Naar verwachting zullen er nog volgen.

Een geïntegreerde aanpak

Het RIZIV juicht het gebruik van mobiele medische toepassingen toe, maar benadrukt dat ze altijd deel moeten uitmaken van een breder zorgproces. De apps staan niet op zichzelf, maar bieden zorgkundigen handvaten om de zorg nog beter af te stemmen op de noden van de patiënt. Ook de terugbetaling van mHealth moet binnen dit bredere plaatje geëvalueerd worden.

Aanvraagprocedure en criteria

Fabrikanten, zorgkundigen en ziekenhuizen kunnen een terugbetalingsaanvraag indienen bij het RIZIV. Om in aanmerking te komen moeten de apps voldoen aan een resem criteria, zoals GDPR-compliance, CE-markering en FAGG-notificatie. Daarnaast moet de meerwaarde van de app zowel klinisch als organisatorisch stevig onderbouwd zijn met een gedetailleerd dossier, literatuuronderzoek en financiële analyse.

Een multidisciplinaire werkgroep – bestaande uit zorgkundigen, beroepsorganisaties, verzekeringsinstellingen, vertegenwoordigers uit de medische industrie, de overheid en patiëntenverenigingen – buigt zich over de aanvragen. Bij een positieve evaluatie wordt een voorstel voor tijdelijke of definitieve terugbetaling uitgewerkt en voorgelegd aan de betrokken overlegorganen en het Verzekeringscomité.

Uitdagingen van mHealth

Hoewel mHealth veelbelovend is, zijn er nog steeds uitdagingen. Zo mag digitale ongeletterdheid geen obstakel zijn. Elke patiënt moet de keuze hebben om al dan niet gebruik te maken van mobiele apps, zonder impact op de zorgkwaliteit. Daarnaast is een cruciale balans essentieel: technologie versterkt de zorg, maar mag de menselijke zorgkundige niet vervangen. Wetenschappelijke beroepsverenigingen spelen een sleutelrol bij de educatie en de ontwikkeling van richtlijnen voor het verantwoorde gebruik van mobile health apps.


Zijn AI-ziekenhuizen de toekomst?

Artificiële intelligentie (AI) in de gezondheidszorg is niet nieuw. Meer zelfs, we gebruiken al jaren vormen van AI zonder daarbij stil te staan. Ook in ziekenhuizen is artificiële intelligentie niet meer weg te denken. Toch stuit de bredere opkomst ervan soms op terughoudendheid. Hoe zetten we AI het beste in? In welke mate vervangen AI-systemen de menselijke factor? Zijn zorgprofessionals voldoende onderlegd om AI optimaal te benutten? Christos Chatzichristos, postdoctoraal onderzoek aan de KU Leuven en academisch expert bij de Vlaamse AI Academie (VAIA), deelt zijn kijk hierop.

Dat artificiële intelligentie een enorme ondersteuning kan bieden aan zorgprofessionals, betwijfelt quasi niemand. Toch verschillen de verwachtingen en noden van zorgprofessional tot zorgprofessional. Waar artsen doorgaans AI willen inschakelen om snellere en correctere diagnoses te stellen, zien verpleegkundigen vooral voordelen op het vlak van administratie. KU Leuven-postdoctoraat en VAIA-expert Christos Chatzichristos legt uit: “Elk proces dat een mens regelmatig uitvoert, komt in aanmerking voor automatisering met AI. De voornaamste vereiste om een goed werkend AI-model op te zetten, is heel veel kwaliteitsvolle data. Nu er eindelijk voldoende krachtige apparatuur bestaat om al die data te verzamelen (wearables) en te verwerken, breekt artificiële intelligentie de laatste jaren door. Over wat de best mogelijke toepassing is, verschillen de meningen. Uit een bevraging van KU Leuven en VAIA kwam naar voren dat verpleegkundigen vooral manieren zoeken om de administratieve last te verlichten, zoals het opstellen van werkroosters en rapporten. Artsen daarentegen zien de voordelen van AI om de ziekte-uitkomst te verbeteren, bijvoorbeeld door vroegere ziektedetectie en dus snellere diagnose en behandeling. Bij de twee problematieken bewijst AI zijn nut. Toch is het belangrijk de kloof tussen beide insteken te overbruggen zodat professionals zich maximaal kunnen toeleggen op mensgerichte zorg.”

Pionier en toch niet wijdverspreid

België is een pionier op het vlak van onderzoek naar artificiële intelligentie, bevestigt Christos. Toch betekent dat niet dat ons land ook koploper is qua toepassing ervan: “Grote ziekenhuizen implementeren AI volop in verschillende domeinen, zoals medische beeldvorming. In de kleinere settings, waaronder medische huizen, hinkt België achterop. Daarnaast worstelen onderzoekers met de diversiteit aan talen en systemen die Belgische ziekenhuizen hanteren. Denk bijvoorbeeld aan het elektronische patiëntendossier: zowat elke zorginstelling heeft zijn eigen oplossing, wat het moeilijk maakt om relevante informatie op een homogene manier eruit te halen. Gelukkig zijn intussen initiatieven opgestart om naar een geharmoniseerd systeem over te schakelen. Maar we zijn er dus nog niet.”

Een ander werkpunt betreft de opleidingen over AI. “De meeste cursussen zijn vandaag gemaakt op maat van artsen, over de klinische praktijk. Het ontbreekt ons aan opleidingen afgestemd op de andere zorgprofessionals. Zo moet er werk gemaakt worden van een specifieke cursus gericht op verpleegkundigen, op kinesitherapeuten, op vroedvrouwen, en ga zo maar door. Die opleidingen moeten zich richten op hun verzuchtingen, zonder de bredere mogelijkheden over het hoofd te zien. Binnen VAIA zijn we met een onderzoek gestart om de uiteenlopende leerbehoeften van gezondheidszorgprofessionals in kaart te brengen. Eind vorig jaar rondden we onze enquête af en maakten we een voorstel voor leertraject. We hopen zo opleidingsaanbieders te inspireren tot meer gevarieerde en doelgroepgerichte opleidingen.”

De limieten van AI

De kwaliteit van een AI-model staat of valt met de kwaliteit van en de hoeveelheid aan beschikbare data. “Machine learning volgt het principe ‘rubbish in, rubbish out’. Voed je een AI-systeem met slechte, onvolledige en/of vooringenomen data, dan zal het model de verkeerde conclusies trekken. Daarnaast hangt een AI-model enorm af van de experten die de oorspronkelijke brondata, waaronder beelden, verslagen, metingen en zo meer, beoordeelden en labelden. Verder is er ook nog het aspect van gegevensbescherming, wat bijkomende beperkingen oplegt.”

Toch valt de kracht van AI niet te miskennen. De hoeveelheid data die we nu al beschikbaar hebben, zal in de toekomst alleen maar toenemen. “Wearables generen een massa aan waardevolle data. Die filteren en selecteren wat relevant is, is een onmogelijke taak voor de zorgprofessional. Een ander voorbeeld zijn de monitors die de hele dag signalen en output geven. Tijdens een nachtshift betekent het een enorme meerwaarde wanneer een AI-systeem bepaalt op welke signalen een verpleegkundige al dan niet moet reageren. Ook overdag vertaalt het zich naar een tijdswinst voor de zorgprofessional die bezig kan zijn met de patiënt die echt zorg nodig heeft.”

Menselijke factor

Bij heel wat mensen bestaat de vrees dat artificiële intelligentie hun werk op termijn overbodig maakt. Ook binnen de gezondheidszorg delen sommige zorgprofessionals die mening. “Toch moeten we aanstippen dat de meeste zorgverleners positief naar AI kijken”, merkt Christos op. “De uiteindelijke beslissing over een patiënt ligt namelijk altijd bij de arts. Bovendien kan je de menselijke factor niet uitschakelen. Niet alleen naar verantwoordelijkheid toe, maar ook wat het emotionele aspect betreft. De interactie tussen zorgverlener en zorgvrager is cruciaal om kwaliteit van zorg en tevredenheid bij patiënten te garanderen. Als je AI op de juiste manier inzet, biedt ze een kans om meer tijd voor menselijk contact vrij te maken.”

Benieuwd hoe je met AI aan de slag kan gaan in de gezondheidszorg? Start met leren over AI op vaia.be/gezondheidszorg.


Hoe apotheekassistenten het verschil maken op verpleegkundige diensten

In het huidige zorglandschap, waar personeelstekorten steeds urgenter worden, speelt de inzet van aanvullende profielen een grotere rol. Zo biedt de inzet van apotheekassistenten op verpleegkundige diensten niet alleen oplossingen voor staffing- en werkdrukproblemen, maar ook significante voordelen voor de veiligheid van zowel de patiënt als de zorgverlener. Vitaz in Sint-Niklaas en het AZ Delta in Roeselare lichten hun proefprojecten hieromtrent toe.

Aanvullende profielen inzetten voor niet-verpleegkundige taken, zoals administratie, hygiënische zorgen en medicatievoorbereiding, biedt een deel van het antwoord op de personeelstekorten. In het AZ Delta in Roeselare en Vitaz in Sint-Niklaas zoeken ze alvast uit wat de impact van apotheekassistenten op verpleegkundige diensten betekent.

Van nood naar wens

“In 2022 startte ik mijn doctoraatsonderzoek naar hoe apotheekassistenten nachtverpleegkundigen ondersteunen in hun shift”, vertelt Marjan De Graef, verpleegkundig coördinator van VG-MZG bij Vitaz en projectmedewerker voor het Verpleegkundig en Paramedisch Onderzoek en Ontwikkeling (VPOO). “De eerste fase van dit project was begin 2020. Toen kregen de eerste pilootafdelingen apotheekassistenten. Dit werd on hold gezet door de pandemie en is daarna in sneltempo weer opgestart en verder uitgerold naar alle interne, geriatrische en heelkundige afdelingen. Het is midden in die verdere uitrol dat ik met mijn onderzoek startte. Aan het einde van dat jaar waren de positieve effecten al duidelijk.”

Via bevragingen van de betrokken verpleegkundigen en apotheekassistenten, literatuurstudies van (internationale) praktijkvoorbeelden en focusgroepen werkte Marjan artikels en procedures uit om de communicatie en workflow verder te optimaliseren. “Het kwalitatieve onderzoek is achter de rug, nu volgt het kwantitatieve luik. We willen hiermee enerzijds in cijfers het belang van de inzet van apotheekassistenten weergeven zodat dit beleidsmatig kan doorgetrokken worden en anderzijds ook andere zorginstellingen met wetenschappelijke onderbouwing inspireren om gelijkaardige stappen te zetten.”

Efficiëntie bewaken

Ook in het AZ Delta liep een proefproject met apotheekassistenten. Dit op de dienst geriatrie gedurende een drietal maanden eind 2023, begin 2024. “In het kader van een acute bestaffingsnood testten we verschillende aanvullende functies uit, onder andere het inzetten van medical management assistants en apotheekassistenten”, licht Jan Hebberecht, verpleegkundige en paramedisch directeur in het AZ Delta, toe. “We onderzochten in verschillende fases op welke momenten de nood aan ondersteuning het hoogst was en hoe we zo flexibel mogelijk konden omspringen met veranderende medicatienoden zonder het verpleegkundige personeel extra onder druk te zetten.”

Hoofdapotheker in het AZ Delta Ann-Sofie Vanthournout vult aan. “In ons ziekenhuis is tachtig procent van de medicatie onmiddellijk voorradig op de afdeling in een semiautomatische pickingkast. De medicatie wordt net voor toediening gepickt om retours te voorkomen. Het proefproject werd stopgezet omdat we onze beschikbare resources nu volop inzetten voor de implementatie van bedsidescanning in het ziekenhuis, zodat we zeker zijn dat de juiste patiënt de juiste medicatie krijgt. In de nabije toekomst bekijken we hoe we de verpleegkundigen verder kunnen ondersteunen vanuit de apotheek. Bijvoorbeeld het centraal bereiden van medicatie in de apotheek of het pletten van medicatie zodat alle medicatie zoveel mogelijk klaar voor toediening wordt afgeleverd.”

Drempels overwinnen

In Vitaz worden de apotheekassistenten enthousiast onthaald door de betrokken verpleegkundigen. Al was dat in het begin anders. Marjan. “Een verpleegkundige vindt het vaak moeilijk de controle te lossen, de touwtjes uit handen te geven. Dit vraagt aanpassing, tijd en het opbouwen van dat wederzijdse vertrouwen. Door onze procedures en onderlinge communicatie aan te scherpen merken we dat het vertrouwen er nu wel is. Verpleegkundigen erkennen dat de inzet van apotheekassistenten bij het klaarzetten van medicatie geen risico is voor de patiëntveiligheid en dat het de kwaliteit van zorg ten goede komt. Want ze hebben zo weer meer tijd voor directe patiëntenzorg en het coördineren van complexe zorgplannen.”

Brede denkoefening

Dat de juiste medicatie tijdig en correct toedienen een belangrijke verpleegkundige taak blijft, daar bestaat geen twijfel over. Maar volgens Jan gaat het over veel meer dan dat: “We moeten ons wapenen tegen de enorme tekorten. Aanvullende profielen en aangepaste procedures en technologieën zijn cruciaal voor kwaliteitsvolle en veilige zorg. Er is meer nodig dan een apotheekassistent op een dienst. Het is een diepgaande denkoefening die je als ziekenhuis moet maken op het vlak van infrastructuur, organisatie en personeel.”


Is omkleedtijd arbeidstijd?

Als verpleegkundige draag je verplicht werkkledij. Voor en na je shift moet je je dus omkleden. Maar hoe kadert die tijd binnen de arbeidsduur van die dag? Het is een vraag waar zorginstellingen wel vaker mee worstelen en waarop de antwoorden niet altijd eenvoudig zijn.

Wat is arbeidstijd?

Arbeidsduur is volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 de tijd waarin je als werknemer beschikbaar bent voor je werkgever om je job uit te oefenen. Als medewerker beschik je op dat moment niet vrij over je tijd. Heb je die vrijheid wel, dan telt het niet als arbeidsduur. Of je al dan niet aanwezig bent op de werkplaats, bepaalt niet de definitie van arbeidsduur. Daarnaast moet arbeidsduur losgekoppeld worden van het uitvoeren van arbeidsprestaties. Zo kan je ook ter beschikking staan van je werkgever, zonder effectief je beroepsactiviteit uit te oefenen. Bijvoorbeeld wanneer je stand-by bent of specifieke verplichtingen vervult. Welke handeling al dan niet onder arbeidstijd valt, moet geval per geval afgetoetst worden aan deze bovenstaande criteria.

Wat is omkleedtijd?

Als verpleegkundige moet je verplicht je uniform en het correcte schoeisel dragen. Dat trek je aan in de zorginstelling en neem je niet mee naar huis. Dat is extra tijd die je moet incalculeren om tijdig je kledij te wisselen en van de kleedkamer naar de werkplek te gaan. Volgens de FOD Werkgelegenheid, Arbeid & Sociaal Overleg is dit arbeidstijd omdat deze handeling verplicht is vooraleer een persoon zijn job effectief kan uitoefenen en omdat de medewerker op dat moment niet vrij over zijn of haar tijd beschikt. Is werkkledij niet verplicht, dan wordt dit niet als arbeidstijd gerekend. Als werkgever kan je de tijd die voorzien is om je om te kleden wel beperken. Al moet hier goed gekeken worden naar wat haalbaar en comfortabel is voor de medewerkers.

Moet dit vergoed worden?

Als omkleedtijd effectief binnen de arbeidstijd valt, dan moet hier rekening mee gehouden worden in de uurroosters van medewerkers. Volgens de Arbeidswet (artikel 38bis) mag je namelijk geen arbeidsprestaties laten presteren buiten de arbeidstijd. Omdat andere kleren aandoen verschilt van effectieve arbeidsprestaties, staat het de werkgever vrij te kiezen hoe de omkleedtijd verloond wordt, dat beslist de zorginstelling zelf via een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst. Zo biedt de wetgeving ruimte voor maatwerk opdat werkgevers en werknemers samen haalbare, duidelijke en transparante afspraken kunnen maken.

Bron: Sociale Wegwijzer, nummer 9 (oktober 2024)


Randvoorwaarden tot sterke opleiding voor verzorgenden en zorgkundigen

In april 2024 voerde de Belgische Federatie Zorgkundigen (BEFEZO) een onderzoek bij leerkrachten van de derde graad arbeidsmarktfinaliteit Basiszorg en ondersteuning. Die opleiding kreeg vorm na de modernisering van de derde graad secundair onderwijs vanuit de opleiding Verzorging. Uit het onderzoek van BEFEZO bleek dat er onvoldoende tijd was om de nodige competenties aan te leren en dat de opleiding niet tegemoetkwam aan de verwachtingen van het werkveld. Overleg met alle betrokkenen drong zich dus op, wat resulteerde in een consensusnota.

Uit de bevraging door BEFEZO bleek dat er tegelijk een grote bezorgdheid en het nodige engagement leefde om constructief naar een consensus toe te werken. De Vlaamse regering kende de taak om de situatie objectief weer te geven en een overeenkomst te bereiken toe aan de Vlaamse Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt. BEFEZO en NETWERK VERPLEEGKUNDE zaten samen met onderwijsverstrekkers en uiteenlopende sectoren in de zorg en kinderbegeleiding voor een overkoepelend gesprek. Al snel werden de raakvlakken tussen de betrokken partijen helder, zowel qua context als qua opleiding.

Zo heeft de zorg duidelijk alle talenten nodig. De vraag naar zorgkundigen is momenteel groter dan die naar verzorgenden en blijven de zorgnoden veranderen. Zorgvragers zijn korter in het ziekenhuis, met een verschuiving van zorg naar de thuiscontext en woonzorgcentra. Daar moeten verzorgenden en zorgkundigen hun job kwaliteitsvol en veilig kunnen uitoefenen door onder meer over de nodige competenties te beschikken. Bovendien vond iedereen het belangrijk dat de opleidingen tot verzorgende, zorgkundige, kinderbegeleider baby’s en peuters, en kinderbegeleider schoolgaande kinderen elk hun eigenheid en gelijkwaardigheid behielden. Een brede vorming biedt maximale arbeidsmarktkansen, zo zijn de leerlingen beter gewapend om tijdens hun carrière eventueel te schakelen tussen beroepen.

Keuze voor modernisatie

Er lagen drie mogelijke scenario’s op tafel. Bijna alle gesprekspartners waren het erover eens om het eerste, de opleiding Basiszorg en ondersteuning, te behouden. Toch hadden BEFZO en NETWERK VERPLEEGKUNDE de voorkeur voor scenario drie waarin het zevende jaar verzorgende en zorgkundige wordt opgesplitst. De andere partijen vreesden dat dit de instroom voor de opleiding verzorgende zou beperken omdat de arbeidsmarkt meer nood heeft aan zorgkundigen. Daarom is gekozen voor het eerste, oorspronkelijke scenario: het secundair onderwijs moderniseren verder uitrollen.

Toch zijn er enkele randvoorwaarden. Zo moet er een duidelijke profilering van de opleiding komen, met een aantrekkelijke naam. Vanaf 1 september 2024 wordt door de betrokken actoren ingezet op ingedaalde competenties vanuit de zevende leerjaren naar de derde graad om meer tijd en ruimte te creëren voor specifieke, vaktechnische competenties en toevertrouwde verpleegkundige handelingen voor de verzorgende en zorgkundige, alsook extra aandacht voor de nodige soft skills. Daarnaast bieden voorbeeldlessentabellen scholen ruimte om in te zetten op het aanleren van zorgcompetenties en om eigen accenten te leggen. Er moet ook structureel ondersteuning zijn voor de werkplekken. Door de opleidingen duidelijker te profileren kan een gerichte dialoog opgestart worden in het kader van kwaliteitsvolle stages, werkplekleren, …

Bij Moderniseren hoort een nood aan een globale evaluatie van alle zorgopleidingen wanneer de modernisering volledig en stabiel is uitgerold. Deze vindt uiterlijk plaats tijdens het schooljaar 2027-2028 en wordt opgenomen in een evaluatie van de volledige matrix secundair onderwijs door de overheid. De algemene conclusie van de gesprekken is dat een wijziging van het opleidingsaanbod momenteel niet tegemoetkomt aan de bezorgdheden van alle partners. Voor de opvolging en goede uitvoering van de aandachtspunten hierboven, is het opportuun deze op te nemen in een representatieve begeleidingscommissie die jaarlijks de topics evalueert. Dit is noodzakelijk voor een kwaliteitsvolle opleiding.

Beeld: copyright Foto Kurt

Scenario 1

  • 3e graad: Basiszorg en ondersteuning (BK Huishoudhulp zorg (3), Logistiek assistent in de zorg (3), indalende competenties van de BK Verzorgende (4), BK Zorgkundige (4), BK Kinderbegeleider baby’s en peuters (4) en BK Kinderbegeleider schoolgaande kinderen (4))
  • 7e jaar: Verzorgende/Zorgkundige (BK Verzorgende (4) en BK Zorgkundige (4))
  • 7e jaar: Kinderbegeleider (BK Kinderbegeleider baby’s en peuters (4) en BK kinderbegeleider schoolgaande kinderen (4))

Scenario 2

  • 3e graad: Verzorging (BK Verzorgende (4))
  • 7e jaar: Zorgkundige (BK Zorgkundige (4))
  • 7e jaar: Kinderbegeleider (BK Kinderbegeleider baby’s en peuters (4) en BK kinderbegeleider schoolgaande kinderen (4))

Scenario 3

  • 3e graad: Basiszorg en ondersteuning (BK Huishoudhulp zorg (3), Logistiek assistent in de zorg (3), indalende competenties van de BK Verzorgende (4), BK Zorgkundige (4), BK Kinderbegeleider baby’s en peuters (4) en BK Kinderbegeleider schoolgaande kinderen (4))
  • 7e jaar: Verzorgende (BK Verzorgende (4))
  • 7e jaar: Zorgkundige (BK Zorgkundige (4))
  • 7e jaar: Kinderbegeleider (BK Kinderbegeleider baby’s en peuters (4) en BK kinderbegeleider schoolgaande kinderen (4))


Zorg in beweging: wat mogen we van nieuwe verpleegkundige profielen verwachten?

Het zorglandschap is voortdurend in beweging en de rol van zorgverleners moet daarin mee evolueren. Alleen zo kunnen we in de toekomst beginnen met een antwoord te formuleren op de uitdagingen die op de zorg afkomen. Dat betekent omgaan met technologische innovaties, maatschappelijke bewegingen, maar ook met de invulling van nieuwe functies in de zorg. Wat mogen we van de nieuwe profielen verwachten? Worden ze opgenomen in de verpleegkundige normen? Samen met Zorgnet-Icuro gaan we op zoek naar antwoorden.

De voorbije jaren werden enkele nieuwe profielen in wetgeving verankerd. Denk maar aan de basisverpleegkundige, praktijkassistenten, logistieke medewerkers, verpleegkundig specialist, … Deze profielen zijn noodzakelijk om de hoge werkdruk en de grote personeelstekorten aan te kunnen. Al vraagt hun intrede binnenkort in het werkveld ook de nodige aanpassingen. Ze hebben een impact op hoe we zorg organiseren, maar ook op hoe we deze personen verlonen. Dat roept op zijn beurt dan weer heel wat vragen op. Bij de studenten die momenteel de opleiding voor deze nieuwe profielen volgen, maar ook in het werkveld. Niet in het minst over de basisverpleegkundige, die vanaf 2026 aan de slag gaat in de Vlaamse zorginstellingen. In welke IFIC-schaal zullen zij zitten en wat betekent dit profiel voor de huidige HBO5-verpleegkundigen?

HBO5 over de taalgrenzen heen

“HBO5-verpleegkundigen zullen in Vlaanderen niet gelijkgesteld worden aan bachelorverpleegkundigen, ook niet wat verloning betreft”, zegt Klaartje Theunis, directeur Personeel en Organisatie bij Zorgnet-Icuro. “HBO5 zal niet plots veranderen in IFIC. Daar zijn verpleegkundigen ingedeeld in twee categorieën: 14A en 14B. Die verdeling is gelinkt aan de kennis en kunde die iemand doorheen zijn opleidingen verworven heeft alsook aan het diploma. Hoe de basisverpleegkundige in 2026 zal ingeschaald worden, weten we nog niet. IFIC beschrijft namelijk functies op het terrein, weegt ze en kent zo een verloningsklasse toe. Dat betekent dat zolang de functie niet tewerkgesteld is, we nog geen definitieve uitspraken kunnen doen op basis van het functieclassificatiesysteem. Toch willen we de mensen in de opleiding een perspectief bieden. Daarom gebruiken de sociale partners deze tijd om te bekijken en bespreken wat er moet gebeuren tijdens de overgangsfase. Hetzelfde geldt bovendien voor de praktijkassistent. Dat is een graduaatsopleiding van 1,5 jaar die in 2025 van start zal gaan. Pas wanneer deze functies actief worden in het werkveld, kan IFIC dit beschrijven en een loonklasse toekennen.”

Niet IFIC is aan zet, wel de sociale partners. IFIC vzw is een technische partner die de functies op het terrein omschrijft. De overheid financiert die functies. Waar de voorbije jaren hard gewerkt is aan de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorg (WUG), moeten daar nu de nodige budgetten tegenover gezet worden. Bob Van Santbergen, adviseur zorgpersoneel bij Zorgnet-Icuro: “Met alle nieuwe profielen is het nodig een bredere denkoefening over de volledige leerladder te maken. IFIC moet ook rekening houden met deze evoluties en dit afzetten op het bestaande loonmodel/functietapijt. Zo werken we ook het onderscheid tussen Vlaanderen en Wallonië weg, want die dualiteit baart ons zorgen. Er is één WUG, dus moeten alle neuzen in dezelfde richting staan. De visie verschilt vandaag en de basisverpleegkundige is daar slechts een voorbeeld van. De Waalse HBO5-opleiding duurt 3,5 jaar en zal dus gelijkgesteld worden aan een verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ). Waar zit dan hun basisverpleegkundige of assistant en soins infirmiers? Evolueer je dan naar drie verpleegkundige opleidingen en profielen? Het zijn andere realiteiten die de gespreksbasis moeilijk maken.”

Hogere loonschaal voor zorgkundigen

Zorgkundigen gaan normaal gezien een trap omhoog in IFIC. Dat heeft niet enkel met de vijf extra handelingen te maken die ze na een opleiding mogen uitvoeren. “De beschrijving kon pas aangepast worden wanneer voldoende zorgkundigen op de werkvloer deze vijf handelingen onder de knie hadden. Het duurt dan ongeveer een jaar voor een specifieke werkgroep de nodige interviews en rondetafelgesprekken kan voeren en tot een voorstel met aanpassingen van de functiebeschrijving kan afgetoetst worden bij de sociale partners”, licht Klaartje toe. “Dat maakt dat die vijf extra handelingen niet automatisch tot een verhoging in IFIC leidden, wel de verantwoordelijkheden die zorgkundigen nemen en hoe ze ingezet worden.” Het evaluatieproces waar de functie van zorgkundigen doorging, maakt deel uit van een jaarlijks onderhoud dat de sociale partners binnen IFIC houden voor een aantal functies. Daarbij worden prioriteiten gesteld. “Vervolgens moeten de federale, Vlaamse en Waalse overheid met de nodige financiële middelen over de brug komen. Tijdens het onderhoud van de functie zorgkundige landde IFIC op cat12. Toch is de CAO nog niet aangepast omdat de Vlaamse en federale overheid nog geen centen vrijmaakten. “Wallonië deed dit wel al gedeeltelijk en dat veroorzaakt verwarring op de werkvloer”, vertelt Bob. “We moeten over onze taalgrens heen durven werken.”

Begeleiding werkt

Waar NETWERK VERPLEEGKUNDE inzet op het profiel van de begeleidingsverpleegkundige, maakt Zorgnet-Icuro een oefening over de mentorenwerking. Dat vraagt in beide gevallen tijd en ruimte voor het personeel, en dus ook geld. “Wij zien dit eerder als een rol die door meerdere profielen kan opgenomen worden, niet enkel en alleen toegespitst op de functie verpleegkundige. De juiste competenties liggen aan de basis, eerder dan diploma. ”, zegt Bob. “Het is overduidelijk en bewezen dat begeleiding van nieuwe medewerkers en stagiairs een meerwaarde heeft. Het heeft een positief effect op de instroom en retentie van medewerkers, samen met andere initiatieven zoals een onboardingsbeleid, teamwerk, het inzetten van technologie, … Momenteel gaat het om één voltijdse equivalent in ziekenhuizen en dat mag wat ons betreft opgetrokken worden.”

Klaartje: “Na het afschaffen van de mentorenkorting, zien we dat bijvoorbeeld het initiatief van leerplekondersteuning zeer succesvol is en werkgevers hier gretig op intekenen. Dat toont nog eens aan hoe belangrijk de begeleiding van medewerkers is. Duaal leren neemt ook toe, maar vandaag is het voor veel zorgverleners een en-enverhaal. Het komt bovenop hun normale takenpakket. We mogen er niet zomaar van uitgaan dat begeleidingscompetenties eigen zijn aan een zorgprofiel.”

Een ander positief element uit de hervorming dat zorgverleners kan ondersteunen, zijn de Activiteiten behorende tot het Dagelijkse Leven (ADL). Zo merkt Zorgnet-Icuro dat woonzorgcentra en ziekenhuizen ermee aan de slag gaan. “Elk op hun eigen manier en in functie van de context en populatie”, zegt Klaartje. “Medicatie laten rondbrengen is bijvoorbeeld niet overal een goed idee. Eten rondbrengen wel, maar dan gekoppeld aan mensen helpen bij het eten als die geen slikproblemen hebben. We moeten er bedachtzaam mee omgaan en in elke situatie kijken wat wel en niet kan.”

Specialiseren blijven aanmoedigen

Cijfers tonen aan dat de keuze om te specialiseren via een bijzondere beroepstitel (BBT) daalt. Sinds 2019 ontvangt het Nederlandstalige onderwijs geen subsidies meer voor deze opleidingen, in tegenstelling tot het Franstalige onderwijs. In Vlaamse en federale zorginstellingen was de premie voor wie een BBT of BBK (bijzondere beroepskwalificatie) had ook een tijd lang afgeschaft.

“Jaren geleden maakte IFIC de oefening om alle verpleegkundige specialisaties op basis van de beschrijvingen van personen met een BBT of BBK te beschrijven en te wegen”, zegt Klaartje. “Enkele profielen bleven in klasse 14, andere stegen naar 15 in functie van hun invulling in het werkveld. We kunnen mensen met een BBT of BBK niet belonen voor hun extra diploma via IFIC. Dat kan eventueel wel via een premie, al beperk je zo de intermobiliteit van je personeel.” Bob voegt toe: “Wat de gespecialiseerde verpleegkundigen betreft, zal de wetgeving eerst duidelijk moeten maken wat de criteria voor deze functie zijn en wat men definieert als een specialisatie. De term specialisatie gaat vandaag alle kanten uit omdat er geen duidelijk kader is. Nochtans zijn gespecialiseerde profielen zeer waardevol in diverse zorgsettings. Vanuit Zorgnet-Icuro zijn we geen voorstander van te veel specialisaties, maar het is een black box waarvan de inhoud onbekend is en waar de overheid nu werk van moet maken. wanneer er meer duidelijkheid bestaat over de definiëring en criteria van een specialisatie, kunnen wij aan de slag op het terrein, onder meer met IFIC.”

Voor NETWERK VERPLEEGKUNDE is het duidelijk dat nieuwe functies dringend ingeschaald moeten worden in IFIC. Voor de al bestaande gespecialiseerde verpleegkundige functies dient op korte termijn een herevaluatie binnen IFIC te gebeuren naar gelang competenties en verantwoordelijkheden. Al is er nog een heel voortraject dat moet plaatsvinden. “Los van die gesprekken en de sociale akkoorden moet de overheid zich engageren om het budget van de loonkost te dekken voor functies die in evaluatie zijn”, besluit Klaartje. “Dat biedt perspectief en laat toe dat we in stapjes vooruit kunnen. Nu blijven we ter plaatse trappelen.”


Intern patiëntenvervoer uit handen van verpleegkundigen

Nog te vaak voeren verpleegkundigen taken uit die door anderen overgenomen kunnen worden. Eén daarvan is het interne patiëntenvervoer. Zo’n 61 procent van de verpleegkundigen gaf in een KCE-studie[1] aan dat ze patiënten transporteerden binnen het ziekenhuis. In het AZ Groeninge in Kortrijk pakken ze het anders aan, met een aparte dienst intern patiëntenvervoer.

Zeven dagen op zeven, 24 uur op 24 staat de dienst intern patiëntenvervoer van het AZ Groeninge klaar om patiënten in het ziekenhuis te transporteren. “Wat niet moet gebeuren door verpleegkundigen, voeren wij uit”, zegt Stefanie Verhaeghe. In 2010 startte zij als medewerker op de dienst, vandaag is ze de coördinator. “Van een kleinschalig team dat de patiënten enkel van en naar de medische beeldvorming bracht, groeiden we tot een groep van meer dan dertig personen die zo’n zeshonderd transporten per dag doet. Daarvan werken er een dertigtal overdag, vier ’s nachts en worden we bijgestaan door enkele werkstudenten. Het is een mix van mensen met verschillende achtergronden. Je hebt ook geen diploma nodig om dit te kunnen doen, maar je moet wel empathisch zijn en mensen goed kunnen inschatten.”

Verpleegkundige begeleiding

De dienst intern patiëntenvervoer brengt mensen naar de medische beeldvorming, consultaties, het OK, naar de kapper, van de spoeddienst naar een afdeling, doet wissels tussen afdelingen, … Indien nodig staan verpleegkundigen nog altijd klaar om het patiëntenvervoer te begeleiden. In sommige gevallen is verpleegkundig toezicht zelfs vereist. “Bijvoorbeeld wanneer de persoon onder narcose of geïntubeerd is, of wanneer de verpleegkundige de overdracht moet doen, bij palliatieve patiënten of intensieve zorg, … Voor patiënten met een DNR-code, schat de verpleegkundige in of er begeleiding nodig is”, legt Stefanie uit. “We vinden onszelf een partner in de zorg van de patiënt. Het contact tussen onze mensen en de patiënt is vaak gemoedelijker. Het is een vlotte babbel, zonder medische termen of achtergrond. Vaak is het ook een afleiding voor die mensen. Dat wil niet zeggen dat wanneer we signalen oppikken, we dat niet doorgeven aan de verpleegkundigen. Als iemand vertelt niet goed geslapen te hebben, veel te zweten of pijn te hebben, wit wordt of als we er zelf niet helemaal gerust in zijn, dan koppelen we terug.”

Wie intern patiëntenvervoer doet krijgt een opleiding in het ziekenhuis. Dat gaat over noodplanning, medisch materiaal, … Ze staan één week samen met een inwerkcoach op de vloer zodat ze alles leren kennen. De rest van de opleiding verloopt stap per stap, op het tempo van de werknemer. Het duurt een zestal maanden vooraleer iemand volledig ingewerkt is en zijn weg goed kent in het ziekenhuis. “We dragen zorg voor elkaar, maar vinden het belangrijk dat iedereen zelfstandig kan werken. Zo heeft iedereen toegang tot een app waarin ze zelf de vervoeren plannen in functie van efficiëntie. Daarvoor rekenen we op de nodige discipline en verantwoordelijkheid bij de medewerker.”

[1] Van den Heede Koen, Bruyneel Luk, Beeckmans Dorien, Boon Niels, Bouckaert Nicolas, Cornelis Justien, Dossche Dorien, Van de Voorde Carine, Sermeus Walter. Verpleegkundige bestaffing voor een veilige(re) zorg in acute ziekenhuizen. Health Services Research (HSR). Brussel. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2019. KCE Reports 325A. DOI: 10.57598/R325AS.