“Integreer internationale richtlijnen in nationale wetgeving”

In 2022 bevroeg de EFN (European Federation of Nurses Associations) haar leden over ‘safe nurse staffing levels’ (SSL) of een veilige verpleegkundige personeelsbezetting. Voor de EFN creëert het Belgische EU-voorzitterschap het momentum om een Europese strategie voor het zorgpersoneel op de politieke agenda te plaatsen. Uit de bevraging blijkt namelijk dat de verschillen in SSL groot zijn binnen de EU en dat landen die werken met bezettingsratio’s deze onvoldoende bekrachtigd hebben in hun beleid en regelgeving. België zit op dat vlak in de middenmoot.

In 1971 werd de EFN opgericht om het verpleegkundige beroep en haar belangen te behartigen binnen de Europese instellingen. Vandaag vertegenwoordigt de EFN 35 landen en drie miljoen verpleegkundigen op Europees niveau. Secretaris-generaal Paul De Raeve werkt al meer dan twintig jaar voor de EFN en lobbyt in haar naam bij de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. “Binnen de EFN komen verpleegkundige leiders twee keer per jaar samen om te beslissen op welke EU-wetgeving we ons moeten richten, zodat de Europese Commissie wetten ontwerpt waar al onze leden baat bij hebben. Onze focus ligt op onderwijs, het Europese personeelsbestand voor de zorg en de kwaliteit en veiligheid van zorg inclusief digitalisering”, legt hij uit.

Kwaliteit en veiligheid van zorg

Sinds 2009 nam het tekort aan verpleegkundigen in elk Europees land stelselmatig toe, met onder meer werkverzuim, medische complicaties of fouten, frustraties en agressie naar zorgverleners als resultaat. In 2020 bracht de EFN een beleidsverklaring uit over de gevolgen van dit tekort in de gezondheidszorg[1] en in 2022 over een veerkrachtige EU-verpleegkundige beroepsbevolking[2]. Beide zijn onderschreven door haar leden. Paul: “We weten dat de personeelsbezetting van verpleegkundigen een directe invloed heeft op de kwaliteit van zorg en op de veiligheid van zowel zorgpersoneel als zorgvragers. Daarom deden we een rondvraag bij onze leden over welke landen vandaag personeelsratio’s hebben, of die worden toegepast en in hoeverre ze opgenomen zijn in het beleid en de regelgeving. Daarbij gingen we ook na wat de gevolgen zijn van een personeelstekort. Wanneer een dienst op een bepaald moment onderbezet is, in hoeverre dragen de werkzame verpleegkundigen hiervoor de verantwoordelijkheid? Meer zelfs, wat zijn de repercussies wanneer een dienst de vooropgestelde personeelsratio niet haalt? Wordt die dienst tijdelijk gesloten? We brachten dit in kaart en willen dat dit duidelijk opgenomen wordt in de nationale wetgevingen.“

Verpleegkundigen onvoldoende beschermd

Om op Europees niveau een verschil te kunnen maken, moeten de lidstaten eerst zelf aan de slag. “We zien dat een tiental landen vandaag al een wetgeving of wettelijk kader heeft rond personeelsratio’s en -bezetting. Heel wat andere landen zetten stappen in die richting”, gaat Paul verder. “Wat verontrust, is dat slechts drie landen – Cyprus, Ierland en Portugal – de verantwoordelijkheid van verpleegkundigen beperken wanneer er personeelstekorten zijn.” Bepaalde landen, zoals Denemarken en Finland, geven aan dat individuele verpleegkundigen niet beschermd zijn tegen professionele klachten, civiele rechtszaken en zelfs strafrechtelijke nalatigheid als patiënten vermijdbare schade oplopen ten gevolge van onderbezetting.

“We praten al jaren over de tekorten en het verloop bij verpleegkundigen, en over de aantrekkelijkheid van het beroep. Toch blijven concrete, toekomstgerichte acties uit. Zeker in België. De covidpandemie was het moment bij uitstek om als verpleegkundige beroepsverenigingen de eisen voor betere arbeidsvoorwaarden op tafel te leggen. België heeft dan wel per dienst de ratio’s en nodige verpleegkundige competenties bepaald, de implementatie in de praktijk blijft uit. Daarenboven voldoen de huidige normen – die niet gehaald worden – niet meer aan de behoeften van de patiënt. Wat ben je met ratio’s als er geen consequenties zijn voor de niet-naleving ervan?”

Mee beleid bepalen

Het opstellen van een nationale wetgeving inclusief implementatie duurt vijf tot tien jaar, weet Paul: “Elk Europees land moet een roadmap uitwerken over hoe ze veilige bestaffingniveaus willen garanderen. Hiervoor is voldoende informatie en inspiratie voor handen, binnen Europa en daarbuiten.” In de Verenigde Staten en Australië bestaan al langer veilige verpleegkundige-patiëntratio’s. Het resultaat? Meer patiënttevredenheid, minder complicaties, kortere ligduur, lagere kans op heropname en lagere mortaliteit.

“Landen, waaronder België, moeten de aanpak van anderen vertalen naar hun specifieke, nationale context en een wetgeving uitwerken die afgestemd is op de noden van het werkveld. Hier is ook een taak weggelegd voor de verpleegkundige beroepsverenigingen en -organisaties. Nog te vaak spreken ze niet met één stem. Wachten op de politiek om de juiste wetgeving te maken werkt niet, dat zagen we in het verleden al. Kijk naar andere beroepen, zoals artsen, die zich beter verenigen en die deelnemen aan de politiek. Daar stopt het trouwens niet, beroepsverenigingen moeten elkaar ondersteunen. Het merendeel van de verpleegkundigen zijn vrouwen, dus werk samen met vrouwenorganisaties. Maak allianties met patiëntenverenigingen. Ik geloof sterk in het concept dat de wetten moeten uitgeschreven worden vanuit het werkveld om een goede basis voor te leggen aan de betrokken ministers. Zo doen we het op Europees niveau ook. Worden al onze voorgestelde wetspunten aanvaard? Zeker niet, maar zo geef je als unanieme groep wel duidelijk aan welke richting je uit wil, wat aanvaardbaar is en wat niet.”

De urgentie om het personeelstekort op een onderbouwde manier aan te pakken is niet nieuw. Wel acht de EFN het opportuun om het Belgische EU-voorzitterschap aan te halen als hefboom. “Europa kan haar landen niet dwingen om een nationaal beleid over de organisatie van zorg uit te bouwen. Nochtans is dat essentieel om veilige ratio’s te garanderen, de kwaliteit van zorg te verbeteren en de veiligheid te vrijwaren. We kunnen het ons niet permitteren nog meer verpleegkundigen te verliezen. Dus moeten we op beide niveaus aan de slag.”

[1] Consequences of nurses shortages in public health: efn.eu/wp-content/uploads/EFN-Policy-Statement-on-Consequences-Nurses-Shortages-in-Public-Health-Nov.2020.pdf.

[2] Resilient EU nursing workforce: efn.eu/wp-content/uploads/2022/04/EFN-Policy-Statement-on-Building-and-Sustaining-a-Resilient-EU-Nursing-Workforce-in-the-EU-and-Europe-April-2022.pdf.


Nuphac: internationaal netwerk voor verpleegkundigen met expertise in farmaceutische zorg

Geneesmiddelen zijn de meest gebruikte interventie in de gezondheidszorg. Ze vormen een zeer belangrijk onderdeel in de behandeling van bijna alle patiëntengroepen. Van preventie en diagnostiek tot de verlichting van symptomen en het bieden van comfort. Een goed gebruik is essentieel om de gewenste resultaten te bekomen en ongewenste effecten te vermijden. “Toch vormt dat goed gebruik vaak nog een grote uitdaging”, zegt prof. dr. Tinne Dilles (UAntwerpen).

Uit onderzoek blijkt dat tot elf procent van alle ongeplande ziekenhuisopnames te wijten zijn aan geneesmiddelengerelateerde schade. In Europa schat men het aantal ongeplande ziekenhuisopnames door ongewenste effecten van geneesmiddelen op 8,6 miljoen per jaar. Ongeveer de helft hiervan zou vermijdbaar zijn. Transities in de zorg creëren discrepanties in medicatieschema’s. Patiënten kunnen het volgen van complexe medicatieschema’s en het innemen van meerdere geneesmiddelen als een zware belasting ervaren in hun dagelijks leven. Bij vijftig tot tachtig procent van patiënten met chronische aandoeningen stelt men therapie-ontrouw vast, met verhoogde risico’s op mortaliteit en extra kosten als gevolg. “Medicatiefouten gebeuren tijdens het hele proces, waarin vele zorgverleners en organisaties betrokken zijn”, zegt prof. dr. Tinne Dilles. “Het moment van de medicatietoediening is bijzonder gevoelig voor fouten die tot schade leiden bij de patiënt. Veel redenen dus om als zorgverleners in interprofessioneel teamverband in te zetten op veilige en kwaliteitsvolle farmaceutische zorg.”

Verpleegkundigen kunnen een groot verschil maken

In 2015 werd NuPhaC – Nurse and Pharmaceutical Care – opgericht door Belgische en Nederlandse onderzoekers met als doel de kwaliteit en veiligheid van de verpleegkundige zorg voor een goed geneesmiddelengebruik te verbeteren. NuPhaC is uitgegroeid tot een sterk internationaal netwerk met vertegenwoordigers uit verschillende Europese landen. Het netwerk richt zich tot alle verpleegkundigen met een bijzondere expertise of interesse in farmaceutische zorg en stimuleert kennisdeling. Zorgverleners uit de klinische praktijk, onderzoekers, docenten en beleidsmakers delen er hun expertise, wat niet enkel verrijkend is voor de deelnemers, maar ook toelaat om grotere stappen vooruit te zetten.

Zo is er het NuPhaC EU-framework, dat de verantwoordelijkheden en taken die verpleegkundigen kunnen opnemen in interprofessionele farmaceutische zorg beschrijft. “Verpleegkundigen dragen verantwoordelijkheden die veel verder gaan dan het toedienen van geneesmiddelen, denk maar aan patiënteneducatie, opvolging en ondersteuning van therapietrouw, opvolging van therapeutische effecten en nevenwerkingen, en preventie van medicatiefouten. Het NuPhaC EU-framework is de ideale basis om in een team goede samenwerkingsafspraken te maken. Een specifiek competentiekader geeft aan wat nodig is om deze verantwoordelijkheden en taken op te nemen, en zo het onderwijs en levenslang leren te verbeteren. Een internationale test met benchmarking biedt de mogelijkheid om competenties te evalueren”, licht Tinne toe. “Momenteel bereiden we ons voor op een mogelijke voorschrijfbevoegdheid voor verpleegkundigen. Daarnaast wordt sterk ingezet op hulpmiddelen voor zorgverleners en patiënten afgestemd op de context, bijvoorbeeld een medicatiedagboek, aanbevelingen voor zorgverleners om patiënten met zelfmanagementproblemen te helpen en tools voor communicatie over geneesmiddelen met anderstaligen. En natuurlijk wordt het effect op de uitkomsten voor de patiënt en op de zorgorganisatie grondig gemeten.”

Verbonden door een netwerk

Het samenbrengen van verpleegkundigen en hun expertise in NuPhaC heeft nog een groot voordeel, namelijk de mogelijkheid om verpleegkundigen beter te vertegenwoordigen in beleidsontwikkeling en interprofessioneel overleg. Zo is prof. dr. Tinne Dilles niet enkel voorzitter van NuPhaC, ze vertegenwoordigt verpleegkundigen in diverse nationale en internationale organisaties. Ze zetelt in het Executive Committee van de European Drug Utilisation Research Group (EuroDURG), is Nederlandstalig vertegenwoordiger van verpleegkundigen voor het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie, lid van Espacomp en zit in de stakeholdervergadering van de European Directorate for the Quality of Medicines and HealthCare (EDQM). “Het is een ongelooflijk voorrecht om met zoveel gedreven verpleegkundigen in een interprofessionele en internationale context te streven naar een meer kwaliteitsvol en veiliger geneesmiddelengebruik voor patiënten”, zegt ze. “Zo promoot EuroDURG kwaliteitsvol onderzoek naar geneesmiddelengebruik (farmacoepidemiologie), in samenwerking met internationale partners en overheden. Escapomp focust op onderzoek en training over therapietrouw aan geneesmiddelen en op de vertaling naar beleid, programma’s en best practices voor zorgverleners, patiënten, onderzoekers en beleidsmakers. EQDM beschermt de volksgezondheid door de ontwikkeling, implementatie en monitoring van kwaliteitsstandaarden voor veilige geneesmiddelen en een veilig gebruik. Deze worden wereldwijd gebruikt, zoals die voor implementatie van farmaceutische zorg voor patiënten en zorgvoorzieningen. Dichter bij huis is er het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI), met onafhankelijke en wetenschappelijk gefundeerde informatie voor zorgverleners. Sinds dit jaar stemmen zij hun aanbod en vormingen ook specifiek af op verpleegkundigen. Het netwerk geeft me bergen energie. Het unieke van NuPhaC is de gerichtheid op verpleegkundigen, maar in een interprofessioneel netwerk, geconnecteerd met andere organisaties, elk met een eigen specifieke focus en missie, maar samen voor goede en veilige farmaceutische zorg.”

 

Ben je verpleegkundige met een bijzondere expertise of interesse in farmaceutische zorg? Profiteer dan mee van het NuPhaC-netwerk. Maak gebruik van onze resultaten via nuphac.eu of neem contact op via nuphac@uantwerpen.be. Of neem deel aan het tweede NuPhaC-congres in Antwerpen op 13 en 14 december 2024. Alle info vind je op uantwerpen.be/en/conferences/2nd-nuphac-winter-conference-2024.

 

Referenties

  • Medication Safety in Transitions of Care. Geneva: World Health Organization; 2019 (WHO/UHC/SDS/2019.9). Licence: CC BY-NC-SA 3.0 IGO.
  • Mair A, Fernandez-Llimos F, Alonso A, Harrison C, Hurding S, Kempen T, Kinnear M, Michael N, McIntosh J, Wilson M, The Simpathy consortium. Polypharmacy Management by 2030: a patient safety challenge, 2nd Coimbra: SIMPATHY Consortium; 2017.
  • Resolution CM/Res(2020)3 on the implementation of pharmaceutical care for the benefit of patients and health services (Adopted by the Committee of Ministers on 11 March 2020 at the 1370th meeting of the Ministers’ Deputies).


Op elk moment up-to-date informatie over en voor patiënten

Eenvoudige app bevordert thuismonitoring en communicatie

Al 1.600 patiënten van het AZ Delta in Roeselare maken gebruik van de Patient Journey App. Sinds 2022 stelt het ziekenhuis de app ter beschikking. Met succes, want de toepassing wordt in steeds meer disciplines gehanteerd. Patiënten krijgen alle richtlijnen voor en na een medische ingreep, en geven van thuis uit snel een update over hun gezondheidstoestand. Via de interactieve tool hebben zorgverleners op elk moment realtime informatie over hun patiënten. “Een aanrader voor elk ziekenhuis”, vindt Geert Snijders, Joint Care-verpleegkundige in het AZ Delta.

Met de Patient Journey App hebben patiënten steeds de juiste informatie over hun behandeling op zak. De app begeleidt de patiënt gedurende zijn behandeling door de informatie in kleine stukjes chronologisch aan te bieden en geeft meldingen die eraan herinneren bijvoorbeeld nuchter te blijven of krukken in huis te halen. In het AZ Delta zijn ze overtuigd van de meerwaarde van de app. Als IT-verpleegkundige vormde Geert Snijders jarenlang de brug tussen de zorgverleners en het IT-segment van het ziekenhuis en vertaalde hij noden op de werkvloer naar specifieke IT-toepassingen. Vanuit zijn huidige functie introduceerde hij de Patient Journey App. “Sinds drie jaar ben ik Joint Care-verpleegkundige, maar mijn interesse in technologie is daarom niet minder. Zo botste ik op de Patient Journey App. Eerst gebruikten we de tool enkel binnen de orthopedie, maar al snel volgden meer afdelingen. Ondertussen zijn zeven diensten ermee aan de slag.”

Ideale aanvulling op fysieke consultaties

Voor wie twijfelt: nee, de app vervangt de verpleegkundige niet. Het is een en-enverhaal. In de eerste plaats wordt de patiënt tijdens een fysieke consultatie geïnformeerd over het verloop van de behandeling of revalidatie. Daar is de mogelijkheid om bijkomende vragen te stellen, bezorgdheden te uiten en in gesprek te gaan met het zorgpersoneel. In de app kan alle info thuis nog eens rustig doorgenomen worden. Bovendien begeleidt het zorgpersoneel patiënten met de installatie en bij het eerste gebruik van de app.

De patiënt kan op elk moment een pijnscore aangeven, vragen stellen via de app of zelfs foto’s van bijvoorbeeld een wonde opladen. Met die info gaat het zorgpersoneel onmiddellijk aan de slag. Geert: “Bij afwijkende scores krijgen we meteen een signaal zodat we kunnen reageren of de informatie doorgeven aan de arts. Op vragen via de app antwoorden we binnen de 24 uur tijdens weekdagen (48 uur tijdens weekends en op feestdagen, nvdr.) of tijdens de eerstvolgende raadpleging bij de arts.” De app maakt het daarnaast mogelijk om per ziektebeeld een aangepast dashboard te maken met de belangrijkste scores van de patiënt. Die informatie bekijkt de arts via een webviewer in het elektronisch patiëntendossier HiX.

Voordelen meteen voelbaar

Het gebruik van de app is volgens Geert meteen voelbaar: “Door het duidelijke overzicht volgen we patiënten nog beter op, zowel bij de voorbereiding als na de ingreep. We hebben meer informatie en zelfs fotomateriaal via het platform, dat bespaart een pak telefoontjes en de patiënt moet minder vaak langskomen. Tot slot passen we de informatie veel gemakkelijker aan in tegenstelling tot een foldertje.”

Ook voor de patiënt biedt de app heel wat voordelen Hij is beter voorbereid en daardoor minder angstig. Tijdens de revalidatie krijgt de patiënt via het platform oefeningen op maat om het herstel te bevorderen. “Iedereen die een smartphone kan gebruiken, kan met de app werken. Bovendien deel je efficiënt de nodige gegevens met naasten of externe zorgverleners.”

Internationaal rolmodel

In het AZ Delta zijn per dienst twee personeelsleden opgeleid om content te creëren. Er is binnen het ziekenhuis ook een IT-medewerker die met een doorgedreven training van de ontwikkelaar instaat voor extra ondersteuning om de app nog breder in te zetten. Geert: “We hebben onze bereik constant verbreed om de mogelijkheden al doende te ontdekken en uit te breiden Het vraagt natuurlijk wel wat werk om filmpjes en vragenlijsten op maat te maken, maar de positieve resultaten zijn het meer dan waard.”

Met zijn toepassing van de app is het AZ Delta zelfs in het buitenland een rolmodel. “Via een overeenkomst met de Britse National Health Service (NHS) worden patiënten in ons ziekenhuis geopereerd. Voor deze groep zullen we de informatie vertalen en ter beschikking stellen in het Verenigd Koninkrijk. Dat maakt de toegang tot deze zorg een pak laagdrempeliger.”


Uniforme taal in de zorg met SNOMED CT

SNOMED CT is een internationaal klinisch terminologiestelsel om gegevens in elektronische patiëntendossiers uniform te registreren en coderen. Het Terminologiecentrum van de FOD Volksgezondheid werkt dagelijks aan het beheer, de coördinatie en de implementatie van deze taal in de verschillende zorgcontexten. Projectleider Terminologie David Op de Beeck licht de werking, voordelen en uitdagingen toe.

Met SNOMED CT registreer je als zorgverlener medische data over patiënten op een uniforme, ondubbelzinnige manier en zonder verlies aan informatie. Het is een uitgebreid begrippenstelsel dat meer dan 350.000 concepten bevat volgens een logische opbouw. Zie het als een taal die zorg eenduidig documenteert en toelaat om zorgdocumenten gestructureerd en gestandaardiseerd op te stellen. “Het is meer dan een woordenboek, het is een ontologie op basis van concepten, beschrijvingen en relaties tussen de concepten”, vertelt David Op de Beeck. “SNOMED CT bevat verschillende hiërarchieën waarin de concepten zijn ondergebracht. Tussen de concepten bestaan hiërarchische ouder-kindrelaties en attribuutrelaties die toelaten om op verschillende manieren gecodeerde informatie uit patiëntendossiers te halen. De terminologie van SNOMED CT is de meest uitgebreide in vergelijking met andere stelsels en legt de weg open naar informatiegestuurde zorg. De in SNOMED CT gecodeerde informatie is ook belangrijk voor secundair gebruik: zo wordt het mogelijk om analyses uit te voeren en tendensen te ontdekken die onderzoek en beleid ondersteunen.” Maar het is ook nuttig voor de zorgprofessional – denk maar aan de ontwikkeling van beslissingsondersteuning – omdat het de continuïteit en kwaliteit van zorg bevordert. Daarnaast ondersteunt dit begrippenstelsel ook evidencebased practice, onderzoek en beleidsbeslissingen op basis van neutrale en concrete data uit de elektronische patiëntendossiers.

Concepten, termen en synoniemen

Moeten zorgverleners dan een hele nieuwe terminologie uit het hoofd leren? Neen, zeker niet. SNOMED CT werkt volledig op de achtergrond. Het is een gecontroleerde lijst van klinische concepten met overeenkomstige termen en hun synoniemen, die onder meer gebruikt wordt om klachten, symptomen, contexten, interventies, diagnoses, resultaten en besluiten vast te leggen. “Dat is meteen ook het grote voordeel van dit stelsel: het is niet aan één specifiek doel gelinkt zoals financiering of rapportering”, licht David toe. “SNOMED CT ondersteunt alle doelen. Alle codes die relevant zijn voor de Belgische zorgcontext vertalen we naar het Nederlands en het Frans. Het wordt achterliggend ingebouwd in het elektronische patiëntendossier, dus zorgverleners kunnen nog steeds de begrippen gebruiken die ze anders toepassen. Die worden dan automatisch gelinkt aan de codes uit SNOMED CT.”

Terminologie voor verpleegkundigen

Het Terminologiecentrum startte in 2023 een implementatieproject met vijf voorbereidende workshops op voor de huisartsen. Hun 3BT-thesaurus werd geïntegreerd in de Belgische SNOMED CT-extensie. Dit noemen we de Belgische GP (general practitioner of huisarts) refset. “De eigenlijke implementatie door de EMD-leveranciers start nu op basis van specifieke use cases. Daarbij vertrekken we vanuit patiëntenproblemen om SNOMED CT te integreren in hun software. Daarnaast bevat de Belgische SNOMED CT-extensie nog de medische refsets en een nursing refset. Die refsets zijn levende dingen, ze evolueren volgens de noden van de zorgprofessionals en de medische wereld.” De medische refsets gaan over de medische onderdelen van het elektronische patiëntendossier. Er is een generieke probleemlijst die gedeeld wordt met alle zorgprofessionals binnen de ziekenhuiscontexten, een specialistische refset voor specialisten in een ziekenhuis. Die laatste wordt disciplinegebonden gestuurd.

De nursing refset is een generieke lijst opgesteld in samenwerking met het UZ Leuven om alle relevante concepten voor het verpleegkundige zorgproces te groeperen. Deze oefening maakte onder meer gebruik van ICNP, de International Classification for Nursing Practice opgesteld door de International Council of Nurses. De inhoud van de nursing refset werd vervolgens aan de Belgische praktijk getoetst zodat hij relevant en breed genoeg is voor alle verpleegkundigen in ons land. “Dit is momenteel eerder gericht op ziekenhuizen. Er is wel een afstemming geweest met eerstelijnsthuisverpleegkundigen om dit ook op de eerste lijn af te stemmen”, vult David aan.

Transparantie centraal

België is lid van SNOMED International, wat betekent dat SNOMED CT volledig gratis is in ons land na registratie bij het Terminologiecentrum. Dus ook voor onder meer ontwikkelaars, leveranciers, kopers en gebruikers van e-healthsoftware SNOMED International voorziet ook opleidingen om de implementatie van de terminologie te ondersteunen. “Voor zorgverleners is dit niet meteen noodzakelijk. SNOMED CT draait volledig onder de motorkap van de digitale toepassingen die ze anders al gebruiken”, zegt David nog. “Een verdere implementatie zal gefaseerd verlopen over de verschillende sectoren heen. In het eerste kwartaal van 2024 wordt een concrete roadmap ontwikkeld met richtperiodes in functie van het bredere actieplan eGezondheid. De richtperiodes en streefdata worden geformuleerd in functie van de implementatie van ICD-11 tegen 2027 zoals opgelegd door de Wereldgezondheidsorganisatie.” SNOMED CT onderschrijft het doel naar een globale visie op welzijn, gezondheid en zorg via een samenwerkingsomgeving die toegang biedt tot gestructureerde gegevens en diensten.

Zorgprofessionals moeten SNOMED CT niet vrezen. Het klinkt ingewikkeld, maar het Terminologiecentrum zet zeer sterk in op toegankelijkheid en transparantie. “Alles moet zo eenvoudig mogelijk verlopen voor zorgverleners. Eens SNOMED CT ingebouwd is in de EPD-softwarepakketten, kunnen zorgverleners eenduidig communiceren via onderliggende protocollen in hun software.”


3D-technologie ondersteunt bij longkanker

De anatomische structuren van de longen reconstrueren kan snel en eenvoudig via de Synapse 3D-software. De chirurg bestudeert aan de hand van de beelden van de longen om de meest geschikte chirurgische ingreep voor een specifieke tumor te simuleren. Dat leidt tot een gedetailleerde voorbereiding, een beter inzicht voor de patiënt en een verhoogde veiligheid tijdens de operatie.

Synapse 3D is een computerprogramma waarmee de chirurg de anatomische structuren van de longen snel en eenvoudig in drie dimensies reconstrueert. Kliniek Sint-Jan in Brussel ervaart het gebruik van de toepassing als een succes. “Voor elke patiënt bij wie longkanker geopereerd zal worden maak ik als thoraxchirurg systematisch een reconstructie”, legt dokter Julien Mahieu uit, gespecialiseerd in digestieve, thoracale en endocriene heelkunde. “Daarbij bestudeer ik in detail de anatomie van de longen om de chirurgische ingreep te plannen.”

Gedetailleerde voorbereiding

De software geeft in enkele muisklikken en binnen een paar minuten tijd de volledige anatomie van de longen in 3D weer. Dat gebeurt op basis van een CT-scan van de borstkas na toediening van een contrastvloeistof. Vervolgens bewerkt de chirurg de driedimensionale beelden op het scherm. Dr. Mahieu: “Je ziet heel gedetailleerd hoe de longen opgebouwd zijn en waar de tumor zit. Daardoor bereiden we de operatie nauwkeurig voor en simuleren we de meest geschikte ingreep voor de tumor.“

Verschillende voordelen

De innovatieve toepassing levert heel wat voordelen op, zowel voor de patiënt als voor de arts. Om te beginnen biedt Synapse 3D de mogelijkheid om voor kleine, perifere tumoren van minder dan twee centimeter in detail te bestuderen of een segmentectomie haalbaar is. Dit is het verwijderen van een kleiner deel van de long. Afhankelijk van de grootte en de plaats van het letsel simuleert de chirurg met behulp van het programma direct of één of meerdere segmenten verwijderd moeten worden voor een operatie die aan alle oncologische criteria voldoet.

Ten tweede is er ook meer veiligheid tijdens de chirurgische ingreep. “We bestuderen de beelden vooraf in detail waardoor we meteen eventuele anatomische variaties in de verdeling van de bloedvaten of bronchiën identificeren”, aldus dr. Mahieu. “Daardoor treden geen verrassingen op tijdens de ingreep wat het risico tijdens de operatie beperkt en tegelijk de duur ervan inkort.” Tot slot geeft de 3D-reconstructie patiënten tijdens de preoperatieve consultatie een duidelijker beeld van waar de tumor zich bevindt. Daardoor begrijpen ze de ingreep beter en vermindert de stress die met de operatie gepaard gaat aanzienlijk.

Voortdurend op zoek naar technologische innovaties

Kliniek Sint-Jan zoekt continue naar nieuwe technologische innovaties. “Longkanker blijft een groot probleem voor de volksgezondheid”, benadrukt dr. Mahieu. “We hopen dat binnenkort screeningprogramma’s worden opgezet om het aantal longkankers dat te opereren is, en dus te genezen, te verhogen. We vonden het heel belangrijk om zo’n programma aan te schaffen om patiënten de best mogelijke zorg te bieden.”

Volgens dr. Mahieu is dit programma pas het begin van 3D-technologie binnen de chirurgie. “Ik hoop dat we in de toekomst het 4D-tijdperk, zoals ik het noem, kunnen betreden. Dan worden de 3D-beelden samengevoegd met de realtimebeelden op onze schermen tijdens de ingreep. Dat opent weer heel wat deuren.”


Test je digitale vaardigheden met de DigiCheckUp

Wil je weten hoe het gesteld is met je eigen digitale competenties of met die van je team? Dan kan je vanaf nu met de DigiCheckUp aan de slag. Deze handige online opleiding met vragenlijst geeft een helder inzicht in je digitale expertise en stelt je een opleidingsplan op maat voor. “De DigiCheckUp is een heel intuïtief screeningsinstrument afgestemd op het opleidingsniveau van de zorgprofessional”, vertelt Heléni De Backer, onderzoeker bij Odisee Hogeschool.

De DigiCheckUp is een ontwikkeling van Odisee Hogeschool en Hogeschool PXL. Het project kwam tot stand na een oproep rond opleidingen van de toekomst in de zorgsector door het Europees Sociaal Fonds (ESF). Beide hogescholen toonden vanuit hun eigen expertise interesse om hieraan deel te nemen. “We willen de zorgsector begeleiden naar het digitaal vaardiger maken van medewerkers”, vertelt Sharona Vonck, onderzoeker Expertisecentrum Zorginnovatie bij PXL. “Onze complementaire kennis bleek een goede match. Wij reikten onze ervaring aan rond het ontwikkelen van e-learnings en van zelfscans in digitale vaardigheden binnen het onderwijs. Odisee had al onderzoek gedaan rond digitalisering in de zorg en op basis daarvan competentieprognoses opgesteld rond de verwachte digitale vaardigheden in de zorg.”

Verwachte kennis per niveau

Wat de DigiCheckUp zo interessant maakt voor zorgmedewerkers en leidinggevenden is dat de tool de digitale competenties aftoetst met de verwachte kennis per opleidingsniveau, van secundair onderwijs tot master. “De zorgprofessional vult de vragenlijst online in en krijgt daarna een gepersonaliseerd rapport met beschikbare opleidingen om de vaardigheden op te krikken”, licht Odisee-onderzoeker Heléni De Backer toe. “Dit verslag is individueel en wordt niet gedeeld. Het is dus aan de zorgprofessional om hiermee naar zijn leidinggevende te stappen en bijscholing te vragen. Toch is de opleiding met screeningsinstrument ook interessant voor werkgevers. De DigiCheckUp laat hen namelijk toe hun medewerkers te stimuleren hun digitale kennis bij te schaven waar nodig.”

Om werkgevers maximaal te ondersteunen ontwikkelde het projectteam een extra module binnen de bijhorende e-learning. Hierin wordt uitgelegd hoe de DigiCheckUp tot stand kwam, waarom digitale vaardigheden essentieel zijn, hoe je de digitale kennis van een team in kaart brengt, analyseert en optimaliseert, en hoe je de screening opstart. Verder behandelt de e-learning ook vragen rond privacy. Heléni: “We raden de training eigenlijk aan alle leidinggevenden in de zorg aan. Vanuit het werkveld blijkt dat er nog steeds een digitale kloof is. Verder weten we dat velen het overzicht missen van beschikbare opleidingen. Tot slot is het voor werkgevers interessant te weten wat ze per opleidingsniveau mogen verwachten aan digitale vaardigheden.”

Training op maat

In de zorgsector zijn digitale tools niet meer weg te denken. Goede digitale vaardigheden zijn noodzakelijk om als zorgprofessional te kunnen meedraaien. Voor werkgevers is het vaak een opgave om de juiste bijscholing aan te bieden, want de vaardigheden verschillen vaak sterk per individu. Omdat de DigiCheckUp een individueel trainingsplan op maat voorstelt, wordt het mogelijk opleidingsbudgetten veel efficiënter en gerichter in te zetten. Sharona: “Je moet geen volledig team meer naar dezelfde cursus sturen met als risico dat bepaalde mensen niets bijleren en anderen niet kunnen bijbenen. Door in te spelen op de individuele behoeften zijn de voorgestelde bijscholingen laagdrempelig genoeg. Daardoor zijn medewerkers gemotiveerder om een cursus te volgen. Zo zal je sneller de kennis van je hele team of organisatie verbeteren op een zo economisch mogelijke manier. Een win-win, dus.”

De e-learning is gratis beschikbaar via pxl.be/digicheckup. Wil je meteen met de DigiCheckUp aan de slag? Klik dan hier.


Efficiënter aan de slag door AI-gedreven tools

Het AZ Groeninge zoekt continu naar manieren om het zorgpersoneel zo efficiënt mogelijk in te zetten om meer handen vrij te maken voor de zorg. Innovatie is hierbij een belangrijke katalysator die met de komst van artificiële intelligentie (AI) een enorme boost kent. “Door slimme tools winnen onze zorgprofessionals heel wat tijd bij het zorgen voor patiënten”, vertelt projectleider innovatie Brian Desplinter.

Binnen het AZ Groeninge staat The Greenhouse in voor innovatie, ontwikkeling, onderzoek, educatie en expertise, met als doel nieuwe technieken en behandelingen kwaliteitsvol te integreren in de praktijk. Die filosofie vertaalt zich in een bottom-up aanpak om projecten te lanceren binnen het ziekenhuis. “Eigenlijk kan elke zorgprofessional bij ons aankloppen met een idee of voorstel. We organiseren vaak inspirerende sessies waar bedrijven hun innovaties toelichten”, legt projectleider innovatie Brian Desplinter uit. “Diensten komen dan met een concrete vraag naar ons en wij bekijken wat de mogelijkheden zijn. Als we een geschikte oplossing vinden, dan implementeren we dit steeds via pilootprojecten.”

Virtual reality en AI

Een van de zaken waar het AZ Groeninge al volop op inzet, is virtual reality (VR) voor opleidingen. Brian: “VR is bijzonder handig in de zorgcontext, want het is zeer toepassingsgericht en biedt veel flexibiliteit. Een gebruiker beslist namelijk zelf waar en wanneer hij met de opleiding aan de slag gaat en doorloopt die volledig op eigen tempo.”

Het ziekenhuis past VR ook op andere manieren toe, bijvoorbeeld bij neurorevalidatie. “Met VR wordt het revalidatieproces nog gevarieerder en boeiender voor de patiënt en wint de zorgprofessional aan tijd. Die laatste kan oefeningen doorsturen naar de VR-bril en de patiënt voert ze dan zelfstandig uit. Interessant hierbij is dat de onderliggende software gebruikmaakt van AI om in te schatten of de voorgestelde oefeningen te moeilijk of te gemakkelijk zijn. Zo zoekt de tool de juiste balans om het toch uitdagend genoeg te houden voor de patiënt.”

Bij strokepatiënten biedt VR in combinatie met een krachtig taalmodel – ook bekend als large language model of LLM – dan weer een handig alternatief voor mensen die moeite hebben met praten na een beroerte. “In de virtuele ruimte kan de patiënt in een bepaalde setting, zoals een bus of café, een gesprek aangaan met een virtueel personage (avatar)”, vertelt datascientist Jens Goemaere. “De zorgprofessional kiest hoe te reageren op de conversatie door ofwel zelf antwoorden in te geven of gebruik te maken van een chatbot. Deze tool neemt heel wat schroom weg bij patiënten, waardoor ze sneller de draad weer oppikken.”

Ondersteunende intelligentie

De kracht van AI zit in het kunnen verwerken van heel wat gegevens om patronen te herkennen en op basis daarvan voorspellingen te doen. “In onze context spreken we liever over assistive intelligence. AI ondersteunt de zorgprofessional bij het nemen van beslissingen, maar de eindverantwoordelijkheid ligt steeds bij de arts of verpleegkundige”, aldus Brian. “We gebruiken onder meer AI om medische beeldvorming te screenen en zo eenvoudiger de contouren van een tumor af te lijnen. Zo moet het zorgpersoneel dit niet meer manueel doen. Met AccuVein, een handheld apparaat, zien zorgprofessionals dan weer makkelijk waar de bloedvaten zitten op een arm of been.”

Voor fysiotherapie en revalidatie hanteert het Sport medisch centrum van het AZ Groeninge dan weer een AI-gedreven detectiesysteem dat via een sensor op de rug nagaat hoe goed iemand loopt. Een patiënt wordt gevraagd om een rondje te lopen op de campus, op zowel verharde als onverharde grond, met een band en sensor om. Dit geeft de zorgprofessional bijkomende data over de looptechniek van de patiënt, informatie die de zorgverlener met het blote oog niet zo exact kan waarnemen. Op basis van die data stelt de tool een aantal verbeteringen voor om de patiënt tot zijn maximum te krijgen. De zorgprofessional kan deze dan opnemen in het behandelplan.

Een ander praktijkvoorbeeld van AI in de zorg is Cue2walk. Dit is een draagbaar apparaat dat ter hoogte van de knie geplaatst wordt bij mensen met de ziekte van Parkinson. Bij een tremor maakt de tool een geluid of geeft een trilling wat de frequentie en duur van bevriezing vermindert. “Om het in te stellen wandelt een patiënt de afdeling een paar keer op en af. Zo leert de software wanneer een tremor optreedt en wanneer het dus moet reageren.”

Preventieve diagnose

Ook bij preventie toont AI zijn nut. Zo start het Kortrijkse ziekenhuis in 2024 met het gebruik van een algoritme, ontwikkeld door PIPRA, dat toelaat om voorafgaand aan een operatie in te schatten of een patiënt al dan niet een postoperatief delirium zal ontwikkelen. “Deze complicatie verlengt de ligduur van een patiënt aanzienlijk en daar is niemand bij gebaat. Aan de hand van een vragenlijst berekent het algoritme de kans op een postoperatief delirium”, zegt Jens. De tool wordt ingezet bij zestigplussers met een geplande ingreep. In een tweede stadium zal het AZ Groeninge de toepassing verder ontwikkelen voor de dienst intensieve zorg.

Toekomstige ontwikkelingen

The Greenhouse en het AZ Groeninge zitten duidelijk niet stil en plannen in de toekomst nog heel wat AI-gedreven tools in te schakelen in het zorgtraject. Zo wil het IntelliProve uittesten op de diensten spoed en geriatrie om de vitale parameters van een patiënt in te lezen. Verder wil het ook een valdetectiesysteem uitrollen op de diensten revalidatie en geriatrie voor vroegdetectie van een val. Zeker tijdens de nachtshift biedt zo’n systeem tal van voordelen. Brian: “Daarnaast werken we aan de implementatie van een tool voor slaapanalyse, waarbij AI de data doorneemt in plaats van de zorgprofessional. Dit halveert de tijd van onze medewerkers, waardoor zij meer tijd hebben voor andere zorgtaken.”

Tot slot werkt het AZ Groeninge aan een escalatietraining rond agressie via VR. Door avatars in te zetten leert een zorgprofessional hoe zijn gedrag, lichaamshouding en taalgebruik impact heeft op een zorgvrager. Om dit soort training vlot te laten verlopen in real time is een krachtig netwerk nodig. Het ziekenhuis start daarom met de uitbouw van een eigen privénetwerk op 5G, dat op termijn nog heel wat technische mogelijkheden biedt.


Bewustwording nodig rond kwaliteitsvolle en gestructureerde dataregistratie

Dat artificiële intelligentie een meerwaarde kan bieden in de zorg, is voor het AZ Delta vanzelfsprekend. Alleen vergt dit een gestructureerde aanpak en een kwalitatieve dataset om AI-modellen te voeden en er zo relevante analyses of inzichten uit te halen. “Daar wringt het schoentje vaak een beetje”, vertelt datascientist Pieter-Jan Lammertyn. “In een ziekenhuiscontext zijn heel wat gegevens beschikbaar, maar daarom niet altijd even bruikbaar.”

Pieter-Jan Lammertyn is als datascientist verbonden aan het leer- en innovatiecentrum RADar van het AZ Delta. Samen met collega en klinisch proces analist Siel Depestele werkt hij aan een platform om data binnen het ziekenhuis beter te structureren. “Artsen en verpleegkundigen noteren vandaag al heel wat gegevens over hun patiënten in het medisch dossier. Dat gebeurt op verschillende manieren, in specifieke velden of in de vorm van vrije tekst. Daardoor ontstaat de perceptie dat al die data gestructureerd en dus bruikbaar is”, legt Pieter-Jan uit. ”Toch is dat niet altijd het geval. Computermodellen kunnen gegevens uit vrije tekstvelden maar moeilijk interpreteren. Daardoor verliezen we belangrijke inzichten en het levert heel wat dubbel werk op. Bepaalde informatie, bijvoorbeeld of een patiënt al dan niet rookt, wordt namelijk op verschillende plaatsen in het medisch dossier genoteerd omdat een zorgverlener niet weet welke info al beschikbaar is. Het resultaat? Een patiënt krijgt meermaals dezelfde vraag voorgeschoteld. Dat is frustrerend en allerminst efficiënt, zowel voor de zorgverlener als de zorgvrager.”

Het belang van kwaliteit

Het AZ Delta werkt daarom met RADar aan een platform dat data meer geordend bijhoudt en via een duidelijke mapping koppelt. “Ons doel is om het repetitieve werk bij het ingeven van data te reduceren en informatie overzichtelijk beschikbaar te stellen, onder meer met dashboards. Zo vinden artsen en verpleegkundigen vlotter nuttige gegevens terug. Dat vertaalt zich in een enorme tijdswinst”, zegt Siel. “Daarnaast willen we de datakwaliteit garanderen”, vult Pieter-Jan aan. “Artificiële intelligentie is een heel krachtige tool mits je over gigantische hoeveelheden informatie beschikt, zoals Google, waaruit AI kan leren. Is je gegevensset kleiner, dan moet de aangereikte data van heel hoge kwaliteit zijn. Als ziekenhuis zitten we in die laatste context. Kwaliteitsvolle informatie is trouwens niet alleen interessant voor AI. Iedereen is erbij gebaat.”

Haalbaarheid vs. structuur

“Het is bijzonder belangrijk om een evenwicht te vinden tussen de mate van structuur die je nastreeft en de haalbaarheid ervan”, vindt Siel. “Daarbij houden we voor ogen welke informatie relevant is voor het ziektebeeld en wat we van overheidswege verplicht moeten noteren in een medisch dossier. Toch is structuur geen doel op zich. Zorgverleners moeten de vrijheid krijgen om bepaalde gegevens te noteren die zij essentieel vinden voor de opvolging van de patiënt. Wat geregistreerd wordt, moet zinvol zijn voor zowel de patiënt als de zorgverlener.”

Een van de redenen om data overzichtelijk bij te houden is dus efficiëntiewinst. Op termijn is het ook de bedoeling om vanuit die data analyses te maken en meer inzichten te verwerven over bepaalde pathologieën. Daarom brengt het team in deelprojecten de noodzakelijke gegevens over diverse ziektebeelden in kaart. Dat gebeurt onder meer voor chronische hoest, ovarium- en endometriumkanker, en inflammatoire darmziektes. “Samen met de betrokken diensten overlopen we wat we kunnen aanpassen in het medisch dossier zodat de juiste info genoteerd wordt”, zegt Siel.

Het AZ Delta maakte duidelijk een mindsetshift door en is zich bewust van de noodzaak van kwaliteitsvolle gegevens. “Het is goed dat we data aan de bron aanpakken en niet achteraf”, besluit Pieter-Jan. “De volgende stap is om informatie efficiënter uit te wisselen met andere zorginstellingen en de eerste lijn. Vanuit het data capabilities project werken we hier al aan, samen met acht andere ziekenhuizen. We zijn er nog lang niet, maar de eerste stappen zijn gezet.”


Bottom-up innovatietraject: goede ideeën uit het werkveld concreet maken

Volgens de Noorse mythologie is Odin de god van kennis, wijsheid, strijd, oorlog, het hiernamaals, magie, geneeskunst en het runenschrift. Het is ook de naam van het innovatietraject van het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen. Via oplossingsgericht denken en innoveren wil de organisatie de synergie tussen bottom-up- en top-downinitiatieven stimuleren. Het project werd eind 2023 succesvol afgerond.

Met het ODIN-project stimuleert het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen innovatie vanuit het werkveld. De verwijzing naar de naam van de Noorse god is niet toevallig. “De sector kan wel een sprankeltje magie gebruiken”, licht innovatiemanager Bart Degryse toe. “Vanuit het management worden vaak nieuwigheden aangebracht waarmee de verpleegkundigen op de werkvloer aan de slag moeten. Dit willen we omkeren met oplossingsgericht denken en vernieuwing vanuit de basis. Niet met een ideeënbus in een donker hoekje, wel met een duurzaam concept binnen een duidelijk kader met voldoende tijd om voorstellen van het zorgpersoneel concreet vast te nemen. Zo binden we de strijd aan met het gebruikelijke.”

Netwerk van experten

Het idee om verpleegkundigen een ideeënforum te geven leidde tot een deelname aan de projectoproep binnen de Learning Community: 8 Caring Technology Principles van de Koning Boudewijnstichting. Daarvoor zocht het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen relevante partners om meer draagvlak te creëren. Bart: “In de eerste plaats klopten we aan bij Howest in Kortrijk. Hun MakerHealth-trajecten leverden ons een schat aan expertise en methodieken op. Als tweede partner sloegen we de handen in elkaar met De Lovie in Poperinge, een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ten slotte rekenden we via In4Care op de nodige kennis en ervaring op het vlak van incentives. Met dit sterke netwerk bereidden we het project ruim een jaar voor om begin 2023 echt van start te gaan.”

Aan de slag met design thinking

Met een laagdrempelig rekruteringsfilmpje werden zestien gemotiveerde zorgmedewerkers geselecteerd. Zij werkten een jaar lang intensief samen aan innovatieve oplossingen voor concrete problemen op de werkvloer. “Intrinsieke motivatie en creativiteit waren belangrijke criteria”, vertelt Caren Seynaeve, stafmedewerker kwaliteit bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen. “Na een inspirerend kick-offevent trokken de deelnemers huiswaarts om ideeën te sprokkelen in hun eigen werkcontext. Dat leverde een berg input op die we tijdens de eerste sessie clusterden. Zo kregen we een zicht op de prioriteiten, waarna we de impact en haalbaarheid van de voorstellen bepaalden. Al deze denkoefeningen resulteerden in zes uit te werken casussen.”

In de daaropvolgende sessies maakten de Odiniers in kleine groepjes een diepgaande probleemanalyse. Daarvoor gebruikten ze het Double Diamond-model, een creatieve leidraad voor probleemoplossend denken. “Het hele traject is gebaseerd op Design Thinking”, vult Bart aan. “Dat vertrekt vanuit het begrijpen van de mensen voor wie we een product of dienst ontwikkelen. In ons geval patiënten of zorgverleners. Bij het bedenken houden we rekening met de hele context van het probleem om geen enkele piste over het hoofd te zien tijdens de prototyping.”

Concrete zorgtoepassingen

Op 5 december 2023 werd het ODIN-project afgerond. Na tien opleidingsmomenten van elk vier uren stelden de Odiniers de eindresultaten voor aan het publiek. Voor de thuisverpleegkundigen zijn er de nieuwe medicatiebox, ergonomische verpleegrugzakken, een logische insulinepenhouder en een digitale Verpleegkundige op komst-tool. Ook voor De Lovie werden twee concepten voorgesteld. “Alle oplossingen dragen bij aan een beter welzijn, een hogere veiligheid en efficiënter werken, zowel voor de verpleegkundige als voor de zorgvrager. De voorstellen verminderen het risico op foute medicatietoediening aanzienlijk. Bovendien zijn ze allemaal breed toepasbaar, niet enkel voor onze regio of voor ons doelpubliek”, benadrukt Bart. “Al begint het nu pas echt. De bal ligt in ons kamp om de businessmodellen op te maken en productontwikkelaars te benaderen. Door de professionele voorbereiding van de Odiniers hebben we een heel goede startbasis.”

Voor het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen was ODIN een voltreffer en ook de Odiniers blikken tevreden terug. “Door problemen op de werkvloer aan te pakken vanuit de basis brengen we de grootste verandering teweeg. We zetten de deelnemers in hun kracht door de juiste ondersteuning, met voldoende tijd en ruimte en een positieve mindset. De dynamiek en drive van dit team was bij momenten magisch”, besluit Caren. “We willen dan ook met veel trots en goesting onze expertise delen met de rest van de sector.”


Terreur en oorlog brengen ons naar realiteit in het werkveld

Een aantal gebeurtenissen tijdens de voorbije jaren en de actuele oorlogssituaties wakkeren het besef aan dat ons land voorbereid moet zijn op toekomstige crisissen. De terreuraanslagen in 2016 en de pandemie waren een belangrijke test, maar er is nood aan een concreet plan voor de organisatie van de medische zorg bij zogenaamde CBRNe-incidenten. Het KCE schreef op vraag van de FOD Volksgezondheid een leidraad voor ziekenhuizen uit.

CBRNe-incidenten kunnen op grote schaal doden en verwonden. Het gaat over rampen waarbij chemische (C), biologische (B) of radiologische/nucleaire (RN) stoffen vrijkomen al dan niet door het gebruik van explosieven (e). Bijvoorbeeld terroristische aanslagen met conventionele, biologische of chemische wapens, kernrampen of ongevallen tijdens het gebruik of het transport van gevaarlijke stoffen. Zulke situaties leggen een hoge druk op onze gezondheidszorg en op de draagkracht van de getroffen regio. Ze vereisen een multidisciplinaire aanpak tussen onder andere brandweer, medische diensten, politie, civiele bescherming, defensie en communicatieteams. “De triage op het terrein bepaalt grotendeels welke patiënten in welk ziekenhuis terechtkomen”, zegt Justien Cornelis, Expert Health Service Research bij het KCE. “Het is dus belangrijk dat elk ziekenhuis weet hoe medische zorg bij rampen het best wordt georganiseerd en dit continu actualiseert. Dit rapport biedt een conceptuele leidraad voor de zorgorganisatie en noodplanning in ziekenhuizen en op de plaats van de ramp bij CBRNe-incidenten.”

Ziekenhuizen beter voorbereiden

Tot voor kort was er geen concrete organisatie voor CBRNe-rampen in ziekenhuizen. Bij de afkondiging van het medisch interventieplan gold wel een piramidale structuur waarbij twee zaken doorslaggevend waren voor de hulpverlening: contaminatie/decontaminatie al dan niet op het terrein of in het ziekenhuis enerzijds, anderzijds de ernst van de verwondingen. Het KCE bouwt hierop verder in dit rapport. Daarom onderscheidt men twee types ziekenhuizen. Type I-ziekenhuizen hebben de nodige infrastructuur en specialisten voor initiële en vervolgzorg van ernstig gewonde slachtoffers met complexe zorgbehoeften. Denk aan een brandwondencentrum, een centrum voor ernstige trauma’s, een afdeling hematologie met positieve drukkamers, een afdeling nucleaire geneeskunde, een labo voor giftige stoffen en een infectieafdeling met negatieve drukkamers.

Alle andere ziekenhuizen vallen binnen type II en moeten een aantal basismaatregelen kunnen treffen, voornamelijk voor mensen die zich na een ramp spontaan aanbieden: het gebouw afsluiten en reguliere zorg vrijwaren, correcte minimale droge en natte decontaminatie uitvoeren, een uitgebreid ziekenhuisnoodplan hebben, een minimale voorraad persoonlijk beschermingsmateriaal hebben en kunnen hanteren. “Een CBRNe-incident kan zich overal in België voordoen”, benadrukt Justien. “Daarom is het belangrijk dat elk ziekenhuis zich minimaal voorbereidt en een team opleidt om een eerste respons te bieden. Zowel voor de verzorging van de patiënten in kwestie, als om de veiligheid van alle andere patiënten en het personeel en de goede werking van je ziekenhuis te waarborgen.”

Organisatie van de medische noodhulp ter plaatse

De medische hulp bij een CBRNe-incident bestaat uit zorg ter plaatse en zorg in het ziekenhuis. Deze twee fasen moeten naadloos op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Het zijn communicerende vaten: alle zorg die niet ter plaatse wordt verleend, moet in het ziekenhuis gebeuren. Uit buitenlandse voorbeelden, literatuuronderzoek en het advies van experten blijkt dat een sterke zorgorganisatie op de plaats van de ramp cruciaal is om de ziekenhuizen te ondersteunen.

Het herkennen van de specifieke noodsituatie of gevaarlijke stof is van groot belang. Hiervoor zijn een adequate opleiding en regelmatige oefeningen van eerstehulpverleners nodig. Justien: “Een correcte triage, stabilisatie en decontaminatie zijn essentieel, maar hier botsen we op de grenzen van toegestane handelingen bij de diverse hulpverleners. Brandweerlieden mogen bijvoorbeeld wel eerste hulp toepassen, maar geen burgers decontamineren. De civiele bescherming mag dat wel, maar heeft een lange aanrijtijd en beschikt niet over medisch geschoold personeel. Op dat vlak adviseert het KCE een herziening van de wetgeving.”

Randvoorwaarden voor gepaste zorg bij CBRNe-incidenten

Om sterke medische zorg te organiseren in crisissituaties is een goede voorbereiding fundamenteel. Elk ziekenhuis heeft een noodplan met een CRBNe-luik. Het is belangrijk dat elke betrokken medewerker weet wat dit plan inhoudt, wat zijn specifieke rol daarin is, hoe hij hiernaar moet handelen, en dat het plan in de praktijk getest en bijgestuurd wordt. Zo leert het team van en met elkaar omgaan met CBRNe-situaties. Bovendien is het zinvol om noodplannen af te stemmen binnen het ziekenhuisnetwerk. Daarbij is het belangrijk dat elke instantie zijn rol opneemt wanneer zich een CBRNe-incident voordoet. Ten slotte zijn voldoende opleiding, expertise en bewustmaking van de hulpverleners, een adequate financiering van noodplanning en een publieke paraatheid essentiële randvoorwaarden voor een adequate medische hulpverlening bij rampen.

“Het is een illusie om te denken dat de perfecte paraatheid bereikt kan worden”, besluit Justien. “Toch geloven we dat dit rapport de bestaande organisatie van medische noodhulp bij rampen versterkt. We zien dat de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen al actief aan de slag is met deze aanbevelingen. We hopen dan ook dat we op korte termijn een efficiënt, supraregionaal plan hebben dat ingezet kan worden bij CBRNe-incidenten.”