Samen thuis tegen kanker

De nota rond thuishospitalisatie is ondertussen al even rond. Daarin was onder meer het Wit-Gele Kruis in elke fase betrokken bij verschillende proefprojecten. Doordat de behandeling van en zorg voor oncologische patiënten meer en meer richting thuiszorg verschuift, is het organiseren van een oncosymposium een logische volgende stap voor de organisatie.

Op 9 oktober organiseert het Wit-Gele Kruis zijn allereerste oncosymposium met als titel ‘Samen thuis tegen kanker’. Het symposium, met ondersteuning van de Stichting Tegen Kanker, is gericht op alle zorgmedewerkers die in hun professionele setting te maken krijgen met oncologische patiënten. Met zowel praktische workshops om in het werkveld te implementeren, als inhoudelijke voordrachten door experts, is er voor elk wat wils.

Kwalitatieve oncologische zorg

Waarom de keuze voor een oncologisch symposium? Dat legt Johanna Cooreman, stafmedewerker verpleegkunde van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen uit: “Door samen te werken met alle actoren uit de zorg waarborgen we de kwaliteit van onze oncologische zorg. Daarom richten we ons op een transmuraal en multidisciplinair publiek. Het symposium geeft ook ruimte om te netwerken en de samenwerking binnen deze zorg te bevorderen. We tonen vanuit de thuisverpleging dat we ons voorbereid hebben op de verzorging van oncologische patiënten en dat we in samenwerking met alle partners een nog kwalitatiever oncologisch zorgbeleid willen uitbouwen.”

Van lezingen tot workshops

Het programma omvat drie plenaire lezingen. Als eerste wordt een overzicht gegeven van de kankerbarometer. Dit globale overzicht geeft een huidige stand van zaken met betrekking tot kanker in België. In een tweede lezing worden de ethische dilemma’s in de thuiszorg voor oncologische patiënten toegelicht. “Tot slot kijken we in het laatste topic hoe we het aspect van seksualiteit, fertiliteit en intimiteit kunnen integreren in onze zorg”, zegt Johanna. “Het hoogtepunt van de dag is het multidisciplinaire en transmurale panelgesprek rond thuishospitalisatie. Hier leggen diverse actoren uit de oncologische setting hun visie uit en is er ruimte voor discussie. In de namiddag ligt de focus op zeven praktische workshops, waar over verschillende thema’s en domeinen specifieke aspecten worden belicht. Dit gaat van smaakproeven bij smaakverandering tot een workshop over praten over afscheid van het leven.

BEELD: copyright Marco Mertens


Vijf werkpunten voor toekomstgerichte financiering in de thuisverpleging

Naar aanleiding van de verkiezingen in 2024 stuurde het Wit-Gele Kruis eind april een memorandum naar de verschillende politieke partijen en stakeholders met concrete vragen voor de volgende legislatuur. Het doel? De financiering aanpassen aan de rol en taken die thuisverpleegkundigen vandaag en in de toekomst vervullen.

In het memorandum benoemt het Wit-Gele Kruis (WGK) vijf concrete werkpunten voor de volgende legislatuur. De eerste reacties vanuit politieke hoek waren uitnodigend. Sinds de verkiezingen probeert WGK meer diepgaande uitleg te verschaffen bij de partijen die momenteel aan de onderhandelingstafel zitten. Zodra er een nieuwe regering is, zal de organisatie de nodige contacten leggen om deze accenten te herhalen bij de bevoegde ministers. Intussen werkt WGK samen met de sector verder aan de voorbereiding voor een pilootproject rond een nieuwe financiering in de thuisverpleging.

1.     Ondersteuning in gewijzigde rol en positie

De thuisverpleegkundige neemt een meer coördinerende en ondersteunende rol op in de geïntegreerde zorg.  Denk bijvoorbeeld aan de ondersteuning van verpleegkundigen in een huisartsenpraktijk, het toenemend belang van verpleegposten en van zorg op afstand. WGK pleit daarom voor 1) vertegenwoordiging van de thuisverpleging in de relevante overlegfora en beslissingsorganen op federaal en Vlaams niveau, 2) betrokkenheid bij de hervorming van de palliatieve zorgen in de eerstelijnszorg, 3) aandacht voor de groeiende mogelijkheden en een aangepaste financiering voor de dienstverlening vanuit verpleegposten, 4) verdere uitwerking van concrete vormen van transversale zorg en 5) aandacht voor de grote bezorgdheid over de commercialisering in de gezondheidszorg.

2.     Aantrekkelijkheid van het beroep

Het nijpende tekort aan competente verpleegkundigen laat zich ook in de thuisverpleging voelen. De job aantrekkelijk maken en houden is een must. Concreet vraagt WGK ondersteuning en aandacht om de taakdifferentiatie, -uitzuivering en -delegatie aan te passen aan de noden van de thuisverpleegkundigen, om zo de juiste mensen met de juiste competenties op de juiste plaats en functie in te zetten. WGK is overtuigd dat praktijk, onderwijs en onderzoek moeten samenwerken om het beroep aantrekkelijker te maken en een aangepast retentiebeleid uit te bouwen. Vanuit hun betrokkenheid in het sociaal overleg zullen zij hier ook passend en aansluitend initiatief vragen.

3.     Aanvullende en aangepaste financiering

Om punten 1 en 2 te realiseren moet de financiering grondig herzien worden. WGK pleit voor erkenning en financiering aangepast aan de rol en positie van thuisverpleging, ondersteuning voor levenslang leren en vorming van medewerkers, inclusief zorgkundigen en gespecialiseerde verpleegkundigen, en een regelgeving en financiering binnen de thuisverpleging die sectorspecifieke wijzigingen in het verpleegkundig beroep ondersteunen. Verder vraagt WGK middelen voor samenwerking met andere zorgverleners en -instellingen, een herziening van de nomenclatuur, een halfjaarlijkse indexering van de honoraria, een verplichte inning van remgeld, een erkenning van zorgkundigen als essentiële zorgverstrekkers, een financiële ondersteuning voor de uitbouw en het onderhoud van eigen digitale systemen, een permanente opdracht voor administratieve vereenvoudiging en een grotere vrijstelling of vermindering van RSZ-bijdrage voor loontrekkende thuisverpleegkundigen. Tot slot streeft WGK naar een correcte integratie van de nieuwe rol van thuisverpleegkundigen in het gestructureerde zorgteam.

4.     Ondersteuning voor innovatie

WGK ziet de meerwaarde van toenemende digitalisering om de kwaliteit van zorg te verbeteren, maar vraagt de ondersteuning om één of meerdere concrete voorstellen per jaar volledig uit te werken rond innovatie, inclusief de nodige regelgeving en financiering.

5.     Elektrificatie van het wagenpark

Om aan de gewenste elektrificatie van het wagenpark te voldoen vraagt WGK om de wagens van zorgverleners in de thuisverpleging te beschouwen als een dienstwagen en om financiële steun te bieden voor de overgang naar elektrische voertuigen, naar analogie met andere sectoren.

Het volledige memorandum vind je hier.


Casus: zo ga je als thuisverpleegkundige om met de recente wetswijzigingen

Recent veranderde er heel wat in de wetgeving voor verpleegkundigen met het koninklijke besluit (KB) over de bekwame helper. Hoe passen we deze veranderingen toe in de thuiszorg? Aan de hand van een concrete casus zoomen we hierop in.

Arnaud is basisverpleegkundige en gaat iedere dag tweemaal langs bij Antoon voor een subcutane inspuiting. Eenmaal per dag bij Antoon thuis en één keer bij Antoon op school. Antoon vraagt Arnaud of zijn leerkracht Jan, die instemt, deze inspuiting niet mag geven op school en of zijn zus Mieke deze thuis mag geven. Zo wordt Antoon op school minder geconfronteerd met zijn ziekte en ervaart hij thuis meer vrijheid. Voor Arnaud als verpleegkundige doet deze vorm van delegatie een beroep op zijn competenties om mensen verpleegkundige handelingen aan te leren, zorg te coördineren en op die manier de autonomie van zijn patiënt te versterken.

Volgens de oude wetgeving

Jan, die in het kader van zijn beroep als leerkracht handelt, pleegt een strafbaar feit. Arnaud, die Jan leert inspuiten, is aansprakelijk. Mieke valt onder de regelgeving van de mantelzorger waardoor zich hier geen probleem stelt.

Sinds de nieuwe wetgeving

Het nieuwe KB bekwame helper maakt het mogelijk dat Arnaud bepaalde verpleegkundige handelingen delegeert mits de nodige opleiding, toezicht en evaluatie. Arnaud gaat aan de slag met zowel het opleiden van Jan als van Mieke. Alles wordt zorgvuldig genoteerd in het patiëntendossier, alsook de toestemming van Antoon. De VVAZ van het thuiszorgteam volgt zo mee op.

Arnaud komt hierna nog één keer langs per maand zowel op school als thuis en is steeds bereikbaar bij vragen of problemen. Arnaud volgt op deze manier de gezondheid van Antoon nauw op.

Op dit moment is er nog geen nomenclatuur voorzien voor de handelingen die Arnaud als thuisverpleegkundige stelt. Hier wordt koortsachtig aan gewerkt binnen de muren van het RIZIV.

Bekwame helper

  • Buiten een zorginstelling, in het dagelijkse leven in tijdelijke en/of uitzonderlijke omstandigheden voor één welbepaalde patiënt.
  • Met toestemming van de zorgvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
  • Met opleiding en instructie door arts of verpleegkundige: welke verstrekking, de duur, welke patiënt, uitschrijver, waarschuwingscriteria en regeling voor overleg en (her)evaluatie.
  • Regelmatige herevaluatie van de situatie en de gezondheidstoestand van de patiënt.
  • Voor bepaalde handelingen:
    • parameters opnemen
    • hygiënische zorgen
    • functionele houding met technische hulpmiddelen
    • voedsel- en vochttoediening
    • meting glycemie
    • aspireren
    • subcutane medicatietoediening
    • O2-toediening
    • decubituspreventiemaatregelen
    • condoomkatheter
    • urinezak
    • TED-kousen
    • maatregelen om lichamelijke letsels te voorkomen (valpreventie)
    • urinaire autosondage
    • enterale vocht- en voedseltoediening
    • gecontroleerde en geassisteerde niet-invasieve beademing


Tarieven afficheren verplicht voor zelfstandige thuisverpleegkundigen

Wanneer een patiënt zorg krijgt, is het uiteraard belangrijk dat hij in de eerste plaats weet wat hij moet betalen en daarmee een geïnformeerde beslissing kan nemen over de behandeling. Daarom is het ook als zelfstandige thuisverpleegkundige in sommige gevallen verplicht om je tarieven te afficheren of vooraf kenbaar te maken aan je patiënten. Hoe dit precies in zijn werk gaat, lichten we hieronder toe.

Met de wet van 27 oktober 2021 werd voorzien in een verplichting voor zorgverleners om de tarieven van hun meest gangbare vergoedbare verstrekkingen te afficheren. Ook zelfstandige thuisverpleegkundigen die zorgen verlenen in een praktijkruimte vallen onder deze wet. Het RIZIV ontwikkelde, in samenwerking met de sector, affiches om patiënten gemakkelijk te informeren over de prijs van de meest gebruikelijke verstrekkingen.

Welke thuisverpleegkundigen moeten afficheren?

Voor zelfstandige thuisverpleegkundigen is het afficheren van hun tarieven enkel verplicht als ze zorgen verstrekken in een praktijkruimte. De affiche die door het RIZIV ter beschikking wordt gesteld en die sinds 1 maart 2024 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd, bevat namelijk enkel de tarieven voor in de praktijkruimte.

Waar moet je afficheren?

Heb je een eigen praktijkruimte? Dan komt de affiche daar. Werk je op ambulante basis in een ziekenhuis of in een kabinet? Dan moet in elke praktijkruimte waar handelingen gesteld worden door een zelfstandige verpleegkundige een affiche opgehangen worden. Je kan er wel voor kiezen de affiche elektronisch weer te geven, zoals op een tv-scherm. Ook op je website moet je de affiche weergeven, of een link ernaartoe.

Welke informatie moet op de affiche staan?

De affiches bevatten informatie die je duidelijk en voorafgaand aan een verstrekking aan patiënten moet geven over de meest voorkomende verstrekkingen binnen je opdracht.

De bedragen per verstrekking van:

  • de tussenkomst van de verplichte ziekteverzekering;
  • het remgeld;
  • het maximumsupplement (indien van toepassing);
  • het totaal van deze bedragen.

Je moet zelf ook de volgende gegevens invullen:

  • conventiestatus (volledig of niet geconventioneerd);
  • voor zorgverleners die in medische huizen werken: de kosten van zorg die wordt verstrekt als onderdeel van het forfaitaire bedrag.

Zelf zaken toevoegen op de affiche mag, maar maak het niet te ingewikkeld.

Waar vind je deze affiches?

Verschillende affiches voor al dan niet geconventioneerde verpleegkundigen vind je op de website van het RIZIV, alsook een lijst met veelgestelde vragen en antwoorden.


Thuisverpleegkundige lanceert handige opberghulp

Bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen werden de eerste All-in-the-box auto-opberghulpen voor thuisverpleegkundigen in gebruik genomen. Het concept van de tool ontstond in eigen huis. Thuisverpleegkundige Veerle Van Overschelde zette haar idee om in een concrete realisatie in samenwerking met verschillende experts en met ondersteuning vanuit het Wit-Gele Kruis. De toepassing maakt het werk voor thuisverpleegkundigen een pak efficiënter en wordt dan ook warm onthaald.

De steeds complexere zorgvragen maken dat thuisverpleegkundigen meer medisch verpleegmateriaal meenemen op hun rondes. Het is niet evident dit veilig en gestructureerd op te bergen in dozen en tassen in kofferruimtes of op de achterbank. Thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis in Diksmuide Veerle Van Overschelde benoemde dit probleem en formuleerde meteen een mogelijke oplossing: een handige auto-opberghulp.

Cocreatie tussen gespecialiseerde partners

Veerle: “Met deze handige opberghulp bewaren verpleegkundigen goed het overzicht en volgen ze in een oogwenk de stock of staat van hun materialen op. Zo vermijden we ook dat producten vervallen.” Het idee van Veerle werd met ondersteuning van studenten productontwikkeling van Howest en de Universiteit Antwerpen verder uitgewerkt. Het finale resultaat werd opgepikt door Verhaert Masters in Innovation dat het concept omzette in vier prototypes. Die werden vervolgens uitgebreid getest door thuisverpleegkundigen en zorgkundigen. Zij schoven één opberghulp naar voren als meest efficiënte model: overzichtelijk, praktisch en hygiënisch. De ontwerptekening voor deze opberghulp kwam vervolgens bij het Brugse maatwerkbedrijf SOBO terecht. De medewerkers daar zetten trots de eerste 600 exemplaren van de All-in-the-box auto-opberghulp in elkaar.

Bottom-up innovatie

Veerle: “De lancering van deze opberghulp rekende eind 2023 op heel wat interesse. De eerste thuisverpleegkundigen ontvingen hun All-in-the-box met een brede glimlach. Sommigen zijn meteen enthousiast, anderen moeten even wennen aan de nieuwe manier van stockeren. Ik ben heel fier dat ik het verschil kan maken voor mijn collega’s.” Voor het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen zijn realisaties als deze essentieel omdat ze de thuisverpleegkundige optimaal ondersteunen in het dagelijkse werk. Zeker wanneer de ideeën vanuit het werkveld zelf komen. Daarom lanceerde de organisatie het ODIN-project om bottom-up innovatie aan te moedigen.

Vervolg op komst?

Via ODIN kregen twaalf verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen en vier van De Lovie vzw de kans om zelf innovatieve oplossingen te bedenken voor problemen in het werkveld. Een van de Odiniers was Claude Mouvet. De Oostendse thuisverpleegkundige heeft ook een All-in-the-box in zijn wagen en de tool inspireerde hem om een stapje verder te gaan. Claude: “Tijdens het ODIN-innovatieproject werkte ik aan een ergonomische opbergtas die in principe mooi kan aansluiten op de auto-opberghulp. Door de inhoud volgens dezelfde labels en kleurcodes in te delen in compacte setjes krijgen we een beter overzicht in de tas en vermijden we rug- en nekklachten. Vooral voor verpleegkundigen die vaak te voet of met de fiets op pad zijn, is dit een handige aanvulling. Maar zover zijn we nog niet. Het prototype dat we ontwikkelden tijdens het project bestaat en er is wel degelijk interesse vanuit andere organisaties in het concept. Nu is het afwachten wat de toekomst brengt.”


Competentiekader voor ziektepreventie in de eerste lijn

Door de toename van het aantal chronisch zieken en door meer aandacht voor een gezonde levensstijl neemt ook het belang van ziektepreventie en gezondheidsbevordering toe. Een van de essentiële schakels hierbij is de eerste lijn. Daarom onderzocht het PROPELLER-project in welke mate de huidige opleidingen de nodige kennis bijbrengen aan eerstelijnszorgverleners om hiermee aan de slag te gaan.

Samen met de UCLouvain en het Vlaams Instituut Gezond Leven startte de Universiteit Antwerpen in januari 2022 het onderzoeksproject Gezondheidspromotie en ziektepreventie in de opleidingen voor de eerste lijn: een Belgisch kader vanuit Europese richtlijnen (PROPELLER). Het doel was om na te gaan in hoeverre de Belgische opleidingen voldoende kennis en capaciteiten aanbrengen bij de eerste lijn om aan ziektepreventie en gezondheidsbevordering te doen. Eind november 2023 stelde het team zijn eindrapport voor.

“Daaruit blijkt dat er wel degelijk hiaten zijn in die opleidingen. Zo viel bijvoorbeeld op dat er weinig focus is op praktijkgericht onderwijs hieromtrent. Nochtans is er wel aandacht voor preventie en de principes van gezondheidsbevordering”, vertelt professor Josefien van Olmen van de Universiteit Antwerpen. “In ons rapport geven we aanbevelingen en concrete stappen mee om zaken te veranderen. Tijdens de eerstelijnsconferentie van BeHive en de Academie Voor De Eerste Lijn hebben we onze bevindingen voorgesteld.”

Belgisch referentiekader

PROPELLER werkte een Belgisch competentiekader uit voor de beroepen in de eerste lijn. Dit omvat veertien kerncompetenties rond het bevorderen van de gezondheid en het voorkomen van ziekte. Deze variëren van ethische waarden over gezondheidsthema’s tot pleitbezorging en leiderschap. Vervolgens werd dit kader afgetoetst bij zo’n 43 onderwijsinstellingen in Vlaanderen en Wallonië.

Josefien: “Uit de resultaten blijkt dat de algemene kennis en principes voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie wel opgenomen zijn in de huidige eerstelijnsopleidingen in België. Daartegenover staat dan weer dat concrete thema’s, zoals fysieke activiteit, mentale of seksuele gezondheid en vaccinatie, niet standaard aan bod komen. Ook competenties rond leiderschap, pleitbezorging, wetgeving en beleid, en samenwerken met overheidsinstanties zijn onderbelicht. Onderwijsinstellingen zetten wel in op kennis, maar te weinig op de toepassing ervan. Er is dus een shift in mindset nodig rond preventie en gezondheidsbevordering in de eerste lijn.”

Betere samenwerking onderwijs en werkveld

Naast het competentiekader ontwikkelde PROPELLER een aantal strategieën en acties via co-creatiesessies en een Delphi-studie. Deze laten toe om op korte en middellange termijn de eerstelijnsopleidingen richting preventie en gezondheidsbevordering vorm te geven. “De curricula zitten vandaag natuurlijk al erg vol. Toch valt het belang van de voorgestelde kerncompetenties niet te onderschatten”, aldus Josefien. “Hoe meer een eerstelijnszorgverlener aan preventie kan doen, hoe beter voor het volledige zorgnetwerk. Zorgverleners moeten een bredere kijk hebben op gezondheid, niet alleen individuele aspecten in acht nemen maar ook bepaalde omgevingsaspecten zoals geluid en luchtvervuiling. Door deze aanpak beter te integreren in het onderwijs en het beleid wint iedereen op de lange termijn.”

Een van de acties die concreet wordt, is het organiseren van een jaarlijkse netwerkdag. Daarnaast pleit PROPELLER voor meer betrokkenheid tussen de onderwijsinstellingen en de zorgsector. “Tot slot is het noodzakelijk meer praktijkgericht te werken tijdens de opleidingen en ook de continuïteit tussen de basisscholingen en nascholingen te bewaren.”


Wat betekent patiëntenparticipatie voor de patiënt in de thuiszorg?

De betrokkenheid van patiënten is bepalend voor de kwaliteit van zorg. Wat zijn hun ervaringen, verwachtingen en behoeften met betrekking tot patiëntenparticipatie in de thuiszorg? Met die vraag gingen onderzoekers van het Wit-Gele Kruis, enkele academici en  het Centre of Excellence Patiëntenparticipatie aan de slag. Van januari tot november 2019 namen ze interviews af bij patiënten met een chronische zorgproblematiek die thuiszorg krijgen via de vijf provinciale Wit-Gele Kruiswerkingen. De inzichten uit dit onderzoek[1] kunnen resulteren in interventies waar zowel patiënten als zorgverleners en leidinggevenden voordeel uit halen.

Patiëntenparticipatie start zodra een persoon patiënt wordt en zorgverlening aan huis krijgt. De precieze invulling ervan is veranderlijk en hangt af van verschillende componenten, zoals de ervaring van het patiënt zijn, de interactie tussen patiënt en professionele zorgverlener en hun eigen persoonlijkheden. Centraal binnen de betekenis van patiëntenparticipatie is dat patiënten als persoon beschouwd en gerespecteerd willen worden door onder meer aangepaste zorg te krijgen. Ze willen erkenning van hun zorgnoden en willen zich geen last voelen voor de zorgverleners. De interviews tonen aan dat patiëntenparticipatie in de thuiszorg zich vooral situeert op het microniveau en in de een-op-een relatie tussen patiënten en hun zorgverleners. In tweede instantie, en afhankelijk van de patiënt en zijn of haar netwerk, is de mantelzorger mee betrokken.

Uit het onderzoek blijkt dat patiënten vooral gericht zijn op het krijgen van gepaste zorg. Ze omschrijven dit als zorg die ze nodig hebben om te herstellen of te compenseren wat ze zelf niet kunnen. Ze waarderen vriendelijke, beleefde zorgverleners die aandacht hebben voor hun noden en die hun privacy respecteren. Patiënten hebben bepaalde verwachtingen ten aanzien van patiëntenparticipatie. Ze willen namelijk niet de indruk krijgen dat ze zorgverleners tot last zijn. Daarnaast is het voor patiënten niet eenvoudig om hun verwachtingen duidelijk en concreet te maken. Het concept patiëntenparticipatie is niet ingeburgerd bij patiënten.

Reactieve participatie

Door hun afhankelijkheidspositie is het voor patiënten moeilijk om een evenwaardige relatie met zorgverleners op te bouwen. Patiënten kiezen, zoeken en tasten af welke rol ze kunnen opnemen afhankelijk van de persoon die voor hen staat en in functie van wat ze willen bekomen. Ze zoeken strategieën om over hun problemen of ongemakken te communiceren met de zorgverlener en streven naar een juiste balans tussen de professionele expertise van de verpleegkundige, hun ervaringsdeskundigheid en de rol die ze kunnen opnemen. Het resultaat? Pas als ze er echt reden toe hebben, zoals bijvoorbeeld bij pijn, zullen ze zich mengen in hun eigen zorg.

Uit de interviews blijkt dat er niet proactief aan patiëntenparticipatie gedaan wordt. Er is een reactieve participatie. Dit betekent dat patiënten pas reageren als ze geconfronteerd worden met vermijdbaar leed die door de zorg of het gebrek eraan ontstaat of als hun levenskwaliteit door de zorg in het gedrang komt. Eerdere ervaringen met zorgverleners spelen hierbij een belangrijke rol. Bij eerdere negatieve ervaringen met zorgverleners, kruipen patiënten in hun schulp.

Zorgverleners zijn vaak de motor om tot patiëntenparticipatie te komen. Zij die patiënten beluisteren, die vriendelijk en betrokken zijn en die hen de indruk geven tijd te hebben ondanks de drukte, creëren een evenwaardige relatie waarin patiëntenparticipatie alle kansen krijgt. Zo spelen zorgverleners een cruciale rol in het creëren van een stimulerende omgeving waarin patiënten actief kunnen participeren in hun zorg en waarbij zorgverleners hen daarin proactief ondersteunen.

[1] The experiences, needs and expectations of patients regarding participation at home: a explorative study. Scheepmans, K. (shared first author), Anthierens, S (shared first author), De Coster, U., Paquay L , De Vliegher, K. ,Verhaeghe, S; representatives of the Centre of Excellence Patient Participation Group. International Journal of Community Nursing (2023) Vol 38


Thuisverpleegkundigen kunnen voortaan registreren in Vaccinnet

Sinds de wet van 28 februari 2016 is het voorbereiden en toedienen van een vaccin een B2-handeling voor verpleegkundigen. Pas zeven jaar later hebben thuisverpleegkundigen toegang tot Vaccinnet om er de toegediende vaccins te registeren. Via dit platform kunnen vaccins enerzijds besteld en verdeeld worden en anderzijds op een veilige manier geregistreerd worden. Ivan Bauwmans geeft tekst en uitleg bij deze belangrijke ontwikkeling.

Toen het voorbereiden en toedienen van vaccins wettelijk verankerd werd voor verpleegkundigen, was er vooral nood aan duidelijkheid over wat wel en niet mocht gebeuren door een verpleegkundige. “Die hadden bijna een bestelwagen nodig om tot bij hun patiënten te geraken”, zegt Ivan Bauwmans. “Huisartsen wilden toen dat verpleegkundigen heel wat overbodig materiaal meenamen om anafylaxie te vermijden. Door zelf op zoek te gaan naar relevante evidencebased informatie zagen we dat dit risico bij vaccinaties heel klein is. In plaats van verpleegkundigen op pad te sturen met een overvloed aan materialen, vonden we het nuttiger om te voorzien in een kwalitatieve opleiding.” Zelf is Ivan spoedverpleegkundige, lid van de werkgroep Kritieke Diensten en zetelt hij voor NETWERK VERPLEEGKUNDE in de raad van beheer van onder meer de Vaccinatiekoepel, Rampenmanagement en in de Belgische reanimatieraad. Samen met de JAG (Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE) leverde hij pionierswerk in opleidingen rond vaccineren voor verpleegkundigen. “Nadat verpleegkundigen eenmalig een basisopleiding afronden en jaarlijks een BLS-opleiding volgen en zich bijscholen over de alarmsignalen van anafylaxie, dan mag er gevaccineerd worden.”

Die opleidingen hoeven niet te gebeuren in een beëdigd opleidingscentrum. Toch is de opleiding die NETWERK VERPLEEGKUNDE toen in het leven riep, uniek in zijn soort. “We zagen dat delen van de cursus hier en daar hernomen werden. Tijdens covid en de vaccinatiecentra werd het zelfs de leidraad om te vaccineren”, vertelt Ivan. “Zo hebben we duizenden verpleegkundigen opgeleid.”

Meer transparantie

Alle toegediende vaccinaties moeten zo correct mogelijk geregistreerd worden in Vaccinnet. Dat vindt de Vlaamse overheid belangrijk voor zowel de bevolking als voor het opvolgen van het vaccinatiebeleid. Tot voor kort was dit enkel mogelijk door artsen, huisartsen in opleiding, assistent-specialisten of door administratieve medewerkers in groepspraktijken onder delegatie van de arts. “In sommige gevallen, zoals op de medische dienst van bedrijven, kon de arts een verpleegkundige aan zijn account laten toevoegen om de vaccinaties te registreren, maar meestal moest de verpleegkundige rapporteren aan de arts wie welk vaccin gekregen had”, zegt Ivan. “Dat is niet efficiënt werken.”

Sinds 19 september 2023 is een handleiding beschikbaar voor thuisverpleegkundigen en zelfstandige vroedkundigen om zich te registreren op Vaccinnet. Die registratie is sinds 21 september ook effectief mogelijk. Dat verloopt via twee pistes. Zo heb je de individuele, zelfstandige thuisverpleegkundige of vroedkundige die naar Vaccinnet surft en de stappen voor een aanvraag doorloopt. Enkele uren later is die aanvraag goed- of afgekeurd en kan je inloggen en registreren. Daarnaast zijn er de groepspraktijken van thuisverpleegkundigen. Zij vragen met de gegevens van de praktijk bij de hand toegang via laatjevaccineren.be. Vervolgens ontvangen ze een toegangslink voor Vaccinnet waar de verantwoordelijke de verpleegkundigen, die in de praktijk werken, kan registeren. “Dit is een belangrijke stap voor de thuiszorg. Niet alleen omdat we met z’n allen langer thuis willen wonen en verzorgd worden, maar ook om de administratieve last bij huisartsen weg te nemen en efficiënter te werken. Of je als verpleegkundige het vaccin registreert in het verpleegdossier of in Vaccinnet, dat lijkt me hetzelfde. Waarschijnlijk zal binnenkort zelfs een koppeling tussen de softwarepakketten mogelijk zijn. Zo zal vaccineren transparanter verlopen.”


Hoe zit het RIZIV precies in elkaar?

We kennen het RIZIV of het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering allemaal, maar weten we ook hoe deze instantie precies functioneert? We leggen je graag uit hoe de structuur van diensten en organen eruitziet.

Het RIZIV telt zes diensten, waarvan vijf operationele diensten en één algemeen ondersteunende dienst. Elke dienst heeft een eigen administratieve structuur. Het gaat dan om de Dienst voor geneeskundige verzorging, Dienst voor uitkeringen, Dienst voor Geneeskundige evaluatie en controle (DGEC), Dienst voor administratieve controle en het Fonds voor Medische Ongevallen (FMO).

Daarnaast heeft het RIZIV ook verschillende beheers- en/of technische organen. Die helpen de diensten bij het beheer van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de toepassing van de reglementering op de medische ongevallen. Het algemeen beheerscomité is het overkoepelend orgaan van het RIZIV voor alle bevoegdheden.

Voor thuisverpleegkundigen

Het belangrijkste orgaan voor thuisverpleegkundigen is dat van de Dienst Geneeskundige Verzorging. Daar vind je overeenkomstencommissies per beroepsgroep en is ruimte voor overleg tussen onder meer verpleegkundigen en de verzekeringsinstellingen. In die commissie is plaats voor acht vertegenwoordigers van de mutualiteiten en acht vertegenwoordigers uit de thuisverpleegkunde. Er zijn voor beide groepen ook acht plaatsvervangers aangeduid.

Kan je als thuisverpleegkundige dan zomaar aansluiten bij deze commissie? Neen, deze acht mandaten zijn duidelijk onderverdeeld. De eerste vier zijn voorbehouden aan vertegenwoordigers van de diensten voor thuisverpleging. Het gaat vaak om verpleegkundigen waarvan er twee aangeduid worden door de Vlaamse Federatie van Diensten voor Thuisverpleging en twee door de Waalse tegenhanger Confédération des centres de coordination de soins et services à domicile. Daarnaast gaan er nog twee zetels naar de Vlaamse Federatie van Diensten voor Thuisverpleging (VFDT). Eén daarvan is voor het Wit-Gele Kruis, één voor i-mens. In Wallonië gaat het om één zetel voor de Fédération d’Aide & Soins à Domicile (FASD) en één voor de Fédération des Centres de Services à Domicile (FCSD).

Vertegenwoordiging door beroepsorganisaties

De overige vier mandaten zijn voor beroepsorganisaties en organisaties van zelfstandige verpleegkundigen. Zelfstandige thuisverpleegkundigen worden om de vier jaar als het ware verkozen door een telling via de beroepsorganisaties. Zo worden vier werkende en vier plaatsvervangende leden aangeduid. Taal speelt hier geen rol.

Twee zetels gaan naar Expertise Verpleegkundigen Infirmiers Thuis à domicile, ook gekend als e-Vita. NETWERK VERPLEEGKUNDE, VBZV, CTP, ZorgConnect, VP+ en Korian Homecare maken deel uit van dit kartel. Een mandaat gaat naar een lid van het KZTV – Kartel – zelfstandige thuisverpleging, met onder meer i-mens, Care-Support, Onze Zorg en Mederi. Een laatste mandaat gaat naar Onze Thuisverpleging. Er is nog een vierde erkend kartel, namelijk Consortium des infirmières & infirmiers indépendants francophones et germanophones, maar zij hebben niet genoeg effectieve leden voor een zetel in de overeenkomstencommissie.


Bij rouwen hoort ook genieten van mooie momenten

In de ruime regio rond Antwerpen biedt MOPA vzw laagdrempelige en betrouwbare ondersteuning aan palliatieve patiënten met een migratieachtergond en hun naasten. De vzw rekent op een jarenlange ervaring binnen interculturele rouwbegeleiding wat leidt tot een intensieve en structurele samenwerking met de zorgsector. Door het uitbouwen van een expertise- en kenniscentrum verspreidt de warme missie van MOPA zich stilaan over de rest van het land.

MOPA vzw is een Antwerpse organisatie die instaat voor de ondersteuning en begeleiding van palliatieve patiënten met een migratieachtergrond en hun naasten op een holistische manier. De vzw werkt taboedoorbrekend door de interculturele verschillen binnen levenseindezorg ruimte te geven. Coördinator Latifa Chebaa licht samen met haar twee stafmedewerkers Saida Chebaa en Souraya hun werking, visie en missie toe. Latifa: “Palliatieve zorg begint vanaf het moment dat patiënten te horen krijgen dat ze niet meer zullen genezen. Met MOPA begeleiden we hen en hun naasten vanaf dat slechtnieuwsgesprek tot ruim een jaar na het overlijden. Tijdens die periode bieden we psychosociale ondersteuning, blijven we de patiënt goed informeren over het eigen ziekteproces, maken we hem/haar wegwijs in het huidige zorglandschap, verwijzen we door naar andere organisaties, fungeren we als brug vanuit het ziekenhuis naar een thuissituatie, nemen we administratieve taken op ons, bespreken we laatste wensen bespreken en nog zoveel meer.”

Voor MOPA vzw vraagt optimale palliatieve zorg de juiste communicatie en een goede kennis van de cultuur van de patiënt en zijn familie. De vrijwilligers van MOPA ondersteunen de professionele hulpverlener doordat ze de cultuurgevoelige gebruiken zoals taal, traditie en religie kennen. “Ze bemiddelen, maken patiënten wegwijs in het huidig zorglandschap en voeren gesprekken over levenseindethema’s vanuit vertrouwen en volgens de geldende protocollen. Door die ondersteuning krijgen hulpverleners sneller en beter toegang tot de families. Ze hebben meer inzicht in en begrip voor de interculturele verschillen waardoor er minder misverstanden en frustraties zijn. Dit komt de zorg ten goede.”

Expertise in interculturele rouwbegeleiding delen

De nood aan palliatieve ondersteuning bij patiënten met een migratieachtergrond is zeer groot. Om met bepaalde hulpvragen van start te gaan is het nodig om ook ruimte te maken voor de culturele of de religieuze achtergrond van de patiënt. Er is een tekort aan handvaten om de patiënt echt helemaal op maat te benaderen. Met zijn jarenlange aanwezigheid en bewezen expertise rekent MOPA op waardering en vertrouwen in de zorgsector. Daardoor richtte MOPA een nieuw kennis- en expertisecentrum op, SAMEN IN vzw. MOPA is actief in het werkveld en geeft ook informatie door tijdens begeleidingen en bij specifieke casussen. SAMEN IN is meer algemeen, met als hoofddoel te sensibiliseren en zorgverleners meer handvaten te geven om cultuursensitieve zorg mogelijk te maken.

Saida: “Hoewel in sommige steden bijna de helft van de bevolking een migratieachtergrond heeft, kent Vlaanderen nog steeds een nijpend tekort aan interculturele consulenten met palliatieve expertise. We willen onze kennis dus delen. We doen dit enerzijds de doelgroep te sensibiliseren: Welke organisaties of diensten bestaan er? Welke hulp kan ik inschakelen?  Wat komt allemaal bij een overlijden kijken? Anderzijds organiseren we opleidingen voor ziekenhuizen en zorgpersoneel. Dit werpt zijn vruchten af. Onder andere in Sint-Niklaas bestaat intussen een soortgelijk initiatief, Samen IN, dat we mee opstartten en helpen ondersteunen.”

Voldoende aandacht voor netwerk

Behalve de palliatieve patiënten zelf en ondersteuning bieden aan zorgprofessionals, is de derde belangrijkste pijler van MOPA het begeleiden van het netwerk van de zorgvrager.  “Een mama met jonge kinderen was terminaal ziek. De kinderen wisten dat wel, maar waren niet op de hoogte van de ernst en werden te weinig betrokken”, geeft Latifa als voorbeeld. “Na het overlijden stelden de kinderen ‘problematisch gedrag’ op school waardoor ze in een tuchtprocedure terechtkwamen. Nadien bleek dat de school niet op de hoogte was van het overlijden van de mama en de kinderen dus niet correct konden opvangen. Dit hadden we kunnen vermijden. Of we begeleiden iemand in de gevangenis bij het rouwen om een overledene door te bemiddelen met instanties. Rouwen doe je niet alleen. Je hebt tijd en helpende handen nodig. Door ondersteuning te bieden voor, tijdens en na het overlijden, blijft er voor de naasten meer tijd over om nog te genieten van mooie momenten in plaats van alleen maar met de dood bezig te zijn.”