Even ademen: Mindfulness voor verpleegkundigen reduceert stress

Bastiaan Van Grootven, Nursing Science, Department Public Health, University of Basel; Department of Public Health and Primary Care, KU Leuven.

Context

Verplegen is ongetwijfeld een zwaar beroep, zowel fysiek als mentaal. Meer dan de helft van de verpleegkundigen vertonen symptomen van stress, angst, depressie en burn-out. Voor velen vertaalt zich dit naar een negatieve work-lifebalance wat resulteert in een gedaalde betrokkenheid op het werk. Het gevolg: verpleegkundigen verlaten het beroep. Mindfulness is een effectieve manier om met stress om te gaan, waarbij je bewust aanwezig probeert te zijn in het hier en nu; je observeert wat je doet, ziet, voelt, zonder te oordelen. Het leunt dicht aan bij meditatie en yoga waarbij je ook bewust in het nu probeert te zijn, maar mindfulness kan je tijdens de shift en bij elke handeling toepassen.

Doelstelling

Deze studie onderzocht de impact van mindfulness op het psychologisch welzijn van verpleegkundigen. Eerder uitgevoerde studies over dit onderwerp werden op een systematische manier in kaart gebracht in een literatuurstudie.

Samenvatting van de resultaten van de studie

Deze literatuurstudie onderzocht de gegevens van elf eerder uitgevoerde studies. Deze studies werden uitgevoerd in het ziekenhuis, met verpleegkundigen werkzaam op intensieve zorgen, oncologie, en op algemene ziekenhuisafdelingen. In alle studies werd mindfulness aangeleerd door een coach, bijvoorbeeld tijdens een workshop. Tien van de elf studies toonden een positief effect op het welzijn van verpleegkundigen. Verpleegkundigen vertoonden minder stress, minder burn-out, meer zelfcompassie en waren meer mindful. Secondaire effecten waren minder symptomen van angst en depressie. Echter, een belangrijke bedenking is dat de kwaliteit van de studies variabel was.

Conclusie

Mindfulness is mogelijks een belangrijke strategie om om te gaan met de hoge stress binnen de gezondheidszorg. De resultaten moeten nog bevestigd worden in grotere studies.

Gevolgen voor de praktijk

Nu stress een kenmerk lijkt geworden te zijn van de verpleegkunde in de praktijk, is de vraag of welzijn geen integraal deel van het werkbeleid moet worden. Mindfulness lijkt daar mogelijks een antwoord op te bieden. Ook aanverwanten, zoals yoga en meditatie hebben in andere studies hun effect bewezen, gaande van minder stress, tot betere slaapkwaliteit en een hogere kwaliteit van leven. Nu we dergelijke interventies beginnen aan te bieden aan onze patiënten, is het misschien ook tijd om hun meerwaarde te ontdekken voor onszelf. Momenteel is het nog wachten op studies die de kosteneffectiviteit van deze interventies bij verpleegkundigen ondersteunt.

Bron: Sulosaari V, et al. The effectiveness of mindfulness-based interventions on the psychological well-being of nurses: A systematic review. Applied Nursing Research 2022. 64: 151565.


De implementatie van vroegtijdige zorgplanning voor oudere personen: structurele uitdagingen

Bastiaan Van Grootven, Nursing Science, Department Public Health, University of Basel; Department of Public Health and Primary Care, KU Leuven.

Context

De zorg voor oudere personen kenmerkt zich door een complexiteit van multimorbiditeit, kwetsbaarheid en diverse sociaal-psychologische noden en zorgvragen. Als gevolg worden oudere personen opgevolgd in de eerstelijnszorg, hebben ze af en toe nood aan acute zorg, en komen de meesten vroeg of laat in aanraking met residentiële zorg. Een zorgtransitie tussen settings (bijvoorbeeld een opname in het ziekenhuis) is vaak een kritiek punt waarbij er nood is aan informatie uit een andere setting om de zorg goed te kunnen plannen. Vroegtijdige zorgplanning is een effectieve interventie om met deze complexiteit om te gaan zodat de wensen, doelen en waarden van personen centraal staan in de zorg. In België is vroegtijdige zorgplanning voornamelijk geïmplementeerd onder de vorm van een ‘DNR’-code, maar het concept kan veel meer dan dit betekenen. In Signapore werd in nationaal programma voor vroegtijdige zorgplanning geïmplementeerd in de drie grote settings (ziekenhuis, eerstelijn en residentieel).

Doelstelling

Deze studie onderzocht de ervaringen van hulpverleners met de implementatie van vroegtijdige zorgplanning, om te onderzoeken wat de grote uitdagingen waren.

Samenvatting van de resultaten van de studie

107 hulpverleners participeerden in focusgroepdiscussies. Op het niveau van de hulpverleners was taal een belangrijke barrière. Op niveau van het implementatieproces ervaarden hulpverleners een gebrek aan training (een eenmalig trainingsprogramma was niet voldoende), vonden ze gesprekken rond vroegtijdige zorgplanning complex (dit werd als tijdrovend beschouwd), veel gesprekken werden niet geregistreerd in het online systeem of hulpverleners wisten niet hoe ze vroegtijdige zorgplanningsdocumenten moesten raadplegen. Op niveau van de context was er een gebrek aan bewustzijn rond vroegtijdige zorgplanning bij oudere personen (hulpverleners vonden dat veel patiënten er niet voor open stonden), en partnerships tussen zorgorganisaties werden als essentieel geacht om zorgplanning structureel te integreren. Binnen organisaties hadden leidinggevende een belangrijke rol. Dit ging over het uitspreken van steun, het creëren van een cultuur van vroegtijdige zorgplanning, het investeren in ondersteunende systemen, en het engageren van artsen.

Conclusie

De implementatie van vroegtijdige zorgplanning is complex en dient ondersteund te worden op verschillende niveaus.

Gevolgen voor de praktijk

De resultaten tonen aan dat vroegtijdige zorgplanning de goede wil van een verpleegkundige, afdeling of zelfs instelling overstijgt. De belangrijkste factoren voor een goede implementatie bevinden zich op het niveau van hoe we zorg organiseren. Dit vraagt een coördinatie op nationaal niveau, integratie van vroegtijdige zorgplanning in alle elektronische patiënten dossiers, structurele samenwerking met regionale zorgpartners, gedragenheid door professionele organisaties, en een sterk leiderschap binnen gezondheidszorgorganisatie die een visie kunnen vertalen in goede zorg.

 

Bron: Malhotra  C, et al. Complexity of implementing a nationwide advance care planning program: results from a qualitative evaluation. Age and Ageing 2022. 51:10. doi: 10.1093/ageing/afac224


Ziekenhuiszorg aan huis: een blik op de toekomst

Bastiaan Van Grootven, Nursing Science, Department Public Health, University of Basel.

Context

De COVID-19-pandemie daagde zorgsystemen uit om alternatieve vormen van acute zorg aan te bieden. Het concept ‘hospital at home’ – het aanbieden van tijdelijke ziekenhuiszorg bij de patiënt thuis – kwam zo in een stroomversnelling. Hulpverleners gaan naar patiënten thuis voor de diagnostiek (bv. labo), dagelijkse zorg (bv. wondzorg), opvolging (bv. parameters) en behandeling (bv. intraveneuze medicatie). Dit concept is niet gelijk aan telemonitoring, waarbij een patiënt vanop afstand wordt gemonitored.

Doelstelling

Deze studie onderzocht de impact van ‘hospital at home’ bij patiënten met een chronische ziekte die zich aanmelden op de dienst spoedgevallen. Eerder uitgevoerde studies over dit onderwerp werden op een systematische manier in kaartgebracht in een literatuurstudie.

Samenvatting van de resultaten van de studie

De literatuurstudie identificeerde negen onderzoeken die werden uitgevoerd bij patiënten met hartfalen, COPD, neuromusculaire aandoeningen, en een doorgemaakt cardiovasculair accident. ‘Hospital at home’ resulteerde in een kleine reductie van ongeplande heropnames in het ziekenhuis (van 14.1% naar 11.1%), en in een grote reductie van opnames in kortverblijf of langdurige revalidatie (van 9.7% naar 0.6%). De zorg duurde gemiddeld vijf dagen langer bij de patiënt thuis. Er was geen verschil in sterftes, maar patiënten thuis hadden minder symptomen van angst en depressie.

Conclusie

De auteurs concluderen dat ‘hospital at home’ een veilig alternatief kan zijn voor ziekenhuiszorg bij patiënten met een chronische aandoening die zich aanmelden op spoed, en mogelijks de voorkeur kan krijgen gezien het lager aantal heropnames en minder nood aan langetermijnzorg. De auteurs konden door het opzet van deze studie niet achterhalen welke de beste manier is om ‘hospital at home’ aan te bieden.

Gevolgen voor de praktijk

De conclusies liggen in lijn met andere studies over ‘hospital at home’ bij patiënten met acute en oncologische aandoeningen. Het kan gelijkwaardige zorg bieden op een veilige manier waarbij patiënten mogelijks meer tevreden zijn en waarbij mogelijks de kost lager is. In contrast met deze studie vonden andere literatuurstudies een kortere zorgduur bij patiënten thuis. Om zulke programma’s binnen ons zorglandschap aan te bieden zijn er nog belangrijke knelpunten, bijvoorbeeld de selectie van de juiste patiënt, de organisatie van zorg over zorgsettings heen, en nomenclatuur voor dit type zorg. Hoewel in de Verenigde Staten al programma’s bestaan, is het in België nog wachten op pilootprojecten die de uitdagingen en oplossingen voor implementatie in kaart kunnen brengen.

Bron: Arsenault-Lapierre G, et al. Hospital-at-home interventions vs in-hospital stay for patients with chronic disease who represent to the emergency department. A systematic review and meta-analysis. Jama Network Open 2021. 4(6): e2111568.


Uitsluiting van de stem van verpleegkundigen in besluiten en reacties op COVID-19: een internationaal perspectief

Context

Verpleegkundigen speelden en spelen een essentiële rol tijdens de pandemie. Deze grote groep zorgverleners heeft rechtstreeks, intensief en langdurig contact met COVID-19-patiënten. Uit onderzoek in Australië, Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk blijkt dat verpleegkundigen in de media onthaald worden als helden, maar in de besluitvorming rond COVID-19 amper of niet gehoord worden. Er zijn daarnaast nauwelijks voorbeelden te vinden van hooggeplaatste verpleegkundigen die informatie delen met het publiek, hoewel andere gezondheidszorgactoren regelmatig mediabriefings van de regering konden bijwonen.

Doelstelling

Verpleegkundigen zijn hoogopgeleide en bekwame gezondheidswerkers, die veel tijd doorbrengen met patiënten en van groot belang zijn voor hun veiligheid. Daarom is het cruciaal dat verpleegkundigen een stem hebben in beslissingen op hoog niveau over de reactie op en de planning van de zorg tijdens een pandemie, zoals COVID-19. Met andere woorden, zowel voor de huidige gezondheidscrisis als voor toekomstige uitdagingen. Verpleegkundigen hebben een gespecialiseerde opleiding genoten, beschikken over een grondige kennis van gezondheidszorgsystemen, werken in een verscheidenheid aan gezondheidszorgomgevingen, zijn krachtige pleitbezorgers van patiënten en hebben een unieke kijk op de ervaringen van patiënten. Zij moeten actief betrokken worden bij de reactie op COVID-19, en bij de reactie op andere gezondheidsuitdagingen, om een doeltreffende besluitvorming, patiëntgerichte zorg van hoge kwaliteit en meer robuuste gezondheidszorgstelsels te waarborgen.

Wat moet er gebeuren?

De auteurs pleiten ervoor verpleegkundigen meer te waarderen en mondiger te maken. Met z’n allen moeten we de belangrijke rol erkennen die zij spelen, en waarborgen dat hun stem wordt gehoord en hun aanbevelingen worden opgevolgd, in plaats van genegeerd. Om hun stem te laten horen, moeten verpleegkundigen samenwerken om elkaar te waarderen, mondiger te maken en van elkaar te leren. Ze moeten acties ondernemen die systematische, organisatorische veranderingen opleveren wat betreft verpleegkundige vertegenwoordiging en leiderschapsposities in de adviesgroepen van de overheid en gezondheidszorgcommissies. Die acties zijn: verpleegkundigen actief betrekken bij de ontwikkeling van gezondheidsbeleid en -praktijken vergelijkbaar met andere groepen gezondheidswerkers; middelen aanreiken voor de verpleegkundige beroepsbevolking, waaronder opleiding, aanwerving, verloning en arbeidsomstandigheden; en passende en effectieve ondersteuning bieden voor het welzijn van verpleegkundigen. Een eensgezinde, op feiten gebaseerde stem van de verpleegkundigen is van cruciaal belang en vereist voortdurend inclusief onderzoek op lokaal, nationaal en internationaal niveau.

Conclusie

De auteurs geloven dat verpleegkundigen een essentiële rol kunnen en moeten spelen in de discussie over het beheer van en de reactie op de COVID-19-pandemie en andere toekomstige gezondheidscrisissen. Een verscheidenheid aan stemmen en expertise is noodzakelijk voor een doeltreffende besluitvorming in tijden van crisis, wat de collectieve actie en uiteindelijk de patiëntenzorg ten goede komt.

 

Bron: Rasmussen, B., Holton, S., Wynter, K., Phillips, D. J., David, J. L., Rothmann, M. J., … & Maben, J. (2022). We’re on mute! Exclusion of nurses’ voices in national decisions and responses to COVID‐19: An international perspective. Journal of advanced nursing, 78(7), e87.


Betrokkenheid van patiënten bij wetenschappelijke tijdschriften: een nieuwe weg voor het European Journal of Cardiovascular Nursing

Context

Vandaag staat de betrokkenheid van patiënten en gezinnen bij het gezondheidsbeleid hoog op de agenda. Er zijn bijvoorbeeld talrijke patiëntenorganisaties die deelnemen aan rondetafelgesprekken en hoorzittingen om de patiëntenervaring te verbeteren. Ook in wetenschappelijk onderzoek worden patiënten steeds meer als belangrijke stakeholders beschouwd. Zo wordt het betrekken van patiënten als Patient Research Partners steeds populairder. Ze komen ook frequenter aan het woord in wetenschappelijke tijdschriften.

Probleemstelling

Ontwikkelingen in de geneeskunde en de gezondheidszorg zijn nog te vaak gericht op de zorgverlener of de onderzoeker in plaats van op de patiënt. Niettemin klinkt de vraag om over te stappen op persoonsgerichte zorg steeds luider. Patiënten stellen het zo: “Er mag geen beslissing over mij worden genomen, zonder mij”.

Initiatieven

In navolging van best practices uit het veld ondernam het European Journal of Cardiovascular Nursing drie acties. Ten eerste vervoegt een patiëntvertegenwoordiger de redactieraad. Zo zal in het bestuur het perspectief van de patiënt meer weerklank krijgen. Ten tweede zullen samenvattingen van wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd worden op een gemakkelijk te begrijpen en grafisch aantrekkelijke manier. Die lekensamenvattingen worden ook verspreid via websites en publicaties van patiëntenorganisaties. Ten slotte komt er een nieuwe sectie in het wetenschappelijke tijdschrift: Patient Perspectives. Hier worden patiënten of familieleden uitgenodigd om een bijdrage voor het tijdschrift te schrijven waarin zij hun visie geven over een specifiek onderzoeksartikel dat in het tijdschrift verscheen.

Implicaties voor de praktijk

Door patiënten te betrekken in het wetenschappelijke proces treedt een verschuiving op van passieve onderzoeksobjecten naar actieve participanten. Het actief betrekken van patiënten creëert bewustzijn bij de onderzoekers om aandacht te besteden aan wat belangrijk is voor deze zorgvragers. Onderzoekers hebben de neiging resultaten en conclusies te rapporteren volgens medische uitkomsten zoals mortaliteit en morbiditeit. Voor patiënten zijn uitkomsten zoals kwaliteit van leven en door de patiënt gerapporteerde ervaringen even belangrijke aspecten bij de presentatie van wetenschappelijke onderzoeksresultaten.

Het vertalen van medische en gezondheidsinformatie naar patiënten en families kan bovendien de gezondheidsvaardigheden van patiënten verbeteren en de informatie-asymmetrie tussen zorgverleners en zorgvragers weg te werken. Een recente studie toonde aan dat patiënten met hartfalen en met een lage gezondheidsvaardigheid meer dan een twee keer meer risico op overlijden hebben dan patiënten met voldoende geletterdheid. Slechte gezondheidsvaardigheden werden ook geassocieerd met een hoger gemiddeld aantal ziekenhuisopnames.


E-portfolio’s ondersteunen levenslange competentiebeoordeling en -ontwikkeling

Context

In de afgelopen jaren won de competentiegerichte leertheorie aan belang. Dit nieuwe paradigma voor onderwijzen en leren heeft als doel dat elke student afstudeert met de competentie om levenslang te leren. Daardoor ontstaat de behoefte aan effectieve instrumenten die uitwisselbare beschrijving van competentiebewijzen mogelijk maken. In deze context is het elektronisch portfolio (e-portfolio) naar voren gekomen als een geschikt instrument dat studenten helpt bij het verzamelen en beheren van meerdere soorten beoordelingsbewijzen.

Probleemstelling

Een aanzienlijk aantal studenten beginnen en eindigen hun onderwijservaringen bij verschillende instellingen. Daarnaast willen zij hun leerdossier meenemen naar de werkplek, of er gebruik van maken voor hun persoonlijke levenservaringen buiten het werk. Zonder standaardmethoden die de integratie van e-portfolio’s met andere informatiesystemen en het exporteren van e-portfoliodata ondersteunen, blijven de mogelijkheden beperkt en voelen de studenten geen motivatie hun portfolio te onderhouden.

Samenvatting van de resultaten

Een overzicht wordt gegeven van bestaande interoperabiliteitsspecificaties die hebben bijgedragen aan het definiëren van de structuur van e-portfolio’s, namelijk de IMS ePortfolio specificatie29 en de JISC Leap2A specificatie30. De onderzoekers concluderen dat het fundamentele probleem van de hierboven gepresenteerde modellen is dat de semantiek van de onderliggende beschrijvingselementen alleen door mensen kan worden begrepen. Beide modellen gebruiken XML-schema’s, maar XML maakt het alleen mogelijk gegevens te structureren en biedt geen informatie over de semantische veronderstellingen die aan deze gegevens ten grondslag liggen.

Conclusie

De onderzoekers presenteren de ontwikkeling van de portfolio-ontologie die een gemeenschappelijke woordenschat biedt voor het beschrijven van portfoliomateriaal. Het model maakt gebruik van Semantic Web-technologieën om formeel en semantisch portfoliodata te beschrijven, waardoor de interoperabiliteit en communicatie van competentie-ervaringen tussen verschillende leersystemen en -instrumenten wordt vergemakkelijkt.

Implicaties voor de praktijk

Portfolio’s ondersteunen competentiegerichte pedagogische benaderingen en bevorderen levenslang leren. De voorgestelde technologie voorziet in een gemeenschappelijke woordenschat voor het beschrijven van portfolio-artefacten en vergemakkelijkt zo de interoperabiliteit en communicatie van competentie-ervaringen tussen verschillende leerapplicaties.


Wat te doen bij bloedvergiftiging (sepsis)

Wat is het?

Een bloedvergiftiging of sepsis is het gevolg van een ernstige infectie.

  • Meestal gaat het om infecties met bacteriën.
  • Verschillende soorten infecties kunnen sepsis veroorzaken, bijvoorbeeld:
    • een blaasontsteking;
    • een longontsteking;
    • een hersenvliesontsteking.
  • Wanneer deze oorspronkelijke infecties via je bloedbaan verspreiden, ontwikkel je een bloedvergiftiging. Je lichaam moet dan heftig reageren om de infectie te kunnen afweren.

Een bloedvergiftiging is ernstig en mogelijk levensbedreigend. Omdat je toestand erg snel kan verslechteren, is een intensieve behandeling in het ziekenhuis nodig.

Risicofactoren

Vaak, maar niet altijd, zijn er onderliggende risicofactoren zoals:

  • een verminderde weerstand:
    • door bepaalde medicatie (bijv. cortisone of chemotherapie);
    • bij ziekten (hiv);
    • doordat je milt verwijderd werd;
  • chronische aandoeningen, bijv. diabetes en COPD.

Hoe kan je het herkennen?

Een bloedvergiftiging is doorgaans het gevolg van een gewone infectie (bijv. urineweg-, luchtweg- of huidinfectie) die slecht evolueertLijkt een infectie, ondanks behandeling (meestal antibiotica), niet goed te genezen? Wees dan alert voor een bloedvergiftiging als je volgende klachten hebt:

  • algemeen onwel voelen, vermoeidheid, zwakheid;
  • koorts (>38°C) of juist heel lage temperatuur (<36°C);
  • koude rillingen;
  • verwardheid;
  • algemene of lokale pijn;
  • misselijkheid of braken;
  • snelle hartslag;
  • snelle ademhaling;
  • lage bloeddruk.

Alarmtekenen zijn:

  • rood-paarse stipjes of vlekjes (puntbloedingen of petechiën) op je huid die je niet kan wegdrukken;
  • blauwe of paarse vlekken.

Hoe kan je arts het herkennen?

Bevraging en lichamelijk onderzoek

Je arts zal aan bloedvergiftiging denken wanneer je je zeer onwel voelt of je klachten ernstig zijn. Om dit in te schatten, vraagt hij:

  • welke klachten je hebt en hoe ze verlopen;
  • of je al antibiotica hebt genomen, en zo ja, hoe je die gebruikte.

Je arts voert ook een grondig lichamelijk onderzoek uit. Heb je alarmtekenen (zie hoger)? Dan verwijst hij je onmiddellijk door naar het ziekenhuis.

Ander onderzoek

Er gebeurt sowieso ook aanvullend onderzoek:

  • een bloedonderzoek;
  • een bloedkweek (om de ziekmakende bacterie op te sporen);
  • beeldvormende onderzoeken (bijv. een longfoto).

Een bloedkweek moet gebeuren voor je met een antibioticum start:

  • Anders is de ziektekiem niet of zeer moeilijk terug te vinden. Dit is een absolute voorwaarde om de behandeling te doen slagen.
  • Het resultaat van de bloedkweek is pas na enkele dagen bekend. Daarom wacht de arts niet, en start hij al een behandeling met antibiotica op.

Wat kan je zelf doen?

  • Verbetert een infectie niet of wordt het slechter, ondanks een behandeling? Contacteer dan je arts.
  • Als je arts antibiotica voorschrijft, volg deze behandeling dan goed op. Sla geen dosissen over en probeer ze niet te vergeten.
    • Doe je dat wel, dan kan je de infectie moeilijker overwinnen.
    • Bovendien geef je de bacteriën de kans om resistent te worden tegen het antibioticum. Dat wil zeggen dat het antibioticum niet meer goed werkt tegen de bacteriën.
  • Heb je plots kleine rood-paarse vlekjes op je huid, die je niet kan wegdrukken? Contacteer dan onmiddellijk je arts.
    • Je kan dit testen door een glas op de vlekjes te drukken.
    • Zulke vlekjes (puntbloedingen) kunnen een teken zijn van een ernstige hersenvliesontsteking. Dit moet je onmiddellijk laten behandelen.

Wat kan je doen?

De behandeling van een bloedvergiftiging gebeurt in het ziekenhuis.

  • Je krijgt vocht en medicijnen toegediend via een infuus.
  • Ze controleren ook steeds of:
    • je bloeddruk niet te laag wordt;
    • je organen (bijv. je nieren) goed blijven werken.
  • Soms gebeurt dit op de dienst intensieve zorgen.

Bronnen

  • https://www.ebpnet.be
  • DynaMed [Internet]. Ipswich (MA): EBSCO Information Services. 1995 – . Record No. T115805, Sepsis in Adults; [updated 2018 Dec 04, cited 11/03/22]. Available from https://www-dynamed-com.gateway2.cdlh.be/topics/dmp~AN~T115805. Registration and login required.


Hoe ga je om met darmfalen bij ouderen?

Marleen Corremans1, 2, 3, Trudy Bekkering1,2

De vraag “hoe ga je om met darmfalen bij ouderen” roept meteen bijkomende vragen op voordat we een antwoord kunnen zoeken. Zo willen we meer weten over de specifieke populatie, het besproken fenomeen en de context van darmfalen.

De populatie: Over welke oudere spreken we hier? Iemand met een normale veroudering of iemand met chronische aandoeningen?

Het besproken fenomeen: Wat wordt bedoeld met darmfalen? Is dit een vraag over interventies bij constipatie of diarree? Of gaat het hier eerder om verterings- of resorptiestoornissen? Wat wordt bedoeld met omgaan? Zoeken we medicatie of eerder niet farmacologische interventies?

Context: Thuissituatie? Woonzorgcentrum? Ziekenhuis? Palliatieve setting? Wie stelde deze vraag, waren dat verpleegkundigen? Patiënten zelf?

Methode

We gebruiken niet het welgekende Populatie-Interventie-Controle-Outcome (PICO) format voor deze vraag. Darmfalen is namelijk geen interventie die we zelf veroorzaken. We zien het darmfalen als een fenomeen dat we willen bekijken.

We gebruiken een alternatieve PICO. Die gaat als volgt: Population, phenomenon of Interest en COntext. Als we die goed aflijnen, vinden we de termen om de literatuur te bekijken.

Stel dat we op zoek gaan naar (niet-farmacologische) interventies om constipatie tegen te gaan in de thuiszorg. Dit leidt ons tot de volgende zoektermen

  • Populatie: elderly
  • Phenomenon of Interest: constipation
  • Context: community

Resultaten

Bij ‘advanced search’ van de JBI database voeren we elderly AND constipation AND community in bij de keywords. Dat geeft 41 resultaten. We zouden nu al de titels kunnen doornemen of nog verder verfijnen.

We voegen het keyword ‘management’ toe en komen op 21 resultaten. De filter ‘aged care’ geeft nog 16 resultaten. We screenen de titels. Een zeer recente evidence summary, geschreven door Koh4, biedt meteen een mooi antwoord op onze vraag.

Klikken we vervolgens rechts, dan kunnen we het document in pdf openen en de aanbevelingen bekijken. We zien ook vermeld op welke literatuur deze aanbevelingen zijn gebaseerd. We zien acht aanbevelingen van Grade B. De aanbevelingen betreffen onder meer beweging, voeding en het gebruik van screeningsinstrumenten.

1 Bicep, an JBI affiliated center

2 Cebam, Leuven

3 Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen

4Koh, Grace. CONSTIPATION (OLDER PEOPLE): NON-PHARMACOLOGICAL INTERVENTIONS. (2021). Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=jbi&NEWS=N&AN=JBI16779. Geraadpleegd op 28/01/2022


Verbeteren goede zorgkwaliteit en lagere kosten in de palliatieve thuiszorg het levenseinde van ouderen met dementie?

Context

Steeds meer mensen krijgen te maken met dementie. Tegen 2050 zullen zo’n 18,8 miljoen[1] Europeanen getroffen worden door de ziekte. Palliatieve thuiszorg wordt wereldwijd aangeraden voor personen met dementie om hun levenskwaliteit te verbeteren door te voorzien in lichamelijke, psychosociale en spirituele zorgbehoeften. Kwalitatieve en efficiënte zorg zijn cruciaal. Toch ontbreekt vaak enig bewijs over de effecten van palliatieve thuiszorg bij personen met dementie.

Doel en selectiecriteria

Deze cohortstudie bekeek Belgische databanken van 2010 tot 2015 en selecteerde dementiespecifieke indicatoren om zo de effecten van de kwaliteit en kosten van palliatieve thuiszorg bij personen met dementie te bestuderen. Ze selecteerden ouderen die thuis stierven aan dementie tussen deze twee jaartallen en die palliatieve zorg thuis ontvingen tussen de 360 dagen en 15 dagen voor hun overlijden

Samenvatting resultaten

Van alle oudere personen die thuis stierven aan dementie tussen 2010 en 2015 ontving slechts 23,8 %  of 5.637 personen palliatieve thuiszorg tijdens de laatste twee levensjaren. De studie vergeleek 2.839 mensen die deze specifieke zorg ontvingen met 2.839 mensen die gewone zorg genoten. Hieruit bleek dat de groep die in de laatste veertien dagen van hun leven palliatieve thuiszorg ontvingen minder risico liep om opgenomen te worden in het ziekenhuis (17,5 % ten opzichte van 50,5 %). Ze ondergingen ook minder diagnostische testen (17 % vs. 53,6 %) en kregen vaker de geschikte medicatie. Ze stierven vaker thuis (75,7 % vs. 32,6 %) en kwamen meer in contact met zorgverleners uit de eerstelijn. De totale kosten in de laatste dertig dagen van hun leven lag bovendien zo’n 2.129 euro lager dan bij ouderen met dementie die geen palliatieve thuiszorg ontvingen.

Conclusie

Palliatieve thuiszorg bij ouderen met dementie heeft een duidelijk positief effect. Het draagt bij tot een betere levenskwaliteit en minder hoge gezondheidszorgkosten. Toch blijft de toegang tot deze zorg nog te beperkt en moet deze dringend verhoogd worden voor mensen die sterven door dementie.

Implicaties voor de praktijk

Deze studie biedt een stevige evidence basis over de doeltreffenheid van palliatieve thuiszorg voor ouderen met dementie. Gezien de duidelijke voordelen is een tijdigere toegang tot dit type zorg nodig. Om strategieën te bepalen om deze toegang te verwezenlijken zijn extra studies nodig.

[1] Alzheimer Europe. Dementia in Europe yearbook 2019: estimating the prevalence of dementia in Europe. Luxembourg: Alzheimer Europe, 2020.


Recappen van naalden: doen of niet?

Opzoeken in JBI EBP bronnen vereist oefening en een goede vraag. In deze JBI Corner beantwoorden we klinische vragen van lezers met behulp van de JBI database. Deze database bevat aanbevelingen gebaseerd op het beste wetenschappelijke bewijs. JBI hanteert standaard categorieën voor aanbevelingen1 (sterk of zwak) en niveaus van evidentie (level 1 tot 5).

Mag je nu eigenlijk recappen of niet?

JBI suggereert niet te recappen om het aantal prikaccidenten te verminderen.

Achtergrond: waar is dit op gebaseerd?

Hoewel deze aanbeveling is opgenomen in een richtlijn, is de onderbouwing beperkt. “A cross-sectional study found that the needle capping was the key modifable risk behavior associated with occupational needle stick and sharps injuries”2 (Level 4) De graad van aanbeveling is ‘zwak’, GRADE B (zie kader).

Onze bemerkingen en suggesties bij deze vraag

De literatuur maakt geen onderscheid tussen recappen bij het optrekken of na een toediening van medicatie.  Het verbieden van recappen leidt tot een daling van het aantal prikaccidenten. In dezelfde evidence summary staat onder meer nog te lezen dat je best ook veiligheidsnaalden, training en procedures voorziet om het aantal prikaccidenten te doen dalen.

Hoe hebben we dit gevonden?

We openden de JBI databank via Ovid. We klikten naar de ‘advanced search’ tab. Onze zoektermen waren ‘needle AND injury’ in het veld ‘keywords’ en dit gaf ons 44 resultaten. We filterden op ‘evidence summaries’ waardoor nog 23 resultaten overbleven. Doorlezen van de titels brengt ons bij twee resultaten, die mogelijk interessant zijn voor onze vraag. 3,4 Het doorlezen van de volledige tekst van deze twee documenten leert ons dat enkel het document van Fong een direct antwoord biedt op onze vraag. Bij het document van Nguyen staat het recappen wel in de tekst maar niet in de aanbevelingen.

Zoek je deze termen in de ‘basic searchtab, dan kun je niet aangeven in welke velden je wilt zoeken. Automatisch zoek je dan in alle velden waardoor je meer dan 1.500 resultaten krijgt.

Als we zoeken op ‘needle’ AND ‘prevention’ krijgen we 70 resultaten. Wanneer we dan niet filteren en de titels doornemen, zien we een systematische review5. Een nazicht van de referentielijst van de twee eerder gevonden evidence summaries wijst erop dat deze systematische review daar niet werd bij gebruikt. Als we deze systematische review in de volle tekst bestuderen, blijkt het om een review protocol te gaan en dus een misleidende titel heeft. Dit verklaart waarom hij niet werd gebruikt in de evidence summaries.

 

Bronnen:

  1. https://ospguides.ovid.com/OSPguides/jbidb.htm. geraadpleegd op 2/07/2021.
  2. Bekele T, Gebremariam A, Kaso M, Ahmed K. Factors associated with occupational needle stick and sharp injuries among hospital healthcare workers in bale zone, southeast Ethiopia. PLoS One. 2015; 10(10):e0140382. doi: 10.1371/journal.prone.0140382. eCollection 2015.
  3. Nguyen, Dieu Huong. SHARP AND NEEDLE STICK INJURIES. (2021). Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=jbi&NEWS=N&AN=JBI1538. Geraadpleegd op 12/11/2021.
  1. Fong, Eric. NEEDLE-STICK INJURY: PREVENTION. (2021). Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=jbi&NEWS=N&AN=JBI1679. Geraadpleegd op 12/11/2021.
  2. Hiko, Desta, Jemal, Amana, Sudhakar, Morankar, Kerie, Mirkuzie Woldie & Degene, Tariku. Effectiveness of training on standard precautions to prevent needle stick injuries among health professionals: A Systematic Review. (2012). Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=jbi&NEWS=N&AN=JBI6386. Geraadpleegd op 12/11/21.