Het gestructureerd zorgteam krijgt verder vorm
Het concept en de principes van het gestructureerd zorgteam werden op 18 mei 2024 in wetgeving gegoten. De verdere vormgeving volgt nu via koninklijke besluiten na advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV). Dat advies kreeg nu vorm. Sam Cordyn, lid van de Juridische Adviesgroep en plaatsvervangend lid van de FRV voor NETWERK VERPLEEGKUNDE, hield mee de pen vast.
In het gestructureerd zorgteam kunnen verpleegkundigen verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) bepaalde verpleegkundige handelingen delegeren naar andere gezondheidszorgprofessionals. Over welke handelingen gaat het? Hoe zit die delegatie nu juist in elkaar? Zijn er specifieke opleidingsvoorwaarden aan verbonden? Een werkgroep binnen de FRV boog zich op verzoek van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke over deze vragen en formuleerde aan advies. Nu is de minister aan zet.
Sam Cordyn: “Het advies zit zeer logisch in elkaar en houdt rekening met het expertisedomein van de betrokken zorgverleners. Zo zetten we de juiste zorgverlener op de juiste plaats en ondersteunen we de verpleegkundige. In het gestructureerd zorgteam organiseer je zorg samen rond de patiënt. In de eerste lijn kan dat in groep, volgens wijk of pathologie zijn. In ziekenhuizen is dat dan eerder volgens de diensten. De VVAZ coördineert dit team. Nu botsen we vaak op grenzen en op lijsten van wat mag en wat niet. In het gestructureerd zorgteam hoeft de verpleegkundige niet nodeloos opgeroepen te worden.”
Naar wie delegeert de VVAZ?
De delegatie van verpleegkundige technische handelingen kan naar elke beoefenaar van een gezondheidszorgberoep dat gedefinieerd is in de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorg (WUG). Enkel zorgverleners die een opleiding van minstens drie jaren en minimaal 3.800 uren onderwijs tot een goed einde brachten komen in aanmerking. “Dat is een heel belangrijke voorwaarde. Het gaat dus om logopedisten, kinesitherapeuten, podologen, ergotherapeuten, … Door dat aantal uren onderwijs zou de VVAZ ook kunnen delegeren naar de basisverpleegkundige”, licht Sam toe. “In het advies van de FRV staat om dit niet te doen. Hun lijst met technische handelingen[1] is zeer recent en ruim opgevat. Extra handelingen delegeren lijkt ons dus geen goed idee. Via een koninklijk besluit kan de delegatie aan zorgkundigen toegestaan worden. Ook hun lijst met handelingen[2] breidde nog niet zo lang geleden uit. Daarnaast vingen we vanuit de beroepsorganisaties signalen op dat er geen vraag naar is bij de zorgkundigen zelf.”
Van B1-handelingen van de basisverpleegkundige …
In een advies (9 november 2023) definieerde de Technische Commissie voor Verpleegkunde een lijst met handelingen voorbehouden aan de VVAZ. Deze werd door de werkgroep van de FRV bekeken. “Er bestaan inmiddels al twaalf lijsten met verpleegkundige handelingen. Je ziet door het bos de bomen niet meer”, zegt Edgard Peters, voorzitter van de FRV. “Een nieuwe lijst creëren of een negatieve lijst met handelingen hanteren die enkel door de VVAZ mogen uitgevoerd worden leek ons geen goede keuze. Als er op een bepaald niveau een wijziging komt en die wordt niet doorgevoerd ter hoogte van het gestructureerd zorgteam, dan lopen we tegen problemen aan. We overwogen ook de lijst met handelingen in het kader van de bekwame helper, maar daar gaat het om handelingen in het dagelijkse leven. Het gestructureerd zorgteam is actief in de gezondheidszorg en bestaat uit zorgprofessionals.”
Het gaat in die zoektocht naar een lijst met handelingen niet over de A- of C-handelingen, wel over de B1- of B2-handelingen die autonoom of met een medisch voorschrift mogen uitgevoerd worden door andere gezondheidszorgbeoefenaars in het kader van het gestructureerd zorgteam. NETWERK VERPLEEGKUNDE ijverde om enkel de lijst met B1-handelingen van de basisverpleegkundige te hanteren, zodat de B2-handelingen van de basisverpleegkundige specifiek voor hen behouden bleven. “Op die manier creëer je differentiatie met de basisverpleegkundige en geeft het deze functie extra waardering”, vertelt Sam. “Het advies voorziet wel dat een aantal B2-handelingen van de basisverpleegkundige die voor de VVAZ een autonome B1-handeling zijn, gedelegeerd kunnen worden via een verpleegkundig in plaats van een medisch voorschrift. Let op, dit kan enkel in de context van een gestructureerd zorgteam. De basisverpleegkundige heeft namelijk geen extra opleiding nodig, want dit werd al aangeleerd. Zeker in de eerste lijn betekent dat tijdswinst en dus efficiënter werken, want er hoeft geen arts gebeld te worden of een andere verpleegkundige over de vloer te komen omdat de delegatie via dat verpleegkundig voorschrift verloopt. Dat is een grote administratieve vereenvoudiging.”
… naar B1-handelingen van de VVAZ
Toch koos de FRV ervoor om de lijst met B1-handelingen van de VVAZ te hanteren voor taakdelegatie naar andere WUG-beroepen. Edgard Peters licht die keuze toe: “B1-handelingen delegeer je met een verpleegkundig voorschrift, B2-handelingen met een medisch voorschrift. Dat laatste kan je niet zomaar vervangen door een verpleegkundig voorschrift. Daarom bleven we bij de B1-handelingen. Waarom dan die van de VVAZ en niet de basisverpleegkundigen? Op de basisverpleegkundige na zijn de andere WUG-beroepen na 3.800 uren opleiding zorgprofessionals op niveau 6. De basisverpleegkundige is daar echt een uitzondering op niveau 5. Daarnaast zijn het advies en de wet zodanig opgebouwd dat je in de uitvoeringsvoorwaarden rekening moet houden met de professionele activiteiten van elke beroepsgroep. Je kan een ergotherapeut leren perfusies te plaatsen, maar wanneer zal die dat moeten doen? Dat staat ver van de competenties van een ergotherapeut. Een ander voorbeeld: je laat een kinesitherapeut geen wondzorg uitvoeren op een diabetische voet, wel een podoloog bijvoorbeeld. Je kan je zelfs afvragen of een podoloog daar op een bepaald moment zelfs niet meer bekwaam voor is dan een basisverpleegkundige?”
De basis: het verpleegkundig voorschrift
Het advies van de FRV zet het verpleegkundig voorschrift in de markt als de voorwaarde om aan taakdelegatie te doen. Dat verpleegkundig voorschrift werd in 2024 opgenomen in de WUG en krijgt nu een extra waarde. Een goede zaak, want deze nieuwe bevoegdheid verhoogt de aantrekkelijkheid van het beroep en de autonomie van de VVAZ.
Zo’n verpleegkundig voorschrift bevat de naam van de patiënt, van de zorgverlener aan wie gedelegeerd wordt en van de delegerende VVAZ. Daarnaast wordt het voorschrift voluit geschreven of via gestandaardiseerde afkortingen. Het bepaalt of de fysieke aanwezigheid van de VVAZ vereist is, verwijst het naar een standaard verpleegplan of vastgelegde procedures. Ook wordt het opgenomen in het elektronische patiëntendossier. Het voorschrift mag schriftelijk of mondeling. In dat laatste geval verwittigt de zorgverlener naar wie gedelegeerd werd de VVAZ wanneer de handeling uitgevoerd wordt en legt de VVAZ het voorschrift zo spoedig mogelijk schriftelijk vast.
Meer ruimte voor kwalitatieve zorg
Het gestructureerd zorgteam sluit niemand uit. Taakdelegatie kan plaatsvinden naar elke WUG-professional die lid is van het gestructureerd zorgteam. “Belangrijk daarbij is of je dit kan en wil”, benadrukt Sam. “Je kan niemand verplichten om bepaalde taken op zich te nemen, dat moet vrijwillig gebeuren. De VVAZ is en blijft verantwoordelijk voor de delegatie en kan dit ook op elk moment intrekken.”
De opleidingscriteria zijn bij wet vastgelegd: op de werkvloer of in een leeromgeving en met een attest van de verworven competentie. In beide gevallen gaat het om een klinische opleiding die zowel de uitvoering van de handeling bevat als de beschermingsmaatregelen. Deze is te allen tijde aangepast aan de kennis, de bekwaamheden en bevoegdheden van de persoon naar wie gedelegeerd wordt. Het is ook zijn of haar verantwoordelijkheid die verworven competenties vast te leggen in het portfolio.
Sam besluit: “Ons zorgsysteem kampt met tekorten. Het gestructureerd zorgteam gaat over hoe je samen efficiënter werkt. Het maakt deel uit van een administratieve vereenvoudiging die we in heel wat zorgsectoren zien, ook in de thuiszorg. Dit advies en het gestructureerd zorgteam gaan over geïntegreerde zorg en leiden ons weg van onze eilandjes en huidige wettelijke restricties. Het doel is om zo de ruimte te creëren om de zorg te leveren die nodig is. Ruimte die er vandaag niet altijd is. Hopelijk komt die er voortaan dus wel. Niet alleen omdat er nu een lijst met handelingen vastgelegd is, wel omdat het gestructureerd zorgteam een feit is.”
[1] KB van 20 december 2023
[2] KB van 12 januari 2006
Mag de VVAZ B1-handelingen overdragen aan de basisverpleegkundige?
Een aantal B2-handelingen van de basisverpleegkundige zijn voor de VVAZ B1-handelingen. De Juridische Adviesgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE kreeg de vraag of de VVAZ deze handelingen mag delegeren naar de basisverpleegkundige. Voorlopig is de voorwaarde nog dat de basisverpleegkundige voor deze B2-handeling een geldig voorschrift van arts nodig heeft en dat er een procedure werd opgemaakt in overleg met de arts. Daarnaast moet de basisverpleegkundige de nodige bekwaamheid aantonen en dit noteren in het dossier. Op dit moment is het dus nog niet voorzien dat de VVAZ een verpleegkundig voorschrift mag geven.
Florence Nightingale-medaille voor Belgische verpleegkundige
Voor het eerst in bijna zestig jaar gaat de Florence Nightingale-medaille opnieuw naar een Belgische verpleegkundige. Professor Walter Sermeus van de KU Leuven ontvangt, als 21ste Belgische laureaat, deze hoogste internationale onderscheiding voor zijn pionierswerk rond verpleegkundige gegevens, leiderschap en blijvende inzet voor de erkenning van het beroep. “Een enorme eer”, zegt Sermeus. “Maar vooral een aanmoediging voor de volgende generatie verpleegkundigen.”
De Florence Nightingale-medaille is sinds 1912 de hoogste internationale onderscheiding voor verpleegkundigen, ze wordt dan ook de Nobelprijs voor Verpleegkunde genoemd. Het Internationale Rode Kruiscomité reikt de medaille om de twee jaar uit aan verpleegkundigen met een uitzonderlijke inzet in moeilijke omstandigheden of met een bijzondere verdienste voor het vak. Denk aan werk in oorlogen, bij rampen of door vernieuwend onderzoek en leiderschap. De werkgroep Geschiedenis Verpleegkunde van NETWERK VERPLEEGKUNDE vond dat de Belgische emeritus professor Walter Sermeus (KU Leuven) de prijs verdiende. En dat vond de internationale jury ook.
Van medische naar verpleegkundige data
Walter Sermeus behaalde in 1979 een bachelor in de verpleegkunde aan wat nu de UCLL is. Hij behaalde een licentie in de medisch-sociale wetenschappen en het ziekenhuisbeleid aan de KU Leuven en een master in de biostatistiek aan de Universiteit Hasselt. In 1992 promoveerde hij tot doctor in de maatschappelijke gezondheidszorg. Hij werkte gedurende vele jaren in het UZ Leuven en in 1999 werd hij hoogleraar aan de KU Leuven, waar hij sindsdien generaties verpleegkundigen en leidinggevenden in de gezondheidszorg opleidt.
De focus op verpleegkundige data begon in 1985 en leidde tot een wettelijke verankering in 1988. Walter Sermeus stond zo mee aan de wieg van Verpleegkundige Gegevens van de Minimale Ziekenhuisgegevens (VG-MZG). Die dataset geeft beleidsmakers inzicht in de impact van verpleegkundigen op de kwaliteit en organisatie van zorg. “Ons werk moet zichtbaar zijn, ook in cijfers en beslissingen”, zegt Walter. “Daarmee tonen we dat verpleegkundigen mee het verschil maken in de volksgezondheid.” België geldt intussen als voorbeeld voor andere landen. Onder meer door Walters inzet en onderzoek zitten verpleegkundigen vandaag mee aan tafel bij beslissingen over zorgbeleid en organisatie.
Een eer, maar vooral een aanmoediging
De werkgroep Geschiedenis Verpleegkunde van NETWERK VERPLEEGKUNDE nam in december 2024 het initiatief om Sermeus als kandidaat voor te dragen. In overleg met het Belgische Rode Kruis werd een uitgebreid dossier ingediend, met focus op zijn rol als onderzoeker, innovator en ambassadeur van het beroep. De erkenning kwam er op 12 mei, de Internationale Dag van de Verpleging, samen met 34 andere laureaten wereldwijd.
“Alleen al het indienen van het dossier betekende veel voor mij”, zegt Sermeus. “Dat ik de medaille krijg, raakt me diep. Ik zie het niet als het sluitstuk van mijn carrière. Deze prijs gaat niet over mij alleen. Ze is een eerbetoon aan het werk van alle verpleegkundigen in België, en een boost voor wie vandaag studeert of net begint. Ik hoop dat jonge collega’s durven te dromen, te onderzoeken en hun stem te laten horen. We hebben hen nodig, nu meer dan ooit.”
De Florence Nightingale-medaille in het kort
- Opgericht in 1912, twee jaar na Nightingales overlijden
- Uitreiking door het Internationale Rode Kruiscomité
- Tot 1991 enkel voor vrouwen, sindsdien ook voor mannen (2 procent van het totale aantal laureaten)
- Sinds 2003, naast inzet tijdens oorlogen en rampen, ook erkenning voor innovatie en pionierswerk
- Laureaten worden voorgedragen door de nationale Rode Kruisverenigingen
- De medaille werd dit jaar voor de vijftigste keer uitgereikt, in totaal zijn er nu 1.615 laureaten wereldwijd waarvan 21 in België.
Wist je dat…
Jeanne Hellemans in 1929 de Florence Nightingale-medaille won? Ze werkte als verpleegkundige tijdens de Eerste Wereldoorlog in het militair hospitaal in Calais, richtte in 1921 een eigen verpleegstersschool op in Mechelen en was de eerste voorzitster van het NVKVV – de voorloper van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Een echte pionier dus, net als Walter Sermeus vandaag.
Een podium voor de verpleegkunde
Toen ik in september 2024 door het Kursaal van Oostende liep, merkte ik dat de Week van de Verpleegkundigen meer is dan enkel een plaats voor kennisoverdracht. Het is ook een warme ontmoetingsplek die de trots van het verpleegkundige beroep zichtbaar maakt. In mijn masterproef toonde ik hoe de Week tussen 1975 en 2024 zowel letterlijk als figuurlijk een podium vormde waarop de ontwikkeling en identiteit van verpleegkundigen zichtbaar werd.
Gesteund door de wind van hervorming na de wet op de verpleegkunde van 1974, blies Ghislaine Van Massenhove in 1975 nieuw leven in de ‘Dagen van de Verpleging’. Die kregen voortaan als de ‘Week van de Verpleegkundigen’ een frisse invulling. Het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen (N.V.K.V.V.) – vandaag NETWERK VERPLEEGKUNDE – had met de Week drie centrale doelstellingen voor ogen: kennisdeling, groepsvorming en maatschappelijke zichtbaarheid voor het verpleegkundige beroep. De eerste editie in Oostende lokte meteen 6.125 deelnemers, verspreid over vier dagen. In de jaren 1970 lag de nadruk sterk op patiëntgerichte zorg. Rond dat thema werd gebouwd aan een eigen kenniscultuur voor verpleegkundigen, met als doel een samenhangende en onafhankelijke beroepsgroep uit te dragen, zowel binnen de zorgsector als daarbuiten.
In de jaren 80 en 90 waaide de geest van de Witte Woede door de Week. Door besparingen in de zorgsector kwam het beroep steeds meer onder druk te staan en verpleegkundigen lieten voor het eerst massaal hun stem horen. Ook op het congres klonk die onvrede nadrukkelijk door. In de jaren 80 trok het evenement gemiddeld maar liefst 10.000 deelnemers, met een absoluut hoogtepunt in 1987, toen 11.460 verpleegkundigen naar Oostende afzakten. Door haar grootschalige omvang bood deze bijeenkomst het ideale platform voor verpleegkundigen om zich te tonen als veerkrachtige en gespecialiseerde professionals. Tegelijkertijd maakten ze van de congresweek gebruik om hun stem te laten horen richting het beleid, de ene keer voorzichtig, de andere keer juist luid en duidelijk.
Sinds het begin van de 21ste eeuw is de verpleegkundige beroepsgroep steeds diverser geworden. De Week speelde daarop in en groeide uit tot een plek waar nieuwe stemmen klonken en inclusie centraal stond. Verpleegkundigen van alle specialisaties en niveaus kregen er een stem als professionele deskundigen. Ook werd de congresweek steeds toegankelijker voor mensen met verschillende culturele en religieuze achtergronden. Sinds 2016 brengt de gezamenlijke lunch in de Erehal van het Kursaal deze diverse groep deelnemers nog dichter bij elkaar. Door het toevoegen van steeds meer gespecialiseerde studiedagen en de snelle verspreiding van informatie via het internet, is het aantal deelnemers wat afgenomen. Dit schommelt nu tussen de 3.000 en 4.000 per jaar. Ondanks de daling in het aantal deelnemers blijft de Week voor veel verpleegkundigen belangrijk, omdat ze al vijftig jaar een podium biedt aan een beroep dat historisch gezien lang in de schaduw stond.
Nona Vinken (°2003)
In juli 2025 studeerde ik af als historica aan de KU Leuven. Voor mijn thesis onderzocht ik de geschiedenis van de Week van de Verpleegkundigen (1975-2024), aan de hand van archiefmateriaal en interviews met enkele getuigen. Hiervoor behaalde ik een 17/20.
Van toe-schouwers naar doe-schouwers
In deze rubriek gaan we op zoek naar prangende ethische uitdagingen die zich voordoen in de praktijk. Tegelijkertijd ontdekken we welke methodes ons kunnen helpen om deze uitdagingen bespreekbaar en hanteerbaar te maken. We gaan hiervoor te rade bij collega’s in de zorg die dagelijks met ethische vraagstukken worden geconfronteerd.
Hadewijch Blockeel begon haar loopbaan als psychiatrisch verpleegkundige. Ze werkte bij de opstart van het Forensisch Psychiatrisch Centrum, eerst als opnamecoördinator, later als behandelcoördinator. Daarna stapte ze over naar het onderwijs, waar ze nu aan VIVES doceert en onderzoek doet rond zorgethiek. Vandaag combineert ze dat met een deeltijdse praktijk als systemisch counselor. “Ik wou weer met mijn voeten in de praktijk staan. In die opleiding ontdekte ik creatieve methodieken die me meteen raakten. Nu gebruik ik die in mijn werk met zorgverleners rond morele dilemma’s.”
DE UITDAGING
Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?
“Bij de opleiding in Vives vertrekken we vanuit een relationele visie op zorg”, vertelt Hadewijch. “We geloven dat de relatie tussen zorgverlener en zorgontvanger cruciaal is voor hoe zorg wordt ervaren. Een sleutelvoorwaarde voor die relationele visie is het vermogen om van perspectief te wisselen – om je echt te verplaatsen in de leefwereld van de zorgontvanger, en te voelen of jouw zorg wel aansluit bij hun noden en verwachtingen. Om dat te leren, leggen we in de opleiding veel nadruk op reflectie. Studenten moeten stilstaan bij hun intenties, het effect van hun handelen, en hoe dat overkomt bij de ander.”
Maar in de praktijk bots je al snel op grenzen. “We verwachten dat iedereen goed kan reflecteren en dat ook nog eens helder op papier krijgt. Terwijl veel verpleegkundigen doeners zijn, geen schrijvers”, meent Hadewijch. Bovendien maakt de zorgcontext zelf het niet makkelijk. “Tijdsdruk, checklist-denken, regels en procedures die meer inzetten op conformiteit dan op echte responsiviteit. Al deze factoren maken het vaak lastig om ruimte te maken voor de beleving van een ander. Ik vroeg me af hoe we die nodige reflectie dan wel kunnen bevorderen, los van de gekende methodes van schriftelijke verslaggeving en moreel beraad.”
DE TOOL: FORUMTHEATER
Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?
“Tijdens mijn zoektocht kwam ik bij forumtheater terecht”, vertelt ze. Augusto Boal ontwikkelde de methode in Brazilië als ‘theater van de onderdrukten’. “Hij liet zich inspireren door Paulo Freire, die kritisch keek naar hoe we mensen voorbereiden op het echte leven. Boals idee: via spel inzicht en handelingsruimte creëren in moeilijke situaties.” Met deze methode helpt Hadewijch teams om moeilijke zorgmomenten uit te spelen en bespreekbaar te maken.
Het vertrekpunt is een ervaring van onderdrukking. Dat klinkt misschien zwaar, maar, zo verduidelijkt Hadewijch: “Dat kan in onze context gaan over een moment waarop iemand iets zei wat die liever niet had gezegd – of net zweeg terwijl hij of zij beter had gesproken.” Vanuit een concrete ervaring van een deelnemer bouwt Hadewijch met het team een scène op. Die moet helemaal kloppen volgens de persoon die ze inbrengt. “We spelen ze eerst zoals het echt gegaan is: wie was deel van de situatie, wie zei wat en hoe stonden ze erbij.” Daarna verandert de dynamiek. “De hoofdrolspeler gaat in het publiek zitten. Vanaf dan mogen de toeschouwers ‘stop’ zeggen, de scène betreden en een alternatief voorstellen. De ‘toe-schouwers’ worden ‘doe-schouwers’. Soms spelen we een scène tien keer opnieuw met telkens een andere insteek.”
De kracht zit voor Hadewijch in het ervaringsgerichte en interactieve aspect. “Door de situatie te spelen, voel je pas echt hoe anderen iets beleefden. Je merkt meteen het effect van een andere aanpak. Zit je in de oorspronkelijke scène recht voor iemand, dan voel je het verschil zodra je naast hen gaat zitten. Laat je de situatie eerst ontsporen, dan merk je wat het doet als je op tijd ingrijpt. Dat soort nuances ontdek je pas als je de situatie speelt.”
En het werkt. “Verpleegkundigen willen niet blijven hangen in gesprekken of reflectieverslagen. Ze willen doen – en dat kan hier.”
Hoe ga je daarbij te werk?
“Onlangs hadden we een verpleegkundige die het moeilijk had met het ‘familiaire gedrag’ van een van de patiënten”, vertelt Hadewijch. “Bij het naspelen nam een van de collega’s een verrassende wending: zij ging mee met de informele praatjes van de patiënt en complimenteerde hem terug. “Ah, vind je dat ik mooie ogen heb? Jij ook!” Dat creëerde een vrolijke, speelse dynamiek waar het team anders helemaal niet voor open stond, door de strenge regels rond professionele omgang op hun afdeling. Hier kreeg je een bewustwording dat het probleem niet zozeer bij het gedrag van de patiënt lag – want de verpleegkundige vond het in se niet erg dat ze die complimentjes kreeg – maar bij de harde afgrenzing ervan volgens de cultuur van de afdeling. Omdat je bij het naspelen verschillende opties kan beleven, is het leereffect veel groter dan wanneer een moderator of docent polst naar diepere reflectie. Je voelt het effect in je lijf.”
Hadewijch benadrukt dat forumtheater geen quick fix is. “Je hebt minstens een uur nodig om op te warmen en veiligheid op te bouwen. Niet iedereen staat er meteen voor open. Maar als je het proces respecteert, zie je mensen echt in beweging komen.”
“Het is ingewikkeld”: over de complexiteit van verpleegkundig werk en arbeidsverdeling
Om de best mogelijke kwaliteit te garanderen, moet verpleegkundige zorg goed georganiseerd worden. Maar hoe ga je als verpleegkundige het meest efficiënt om met je taken in de tijd en met de collega’s die je ter beschikking hebt? Die vraag staat centraal in het onderzoek ‘Entanglement of nursing care’.
Traditioneel wordt bij het verdelen van verpleegkundig werk gekeken welke taken gedelegeerd kunnen worden aan minder duur en lager opgeleid personeel, om de schaarse middelen zo gericht mogelijk in te zetten. Een principe dat goed werkt in veel sectoren, maar verpleegkundig werk is een combinatie van cognitieve, emotionele, organisatorische en fysieke arbeid. De verschillende taken kunnen niet zomaar per domein verdeeld worden. Alle activiteiten zijn met elkaar verbonden, zelfs eenvoudige zorgactiviteiten. Dat draagt bij aan de complexiteit. Als verpleegkundige lijkt je dat vast vanzelfsprekend, maar het is moeilijk de vinger te leggen op de oorzaak van die complexiteit.
Verpleegkundig werk bestaat zowel uit zichtbare, formele taken, als onzichtbare, zachte elementen. Wanneer de verpleegkundige arbeid ‘task-focused’ wordt behandeld, dan worden taken verdeeld zonder rekening te houden met het grotere geheel. Werk je ‘patient-focused’, dan vertrek je van de noden van de patiënt bij het verdelen van taken. Ook deze methode gaat eerder uit van gefragmenteerde zorgactiviteiten dan van verschillende lagen van complexiteit. Daarnaast is er ook een ‘labour-focused’ conceptualisatie waarbij verpleegkundigen de hoofdrolspelers zijn die cognitieve, emotionele, organisatorische en fysieke arbeid combineren. Je kan die arbeid wel als afzonderlijke types presenteren, maar ze zijn onderling verbonden en afhankelijk. Ze zijn met andere woorden verstrengeld.
Verstrengelde taken
Verstrengeling of ‘entanglement’ is een begrip uit de kwantumfysica. Het betekent dat deeltjes zodanig met elkaar interageren dat de kwantumtoestand van elk deeltje van de groep niet onafhankelijk van de toestand van de anderen kan worden beschreven. Het gaat dus om taken die in relatie staan tot elkaar en elkaar zo zeer beïnvloeden dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. Deze ‘entanglement’ moet meegenomen worden bij de werkverdeling.
Een voorbeeld: hygiënische zorg toedienen wordt als weinig complex beschouwd. Je kan deze activiteit evenwel niet los zien van andere, zoals spreken met de patiënt en vitale signalen observeren. Die taken worden als emotionele en fysieke arbeid gecategoriseerd. Ze kunnen afzonderlijk worden uitgevoerd, maar de aard van de activiteiten verandert fundamenteel, waardoor een ‘gemakkelijke’ taak, zoals helpen bij persoonlijke hygiëne, een complex samenspel wordt van zorgactiviteiten. Traditioneel bepaalt de complexiteit van een afzonderlijke taak wie ze uitvoert, maar neem daar het briefen van de verschillende taken naar een collega in mee en het delegeren van taken levert maar weinig efficiëntiewinst op.
Het concept verstrengeling benadrukt dat VVAZ op alle aspecten van hun job moeten uitblinken, door de zorgvraag te bepalen, de complexiteit van de vereiste inspanning in te schatten en zorg uit te besteden en op te schalen wanneer ze dat nodig achten. Ook overdrachten en controles komen op hun takenlijst. Om de kwaliteit van zorg te blijven garanderen is verder onderzoek naar de ideale mix van vaardigheden en de beste samenstelling van een team verpleegkundigen noodzakelijk.
Raadpleeg het volledige onderzoek.
Bron
Dewi Stalpers, Lisette Schoonhoven, Chiara Dall’Ora, Jane Ball, Peter Griffiths, ‘Entanglement of nursing care’: A theoretical proposition to understand the complexity of nursing work and division of labour, International Journal of Nursing Studies, Volume 163, 2025, 104995, ISSN 0020-7489, https://doi.org/10.1016/j.ijnurstu.2025.104995.
Inhalatiemedicatie: tien regels voor veilige zorg
Door Nienke Dijkstra1 en Bianka Zandee2
1 Hoofddocent Farmakunde, onderzoeker Hogeschool Utrecht, Nederland. Internationaal lid NuPhaC netwerk
2 Apotheker en docent Farmakunde, Hogeschool Utrecht, Nederland
Het juiste gebruik van inhalatiemedicatie bij COPD en astma is belangrijk voor een effectieve behandeling, maar het merendeel van de patiënten lukt dit niet 1,2. Problemen zoals krachtig inademen, het niet (goed) schoonmaken van de voorzetkamer, en bijwerkingen zoals schimmelinfecties van het mondslijmvlies (orofaryngeale candidiase) komen vaak voor1-3. Hierdoor worden de uitkomsten van de therapie niet altijd bereikt. Goede begeleiding is daarom belangrijk.
Verpleegkundigen en veilige zorg bij inhalatiemedicatie
Verpleegkundigen spelen een essentiële rol bij het juiste gebruik. De ‘regel van tien voor medicatieveiligheid’ biedt een gestructureerde aanpak voor veilige zorg voor, tijdens en na medicatietoediening4. Elke regel bevat standaardvragen en acties. Regels één tot en met vijf zijn voor veel verpleegkundigen bekend en daarom samengevat, de vijf extra regels worden uitgebreider beschreven.
Regels 1-5
Controleer of de juiste persoon het medicijn volgens voorschrift inneemt en let op de juiste inhalator/inhalatietechniek, dosering, tijdstip en toedienroute. Voor inhalatiemedicijnen bij astma en COPD bestaan verschillende toedieningsvormen. Voor elke vorm en bijbehorende techniek zijn instructies beschikbaar bij de Belgian Respiratory Society (Inhalation video’s).
Regel 6
Weigert de patiënt het medicijn, dan kan je met behulp van motivational interviewing de reden van weigering verkennen en het belang van inname bespreken om de patiënt te stimuleren de medicatie te nemen5.
Regel 7
Ga na of de patiënt kennis heeft over het juist innemen van de medicatie. Vraag de patiënt het medicijn te gebruiken en controleer de uitvoering.
Regel 8
Controleer of de patiënt uitdagingen ervaart bij het gebruik en of hij oplossingen kent of weet bij wie hij terecht kan. Bij onvoldoende kennis en uitvoering, ga over op regel negen.
Regel 9
Geef advies dat past bij de situatie van de patiënt en diens inhalatietechniek6. Extra adviezen kunnen zijn: het gebruik van slimme digitale inhalatoren/voorzetkamers die de ademtechniek controleren en gepersonaliseerde tips geven. Deze verbeteren het gebruik en ze worden vergoed door verzekeraars 7,8. Wijs op inhalatie instructievideo’s (Inhalation video’s).
Regel 10
Als laatste stap controleer je of de patiënt weet waar hij op moet letten en wat het effect is bij juist gebruik. Vraag de patiënt het advies aan je uit te leggen (teach-backmethode). Stem met de patiënt af wanneer het gebruik opnieuw gecontroleerd wordt en ook het mondslijmvlies en de mate van benauwdheidsklachten (Je kan dan vragen naar frequentie van klachten en of dat veranderd is).
Bronnen
1 Verstappen W. 2016. Gebruikersfouten bij inhalatiemedicatie. Huisarts & Wetenschap. https://www.henw.org/artikelen/gebruikersfouten-bij-inhalatiemedicatie
2 Sanchis, J., Gich, I., Pedersen, S., & Team, A. D. M. I. (2016). Systematic review of errors in inhaler use: has patient technique improved over time?. Chest, 150(2), 394-406.
3 Farmacotherapeutisch kompas. Corticosteroiden inhalatie. Geraadpeegd op 20 maart 2025 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/corticosteroiden__inhalatie
4 Dijkstra, N. 2023. Van vijf naar tien regels medicatieveiligheid. Nurse academy.
5 Richtlijn medicatietrouw. 2023. Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland.
6 Dierick (2024). Toolkit en slimme voorzetkamer bieden inzicht in therapieontrouw. Individuele aanpak therapieontrouw voor astma- en COPD-patiënten. Pharmaceutisch Weekblad. Geraadpleegd op 14 april 2025 van https://www.pw.nl/achtergrond/2024/toolkit-en-slimme-voorzetkamer-bieden-inzicht-in-therapieontrouw
7 Dierick, B. J., Achterbosch, M., Eikholt, A. A., Been-Buck, S., Klemmeier, T., van de Hei, S. J., … & van Boven, J. F. (2023). Electronic monitoring with a digital smart spacer to support personalized inhaler use education in patients with asthma: the randomized controlled OUTERSPACE trial. Respiratory Medicine, 218, 107376.
8 Novartis. Met Enerzair® Breezhaler® wordt astmacontrole een bereikbaar doel voor patiënten en artsen. Geraadpleegd op 26 maart 2025 van https://novartis-be-lux-newsroom-medical-press.prezly.com/met-enerzairr-breezhalerr-wordt-astmacontrole-een-bereikbaar-doel-voor-patienten-en-artsen?utm_source=chatgpt.com
Instructie voor juiste inhalatietechniek
Voor inhalatie
- Klaarmaken van de medicatie/voorzetkamer
- Bij dosisaerosol: medicijn schudden
- Beschermdop van inhalator halen
- Mond leegmaken
Tijdens inhaleren
Voor start van de inhalatietechniek
- Rechte houding zittend/staand
- Kin iets omhoog
- Volledige uitademing naast mondstuk
- Plaats het mondstuk tussen de tanden, lippen er omheen
Tijdens de inhalatietechniek
Techniek van inademen hangt af van type inhalator, raadpleeg de instructievideo per apparaat.
- Bij een voorzetkamer:
- Adem wel/niet inhouden is afhankelijk van type
- Bij een fluitsignaal bij inademen dan volgende keer rustiger inademen
- Uitademing naast het mondstuk
Bij gebruik van verschillende type inhalatoren: 5 min. tussen inhaleren.
Bij een schimmelinfectie: Neem contact op met de behandelaar en vraag om advies over doorgebruik.
Na het inhaleren
- Beschermdop terugplaatsen op inhalator
- Mond spoelen met water (gebitsprothese kan dan uit) en het eerste slokje water gorgelen en uitspugen en het tweede slokje mag men doorslikken. Indien niet mogelijk dan iets eten na het inhaleren
- Schoonmaken voorzetkamer: 1 keer per week schoonmaken met lauw water en afwasmiddel en laat aan de lucht drogen
- Tweemaal daags tandenpoetsen is wenselijk
- Inhalator op droge plaats/kamertemperatuur bewaren
Informatie gebaseerd op inhalatieprotocollen, beschikbaar op www.inhalatorgebruik.nl
Vaccinnet 2.0, binnenkort gratis beschikbaar
Vaccinnet, het bestel- en registratiesysteem voor vaccins, bestaat twintig jaar. Tijd voor een update. Zowel op technisch, functioneel als visueel vlak zitten heel wat nieuwigheden in de pipeline. In het voorjaar van 2026 is de nieuwe versie van Vaccinnet beschikbaar. Tot dan werk je probleemloos verder op de ‘oude’ versie, volgens de vertrouwde werkwijze.
Onder meer technische updates waren stilaan broodnodig. Van deze aanpassingen zal je als verpleegkundige niet meteen iets merken, maar achter de schermen wordt het systeem klaargestoomd voor de toekomst. Wat des te meer merkbaar zal zijn, is de nieuwe en gebruiksvriendelijke interface. “De huidige look-and-feel voelt wat verouderd aan”, zegt Joris Moonens, woordvoerder van het Departement Zorg. “Met het nieuwe grafische jasje hebben we meteen ook de kans aangegrepen om Vaccinnet te transformeren naar een intuïtievere, moderne webapplicatie die ook op mobiele toestellen voortreffelijk werkt. Inclusief nieuwe functionele mogelijkheden, zoals het flexibeler beheren van de vaccinvoorraad en de vlotte integratie met andere softwarepakketten.” Dat levert meteen een aantal quick wins op. Zo maakt de betere databankstructuur met snellere gegevensdeling elk geregistreerd vaccin onmiddellijk zichtbaar in het patiëntendossier.
Inloggen verandert
Vaccinnet 2.0 wordt ingekapseld in het eHealth-ecosysteem. Handig, want zo verloopt de aanmelding op dezelfde manier al de andere applicaties van de overheid. De gebruikersnaam en het wachtwoord waarmee je vandaag nog aanmeldt vallen dus weg in de nieuwe versie. Joris Moonens: “Door deze applicatie te stroomlijnen met de andere overheidsapps wordt het eigenlijk eenvoudiger. In het najaar van 2025 zullen vaccinatoren hun toegangsrechten voor het nieuwe Vaccinnet al in orde kunnen brengen. Geen zorgen daarover, het Departement Zorg stuurt tijdig instructies om dit in orde te brengen. Door dit dan al te testen, kan de echte implementatie van het vernieuwde systeem vlot verlopen.”
Loop je toch ergens tegenaan bij het omschakelen naar of het gebruik van Vaccinnet 2.0? Geen enkel probleem. Het in de vingers krijgen van nieuwe functionaliteiten en je weg vinden doorheen een aangepaste interface zal misschien wat zoeken zijn in het begin. Je hoeft het gelukkig niet alleen te doen. Het Departement Zorg voorziet opleidingen en een helpdesk om het nieuwe Vaccinnet te introduceren voor diverse doelgroepen en in uiteenlopende toepassingen.
Blijvend belang van Vaccinnet
Dat de overheid investeert in de update van het bestel- en registratiesysteem voor vaccins bewijst het blijvende belang en nut van deze applicatie. “Tijdens de covidpandemie is nogmaals gebleken hoe cruciaal een robuust systeem voor het bestellen, registreren en monitoren in het kader van vaccinatie is”, benadrukt Joris Moonens. “Het laat toe kort op de bal te spelen. We kunnen gericht een lage vaccinatiegraad opsporen bij specifieke doelgroepen en daarop anticiperen. De recente pandemie heeft ons bovendien lessen geleerd, die we meenemen in deze update. Op die manier maken we van Vaccinnet ook een robuust crisisinstrument voor eventuele toekomstige pandemieën, bijvoorbeeld om vlot en transparant beschermingsmaterialen te bestellen. Hopelijk is het niet te snel nodig, maar in geval van nood kunnen we dan een gekende tool inzetten in woelige tijden.”
NETWERK VERPLEEGKUNDE heeft een mandaat binnen Vaccinet.
Niet langer een voorschrift nodig voor bepaalde handelingen in de thuiszorg
Binnenkort hebben thuisverpleegkundigen geen voorschrift meer nodig voor heel wat handelingen bij zorgvragers. Dat heeft minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke beslist. Zo wil hij de administratieve overlast beperken. “We willen dat zorgverleners in de thuiszorg hun tijd maximaal besteden aan de patiënt zelf”, klinkt het. “Dat maakt zorg opnieuw werkbaar en zo dragen we zorg voor mensen in de zorg.”
In 2024 kregen thuisverpleegkundigen binnen de hervorming van het verpleegkundige beroep al meer verantwoordelijkheden. Toch heeft de thuisverpleegkundige nog een voorschrift nodig om bepaalde medicatie toe te dienen bij de patiënt. Daar wordt nu komaf mee gemaakt, met een administratieve vereenvoudiging en met extra autonomie en verantwoordelijkheid voor de verpleegkundige in de thuiszorg. Zo zullen ze voor een reeks handelingen geen voorschrift meer nodig hebben. Het gaat dan om intramusculaire, subcutane en hypodermale injecties, het toedienen van zalf of oogdruppels, blaassondes, wondzorg, katheters via maagsonde, … Het takenpakket wordt op die manier uitgebreid en stimuleert een betere samenwerking. Dit maakt het werk interessanter en vermindert de planlast en tijdsdruk.
Autonomie en samenwerking
Door handelingen toe te laten zonder voorschrift worden thuisverpleegkundigen erkend in hun autonomie. Een belangrijke erkenning, die ook de aantrekkelijkheid van het beroep en van de thuiszorg vergroot. Naast voordelen voor verpleegkundigen, zijn er ook voordelen voor de zorgvrager. Zo hoeft die niet meer langs de arts om voorschriften te vragen. Zonder dat voorschrift kon de patiënt namelijk geen terugbetaling ontvangen. Bovendien vereenvoudigt dit de opvolging van patiënten tijdens een behandeling. Artsen moeten behandelingen nog steeds opstarten en de medicatie zelf voorschrijven, maar daarna kunnen thuisverpleegkundigen de verschillende handelingen zelfstandig uitvoeren. Een goede samenwerking tussen arts en thuisverpleegkundige blijft dus belangrijk.
Vanaf wanneer dit allemaal in werking treedt? Daarvoor mikt men op september 2025. Het voorstel werd al goedgekeurd door het Verzekeringscomité van het RIZIV. “In de regelgeving van de thuisverpleging moest aangepast worden waarvoor een medisch voorschrift om medico-legale redenen nog nodig is om de autonoom uitvoerbare handelingen van thuisverpleegkundigen administratief en vergoedingsgewijs te vereenvoudigen”, vertelt Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en vertegenwoordiger van verpleegkundigen binnen het RIZIV. “Dat is nu gebeurd en past binnen de globale visie van de federale overheid om de administratie te verminderen en tegelijk de kwaliteit en veiligheid van zorg te waarborgen. Om tot dit resultaat te komen is de voorbije jaren samengewerkt met medische en verpleegkundige experten en vertegenwoordigers. Dit nieuwe kader creëert bovendien mogelijkheden om de subsidiariteit in de zorg concreet in te vullen, met respect voor de bevoegdheid en bekwaamheid van de betrokken zorgverleners, en om op een kwaliteitsvolle en veilige wijze patiënten passende zorg te bieden door de juiste zorgverstrekker, op de juiste plaats en het juiste moment.”
Minister Vandenbroucke besluit in een persbericht: “Deze maatregel is goed voor iedereen. De verpleegkundigen worden erkend en kunnen hun tijd maximaal besteden aan de zorg van de patiënt. Patiënten moeten niet meer naar de arts voor een voorschrift. En er zijn minder nutteloze raadplegingen voor de arts. Op die manier dragen we niet alleen zorg voor de mensen, maar ook voor de mensen in de zorg.”
De lat mag soms wat lager
Madeleine Timmermann begon haar carrière als verpleegkundige. Door de vele ethische vragen die ze daarbij tegenkwam, verdiepte ze zich in zorgethiek en voerde ze onderzoek naar goede zorg bij dementie. Toch bleef de praktijk lonken. Na twaalf jaar als geestelijk verzorger in een hospice werkt ze nu als ethiekadviseur in een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking.
De uitdaging
Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?
Madeleine: “De vraag die me altijd bezighoudt is: hoe kunnen we ethiek integreren in het gewone, dagelijkse? Dat kan gaan over iets ogenschijnlijks eenvoudig als koffie serveren.” Voor Madeleine zit de essentie van goede zorg vaak in zulke alledaagse momenten. Daarnaast vindt ze het belangrijk om werkvreugde te koesteren. “Juist die kleine genietmomentjes maken het verschil. Niet per se door meer tijd te nemen, maar door er meer aandacht aan te schenken en ze te benoemen.”
Volgens Madeleine zijn die alledaagse momentjes ook essentieel om het vol te houden in de zorg. “Je hebt altijd een motor nodig om door te gaan. De grootste uitdaging is om de lat wat lager te leggen, zonder de menselijkheid te kwetsen. Zorgverleners willen het zo goed doen, maar de zorg wordt complexer en we lopen tegen een schaarste aan. In plaats van je daarover te frustreren kan je je afvragen of de zorglat soms wat lager kan – op het juiste moment, op de juiste hoogte.” Madeleine hanteert daarbij het toverwoord middelmatigheid. “Je moet balanceren tussen verschillende eisen. Perfectie is onhaalbaar, terwijl goed genoeg net heel waardevol kan zijn.”
De tool: verwondering
Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?
Om de zorglat op de juiste hoogte te krijgen, zet Madeleine sterk in op het wisselen van perspectief. “Moreel beraad kan daarbij helpen. Tegelijk kan het ook eenvoudiger. Mensen willen bij moeilijke situaties vooral hun frustraties, inzichten en ervaringen delen”, zegt ze. “Vanuit die basis kan je als groep reflecteren: waarom handelen we in een bepaalde situatie zoals we doen? Doen we dat vanuit onze eigen noden en overtuigingen, of omdat het aansluit bij wat de persoon zelf nodig heeft?”
Madeleine haalt een voorbeeld aan: “Onlangs was er een meningsverschil over hoe we best omgingen met een bewoonster met een verstandelijke beperking en dementie. Ze ervaarde veel angst bij het douchen. Haar zus, die haar wettelijke vertegenwoordiger is, stond erop dat ze toch werd gedoucht. Het team vond dat moeilijk, maar volgde die wens. In een overleg onderzochten we waarom we zo verschilden van beleving. Wat bleek? De zus voelde zich gebonden aan hun moeders wens: dat haar zus altijd netjes verzorgd en gewassen zou zijn. Vanuit dat ‘waarom’ – en het gedeelde verlangen om goed voor de vrouw te zorgen – besloten we samen dat douchen niet de enige oplossing was. We legden de lat lager, maar beter.”
Die manier van omdenken is volgens Madeleine essentieel. “Mijn beste woord ervoor is verwondering. Verwonderd zijn over wat je doet, waarom je het zo doet en wat dat betekent – niet alleen voor je zorgvragers, maar ook voor hoe je je werk organiseert en hoe tevreden je daar zelf over bent. Door telkens opnieuw de vraag te stellen ‘Waarom vinden wij dat?’ leren we zoveel bij.”
Hoe ga je daarbij te werk?
“Denk aan ouderen in revalidatie”, zegt Madeleine. “Vaak leren ze opnieuw traplopen, maar wat als die persoon thuis geen trap heeft en liever wil tuinieren? Kunnen de oefeningen daar niet beter op aansluiten?”
Volgens Madeleine leidt die verwondering soms tot verrassende acties. “Onlangs koos een zorgverlener ervoor om thuis naar het wielrennen te kijken. Dat was een grote passie van een van de bewoners, en zo kon ze makkelijker een aanknopingspunt vinden voor een betekenisvol gesprek. Dat is zorg die past. Ethiek in de praktijk draait om sensitiviteit voor wat echt telt. Met kleine inspanningen bereik je vanuit die sensitiviteit veel. De lat ligt dan, praktisch gezien, wat lager, maar de focus op goede zorg blijft behouden.”
Zijn thuistoestellen om je gezondheid op te volgen betrouwbaar?
Bloeddrukmeters, slimme thermometers en hartslagmeters: medische hulpmiddelen voor thuisgebruik liggen steeds vaker in het winkelrek of zijn online te bestellen. Hoe betrouwbaar zijn die toepassingen? En wat moet je als verpleegkundige weten om je patiënten goed te adviseren?
Steeds meer mensen houden hun gezondheid zelf in de gaten. Ze meten hun bloeddruk, hartslag of lichaamstemperatuur en houden die gegevens bij op hun smartphone. Vooral bij mensen met chronische aandoeningen is die interesse groot. Maar ook gezonde mensen grijpen sneller naar een meettoestel bij klachten of onzekerheid. Niet zelden nemen ze de resultaten mee naar de huisarts of specialist. Hoe accuraat zijn die metingen? Zijn alle toestellen even betrouwbaar? Testaankoop deed een onderzoek naar bloeddrukmeters en thermometers. Laura Clays, woordvoerder bij de consumentenorganisatie, vat een aantal aandachtspunten samen.
Thermometer van vijf euro is vaak het best
Voor temperatuurmetingen is de conclusie opvallend positief. “Een eenvoudige digitale thermometer voor onder de oksel of in de mond geeft meestal het meest nauwkeurige resultaat”, zegt Laura. “Je hoeft daar echt geen grote bedragen voor neer te tellen. In onze test scoorde een toestel van vijf à zes euro even goed als een infraroodthermometer van zeventig euro.” Die infraroodtoestellen lijken handig, zeker bij jonge kinderen, maar zijn minder betrouwbaar. “Zeker de goedkopere modellen missen functies die professionele ziekenhuistoestellen wel hebben. Als comfort belangrijk is, kan je wel voor zo’n model kiezen, maar weet dat je daar meer voor betaalt.”
Bovenarmbloeddrukmeter als beste keuze
Bij bloeddrukmeters raadt Testaankoop bovenarmmodellen aan. “Polsmeters zijn compacter, maar gevoeliger voor meetfouten. Bovenarmmeters zijn doorgaans makkelijker af te lezen en geven een betrouwbaarder beeld”, legt Laura uit. “Let wel op de maat van de manchet. Een te kleine manchet verhoogt de waarde, een te grote verlaagt ze. Sommige merken bieden verschillende maten aan.”
Smartwatch meet hartslag, maar niet medisch
Voor hartslagmetingen wordt vaak een smartwatch gebruikt. Testaankoop testte een aantal modellen, maar waarschuwt: “De hartslagfunctie is slechts een van de vele variabelen. Bij duurdere sporthorloges is de meting redelijk accuraat, maar bij goedkopere modellen is de foutenmarge groter. Voor medische opvolging zijn ze dus niet geschikt.”
Wat kan je als verpleegkundige doen?
De meeste thuistoestellen geven een bruikbaar resultaat, zolang je weet hoe je ze moet gebruiken. Als verpleegkundige kan je helpen om misverstanden te vermijden en thuismetingen op een zinvolle manier in te bedden in het zorgtraject. De rol van verpleegkundigen ligt volgens Laura dan ook vooral in het begeleiden van correct gebruik en realistische verwachtingen. Een aantal tips:
- Vraag actief naar thuismetingen
Benut de kans om na te gaan welk toestel iemand gebruikt en hoe ze ermee omgaan.
- Leg uit waarop patiënten moeten letten
Bijvoorbeeld dat ze bij bloeddrukmetingen altijd even moeten rusten en het toestel correct moeten aanbrengen. Ook meerdere keren meten is nodig om zeker te zijn.
- Zet het resultaat in context
Een meting zegt iets op dat moment, maar is geen diagnose. Daarvoor raadpleeg je een arts. Een reeks metingen over langere tijd geeft meer informatie.
- Adviseer bij aankoop
Kies bij voorkeur voor toestellen die onafhankelijk getest zijn en duidelijk gebruiksgemak bieden. Koop het liefst in Europa of bij een betrouwbare webshop. Een CE-markering is verplicht, maar zegt niets over de nauwkeurigheid. Dat blijft moeilijk te controleren.