Extra maatregelen milderen impact van hoge werkingskosten

In oktober 2022 keurde de Algemene Raad van het RIZIV een begroting voor de ziekteverzekering voor 2023 goed met bijna twee miljard euro voor de thuisverpleging. Met een aantal maatregelen komen de federale regering en het RIZIV deels tegemoet aan de impact van de hoge inflatie van het afgelopen jaar voor de thuisverpleegkundigen. Toch blijft de kloof tussen de indexering van de honoraria en de evolutie van de kostprijs voor het uitbaten van de thuisverpleging een heikel punt.

De honoraria in de thuisverpleegkunde zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex. De honoraria volgen niet automatisch de inflatie en worden dus pas in januari van het volgende jaar geïndexeerd. Voor 2023 bedraagt deze indexatie 8,14 procent ten opzichte van de situatie op 1 januari 2022. Daarvan werd in juni 2022 al twee procent toegekend, door een eenmalige aanpassing van de tarieven voor de verstrekkingen.

Kleine niet-lineaire indexering

“Wanneer we kijken naar de totale inflatie van de afgelopen twee jaar, dan is de indexering van 8,14 procent het absolute minimum. Vandaar dat de sector aandringt op een lineaire indexering, waarbij alle verstrekkingen in de nomenclatuur met 8,14 procent omhoog gaan”, zegt Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen. “De regering stelt evenwel een gedeeltelijke alternatieve indexering van de honoraria voor.” Binnen de overeenkomstencommissie voor de thuisverpleegkundigen is daarom gekeken naar de verschillende verstrekkingen in de nomenclatuur, met als vraag of deze ook in de toekomst nog gestimuleerd moeten worden.

“De overeenkomstcommissie gaf recent zijn akkoord voor een kleine niet-lineaire toepassing van de indexering. Hierdoor zijn de meeste verstrekkingen met 8,14 procent gestegen. Sommige verstrekkingen zijn niet aangepast en blijven op het niveau van 1 juni 2022. Eén ervan, namelijk supplement PN uit de palliatieve zorg, is een stukje negatief geïndexeerd. In totaal levert dat zo’n 1,75 miljoen euro op die we anders kunnen inzetten. Bijgevolg is beslist om de basisverstrekkingen met 9,13 procent te doen stijgen. Dat lijkt niet veel, maar dit omvat onder andere de verplaatsing, het bezoek aan de zorgvrager thuis, het houden van het dossier en wat klein verpleegkundig materiaal. Per zorgverstrekker betekent dit een paar honderden euro’s meer per jaar.”

Bijkomende maatregelen

Daarnaast ligt het voorstel op tafel om een eenmalige bijkomende premie te verschaffen aan volledig geconventioneerde zorgverstrekkers, die in de loop van 2023 zou uitbetaald worden[1]. “Hieraan zijn twee voorwaarden gekoppeld: de gedeeltelijke niet-lineaire indexering en dat de sector actief meewerkt aan projecten voor doelmatige zorg. Het volume van de premie wordt pas in 2023 bepaald, want deze hangt af van hoeveel zorgverstrekkers volledig geconventioneerd zijn in de verschillende sectoren binnen de gezondheidszorg”, legt Hendrik uit. “Als derde element wordt voor de thuiszorg vijf miljoen euro extra toegevoegd aan het budget van de vergoeding van de specifieke kosten voor de diensten thuisverpleging. Om zo de praktijkwerking – het samenwerken – te stimuleren en de werkingskosten te compenseren. Tot slot is op federaal niveau over alle sectoren heen beslist om de patronale bijdragen tijdelijk te verminderen met 7,07 procent in het eerste en tweede kwartaal van dit jaar.”

Verder ligt de vraag op tafel welk indexeringsmechanisme het beste is voor de honoraria. Er wordt bekeken om dit mogelijks halfjaarlijks te doen of niet meer te koppelen aan de gezondheidsindex. “De financiële impact hiervan is groot, dus moet er gekeken worden naar het totaalplaatje en vanaf wanneer dit een effect zal hebben op onze honoraria. De nomenclatuur voor de thuisverpleging moet ook structureel herzien worden. Een ontwikkelingsonderzoek hiervoor wordt momenteel voorbereid. De bijkomende maatregelen halen een beetje druk van de ketel, maar er is nood aan een structurele oplossing voor de thuiszorg. Dit blijft financieel niet houdbaar. Collega’s dreigen uit het beroep verloren te gaan en dit binnen een context van personeelsschaarste in de zorg. Er moet dringend bijgestuurd worden anders gaat het aanbod van kwalitatieve thuisverpleging snel krimpen.”

[1] Bij het in druk gaan van dit artikel was deze premie nog niet goedgekeurd. Dit stond op de agenda van het verzekeringscomité op 19 december 2022.


Verpleegkundige in de huisartspraktijk: proactieve zorg voor iedereen in de eerstelijn

De huisartspraktijken staan onder druk door een verschuiving van intramurale zorg naar de eerstelijnszorg. Huisartsen hebben nood aan ondersteuning en meer en meer wordt gedacht aan taakdelegatie en de integratie van verpleegkundige competenties in de huisartspraktijken.

De COVID-19-pandemie, de toename van het aantal patiënten binnen de chronische zorg en de noodzaak aan meer preventie heeft een aanzienlijke taakverzwaring in de huisartspraktijk tot gevolg. Daarnaast neemt het aantal huisartsen af en komen er meer duo-, groeps- of forfaitaire praktijken. Om de zorgkwaliteit te garanderen is een doelgerichte en vaak protocollaire aanpak nodig.

Integreren van verpleegkundige competenties

In 2016 ging het postgraduaat verpleegkundige in de huisartsenpraktijk (VIHP) van start. Het was een samenwerking tussen de vakgroep Verpleeg- en Vroedkunde, het Centrum Huisartsengeneeskunde van de Universiteit Antwerpen en de hogescholen Artesis Plantijn, Karel de Grote Hogeschool en Thomas More, Domus Medica en met financiële steun van de stad Antwerpen en de provincie Antwerpen.Intussen behaalden meer dan 120 verpleegkundigen het getuigschrift en werkt de meerderheid in huisartsenpraktijken. Het programma focust op het inzetten en ontwikkelen van specifieke verpleegkundige klinische en organisatorische competenties en vaardigheden binnen de huisartsenpraktijk.

De verpleegkundige werkt actief en autonoom in samenwerking met huisarts(en) en met oog op efficiënte en effectieve praktijkorganisatie voor wat betreft preventie, chronische zorg en psychosociaal welzijn. De verpleegkundige concentreert zich op het patiëntniveau met aandacht voor de specifieke context en op het populatieniveau van de praktijk. De opleiding voorziet in 240 uur klinische praktijk in een huisartsenpraktijk. De verpleegkundige werkt dan een syntheseproject uit. Dit project wil de kwaliteit van zorg verbeteren en borgen op basis van klinische richtlijnen of een verbetercyclus van een organisatorisch proces.

Integreren van verpleegkundige competenties

Een eerste overzicht van de zes academiejaren toont aan dat onderwerpen zoals de opvolging van diabetes en chronische nierinsufficiëntie behandelen en preventie in het algemeen ruim aan bod kwamen. Andere topics waren vaccinatiebeleid, preventieconsult rond SOA en SOI, baarmoederhalskankerscreening, astma en COPD, INR-opvolging, valpreventie, proactieve aanpak van kwetsbare ouderen met chronische aandoeningen en geriatrisch assessment. Een bijzonder synthesewerk was het uitwerken van een verpleegkundig triageconsult als antwoord op de probleemstelling van de vrije raadpleging in de huisartsenpraktijk . Een syntheseproject rond implementatie van voorafgaande zorgplanning in de huisartsenpraktijk maakte dit delicate thema zichtbaar in een solopraktijk. Opmerkelijk was het synthesewerk over het uitwerken en communiceren van een gedragen missie en visie, met een duidelijk stappenplan en verbetertraject om dit te bereiken binnen een praktijk in groei en vernieuwing.

Tijdens de klinische praktijk biedt de opleiding coaching om de verpleegkundige te integreren in de praktijk. Zorgsubstitutie en taakdelegatie naar een verpleegkundige is mogelijk, al vraagt dit inspanning van het hele team. Wanneer het project slaagt, kan een verpleegkundige heel wat voordelen bieden in de huisartspraktijk. De huisarts spitst zich zo meer toe op de kerntaken en de gestructureerde, interdisciplinaire samenwerking komt de zorgkwaliteit ten goede. “We kijken vanuit een andere bril waardoor we bijkomende info verkrijgen die waardevol is in de behandeling”, klinkt het bij een verpleegkundige. “Onze verpleegkundige huisbezoeken geven een andere kijk op de zorg en de noden van de patiënt. Vaak vertellen patiënten andere dingen die ze niet aan de arts vertellen. Ze beschouwen ons als laagdrempelig en vertellen net dat ietsje meer.” Ook huisartsen zijn positief: “Door samen te werken met verpleegkundigen ben ik rustiger geworden en dat heeft ook effect op de patiënten. Ik geloof opnieuw in de groei van de praktijk. Het is een meerwaarde en we verkregen een kwaliteitsverbetering en ontzorging.”

Peter Van Bogaert1,2, Lucky Botteldooren2, Roy Remmen3 , Anita Jorens4

  1. Hoogleraar Centre for Research and Innovation in Care, Vakgroep Verpleegkunde en Vroedkunde, Universiteit Antwerpen
  2. Coördinator postgraduaat “verpleegkundige in de huisartsenpraktijk”, Universiteit Antwerpen
  3. Huisarts, hoogleraar, Centrum Huisartsgeneeskunde, Vakgroep Family Medicine and Population Health, Universiteit Antwerpen
  4. Onderwijsondersteuner postgraduaat “verpleegkundige in de huisartsenpraktijk”, Universiteit Antwerpen


Inlezen eID vanaf juni 2022 opnieuw verplicht in de thuiszorg

Om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, was tijdens de pandemie het inlezen van de eID van de patiënt in het kader van de derdebetalersregeling niet meer verplicht. Vanaf 1 juni 2022 wordt deze tijdelijke COVID-19-maatregel opgeheven en moet de identiteit van de patiënt opnieuw geverifieerd worden volgens de modaliteiten die golden voor de COVID-19-crisis.

Sinds 1 oktober 2017 zijn thuisverpleegkundigen verplicht om patiënten te identificeren via hun elektronische identiteitskaart of eID, als ze de derdebetalersregeling toepassen. Deze verplichte identificatie werd ingevoerd om zekerheid te hebben dat wat aangerekend wordt aan de mutualiteit, overeenstemt met de aanwezigheid van de zorgverstrekker bij de patiënt of de reële uitvoering van de zorgverstrekking voor die dag.

Tijdelijke COVID-19-maatregel

Toen in maart 2020 de coronapandemie uitbrak in ons land, besliste de regering om de verplichte lezing van de eID voor de duurtijd van de crisis op te schorten. Omdat thuisverpleegkundigen een belangrijke schakel zijn in de eerste lijn, wilde de FOD Volksgezondheid en het RIZIV hen en ook hun patiënten op deze manier beschermen tegen het coronavirus. Op dat moment werd aangenomen dat door de manipulatie van de ID-kaart van de patiënt, de kaartlezer en het ander elektronisch materiaal het virus zich gemakkelijker kon verspreiden.

Het RIZIV liet toe dat thuisverpleegkundigen de identiteit van de zorgvrager manueel en nadien invulden. Deze preventieve maatregel was bedoeld om de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan en te vermijden dat de zorgverlener extra belast werd met het uitvoeren van bijkomende handelingen, zoals het ontsmetten van de kaart en de kaartlezer. Naarmate de coronacrisis vorderde, kwam meer informatie beschikbaar over hoe het virus zich verspreidt, over het ontsmetten van materiaal en over het gebruik van beschermingsmateriaal. Spontaan gingen belangrijke praktijken en organisaties thuisverpleging gaandeweg terug de eID systematisch inlezen omdat dit organisatorisch en kwalitatief ook een meerwaarde oplevert.

Herinvoering vanaf 1 juni

Intussen werd een heel sterke evolutie vastgesteld in de aangerekende prestaties via de derdebetalersregeling. Tijdens de pandemie is het aantal zorgvragers in de thuiszorg weliswaar sterk toegenomen, maar de evolutie in de aangerekende prestaties is niet evenredig daarmee. Er rees een bezorgdheid over de manier waarop prestaties manueel geregistreerd werden, over de correctheid van de werkelijk gerealiseerde prestaties en over een mogelijke ontsporing van de beschikbare budgetten. Omwille van de preventie op misbruik van de nomenclatuur is door alle formele vertegenwoordigers van de overeenkomstencommissie unaniem gevraagd om het inlezen van de eID terug verplicht te maken.

Vanaf 1 juni 2022 houdt deze tijdelijke COVID-19-maatregel op. Alle thuisverpleegkundigen die de derdebetalersregeling toepassen, zullen opnieuw de eID moeten inlezen. De controlediensten zullen vanaf die datum weer rekening houden met de manier waarop de identiteit van patiënten is geregistreerd.

Bronnen:


Duidelijkheid over bewaring van dossiers en voorschriften nodig

Er heerst heel wat onduidelijkheid in het werkveld over het bewaren van dossiers voor collega’s en zorgverstrekkers die met pensioen gaan of die door omstandigheden stoppen met hun professionele activiteiten. Ook het centraal bewaren van voorschriften voor alle zorgverstrekkers roept de nodige vraagtekens op. In een brief aan het Beheerscomité van eHealth vraagt dokter Marc Moens, voorzitter van Recip-e vzw, om duidelijkheid.

De verwarring die vandaag heerst komt er door een passage in de kwaliteitswet, die in voege trad op 1 januari 2022. Daarin staat dat voorschriften van alle zorgverstrekkers dertig tot vijftig jaar bewaard moeten worden. Ook de overdracht van patiëntendossiers door zorgverstrekkers die hun activiteiten stoppen, is nog niet helemaal duidelijk. Tijd om dit grondig uit te klaren dus. De kwaliteitswet voorziet wel een kader, maar niet de concrete invulling van de bewaring of de specifieke bewaartijd.

Overdracht patiëntendossiers

Artikel 35 van de kwaliteitswet zegt dat de zorgverlener de patiëntendossiers minimum dertig jaar en maximum vijftig jaar moet bewaren, na het laatste patiëntencontact. Dat is een lange duurtijd die vanuit een praktisch standpunt goed benaderd moet worden. Enerzijds is het belangrijk dat deze patiëntendossiers volledig overgedragen kunnen worden aan een collega-zorgverstrekker. Anderzijds moeten ze ook bewaard en ingekeken kunnen worden.

De oudere delen van deze patiëntendossiers bevatten vandaag vaak nog papieren documenten. Een eerste stap zou zijn om dit te digitaliseren. Al komt dan de vraag vanuit de praktijk waar dat op een centrale, onafhankelijke en vooral veilige plaats kan gebeuren. Ook de toestemming van de patiënt om het dossier over te dragen aan een collega die het dan verder opvolgt en/of bewaart mag niet over het hoofd gezien worden.

Centraal bewaren van voorschriften

Datzelfde artikel van de kwaliteitswet bepaalt ook hoelang voorschriften bewaard moeten worden. Geneesmiddelen moeten sinds 2020 verplicht elektronisch voorgeschreven worden. Ook andere voorschriften, zoals verwijsvoorschriften, worden meer en meer elektronisch aangemaakt. Iedere individuele zorgverlener moet deze voorschriften bewaren. Er wordt de nodige zorg, tijd en energie gestopt in het ontwikkelen van een eigen bewaarsysteem. Al dan niet digitaal.

In plaats van iedere zorgverlener een eigen methode te laten ontwikkelen, zou het handiger zijn een onafhankelijke speler aan te spreken die de informatie op een veilige manier centraal kan aanbieden. Daar kan iedere zorgverlener de informatie ook raadplegen en kunnen voorschriften ook blijvend toegankelijk gemaakt worden. Zeker met het oog op het langer bewaren van deze voorschriften biedt de digitalisering hier kansen. Ook wanneer nieuwere technieken hun intrede doen. Een onafhankelijke partner kan de documenten dan steeds overzetten naar meer recente technologie, want in dertig tot vijftig jaar kan die technologische evolutie heel wat vormen aannemen. Tot slot biedt zo’n centraal systeem het voordeel dat de zorgverlener op iedere plek en op ieder tijdstip toegang heeft tot de voorschriften.

Het eHealth Beheerscomité laat weten dat het de vraag naar verduidelijking aandachtig bekijkt en agendeert tijdens volgende bijeenkomsten.


Zorg met Zorg: voor meer flexibiliteit

Flexibiliteit is een belangrijke vaardigheid in onze huidige maatschappij en werklandschap. Helaas is het niet altijd zo eenvoudig om pieken op te vangen, vervanging te zoeken, van dienst te wisselen, … zonder daarbij de persoonlijke situaties en ambities niet uit het oog te verliezen. Flexibel zijn voelt dan al gauw aan als niet flexibel genoeg. Net daar wil Zorg met Zorg, een nieuw coöperatief businessmodel, verandering in brengen.

Een van de bezielers van het project Zorg met Zorg is Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van het NVKVV en 35 jaar lang advocaat in familie- en gezondheidsrecht. Daarnaast doceert hij ook nationale en internationale beleidsontwikkelingen in de gezondheidszorg aan verpleegkundigen en vroedkundigen. En die functie levert hem veel input op van studenten: mensen die dagelijks in het werkveld staan en heel goed weten waar de problemen zich situeren. “Uit die gesprekken blijkt vaak hoe moeilijk het is om de werk- en thuissituatie op elkaar af te stemmen”, zegt Jan. “Denk maar aan gescheiden gezinnen met co-ouderschap. De week dat je je kinderen niet ziet, voel je je niet top. Als je dan wat meer kan werken, biedt dat de nodige afleiding. Kan je het in de week dat de kinderen bij jou zijn het op werkvlak wat rustiger aan doen, dan geeft dat voldoening en ademruimte. Alleen laat ons huidige systeem het niet toe dit praktisch te organiseren.”

Weg van de 38-urenweek

Tijd dus voor iets nieuws, voor een systeem dat beter aangepast is aan hoe de maatschappij er vandaag uitziet en functioneert. Zorg met Zorg is dan ook niet zomaar een concept, wel een beweging waar een coöperatieve vennootschap aan verbonden is. “Dat wil zoveel zeggen als dat we geen winst willen maken, wel een nieuwe sociale insteek bieden om aan de vragen van onze coöperanten te beantwoorden. Dat gaat dan over meer flexibele samenwerkingsverbanden tussen zorginstellingen zoals ziekenhuizen en woonzorgcentra, maar ook over zorgverleners vrijgesteld van btw zoals verpleegkundigen”, licht Jan toe. “Halen we toch ergens winst uit, dan wordt dat geïnvesteerd in nieuwe initatieven.”

Voor verpleegkundigen wil Zorg met Zorg vooral een volledige sociale bescherming bieden, zoals met de BA uitbating, maar ook door het overhoop gooien van de 38-urenweek. “Daarnaast willen we ook de arbeidsomstandigheden optimaliseren en blijven overleggen met vakbonden”, zegt Jan. “We werken met een applicatie die vraag en aanbod automatisch aan elkaar linkt. Die app kan je op alle toestellen installeren. Verpleegkundigen loggen in, geven hun beschikbaarheden aan, welke dienst ze kunnen doen, in welke regio en in welke instelling. Op voorhand ondertekenden ze al een intern reglement en gaven ze hun kwalificaties op.”

Ook zorginstellingen loggen in op de app en geven aan dat ze iemand nodig hebben. Die opdracht vertrekt op zijn beurt in rondes dan naar de beschikbare verpleegkundigen. Als je iemand nodig hebt van 10 tot 18 uur, maar niemand beschikbaar is voor de volledige periode, dan kan je dit opsplitsen in twee personen die elk een deel van tijd voor hun rekening nemen. “Ook de administratie verloopt automatisch”, zegt Jan nog. “Aanvaardt een verpleegkundige een opdracht, dan wordt een contract aangemaakt. De instelling moet enkel een feedback geven, met een cijfer van een tot vier. Verpleegkundigen mogen ook voorstellen doen om de samenwerking te verbeteren. Deze twee gecombineerd leveren een hogere kwaliteit op.”

Op die manier wil Zorg met Zorg meerwaarde bieden aan zorginstellingen. Ze zullen gespecialiseerde verpleegkundigen makkelijker in zusterziekenhuizen kunnen inzetten, bijvoorbeeld. Maar ook tekorten kunnen snel en efficiënt ingevuld worden. Ook voor thuisverplegingsorganisaties biedt het concept heel wat mogelijkheden.


Ethisch zorgondernemen: meer dan een vanzelfsprekendheid

Er beweegt heel wat in de thuisverpleging. Deze veranderingen roepen een nood aan afspraken op die de behoeften van patiënten binnen een kwaliteitsvolle zorg centraal stellen. Daarom scharen de loontrekkende en zelfstandige organisaties en kartels binnen de thuisverpleging zich achter een ethisch Charter Thuisverpleging. Het doel? Een positief signaal de zorgwereld insturen.

Het Charter is een breed gedragen verhaal van samenwerking en ethisch zorgondernemerschap. “De inhoud is voor de ondertekenaars een vanzelfsprekendheid”, zegt Jan Vande Moortel, al jarenlang juridisch adviseur bij het NVKVV. Hij trad op als neutrale en verbindende figuur tijdens de besprekingen van het Charter. “Zorgkundigen en verpleegkundigen zorgen voor patiënten vanuit hun hart, niet vanuit winstbejag met het ronselen van patiënten en afwerven van collega’s uit andere praktijken of diensten. Het Charter geeft duidelijkheid over hoe thuisverpleegkundigen onder elkaar samenwerken en zich houden aan afspraken die uiteindelijk vooral correct en transparant zijn voor de patiënten, mantelzorgers, hun doorverwijzers en de betrokken thuisverpleegkundigen  – om finaal een toegankelijke, correct betaalde en kwalitatief degelijke thuisverpleegkundige zorg te kunnen garanderen aan de patiënten die deze zorg ontvangen. Het is een engagement om op een ethische en transparante manier aan zorgondernemerschap te doen.”

Dit is thuisverpleging

Meer nog is het Charter Thuisverpleging een signaal aan het beleid, aan andere zorgpartners en aan patiënten en hun omgeving: dit is thuisverpleging. “En thuisverpleging is zorgen voor mensen, niet aan commerce doen. Natuurlijk moet je je boterham verdienen, maar dat kan op een ethische manier”, licht Jan toe. “Je handelt met respect, voor de patiënt en voor andere verpleegkundigen. Hen onder druk zetten en mensen ronselen horen daar niet bij. Je moet de vrijheid van iedere verpleegkundige in acht nemen. Ook zijn of haar vrijheid om eventueel elders te gaan werken. Faciliteer je als nieuwe werkgever de financiële of juridische gevolgen van een plots vertrek bij de collega, dan kadert dit binnen onethisch handelen.”

De prestaties van een thuisverpleegkundige worden grotendeels vanuit de ziekteverzekering vergoed. Soms worden ze ingeschakeld om tijdelijke ondersteuning te bieden aan huisartsen, laboratoria, woonzorgcentra, … “Bij deze opdrachten worden vaak abnormaal lage vergoedingen gehanteerd om daarna patiënten exclusief doorverwezen te krijgen. Een verpleegkundige of zorgkundige in de thuisverpleging moet altijd correct vergoed worden”, legt Jan uit. “Daarom spreken de leden van het Charter voor zulke prestaties een vergoeding van 47,25 euro per uur of 10,50 euro per prestatie af. Dit wordt door het Riziv beschouwd als kostendekkend. ”

Zorgkwaliteit en samenwerking

Kwaliteit van zorg staat voorop in het Charter Thuisverpleging. Een goede, transparante samenwerking tussen verschillende zorgactoren is dan ook noodzakelijk. Wordt een patiënt bijvoorbeeld doorverwezen door een arts, dan moet  de kwaliteit van de zorgverlening primeren en niet de voordelen die aan deze doorverwijzer worden toegekend bij een al dan niet exclusieve doorverwijzing. “Betalen voor de doorverwijzing is in strijd met het verbod op dichotomie in de zorg, ongeacht of deze zorgverlener voordelen in cash en/of natura ontvangt”, zegt Jan. “Hier telt een nultolerantie onder de leden van het Charter.”

Het Charter spreekt dan ook eerder over richtlijnen dan over verplichtingen. Wat kan en wat kan niet? De zorgvrager en zorgverlener staan steeds centraal. “Omdat een grote groep die richtlijnen onderschrijft en al jarenlang deze als vanzelfsprekend toepast, is het ook duidelijk hoe ethisch zorgondernemen er uit ziet”, zegt Jan nog. “Bij misbruiken is het aan de overheid of het Riziv om te sanctioneren. Is er tussen de leden van het Charter een onenigheid over wat ethisch kan of niet kan dan wordt een onderling overleg georganiseerd om tot een oplossing te komen. Via www.charterthuisverpleging.be kunnen eventuele inbreuken van de partners aangekaart worden, maar kunnen ook andere organisaties aansluiten bij het Charter.”

 

Het Charter Thuisverpleging is een initiatief van het Wit-Gele Kruis, i-mens, Mederi, ZorgConnect en VBZV (Vlaamse Beroepsvereniging voor Zelfstandig Verpleegkundigen). Je leest het volledige charter op yeswecare.be.


mijnThuisverpleging: voor een vlotte samenwerking

Via de website mijnThuisverpleging kunnen 170.000 patiënten voortaan hun elektronisch verpleegkundig dossier inkijken. Dat is het resultaat van een samenwerking tussen i-mens en het Wit-Gele Kruis. Het laat verpleegkundigen en artsen ook toe om vlotter samen te werken en de zorg voor de patiënt te optimaliseren.

Patiënten in de thuisverpleging worden vaak ook verzorgd door een huisarts of in een ziekenhuis. Om hen de beste behandeling aan te bieden, is het belangrijk dat iedere zorgverlener volledig en correct op de hoogte is van zijn gezondheidstoestand. Om die reden ontwikkelde het Wit-Gele Kruis in 2016 de website mijnWGK. Eind 2021 werd de software van het Wit-Gele Kruis ook op maat van i-mens gemaakt en omgedoopt tot mijnThuisverpleging.

“De applicatie wordt al enige tijd dagelijks gebruikt door zo’n 50.000 patiënten, mantelzorgers, artsen en verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis”, zegt Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis. “Dit bewijst dat de vraag naar transparante communicatie in de zorg groot is. Patiënten en mantelzorgers willen op de hoogte gehouden worden en artsen kunnen makkelijk de laatste informatie over de zorgsituatie van die patiënt raadplegen. We investeren actief in IT en houden onze sector daarover op de hoogte. We vinden het dan ook een grote meerwaarde dat andere zorgorganisaties meestappen in dit verhaal.”

Maximale transparantie

Nu i-mens zich aansluit bij de applicatie verandert de naam naar mijnThuisverpleging. Deze heeft een bereik van zo’n 170.000 patiënten die hun elektronisch verpleegkundig dossier kunnen inkijken. “Samenwerken zit in ons DNA. Via de website volgt de verpleegkundige, arts of huisarts de situatie van een patiënt op met recente informatie. Zo kan de zorgverlener een goede inschatting maken van de situatie en de beste behandeling voorstellen”, zegt Karin Van Mossevelde, algemeen directeur van i-mens. “Ook aan transparantie is gedacht, want patiënten en hun vertrouwenspersonen kunnen de beslissingen mee opvolgen.”

Het delen van medische gegevens gebeurt in een sterk beveiligde omgeving. De patiënt moet driemaandelijks toestemming geven en zijn rechten worden op ieder moment gerespecteerd. Een thuisverpleegkundige van i-mens of van het Wit-Gele Kruis heeft dan ook enkel toegang tot de gegevens van patiënten waar hij of zij voor zorgt.

Een nog betere zorg

De samenwerking van beide organisaties is best uniek in het Vlaamse zorglandschap. Zowel het Wit-Gele Kruis als i-mens maakten al langer gebruik van een eigen digitaal platform en van tablets om binnen de organisatie informatie uit te wisselen. Dat ook artsen en huisartsen nu in één klik toegang hebben tot de gegevens is een stap in de goede richting. “Huisartsen beheren het globaal medisch dossier en blijven via de applicatie op de hoogte van de zorg die de thuisverpleegkundige uitvoert”, zegt Hendrik nog. “Ook bij een opname in het ziekenhuis kan de informatie opgevraagd worden via CoZo. Dat is een grote meerwaarde want in het verpleegkundig dossier zit vaak informatie die relevant is om snel te handelen.”

“De website helpt enerzijds patiënten en hun mantelzorgers om mee aan het stuur te zitten van hun zorgtraject. Anderzijds verkleint het de afstand en bevordert het de communicatie met verpleegkundigen en artsen”, zegt Karin nog. “We optimaliseren ook de informatie-uitwisseling tussen de thuisverpleegkundige en het zorgteam van de patiënt. Dit draagt bij tot een nog betere dienstverlening voor de patiënt. Het bevordert ook de samenwerking en communicatie tussen zorgverleners. Ze beschikken over cruciale gegevens waardoor ze efficiënter werken, meer tijd kunnen besteden aan de patiënt en de zorg nog beter kunnen afstemmen op zijn of haar specifieke situatie. We hopen dat ook andere zorgberoepen aansluiten om een geïntegreerd zorgdossier mogelijk te maken.”

De applicatie bewijst dagelijks zijn meerwaarde. Toch wordt voortdurend nagedacht over verbeteringen of aanpassingen. Zo wordt bekeken of patiënten meer informatie kunnen krijgen over de planning van hun zorg of wordt gewerkt aan een systeem waarbij de thuisverpleegkundige de arts kan verwittigen, bijvoorbeeld bij een negatieve evolutie van wondzorg. Het Wit-Gele Kruis en i-mens zullen deze optimalisaties samen verder ontwikkelen.


Duurzaam streven naar kwalitatieve, persoonsgerichte zorg

Accreditaties zijn een manier om de kwaliteit van zorginstellingen en -organisaties aan te tonen en te waarborgen. Het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen gaat momenteel voor een derde accreditatie en werkt daarvoor volgens de normen van Qualicor Europe. “Accreditatie is nooit ons doel, wel een middel om de kwaliteit van onze zorg te waarborgen”, zegt Katalien Dendooven, algemeen directeur van het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen.

Een accreditatie is een label voor kwaliteitsvolle en veilige zorg, toegekend door een externe organisatie en op basis van een aantal normen. Thuisverplegingsorganisatie Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen beschikt al over twee accreditaties, die ze behaalden via Accreditation Canada. “Voor externen lijkt dit misschien een vreemde keuze”, geeft Katalien Dendooven toe. “Maar toen we in 2014 aan ons accreditatieproces begonnen, stonden zij op het vlak van thuisverpleegkunde al veel verder dan NIAZ, dat zich toen vooral op ziekenhuizen focuste. We behaalden onze accreditaties uiteindelijk in 2016 en in 2019. Nu gaan we dus voor een derde, samen met Qualicor Europe, de nieuwe naam van NIAZ.”

De kwaliteit hoog houden is voor het Wit-Gele Kruis een prioriteit. Zowel binnen de organisatie als naar de zorgvragers en de partners toe. Ook de andere provincies van het Wit-Gele Kruis behaalden verschillende accreditaties of zitten volop in het accreditatieproces. “Onze samenwerking met Qualicor Europe was snel beslist”, vertelt Katalien. “Het gaat om dezelfde normen als bij Accreditation Canada, maar het hele proces verloopt in het Nederlands. Zij kennen de context en regelgeving in de Vlaamse en Nederlandse zorgsector zeer goed. Zo zal alles een pak efficiënter gaan.”

Blijven groeien

Toch worstelde Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen met de vraag hoeveel accreditaties ze nog wilden halen en welke groeimarge daar nog op zat. Vragen die beantwoord werden door Qualicor Europe. Zij bieden verschillende sequentiële audits aan gedurende vijf jaar en dit op verschillende niveaus van de organisatie, uiteraard binnen zorg, maar ook wat betreft andere processen zoals HR of governance. “En dat sluit helemaal aan bij onze ambities om voortdurend onze vinger aan de pols te houden en te blijven werken aan kwaliteitsvolle zorg in al zijn aspecten. Zo’n accreditatie bestaat uit meerdere sequentiële audits en houdt een organisatie scherp. Het is een middel om langdurige kwaliteitsprocessen te implementeren waar zowel zorgverleners als zorgvragers beter van worden. Als je enkel de kwaliteit hoog zet om een kwaliteitslabel te behalen en daarna alles in elkaar laat vallen, dan hou je het niet vol. En je medewerkers ook niet.”

Investeren in een kwaliteitslabel rendeert volgens Katalien zeker. “Zo’n proces is intens. Je moet de normen kennen, checken of je de juiste procedures hebt, interne audits en opleidingen organiseren, … Eind 2022 is onze eerste sequentiële audit met Qualicor Europe. We zijn volop bezig aan de voorbereiding daarvan. Ook onze nieuwe mensen die nog geen accreditatietraject hebben meegemaakt, willen we helemaal meekrijgen in dat kwaliteitsverhaal. Met een accreditatie bied je hen duidelijke richtlijnen voor veiligheid en kwaliteit. En daar worden alle partijen in het verhaal beter van.”


Patiëntenparticipatie vergt een cultuur- en gedragsverandering

Hoe meer een zorgvrager betrokken is, hoe beter en effectiever chronische complexe zorg wordt. Dat is op zich niet zo verwonderlijk; toch betekent dit in de praktijk een andere aanpak. Binnen het Wit-Gele Kruis werd daarom een focusgroep opgericht om te kijken hoe patiëntenparticipatie geïmplementeerd kan worden. Van daaruit ontstond in het voorjaar een visietekst die het kader schetst voor de thuiszorg.

Patiëntenparticipatie is geen kant-en-klaar eenvoudig begrip. Het streeft naar een gelijkwaardige benadering van alle betrokken partijen: de zorgvrager, de zorgverleners en het sociale netwerk van de zorgvrager. Voor het Wit-Gele Kruis is patiëntenparticipatie geen doel op zich. Een zorgvrager is vrij om te kiezen in hoeverre hij zijn kennis en ervaring inzet om in dialoog te gaan met zijn omgeving – mantelzorger ,familie, zorgverleners – en zo zijn levenskwaliteit te verbeteren. Het is dus altijd tweerichtingsverkeer.

Het Wit-Gele Kruis wil patiëntenparticipatie een duidelijke plaats geven in hun organisatie om tot meer inspraak en overleg binnen de zorgverlening te komen. Het draagt ook bij tot een holistische manier van werken en tot het leveren van kwalitatieve zorg. Het dwingt organisaties, zoals het Wit-Gele Kruis, om een innovatieve cultuur aan te meten, waarbij opvolging en verbetering structureel ingebed zijn in de manier van werken.

Vele facetten van participatie

De participatie binnen het Wit-Gele Kruis wordt op twee niveaus benaderd. Enerzijds richten ze zich op het opstellen en/of verbeteren van zorg- en organisatieprocessen. Anderzijds focust het op de zorg en het welzijn van de individuele zorgvrager. Participeren bevat ook verschillende aspecten: informeren, raadplegen, meebeslissen. Bij het informeren wordt de zorgvrager op de hoogte gebracht, zonder zelf echt inbreng te hebben. Wordt een zorgvrager geraadpleegd, dan kan hij bijvoorbeeld zijn verwachtingen meegeven en feedback geven over de kwaliteit van de zorg. Of eventueel zelfs adviezen geven over mogelijke oplossingen. Laten we de zorgvrager mee beslissen, dan kan zijn beslissing ook andere zorgvragers helpen.

Een continue proces

Een zorgvrager laten participeren op het organisatorisch niveau vraagt een zekere ervaringsdeskundigheid. Dat is niet hetzelfde als ervaring hebben, al wordt deskundigheid opgebouwd vanuit de eigen persoonlijke zorgervaring. Daar doet de zorgvrager namelijk individuele ervaringskennis op. Een volgende stap is het verdiepen en verbreden van die kennis. Dit gebeurt door eigen ervaring te delen met anderen en te luisteren naar hun ervaringen. Zo bouwt die persoon collectieve ervaringskennis op. Je spreekt van ervaringsdeskundigheid als die persoon dan de juiste competenties heeft om die collectieve ervaringskennis te delen met lotgenoten, zorgverleners, … En dit over onder andere de ziekte, de impact op het leven, de soorten medicatie, de sociale omstandigheden, de zorgsystemen en -processen.

Om patiëntenparticipatie succesvol te implementeren is een wijziging in gedrag en cultuur nodig, zowel bij de zorgverlener als de zorgvrager. Op alle niveaus in een organisatie. Sensibilisering en het opleiden van zorgverleners zijn dus noodzakelijk. Niet alle zorgvragers staan open voor participatie. Dit moet mee in rekening gebracht worden. Bovendien moet de participatie zijn afgestemd op de doelgroep. In de context van thuiszorg zijn de mantelzorgers, familieleden of naasten van de zorgvrager een niet onbelangrijke doelgroep. Een andere uitdaging is dat participatie niet ten koste mag gaan van de beschikbare tijd om zorgen uit te voeren. Het is zaak een goede balans te vinden tussen de verbetering van levenskwaliteit en het correct uitvoeren van de zorg. Er is dus geen uniek model dat in elke organisatie kan worden toegepast. Al bestaat er geen twijfel dat patiëntenparticipatie de kwaliteit van zorg en levenskwaliteit van de zorgvrager maar indirect ook van de zorgverlener verbetert.


89 procent extra budget nodig om thuiszorg break-even te draaien

De druk op de thuisverpleging is groot. Elk jaar neemt het aantal zorgvragers in de thuisverpleging toe en wordt het type zorg complexer. Toch vertalen deze evoluties zich niet in een aangepaste financiering om de thuisverpleegkundigen beter te ondersteunen. Edgard Peters, directeur verpleegkunde bij de Fédération d’Aide & Soins à Domicile (FASD), heeft zijn kijk op de zaken.

Al in 2010 toonde een studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) over de financiering van de thuisverpleging aan dat hervorming en optimalisatie noodzakelijk zijn om de kwaliteit en continuïteit van de thuisverpleging te garanderen. In 2013 voerde de FASD een gelijkaardige studie uit, ter voorbereiding van het 2014 RIZIV-budget, en actualiseerde deze in 2019 en 2021. Waar in 2013 de onderfinanciering van de sector al duidelijk was, is vandaag de discrepantie nog groter. “De situatie is ronduit verslechterd tegenover 2013. Na onze studie volgden geen structurele aanpassingen en de vraag naar thuisverpleging neemt alleen maar toe”, legt Edgard Peters uit.

Onevenredige vergoedingen

“De vergrijzing van de bevolking, de drang van ouderen om langer thuis te wonen, het toenemend aantal chronisch zieken en de steeds kortere ziekenhuisverblijven betekenen extra werk en inspanning op het vlak van thuisverpleging. Daar moet een correcte praktijkfinanciering tegenover staan. Reden genoeg dus om aan de alarmbel te trekken”, aldus Peters. De conclusies van de studie laten effectief weinig aan de verbeelding over. De vergoedingen voor de thuisverpleegkunde volgen de indexering niet, met een verschil van 8,7 procent tussen de RIZIV-tussenkomst en de werkelijke kosten. Meer dan 62 procent van de vergoedingen laat niet toe dat de thuisverpleging op een kwaliteitsvolle manier gebeurt en voor sommige prestaties is überhaupt geen vergoeding. “Neem nu het voorbeeld van een oudere dame die aan bloedarmoede lijdt en als behandeling een intramusculaire injectie met vitamine B12 nodig heeft. Deze zorgvraag duurt effectief tien minuten. Als we de kosten van de verplaatsing – tijd en verbruik – en het materiaal aftrekken van de vergoeding, dan laat de huidige financiering maar 86 seconden over om deze zorg uit te voeren. Laat staan dat er ruimte is om aan preventie te doen.”

Meerjarenbudget en andere financiering nodig

Om een degelijke financiering van de thuisverpleging mogelijk te maken is 89 procent extra budget nodig. Een hallucinant bedrag, wetende dat de geraamde uitgaven in 2021 zo’n 1,83 miljard euro bedragen. Nochtans realiseerde de sector tussen 2012 en 2021 een besparing van 77,6 miljoen euro en werd ook mogelijke fraude aangepakt. Tegelijk is er sprake van een onderbesteding op de budgetten van 242 miljoen euro in de periode 2009-2020. Edgard Peters: “Het klinkt tegenstrijdig, maar is het gevolg van het feit dat onze besparingen niet terugvloeien naar de sector zelf. Daarom pleiten we voor een meerjarenbudget in eigen beheer, waarbij we door besparingen de financiering kunnen verbeteren of zelfs nieuwe diensten overwegen.”

Het driejarenbudget dat minister Frank Vandenbroucke lanceerde voor het RIZIV is een eerste stap. “We bestuderen momenteel de resultaten nauwkeurig. Onze vrees is dat de vraag naar thuisverpleging verder zal toenemen. Wij zijn dan ook voorstander voor een goede samenwerking tussen ziekenhuizen en onze sector, zodat budgetten eventueel worden doorgeschoven. Hoe dan ook, begin dit jaar werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een resolutie voorgesteld om een studie te lanceren over de herziening van de financiering van de thuisverpleging en van de nomenclatuur, met het oog op een herwaardering van de verpleegkundige handelingen en een betere erkenning van de intellectuele handelingen.”