Thuisverpleegkundige lanceert handige opberghulp

Bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen werden de eerste All-in-the-box auto-opberghulpen voor thuisverpleegkundigen in gebruik genomen. Het concept van de tool ontstond in eigen huis. Thuisverpleegkundige Veerle Van Overschelde zette haar idee om in een concrete realisatie in samenwerking met verschillende experts en met ondersteuning vanuit het Wit-Gele Kruis. De toepassing maakt het werk voor thuisverpleegkundigen een pak efficiënter en wordt dan ook warm onthaald.

De steeds complexere zorgvragen maken dat thuisverpleegkundigen meer medisch verpleegmateriaal meenemen op hun rondes. Het is niet evident dit veilig en gestructureerd op te bergen in dozen en tassen in kofferruimtes of op de achterbank. Thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis in Diksmuide Veerle Van Overschelde benoemde dit probleem en formuleerde meteen een mogelijke oplossing: een handige auto-opberghulp.

Cocreatie tussen gespecialiseerde partners

Veerle: “Met deze handige opberghulp bewaren verpleegkundigen goed het overzicht en volgen ze in een oogwenk de stock of staat van hun materialen op. Zo vermijden we ook dat producten vervallen.” Het idee van Veerle werd met ondersteuning van studenten productontwikkeling van Howest en de Universiteit Antwerpen verder uitgewerkt. Het finale resultaat werd opgepikt door Verhaert Masters in Innovation dat het concept omzette in vier prototypes. Die werden vervolgens uitgebreid getest door thuisverpleegkundigen en zorgkundigen. Zij schoven één opberghulp naar voren als meest efficiënte model: overzichtelijk, praktisch en hygiënisch. De ontwerptekening voor deze opberghulp kwam vervolgens bij het Brugse maatwerkbedrijf SOBO terecht. De medewerkers daar zetten trots de eerste 600 exemplaren van de All-in-the-box auto-opberghulp in elkaar.

Bottom-up innovatie

Veerle: “De lancering van deze opberghulp rekende eind 2023 op heel wat interesse. De eerste thuisverpleegkundigen ontvingen hun All-in-the-box met een brede glimlach. Sommigen zijn meteen enthousiast, anderen moeten even wennen aan de nieuwe manier van stockeren. Ik ben heel fier dat ik het verschil kan maken voor mijn collega’s.” Voor het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen zijn realisaties als deze essentieel omdat ze de thuisverpleegkundige optimaal ondersteunen in het dagelijkse werk. Zeker wanneer de ideeën vanuit het werkveld zelf komen. Daarom lanceerde de organisatie het ODIN-project om bottom-up innovatie aan te moedigen.

Vervolg op komst?

Via ODIN kregen twaalf verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen en vier van De Lovie vzw de kans om zelf innovatieve oplossingen te bedenken voor problemen in het werkveld. Een van de Odiniers was Claude Mouvet. De Oostendse thuisverpleegkundige heeft ook een All-in-the-box in zijn wagen en de tool inspireerde hem om een stapje verder te gaan. Claude: “Tijdens het ODIN-innovatieproject werkte ik aan een ergonomische opbergtas die in principe mooi kan aansluiten op de auto-opberghulp. Door de inhoud volgens dezelfde labels en kleurcodes in te delen in compacte setjes krijgen we een beter overzicht in de tas en vermijden we rug- en nekklachten. Vooral voor verpleegkundigen die vaak te voet of met de fiets op pad zijn, is dit een handige aanvulling. Maar zover zijn we nog niet. Het prototype dat we ontwikkelden tijdens het project bestaat en er is wel degelijk interesse vanuit andere organisaties in het concept. Nu is het afwachten wat de toekomst brengt.”


Competentiekader voor ziektepreventie in de eerste lijn

Door de toename van het aantal chronisch zieken en door meer aandacht voor een gezonde levensstijl neemt ook het belang van ziektepreventie en gezondheidsbevordering toe. Een van de essentiële schakels hierbij is de eerste lijn. Daarom onderzocht het PROPELLER-project in welke mate de huidige opleidingen de nodige kennis bijbrengen aan eerstelijnszorgverleners om hiermee aan de slag te gaan.

Samen met de UCLouvain en het Vlaams Instituut Gezond Leven startte de Universiteit Antwerpen in januari 2022 het onderzoeksproject Gezondheidspromotie en ziektepreventie in de opleidingen voor de eerste lijn: een Belgisch kader vanuit Europese richtlijnen (PROPELLER). Het doel was om na te gaan in hoeverre de Belgische opleidingen voldoende kennis en capaciteiten aanbrengen bij de eerste lijn om aan ziektepreventie en gezondheidsbevordering te doen. Eind november 2023 stelde het team zijn eindrapport voor.

“Daaruit blijkt dat er wel degelijk hiaten zijn in die opleidingen. Zo viel bijvoorbeeld op dat er weinig focus is op praktijkgericht onderwijs hieromtrent. Nochtans is er wel aandacht voor preventie en de principes van gezondheidsbevordering”, vertelt professor Josefien van Olmen van de Universiteit Antwerpen. “In ons rapport geven we aanbevelingen en concrete stappen mee om zaken te veranderen. Tijdens de eerstelijnsconferentie van BeHive en de Academie Voor De Eerste Lijn hebben we onze bevindingen voorgesteld.”

Belgisch referentiekader

PROPELLER werkte een Belgisch competentiekader uit voor de beroepen in de eerste lijn. Dit omvat veertien kerncompetenties rond het bevorderen van de gezondheid en het voorkomen van ziekte. Deze variëren van ethische waarden over gezondheidsthema’s tot pleitbezorging en leiderschap. Vervolgens werd dit kader afgetoetst bij zo’n 43 onderwijsinstellingen in Vlaanderen en Wallonië.

Josefien: “Uit de resultaten blijkt dat de algemene kennis en principes voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie wel opgenomen zijn in de huidige eerstelijnsopleidingen in België. Daartegenover staat dan weer dat concrete thema’s, zoals fysieke activiteit, mentale of seksuele gezondheid en vaccinatie, niet standaard aan bod komen. Ook competenties rond leiderschap, pleitbezorging, wetgeving en beleid, en samenwerken met overheidsinstanties zijn onderbelicht. Onderwijsinstellingen zetten wel in op kennis, maar te weinig op de toepassing ervan. Er is dus een shift in mindset nodig rond preventie en gezondheidsbevordering in de eerste lijn.”

Betere samenwerking onderwijs en werkveld

Naast het competentiekader ontwikkelde PROPELLER een aantal strategieën en acties via co-creatiesessies en een Delphi-studie. Deze laten toe om op korte en middellange termijn de eerstelijnsopleidingen richting preventie en gezondheidsbevordering vorm te geven. “De curricula zitten vandaag natuurlijk al erg vol. Toch valt het belang van de voorgestelde kerncompetenties niet te onderschatten”, aldus Josefien. “Hoe meer een eerstelijnszorgverlener aan preventie kan doen, hoe beter voor het volledige zorgnetwerk. Zorgverleners moeten een bredere kijk hebben op gezondheid, niet alleen individuele aspecten in acht nemen maar ook bepaalde omgevingsaspecten zoals geluid en luchtvervuiling. Door deze aanpak beter te integreren in het onderwijs en het beleid wint iedereen op de lange termijn.”

Een van de acties die concreet wordt, is het organiseren van een jaarlijkse netwerkdag. Daarnaast pleit PROPELLER voor meer betrokkenheid tussen de onderwijsinstellingen en de zorgsector. “Tot slot is het noodzakelijk meer praktijkgericht te werken tijdens de opleidingen en ook de continuïteit tussen de basisscholingen en nascholingen te bewaren.”


Wat betekent patiëntenparticipatie voor de patiënt in de thuiszorg?

De betrokkenheid van patiënten is bepalend voor de kwaliteit van zorg. Wat zijn hun ervaringen, verwachtingen en behoeften met betrekking tot patiëntenparticipatie in de thuiszorg? Met die vraag gingen onderzoekers van het Wit-Gele Kruis, enkele academici en  het Centre of Excellence Patiëntenparticipatie aan de slag. Van januari tot november 2019 namen ze interviews af bij patiënten met een chronische zorgproblematiek die thuiszorg krijgen via de vijf provinciale Wit-Gele Kruiswerkingen. De inzichten uit dit onderzoek[1] kunnen resulteren in interventies waar zowel patiënten als zorgverleners en leidinggevenden voordeel uit halen.

Patiëntenparticipatie start zodra een persoon patiënt wordt en zorgverlening aan huis krijgt. De precieze invulling ervan is veranderlijk en hangt af van verschillende componenten, zoals de ervaring van het patiënt zijn, de interactie tussen patiënt en professionele zorgverlener en hun eigen persoonlijkheden. Centraal binnen de betekenis van patiëntenparticipatie is dat patiënten als persoon beschouwd en gerespecteerd willen worden door onder meer aangepaste zorg te krijgen. Ze willen erkenning van hun zorgnoden en willen zich geen last voelen voor de zorgverleners. De interviews tonen aan dat patiëntenparticipatie in de thuiszorg zich vooral situeert op het microniveau en in de een-op-een relatie tussen patiënten en hun zorgverleners. In tweede instantie, en afhankelijk van de patiënt en zijn of haar netwerk, is de mantelzorger mee betrokken.

Uit het onderzoek blijkt dat patiënten vooral gericht zijn op het krijgen van gepaste zorg. Ze omschrijven dit als zorg die ze nodig hebben om te herstellen of te compenseren wat ze zelf niet kunnen. Ze waarderen vriendelijke, beleefde zorgverleners die aandacht hebben voor hun noden en die hun privacy respecteren. Patiënten hebben bepaalde verwachtingen ten aanzien van patiëntenparticipatie. Ze willen namelijk niet de indruk krijgen dat ze zorgverleners tot last zijn. Daarnaast is het voor patiënten niet eenvoudig om hun verwachtingen duidelijk en concreet te maken. Het concept patiëntenparticipatie is niet ingeburgerd bij patiënten.

Reactieve participatie

Door hun afhankelijkheidspositie is het voor patiënten moeilijk om een evenwaardige relatie met zorgverleners op te bouwen. Patiënten kiezen, zoeken en tasten af welke rol ze kunnen opnemen afhankelijk van de persoon die voor hen staat en in functie van wat ze willen bekomen. Ze zoeken strategieën om over hun problemen of ongemakken te communiceren met de zorgverlener en streven naar een juiste balans tussen de professionele expertise van de verpleegkundige, hun ervaringsdeskundigheid en de rol die ze kunnen opnemen. Het resultaat? Pas als ze er echt reden toe hebben, zoals bijvoorbeeld bij pijn, zullen ze zich mengen in hun eigen zorg.

Uit de interviews blijkt dat er niet proactief aan patiëntenparticipatie gedaan wordt. Er is een reactieve participatie. Dit betekent dat patiënten pas reageren als ze geconfronteerd worden met vermijdbaar leed die door de zorg of het gebrek eraan ontstaat of als hun levenskwaliteit door de zorg in het gedrang komt. Eerdere ervaringen met zorgverleners spelen hierbij een belangrijke rol. Bij eerdere negatieve ervaringen met zorgverleners, kruipen patiënten in hun schulp.

Zorgverleners zijn vaak de motor om tot patiëntenparticipatie te komen. Zij die patiënten beluisteren, die vriendelijk en betrokken zijn en die hen de indruk geven tijd te hebben ondanks de drukte, creëren een evenwaardige relatie waarin patiëntenparticipatie alle kansen krijgt. Zo spelen zorgverleners een cruciale rol in het creëren van een stimulerende omgeving waarin patiënten actief kunnen participeren in hun zorg en waarbij zorgverleners hen daarin proactief ondersteunen.

[1] The experiences, needs and expectations of patients regarding participation at home: a explorative study. Scheepmans, K. (shared first author), Anthierens, S (shared first author), De Coster, U., Paquay L , De Vliegher, K. ,Verhaeghe, S; representatives of the Centre of Excellence Patient Participation Group. International Journal of Community Nursing (2023) Vol 38


Thuisverpleegkundigen kunnen voortaan registreren in Vaccinnet

Sinds de wet van 28 februari 2016 is het voorbereiden en toedienen van een vaccin een B2-handeling voor verpleegkundigen. Pas zeven jaar later hebben thuisverpleegkundigen toegang tot Vaccinnet om er de toegediende vaccins te registeren. Via dit platform kunnen vaccins enerzijds besteld en verdeeld worden en anderzijds op een veilige manier geregistreerd worden. Ivan Bauwmans geeft tekst en uitleg bij deze belangrijke ontwikkeling.

Toen het voorbereiden en toedienen van vaccins wettelijk verankerd werd voor verpleegkundigen, was er vooral nood aan duidelijkheid over wat wel en niet mocht gebeuren door een verpleegkundige. “Die hadden bijna een bestelwagen nodig om tot bij hun patiënten te geraken”, zegt Ivan Bauwmans. “Huisartsen wilden toen dat verpleegkundigen heel wat overbodig materiaal meenamen om anafylaxie te vermijden. Door zelf op zoek te gaan naar relevante evidencebased informatie zagen we dat dit risico bij vaccinaties heel klein is. In plaats van verpleegkundigen op pad te sturen met een overvloed aan materialen, vonden we het nuttiger om te voorzien in een kwalitatieve opleiding.” Zelf is Ivan spoedverpleegkundige, lid van de werkgroep Kritieke Diensten en zetelt hij voor NETWERK VERPLEEGKUNDE in de raad van beheer van onder meer de Vaccinatiekoepel, Rampenmanagement en in de Belgische reanimatieraad. Samen met de JAG (Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE) leverde hij pionierswerk in opleidingen rond vaccineren voor verpleegkundigen. “Nadat verpleegkundigen eenmalig een basisopleiding afronden en jaarlijks een BLS-opleiding volgen en zich bijscholen over de alarmsignalen van anafylaxie, dan mag er gevaccineerd worden.”

Die opleidingen hoeven niet te gebeuren in een beëdigd opleidingscentrum. Toch is de opleiding die NETWERK VERPLEEGKUNDE toen in het leven riep, uniek in zijn soort. “We zagen dat delen van de cursus hier en daar hernomen werden. Tijdens covid en de vaccinatiecentra werd het zelfs de leidraad om te vaccineren”, vertelt Ivan. “Zo hebben we duizenden verpleegkundigen opgeleid.”

Meer transparantie

Alle toegediende vaccinaties moeten zo correct mogelijk geregistreerd worden in Vaccinnet. Dat vindt de Vlaamse overheid belangrijk voor zowel de bevolking als voor het opvolgen van het vaccinatiebeleid. Tot voor kort was dit enkel mogelijk door artsen, huisartsen in opleiding, assistent-specialisten of door administratieve medewerkers in groepspraktijken onder delegatie van de arts. “In sommige gevallen, zoals op de medische dienst van bedrijven, kon de arts een verpleegkundige aan zijn account laten toevoegen om de vaccinaties te registreren, maar meestal moest de verpleegkundige rapporteren aan de arts wie welk vaccin gekregen had”, zegt Ivan. “Dat is niet efficiënt werken.”

Sinds 19 september 2023 is een handleiding beschikbaar voor thuisverpleegkundigen en zelfstandige vroedkundigen om zich te registreren op Vaccinnet. Die registratie is sinds 21 september ook effectief mogelijk. Dat verloopt via twee pistes. Zo heb je de individuele, zelfstandige thuisverpleegkundige of vroedkundige die naar Vaccinnet surft en de stappen voor een aanvraag doorloopt. Enkele uren later is die aanvraag goed- of afgekeurd en kan je inloggen en registreren. Daarnaast zijn er de groepspraktijken van thuisverpleegkundigen. Zij vragen met de gegevens van de praktijk bij de hand toegang via laatjevaccineren.be. Vervolgens ontvangen ze een toegangslink voor Vaccinnet waar de verantwoordelijke de verpleegkundigen, die in de praktijk werken, kan registeren. “Dit is een belangrijke stap voor de thuiszorg. Niet alleen omdat we met z’n allen langer thuis willen wonen en verzorgd worden, maar ook om de administratieve last bij huisartsen weg te nemen en efficiënter te werken. Of je als verpleegkundige het vaccin registreert in het verpleegdossier of in Vaccinnet, dat lijkt me hetzelfde. Waarschijnlijk zal binnenkort zelfs een koppeling tussen de softwarepakketten mogelijk zijn. Zo zal vaccineren transparanter verlopen.”


Hoe zit het RIZIV precies in elkaar?

We kennen het RIZIV of het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering allemaal, maar weten we ook hoe deze instantie precies functioneert? We leggen je graag uit hoe de structuur van diensten en organen eruitziet.

Het RIZIV telt zes diensten, waarvan vijf operationele diensten en één algemeen ondersteunende dienst. Elke dienst heeft een eigen administratieve structuur. Het gaat dan om de Dienst voor geneeskundige verzorging, Dienst voor uitkeringen, Dienst voor Geneeskundige evaluatie en controle (DGEC), Dienst voor administratieve controle en het Fonds voor Medische Ongevallen (FMO).

Daarnaast heeft het RIZIV ook verschillende beheers- en/of technische organen. Die helpen de diensten bij het beheer van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de toepassing van de reglementering op de medische ongevallen. Het algemeen beheerscomité is het overkoepelend orgaan van het RIZIV voor alle bevoegdheden.

Voor thuisverpleegkundigen

Het belangrijkste orgaan voor thuisverpleegkundigen is dat van de Dienst Geneeskundige Verzorging. Daar vind je overeenkomstencommissies per beroepsgroep en is ruimte voor overleg tussen onder meer verpleegkundigen en de verzekeringsinstellingen. In die commissie is plaats voor acht vertegenwoordigers van de mutualiteiten en acht vertegenwoordigers uit de thuisverpleegkunde. Er zijn voor beide groepen ook acht plaatsvervangers aangeduid.

Kan je als thuisverpleegkundige dan zomaar aansluiten bij deze commissie? Neen, deze acht mandaten zijn duidelijk onderverdeeld. De eerste vier zijn voorbehouden aan vertegenwoordigers van de diensten voor thuisverpleging. Het gaat vaak om verpleegkundigen waarvan er twee aangeduid worden door de Vlaamse Federatie van Diensten voor Thuisverpleging en twee door de Waalse tegenhanger Confédération des centres de coordination de soins et services à domicile. Daarnaast gaan er nog twee zetels naar de Vlaamse Federatie van Diensten voor Thuisverpleging (VFDT). Eén daarvan is voor het Wit-Gele Kruis, één voor i-mens. In Wallonië gaat het om één zetel voor de Fédération d’Aide & Soins à Domicile (FASD) en één voor de Fédération des Centres de Services à Domicile (FCSD).

Vertegenwoordiging door beroepsorganisaties

De overige vier mandaten zijn voor beroepsorganisaties en organisaties van zelfstandige verpleegkundigen. Zelfstandige thuisverpleegkundigen worden om de vier jaar als het ware verkozen door een telling via de beroepsorganisaties. Zo worden vier werkende en vier plaatsvervangende leden aangeduid. Taal speelt hier geen rol.

Twee zetels gaan naar Expertise Verpleegkundigen Infirmiers Thuis à domicile, ook gekend als e-Vita. NETWERK VERPLEEGKUNDE, VBZV, CTP, ZorgConnect, VP+ en Korian Homecare maken deel uit van dit kartel. Een mandaat gaat naar een lid van het KZTV – Kartel – zelfstandige thuisverpleging, met onder meer i-mens, Care-Support, Onze Zorg en Mederi. Een laatste mandaat gaat naar Onze Thuisverpleging. Er is nog een vierde erkend kartel, namelijk Consortium des infirmières & infirmiers indépendants francophones et germanophones, maar zij hebben niet genoeg effectieve leden voor een zetel in de overeenkomstencommissie.


Bij rouwen hoort ook genieten van mooie momenten

In de ruime regio rond Antwerpen biedt MOPA vzw laagdrempelige en betrouwbare ondersteuning aan palliatieve patiënten met een migratieachtergond en hun naasten. De vzw rekent op een jarenlange ervaring binnen interculturele rouwbegeleiding wat leidt tot een intensieve en structurele samenwerking met de zorgsector. Door het uitbouwen van een expertise- en kenniscentrum verspreidt de warme missie van MOPA zich stilaan over de rest van het land.

MOPA vzw is een Antwerpse organisatie die instaat voor de ondersteuning en begeleiding van palliatieve patiënten met een migratieachtergrond en hun naasten op een holistische manier. De vzw werkt taboedoorbrekend door de interculturele verschillen binnen levenseindezorg ruimte te geven. Coördinator Latifa Chebaa licht samen met haar twee stafmedewerkers Saida Chebaa en Souraya hun werking, visie en missie toe. Latifa: “Palliatieve zorg begint vanaf het moment dat patiënten te horen krijgen dat ze niet meer zullen genezen. Met MOPA begeleiden we hen en hun naasten vanaf dat slechtnieuwsgesprek tot ruim een jaar na het overlijden. Tijdens die periode bieden we psychosociale ondersteuning, blijven we de patiënt goed informeren over het eigen ziekteproces, maken we hem/haar wegwijs in het huidige zorglandschap, verwijzen we door naar andere organisaties, fungeren we als brug vanuit het ziekenhuis naar een thuissituatie, nemen we administratieve taken op ons, bespreken we laatste wensen bespreken en nog zoveel meer.”

Voor MOPA vzw vraagt optimale palliatieve zorg de juiste communicatie en een goede kennis van de cultuur van de patiënt en zijn familie. De vrijwilligers van MOPA ondersteunen de professionele hulpverlener doordat ze de cultuurgevoelige gebruiken zoals taal, traditie en religie kennen. “Ze bemiddelen, maken patiënten wegwijs in het huidig zorglandschap en voeren gesprekken over levenseindethema’s vanuit vertrouwen en volgens de geldende protocollen. Door die ondersteuning krijgen hulpverleners sneller en beter toegang tot de families. Ze hebben meer inzicht in en begrip voor de interculturele verschillen waardoor er minder misverstanden en frustraties zijn. Dit komt de zorg ten goede.”

Expertise in interculturele rouwbegeleiding delen

De nood aan palliatieve ondersteuning bij patiënten met een migratieachtergrond is zeer groot. Om met bepaalde hulpvragen van start te gaan is het nodig om ook ruimte te maken voor de culturele of de religieuze achtergrond van de patiënt. Er is een tekort aan handvaten om de patiënt echt helemaal op maat te benaderen. Met zijn jarenlange aanwezigheid en bewezen expertise rekent MOPA op waardering en vertrouwen in de zorgsector. Daardoor richtte MOPA een nieuw kennis- en expertisecentrum op, SAMEN IN vzw. MOPA is actief in het werkveld en geeft ook informatie door tijdens begeleidingen en bij specifieke casussen. SAMEN IN is meer algemeen, met als hoofddoel te sensibiliseren en zorgverleners meer handvaten te geven om cultuursensitieve zorg mogelijk te maken.

Saida: “Hoewel in sommige steden bijna de helft van de bevolking een migratieachtergrond heeft, kent Vlaanderen nog steeds een nijpend tekort aan interculturele consulenten met palliatieve expertise. We willen onze kennis dus delen. We doen dit enerzijds de doelgroep te sensibiliseren: Welke organisaties of diensten bestaan er? Welke hulp kan ik inschakelen?  Wat komt allemaal bij een overlijden kijken? Anderzijds organiseren we opleidingen voor ziekenhuizen en zorgpersoneel. Dit werpt zijn vruchten af. Onder andere in Sint-Niklaas bestaat intussen een soortgelijk initiatief, Samen IN, dat we mee opstartten en helpen ondersteunen.”

Voldoende aandacht voor netwerk

Behalve de palliatieve patiënten zelf en ondersteuning bieden aan zorgprofessionals, is de derde belangrijkste pijler van MOPA het begeleiden van het netwerk van de zorgvrager.  “Een mama met jonge kinderen was terminaal ziek. De kinderen wisten dat wel, maar waren niet op de hoogte van de ernst en werden te weinig betrokken”, geeft Latifa als voorbeeld. “Na het overlijden stelden de kinderen ‘problematisch gedrag’ op school waardoor ze in een tuchtprocedure terechtkwamen. Nadien bleek dat de school niet op de hoogte was van het overlijden van de mama en de kinderen dus niet correct konden opvangen. Dit hadden we kunnen vermijden. Of we begeleiden iemand in de gevangenis bij het rouwen om een overledene door te bemiddelen met instanties. Rouwen doe je niet alleen. Je hebt tijd en helpende handen nodig. Door ondersteuning te bieden voor, tijdens en na het overlijden, blijft er voor de naasten meer tijd over om nog te genieten van mooie momenten in plaats van alleen maar met de dood bezig te zijn.”


Centraal patiëntendossier bevordert samenwerking tussen ziekenhuizen, huisartsen en verpleegkundigen

Om patiënten optimaal te ondersteunen is het cruciaal dat je als zorgverlener altijd en overal over de juiste informatie beschikt. Daarom ontwikkelde nexuzhealth twee softwarepakketten – nexuzhealth consult en nexuzhealth pro – die uitgaan van een centraal patiëntendossier om de samenwerking tussen ziekenhuizen en de eerste lijn te bevorderen.

Vanuit hun visie op een gezonde mens in een gezonde samenleving wil nexuzhealth zorgverstrekkers en zorginstellingen optimaal ondersteunen via technologie. Ze doen dit door in te zetten op een centraal patiëntendossier. “Dat dossier combineert informatie van ziekenhuizen, huisartsen en thuisverpleging”, vertelt Lore De Raeve, director primary care van nexuzhealth. Dit resulteert in een completer beeld van de patiëntgegevens en biedt unieke mogelijkheden voor multidisciplinaire samenwerking.

Twee softwarepakketten

Voor de eerste lijn heeft nexuzhealth twee softwarepakketten ter beschikking: nexuzhealth consult en nexuzhealth pro. Via de webapplicatie nexuzhealth consult krijg je als externe zorgverlener inzage in het ziekenhuisdossier van je patiënt. Denk hierbij aan verslagen, medische beeldvorming, laboresultaten of ontslagmedicatie. Ook kan je zien wanneer de patiënt is opgenomen in of ontslagen uit het ziekenhuis en welke toekomstige afspraken gepland zijn. Nexuzhealth consult is gratis toegankelijk voor onder andere huisartsen en verpleegkundigen, en biedt toegang tot patiëntendossiers van 38 ziekenhuizen en zorginstellingen, die gebruik maken van de nexuzhealth-ziekenhuissoftware.

Daarnaast is er nexuzhealth pro, de betalende software voor het elektronisch beheer van patiëntendossiers. Nexuzhealth pro werkt ook met één centraal patiëntendossier waardoor het voor thuisverpleegkundigen makkelijker wordt om een-op-een samen te werken met de huisarts. Zo zijn bijvoorbeeld diagnoses gesteld door de huisarts of aanpassingen in het medicatieschema meteen zichtbaar voor de thuisverpleegkundige. Ook laboresultaten of wondzorgverslagen kunnen automatisch uitgewisseld worden.

Nexuzhealth faciliteert ook communicatie met zorgverleners die niet met hun software werken. “Het is geen gesloten systeem”, legt Lore uit. “We wisselen ook informatie uit via allerlei eHealth-toepassingen, zoals de hubs, Vitalink of de eHealthBox.”

Toegang tot patiëntendossier

Een gedeeld patiëntendossier betekent niet dat iedereen zomaar aan alle gegevens kan. Lore: “Alles gebeurt met strenge toegangscontroles en met respect voor de privacy van de zorgverlener en de patiënt. Enkel zorgverleners met een aantoonbare therapeutische relatie met de patiënt kunnen in het dossier. In nexuzhealth consult zal een thuisverpleegkundige door het lezen van de eID-kaart van de patiënt toegang krijgen tot het dossier. Als alternatief kan je ook het rijksregisternummer ingeven. In dat geval ontvangt de patiënt een mail om de toegang te bevestigen.”

Goede dienstverlening

Wil je starten met nexuzhealth consult, dan vraag je een gratis account aan via nexuzhealth.com/consult. “Om de betalende software nexuzhealth pro te gebruiken zijn er twee mogelijkheden. Ofwel werk je voor een grote thuisverplegingsorganisatie die klant is bij ons. Ofwel ben je aangesloten bij een van onze verdelers, zoals CT Paramedics”, zegt Lore. “De keuze om te werken met verdelers is eenvoudig: wij focussen ons op softwareontwikkeling. De verdelers ondersteunen de verpleegkundigen op allerlei vlakken: ze installeren de software, bieden technische ondersteuning aan en blijven beschikbaar via een helpdesk na de oplevering. Soms bieden ze ook bijkomende diensten aan zoals opleidingen of praktijkondersteuning.”


Hygiënische zorg in de thuisverpleging

Het handhaven van persoonlijke hygiëne bij patiënten een kernelement is in nagenoeg alle verpleegkundige domeinen. Toch worden de hygiënische zorgen vaak verleend op basis van klinische expertise en de traditie van het beroep in plaats van zich te baseren op bewijsmateriaal of protocollen. Deze literatuurstudie biedt een antwoord op de onderzoeksvraag welke evidentie er bestaat over hygiënische zorg bij thuiswonende patiënten.

Context

Onder hygiënische zorg wordt in deze literatuurstudie verstaan: het wassen en afdrogen van het volledige lichaam aan de wastafel, in de douche, in bad of op bed; het wassen en drogen van de haren; de mondverzorging; het aan- en uitkleden; zorg aan de nagels; en de huid inwrijven met een beschermend of hydraterend product, al dan niet met hulp van de patiënt.

Aan de hand van deze integratieve literatuurstudie trachten we een antwoord te bieden op volgende onderzoeksvragen:

  • Welke best practices, gebaseerd op evidentie, zijn in de internationale literatuur beschreven over hygiënische zorgen van patiënten in hun thuisomgeving?
  • Wat zijn de belangrijkste componenten van deze beschreven best practices?
  • In welke omgeving worden deze best practices toegepast?
  • In welke mate beïnvloeden deze best practices de autonomie van de patiënt?

Methode

Verschillende databanken werden systematisch doorzocht om artikels te identificeren. Zoektermen en combinaties met “hygiene” en “home care nursing” werden opgesteld. De studies werden in drie selectierondes geselecteerd: screening van titel, abstract en het volledig artikel. De belangrijkste gegevens van de weerhouden studies zijn beschreven in een samenvattende tabel.

Belangrijkste resultaten

In deze integratieve literatuurstudie, gevoerd werd op een systematische manier, werden in totaal achttien artikels weerhouden. In de literatuur kwam hygiënische zorg in drie facetten aan bod: lichaamshygiëne, huidzorg en orale hygiëne. Op het vlak van lichaamshygiëne en huidzorg wordt er een onderscheid gemaakt tussen een gewone, droge en vochtige huid. Specifieke richtlijnen werden niet gevonden. Orale hygiëne bestaat uit het poetsen van de tanden, flossen en het gebruik van mondspoelmiddel. De wetenschappelijke onderbouwing van deze literatuurstudie berust op literatuur van beperkte kwaliteit.

Discussie

Hygiënische zorg moeten gestuurd worden door richtlijnen, protocollen en evidentie van klinische studies. Het gebrek aan wetenschappelijke inzichten omtrent hygiënische patiëntenzorg is een item waar verder veel aandacht aan dient besteed te worden. Verder onderzoek is nodig om deze aanbevelingen beter te staven.

 

Bron: Dumitrescu, I., Putzeys, D., & Cordyn, S. Hygiënische zorg in de thuisverpleging: een integratieve literatuurstudie


Simulatiegame voor (studenten in) de thuiszorg

De eerste Europese online simulatie in de thuiszorg gratis online aangeboden voor alle gebruikers die hun kennis over diabetes, gerontologie, gezondheidsvaardigheden in de context van thuiszorg willen toepassen. Dat is het eerste resultaat van het Envision project waar de Arteveldehogeschool de voorbije jaren aan werkte. Een tweede game in een pediatrische setting komt er binnenkort aan.

De simulatiegame noemt “Hallo, jij moet Flo zijn!”. Je kruipt er in de huid van Flo Becaspin, een zorgverlener van het interdisciplinair gezondheidscentrum in de eerstelijnszorg. De zorgvrager is mevrouw Nelly Flament, een 72-jarige vrouw met diabetes type 2 op zelfmanagement. Mevrouw Flament heeft twee eerdere afspraken op het gezondheidscentrum gemist, zonder vooraf te verwittigen. Nu neem je contact met haar op tijdens een aangekondigd huisbezoek. Hoe het verder loopt, hangt af van de beslissingen die jij neemt.
Dat is de situatie waarbij je als student verpleegkunde in een online omgeving kennismaakt met de thuiszorg. Met gerichte meerkeuzevragen word je naar de best passende oplossing begeleid. “Al richten we ons niet enkel op studenten. De game is voor iedereen toegankelijk, dus ook voor verpleegkundigen in het werkveld”, benadrukt Pascale Vander Meeren, lector aan de Arteveldehogeschool en projectleider van Envision. Zij werkt sinds 2019 met hart en ziel aan het project. “ De Arteveldehogeschool zet al sinds 2016 in op simulatieonderwijs binnen de opleiding verpleegkunde. De student krijgt een levensechte casus voorgeschoteld in een veilige leeromgeving. Hij of zij mag fouten maken en leert zo verantwoordelijkheid te nemen voor de patiëntensituatie. Het is een unieke oefenkans die ze tijdens stages niet altijd hebben.”

Veilig en realistisch

Tijdens de covidpandemie was simulatieonderwijs niet mogelijk. In Canada werd volop gebruik gemaakt van online games. Dat werd door het Envision project naar een Europese context vertaald. “Daarbij houden we rekening met alle stappen die ook tijdens live simulaties belangrijk zijn, zoals de prebriefing, het scenario in een realistische, veilige omgeving en de debrief”, vertelt Pascale. “We houden het bewust gratis en toegankelijk. Daarvoor luisterden we goed naar de noden van de studenten en kozen we voor een 2D-game, zonder dure 3D-brillen.”

De game werd ontwikkeld op basis van een behoeftenonderzoek bij studenten en werkveld. Samen met de thuiszorg en eerstelijnszorg werd gekeken of de casus realistisch en relevant is. “Die eerste game speelt zich bewust in de thuiszorg aan. Studenten doen er in hun eerste bachelorjaar een stage en gaan vaak daarna niet meer in de eerstelijn op stage. Zo bieden we hen een extra ervaring in de thuiszorg aan. Via het filmperspectief in first person view zijn ze ook meer betrokken in het patiëntenverhaal. Bij de beslissingspunten kiezen studenten de beste optie om de zorg verder te zetten. Belangrijk is dat hier geen foute antwoorden zijn, wel goede en minder goede antwoorden. Studenten leren zo ook hoe je bepaalde zaken kan formuleren of aanpakken. Hoe ga je om met een hond bij een huisbezoek, vraag je om de tv of luide muziek te dempen, wat merk je wel en niet op, …?”

Al die situaties maken het ook voor het werkveld interessant om de online simulatie te doorlopen. “Het is geen cursus, wel een toepassing met veel multidisciplinaire doelstellingen in verwerkt die ook voor professionals relevant zijn. Laat verpleegkundigen de game tegen een bepaalde datum uitvoeren en debrief op de volgende teammeeting. Daarvoor reiken we online ook al gerichte vragen aan. Het laat toe te kijken naar hoe zorg nu wordt aangeboden en welke mentale modellen aan de basis liggen. Een groepsdiscussie hierover kan bepaalde gewoontes en normen bespreekbaar maken”, zegt Pascale nog. “Ons doel is om dit type games ook in andere toepassingsgebieden te realiseren en uiteindelijk te evolueren naar een hybridevorm van simulatieonderwijs. Met de student aan zet in een veilige en realistische context.”

Maak kennis met “Hallo, jij moet Flo zijn?” via www.envision-vgs.com.


Digitaal verwijsvoorschrift moet zorgverlening ondersteunen

Het RIZIV, Recip-e, FOD Volksgezondheid en Smals bundelen de krachten in een project om digitale verwijsvoorschriften ingang te doen vinden. Via een web- of mobiele applicatie worden ze vanuit eenzelfde bron beschikbaar voor zorgverleners en patiënten. De digitalisering van het verwijsproces betekent een meerwaarde voor alle actoren in het zorgproces.

Het project digitaal verwijsvoorschrift wordt gestuwd door een breed netwerk. Recip-e is het systeem dat op vandaag al gebruikt wordt voor de digitale farmaceutische voorschriften. Het RIZIV doet nu een beroep op hun expertise om samen verwijsvoorschriften te digitaliseren en te dematerialiseren . Voor de softwareontwikkeling rekenen de partners op Smals. Daarnaast zijn stakeholders als de overheid, de beroepsorganisaties van de zorgverleners, de Patiëntenplatforms, eHealth, de software-integratoren, ziekenfondsen, … betrokken.

De doelstelling van dit project is zowel de zorgverlening te ondersteunen door een efficiënter zorgproces aan te bieden, alsook de administratieve lasten te verminderen. “Dankzij de opstart van multidisciplinaire werkgroepen met de verschillende stakeholders, die onder andere ook vanuit de beroepscommissies zelf werden aangesteld, is het mogelijk de reële situatie op het terrein zoveel mogelijk te simuleren, knelpunten uit het proces te halen, en opportuniteiten te implementeren”, zegt Katrien Thorré, directeur van Recip-e.

Meerwaarde

Werken met digitale verwijsvoorschriften moet de communicatie stroomlijnen tussen de drie partijen in het zorgproces: voorschrijver, zorgverstrekker en zorgvrager. Dat brengt voor alle actoren voordelen met zich mee. “We zien dat de zorgvrager vandaag vaak als administratief doorgeefluik tussen zorgverleners fungeert, of informatie meerdere keren moet herhalen”, vertelt Marleen Van Eygen, business analist bij het RIZIV. “Door zorgvragers ook toegang te geven tot het digitaal platform willen we hen een grotere rol geven in het beheren en opvolgen van hun voorschriften, zorg. Op die manier zitten ze mee aan het stuur van hun zorgtraject, op een efficiënte manier.”

Door voorschriften centraal te verzamelen verkleint de foutmarge en ontstaat een directe communicatielijn tussen de verschillende partijen in het zorgtraject. “Thuisverpleegkundigen botsen soms op het feit dat het juiste materiaal nog niet bij hun zorgvrager aanwezig is”, vertelt Marleen Van Eygen. “De voorschriften en hun status zullen makkelijk op te volgen zijn in de applicatie. Voor verpleegkundigen wordt het ook eenvoudiger om terug te koppelen naar de voorschrijvende arts via het platform. Zo kunnen ze eenvoudig bijvoorbeeld aangeven wanneer een behandeling verlengd moet worden.”

Gefaseerde uitrol

“Het project wordt gefaseerd uitgerold bij drie verschillende doelgroepen”, vertelt projectmanager Maarten Cobbaert (Riziv). “De eerste doelgroep omvat artsen en artsen-specialisten en thuisverpleegkundigen, omdat dit statistisch de grootste groep is die met papieren verwijsvoorschriften aan de slag is gegaan. Het doel is om op termijn alle zorgverleners te betrekken. Per doelgroep worden vier fases doorlopen. Eerst worden de huidige situatie en de bestaande behoeften in kaart gebracht samen met mensen uit het terrein. Daarna krijgt de oplossing vorm in samenwerking met ontwikkelingspartner Smals. Vervolgens wordt de oplossing aangeboden als web- of mobiele applicatie. Ten slotte gaat de pilootfase van start, waarin de oplossing in de praktijk wordt ingezet en mogelijke kinderziektes worden weggewerkt. In juni 2024 zal de eerste versie van de ontwikkelde tool aan de eerste doelgroep aangeboden worden.“

Uitdagingenaanpakken door overleg

De software, een gebruiksvriendelijke applicatie opzetten, alle data met elkaar laten communiceren conform de wetgeving, … dat is niet niks. “Met goed overleg maken we het mogelijk”, stelt Katrien Thorré, directeur van Recip-e. “Waar we ook rekening mee houden is de digitale kloof of de digitale ongeletterdheid bij sommige mensen. We weten dat overschakelen naar een digitaal platform niet altijd vanzelfsprekend is. Daarom verzekeren we dat de mogelijkheid blijft bestaan om met papieren voorschriften te werken. Ook de niet-gedigitaliseerde zorgvrager zal wel profiteren van het nieuwe, digitale systeem, omdat de communicatie tussen voorschrijver en zorgverstrekker efficiënter verloopt. Bovendien zijn we ervan overtuigd dat de overgangstijd voor iedereen een leertijd zal zijn. We zetten dan ook sterk in op opleidingen voor zorgverleners, samen met partners die ervaring hebben in coachen en opleiden, zoals VIVEL.”