Van toe-schouwers naar doe-schouwers
In deze rubriek gaan we op zoek naar prangende ethische uitdagingen die zich voordoen in de praktijk. Tegelijkertijd ontdekken we welke methodes ons kunnen helpen om deze uitdagingen bespreekbaar en hanteerbaar te maken. We gaan hiervoor te rade bij collega’s in de zorg die dagelijks met ethische vraagstukken worden geconfronteerd.
Hadewijch Blockeel begon haar loopbaan als psychiatrisch verpleegkundige. Ze werkte bij de opstart van het Forensisch Psychiatrisch Centrum, eerst als opnamecoördinator, later als behandelcoördinator. Daarna stapte ze over naar het onderwijs, waar ze nu aan VIVES doceert en onderzoek doet rond zorgethiek. Vandaag combineert ze dat met een deeltijdse praktijk als systemisch counselor. “Ik wou weer met mijn voeten in de praktijk staan. In die opleiding ontdekte ik creatieve methodieken die me meteen raakten. Nu gebruik ik die in mijn werk met zorgverleners rond morele dilemma’s.”
DE UITDAGING
Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?
“Bij de opleiding in Vives vertrekken we vanuit een relationele visie op zorg”, vertelt Hadewijch. “We geloven dat de relatie tussen zorgverlener en zorgontvanger cruciaal is voor hoe zorg wordt ervaren. Een sleutelvoorwaarde voor die relationele visie is het vermogen om van perspectief te wisselen – om je echt te verplaatsen in de leefwereld van de zorgontvanger, en te voelen of jouw zorg wel aansluit bij hun noden en verwachtingen. Om dat te leren, leggen we in de opleiding veel nadruk op reflectie. Studenten moeten stilstaan bij hun intenties, het effect van hun handelen, en hoe dat overkomt bij de ander.”
Maar in de praktijk bots je al snel op grenzen. “We verwachten dat iedereen goed kan reflecteren en dat ook nog eens helder op papier krijgt. Terwijl veel verpleegkundigen doeners zijn, geen schrijvers”, meent Hadewijch. Bovendien maakt de zorgcontext zelf het niet makkelijk. “Tijdsdruk, checklist-denken, regels en procedures die meer inzetten op conformiteit dan op echte responsiviteit. Al deze factoren maken het vaak lastig om ruimte te maken voor de beleving van een ander. Ik vroeg me af hoe we die nodige reflectie dan wel kunnen bevorderen, los van de gekende methodes van schriftelijke verslaggeving en moreel beraad.”
DE TOOL: FORUMTHEATER
Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?
“Tijdens mijn zoektocht kwam ik bij forumtheater terecht”, vertelt ze. Augusto Boal ontwikkelde de methode in Brazilië als ‘theater van de onderdrukten’. “Hij liet zich inspireren door Paulo Freire, die kritisch keek naar hoe we mensen voorbereiden op het echte leven. Boals idee: via spel inzicht en handelingsruimte creëren in moeilijke situaties.” Met deze methode helpt Hadewijch teams om moeilijke zorgmomenten uit te spelen en bespreekbaar te maken.
Het vertrekpunt is een ervaring van onderdrukking. Dat klinkt misschien zwaar, maar, zo verduidelijkt Hadewijch: “Dat kan in onze context gaan over een moment waarop iemand iets zei wat die liever niet had gezegd – of net zweeg terwijl hij of zij beter had gesproken.” Vanuit een concrete ervaring van een deelnemer bouwt Hadewijch met het team een scène op. Die moet helemaal kloppen volgens de persoon die ze inbrengt. “We spelen ze eerst zoals het echt gegaan is: wie was deel van de situatie, wie zei wat en hoe stonden ze erbij.” Daarna verandert de dynamiek. “De hoofdrolspeler gaat in het publiek zitten. Vanaf dan mogen de toeschouwers ‘stop’ zeggen, de scène betreden en een alternatief voorstellen. De ‘toe-schouwers’ worden ‘doe-schouwers’. Soms spelen we een scène tien keer opnieuw met telkens een andere insteek.”
De kracht zit voor Hadewijch in het ervaringsgerichte en interactieve aspect. “Door de situatie te spelen, voel je pas echt hoe anderen iets beleefden. Je merkt meteen het effect van een andere aanpak. Zit je in de oorspronkelijke scène recht voor iemand, dan voel je het verschil zodra je naast hen gaat zitten. Laat je de situatie eerst ontsporen, dan merk je wat het doet als je op tijd ingrijpt. Dat soort nuances ontdek je pas als je de situatie speelt.”
En het werkt. “Verpleegkundigen willen niet blijven hangen in gesprekken of reflectieverslagen. Ze willen doen – en dat kan hier.”
Hoe ga je daarbij te werk?
“Onlangs hadden we een verpleegkundige die het moeilijk had met het ‘familiaire gedrag’ van een van de patiënten”, vertelt Hadewijch. “Bij het naspelen nam een van de collega’s een verrassende wending: zij ging mee met de informele praatjes van de patiënt en complimenteerde hem terug. “Ah, vind je dat ik mooie ogen heb? Jij ook!” Dat creëerde een vrolijke, speelse dynamiek waar het team anders helemaal niet voor open stond, door de strenge regels rond professionele omgang op hun afdeling. Hier kreeg je een bewustwording dat het probleem niet zozeer bij het gedrag van de patiënt lag – want de verpleegkundige vond het in se niet erg dat ze die complimentjes kreeg – maar bij de harde afgrenzing ervan volgens de cultuur van de afdeling. Omdat je bij het naspelen verschillende opties kan beleven, is het leereffect veel groter dan wanneer een moderator of docent polst naar diepere reflectie. Je voelt het effect in je lijf.”
Hadewijch benadrukt dat forumtheater geen quick fix is. “Je hebt minstens een uur nodig om op te warmen en veiligheid op te bouwen. Niet iedereen staat er meteen voor open. Maar als je het proces respecteert, zie je mensen echt in beweging komen.”
“Het is ingewikkeld”: over de complexiteit van verpleegkundig werk en arbeidsverdeling
Om de best mogelijke kwaliteit te garanderen, moet verpleegkundige zorg goed georganiseerd worden. Maar hoe ga je als verpleegkundige het meest efficiënt om met je taken in de tijd en met de collega’s die je ter beschikking hebt? Die vraag staat centraal in het onderzoek ‘Entanglement of nursing care’.
Traditioneel wordt bij het verdelen van verpleegkundig werk gekeken welke taken gedelegeerd kunnen worden aan minder duur en lager opgeleid personeel, om de schaarse middelen zo gericht mogelijk in te zetten. Een principe dat goed werkt in veel sectoren, maar verpleegkundig werk is een combinatie van cognitieve, emotionele, organisatorische en fysieke arbeid. De verschillende taken kunnen niet zomaar per domein verdeeld worden. Alle activiteiten zijn met elkaar verbonden, zelfs eenvoudige zorgactiviteiten. Dat draagt bij aan de complexiteit. Als verpleegkundige lijkt je dat vast vanzelfsprekend, maar het is moeilijk de vinger te leggen op de oorzaak van die complexiteit.
Verpleegkundig werk bestaat zowel uit zichtbare, formele taken, als onzichtbare, zachte elementen. Wanneer de verpleegkundige arbeid ‘task-focused’ wordt behandeld, dan worden taken verdeeld zonder rekening te houden met het grotere geheel. Werk je ‘patient-focused’, dan vertrek je van de noden van de patiënt bij het verdelen van taken. Ook deze methode gaat eerder uit van gefragmenteerde zorgactiviteiten dan van verschillende lagen van complexiteit. Daarnaast is er ook een ‘labour-focused’ conceptualisatie waarbij verpleegkundigen de hoofdrolspelers zijn die cognitieve, emotionele, organisatorische en fysieke arbeid combineren. Je kan die arbeid wel als afzonderlijke types presenteren, maar ze zijn onderling verbonden en afhankelijk. Ze zijn met andere woorden verstrengeld.
Verstrengelde taken
Verstrengeling of ‘entanglement’ is een begrip uit de kwantumfysica. Het betekent dat deeltjes zodanig met elkaar interageren dat de kwantumtoestand van elk deeltje van de groep niet onafhankelijk van de toestand van de anderen kan worden beschreven. Het gaat dus om taken die in relatie staan tot elkaar en elkaar zo zeer beïnvloeden dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. Deze ‘entanglement’ moet meegenomen worden bij de werkverdeling.
Een voorbeeld: hygiënische zorg toedienen wordt als weinig complex beschouwd. Je kan deze activiteit evenwel niet los zien van andere, zoals spreken met de patiënt en vitale signalen observeren. Die taken worden als emotionele en fysieke arbeid gecategoriseerd. Ze kunnen afzonderlijk worden uitgevoerd, maar de aard van de activiteiten verandert fundamenteel, waardoor een ‘gemakkelijke’ taak, zoals helpen bij persoonlijke hygiëne, een complex samenspel wordt van zorgactiviteiten. Traditioneel bepaalt de complexiteit van een afzonderlijke taak wie ze uitvoert, maar neem daar het briefen van de verschillende taken naar een collega in mee en het delegeren van taken levert maar weinig efficiëntiewinst op.
Het concept verstrengeling benadrukt dat VVAZ op alle aspecten van hun job moeten uitblinken, door de zorgvraag te bepalen, de complexiteit van de vereiste inspanning in te schatten en zorg uit te besteden en op te schalen wanneer ze dat nodig achten. Ook overdrachten en controles komen op hun takenlijst. Om de kwaliteit van zorg te blijven garanderen is verder onderzoek naar de ideale mix van vaardigheden en de beste samenstelling van een team verpleegkundigen noodzakelijk.
Raadpleeg het volledige onderzoek.
Bron
Dewi Stalpers, Lisette Schoonhoven, Chiara Dall’Ora, Jane Ball, Peter Griffiths, ‘Entanglement of nursing care’: A theoretical proposition to understand the complexity of nursing work and division of labour, International Journal of Nursing Studies, Volume 163, 2025, 104995, ISSN 0020-7489, https://doi.org/10.1016/j.ijnurstu.2025.104995.
Inhalatiemedicatie: tien regels voor veilige zorg
Door Nienke Dijkstra1 en Bianka Zandee2
1 Hoofddocent Farmakunde, onderzoeker Hogeschool Utrecht, Nederland. Internationaal lid NuPhaC netwerk
2 Apotheker en docent Farmakunde, Hogeschool Utrecht, Nederland
Het juiste gebruik van inhalatiemedicatie bij COPD en astma is belangrijk voor een effectieve behandeling, maar het merendeel van de patiënten lukt dit niet 1,2. Problemen zoals krachtig inademen, het niet (goed) schoonmaken van de voorzetkamer, en bijwerkingen zoals schimmelinfecties van het mondslijmvlies (orofaryngeale candidiase) komen vaak voor1-3. Hierdoor worden de uitkomsten van de therapie niet altijd bereikt. Goede begeleiding is daarom belangrijk.
Verpleegkundigen en veilige zorg bij inhalatiemedicatie
Verpleegkundigen spelen een essentiële rol bij het juiste gebruik. De ‘regel van tien voor medicatieveiligheid’ biedt een gestructureerde aanpak voor veilige zorg voor, tijdens en na medicatietoediening4. Elke regel bevat standaardvragen en acties. Regels één tot en met vijf zijn voor veel verpleegkundigen bekend en daarom samengevat, de vijf extra regels worden uitgebreider beschreven.
Regels 1-5
Controleer of de juiste persoon het medicijn volgens voorschrift inneemt en let op de juiste inhalator/inhalatietechniek, dosering, tijdstip en toedienroute. Voor inhalatiemedicijnen bij astma en COPD bestaan verschillende toedieningsvormen. Voor elke vorm en bijbehorende techniek zijn instructies beschikbaar bij de Belgian Respiratory Society (Inhalation video’s).
Regel 6
Weigert de patiënt het medicijn, dan kan je met behulp van motivational interviewing de reden van weigering verkennen en het belang van inname bespreken om de patiënt te stimuleren de medicatie te nemen5.
Regel 7
Ga na of de patiënt kennis heeft over het juist innemen van de medicatie. Vraag de patiënt het medicijn te gebruiken en controleer de uitvoering.
Regel 8
Controleer of de patiënt uitdagingen ervaart bij het gebruik en of hij oplossingen kent of weet bij wie hij terecht kan. Bij onvoldoende kennis en uitvoering, ga over op regel negen.
Regel 9
Geef advies dat past bij de situatie van de patiënt en diens inhalatietechniek6. Extra adviezen kunnen zijn: het gebruik van slimme digitale inhalatoren/voorzetkamers die de ademtechniek controleren en gepersonaliseerde tips geven. Deze verbeteren het gebruik en ze worden vergoed door verzekeraars 7,8. Wijs op inhalatie instructievideo’s (Inhalation video’s).
Regel 10
Als laatste stap controleer je of de patiënt weet waar hij op moet letten en wat het effect is bij juist gebruik. Vraag de patiënt het advies aan je uit te leggen (teach-backmethode). Stem met de patiënt af wanneer het gebruik opnieuw gecontroleerd wordt en ook het mondslijmvlies en de mate van benauwdheidsklachten (Je kan dan vragen naar frequentie van klachten en of dat veranderd is).
Bronnen
1 Verstappen W. 2016. Gebruikersfouten bij inhalatiemedicatie. Huisarts & Wetenschap. https://www.henw.org/artikelen/gebruikersfouten-bij-inhalatiemedicatie
2 Sanchis, J., Gich, I., Pedersen, S., & Team, A. D. M. I. (2016). Systematic review of errors in inhaler use: has patient technique improved over time?. Chest, 150(2), 394-406.
3 Farmacotherapeutisch kompas. Corticosteroiden inhalatie. Geraadpeegd op 20 maart 2025 van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/corticosteroiden__inhalatie
4 Dijkstra, N. 2023. Van vijf naar tien regels medicatieveiligheid. Nurse academy.
5 Richtlijn medicatietrouw. 2023. Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland.
6 Dierick (2024). Toolkit en slimme voorzetkamer bieden inzicht in therapieontrouw. Individuele aanpak therapieontrouw voor astma- en COPD-patiënten. Pharmaceutisch Weekblad. Geraadpleegd op 14 april 2025 van https://www.pw.nl/achtergrond/2024/toolkit-en-slimme-voorzetkamer-bieden-inzicht-in-therapieontrouw
7 Dierick, B. J., Achterbosch, M., Eikholt, A. A., Been-Buck, S., Klemmeier, T., van de Hei, S. J., … & van Boven, J. F. (2023). Electronic monitoring with a digital smart spacer to support personalized inhaler use education in patients with asthma: the randomized controlled OUTERSPACE trial. Respiratory Medicine, 218, 107376.
8 Novartis. Met Enerzair® Breezhaler® wordt astmacontrole een bereikbaar doel voor patiënten en artsen. Geraadpleegd op 26 maart 2025 van https://novartis-be-lux-newsroom-medical-press.prezly.com/met-enerzairr-breezhalerr-wordt-astmacontrole-een-bereikbaar-doel-voor-patienten-en-artsen?utm_source=chatgpt.com
Instructie voor juiste inhalatietechniek
Voor inhalatie
- Klaarmaken van de medicatie/voorzetkamer
- Bij dosisaerosol: medicijn schudden
- Beschermdop van inhalator halen
- Mond leegmaken
Tijdens inhaleren
Voor start van de inhalatietechniek
- Rechte houding zittend/staand
- Kin iets omhoog
- Volledige uitademing naast mondstuk
- Plaats het mondstuk tussen de tanden, lippen er omheen
Tijdens de inhalatietechniek
Techniek van inademen hangt af van type inhalator, raadpleeg de instructievideo per apparaat.
- Bij een voorzetkamer:
- Adem wel/niet inhouden is afhankelijk van type
- Bij een fluitsignaal bij inademen dan volgende keer rustiger inademen
- Uitademing naast het mondstuk
Bij gebruik van verschillende type inhalatoren: 5 min. tussen inhaleren.
Bij een schimmelinfectie: Neem contact op met de behandelaar en vraag om advies over doorgebruik.
Na het inhaleren
- Beschermdop terugplaatsen op inhalator
- Mond spoelen met water (gebitsprothese kan dan uit) en het eerste slokje water gorgelen en uitspugen en het tweede slokje mag men doorslikken. Indien niet mogelijk dan iets eten na het inhaleren
- Schoonmaken voorzetkamer: 1 keer per week schoonmaken met lauw water en afwasmiddel en laat aan de lucht drogen
- Tweemaal daags tandenpoetsen is wenselijk
- Inhalator op droge plaats/kamertemperatuur bewaren
Informatie gebaseerd op inhalatieprotocollen, beschikbaar op www.inhalatorgebruik.nl
Vaccinnet 2.0, binnenkort gratis beschikbaar
Vaccinnet, het bestel- en registratiesysteem voor vaccins, bestaat twintig jaar. Tijd voor een update. Zowel op technisch, functioneel als visueel vlak zitten heel wat nieuwigheden in de pipeline. In het voorjaar van 2026 is de nieuwe versie van Vaccinnet beschikbaar. Tot dan werk je probleemloos verder op de ‘oude’ versie, volgens de vertrouwde werkwijze.
Onder meer technische updates waren stilaan broodnodig. Van deze aanpassingen zal je als verpleegkundige niet meteen iets merken, maar achter de schermen wordt het systeem klaargestoomd voor de toekomst. Wat des te meer merkbaar zal zijn, is de nieuwe en gebruiksvriendelijke interface. “De huidige look-and-feel voelt wat verouderd aan”, zegt Joris Moonens, woordvoerder van het Departement Zorg. “Met het nieuwe grafische jasje hebben we meteen ook de kans aangegrepen om Vaccinnet te transformeren naar een intuïtievere, moderne webapplicatie die ook op mobiele toestellen voortreffelijk werkt. Inclusief nieuwe functionele mogelijkheden, zoals het flexibeler beheren van de vaccinvoorraad en de vlotte integratie met andere softwarepakketten.” Dat levert meteen een aantal quick wins op. Zo maakt de betere databankstructuur met snellere gegevensdeling elk geregistreerd vaccin onmiddellijk zichtbaar in het patiëntendossier.
Inloggen verandert
Vaccinnet 2.0 wordt ingekapseld in het eHealth-ecosysteem. Handig, want zo verloopt de aanmelding op dezelfde manier al de andere applicaties van de overheid. De gebruikersnaam en het wachtwoord waarmee je vandaag nog aanmeldt vallen dus weg in de nieuwe versie. Joris Moonens: “Door deze applicatie te stroomlijnen met de andere overheidsapps wordt het eigenlijk eenvoudiger. In het najaar van 2025 zullen vaccinatoren hun toegangsrechten voor het nieuwe Vaccinnet al in orde kunnen brengen. Geen zorgen daarover, het Departement Zorg stuurt tijdig instructies om dit in orde te brengen. Door dit dan al te testen, kan de echte implementatie van het vernieuwde systeem vlot verlopen.”
Loop je toch ergens tegenaan bij het omschakelen naar of het gebruik van Vaccinnet 2.0? Geen enkel probleem. Het in de vingers krijgen van nieuwe functionaliteiten en je weg vinden doorheen een aangepaste interface zal misschien wat zoeken zijn in het begin. Je hoeft het gelukkig niet alleen te doen. Het Departement Zorg voorziet opleidingen en een helpdesk om het nieuwe Vaccinnet te introduceren voor diverse doelgroepen en in uiteenlopende toepassingen.
Blijvend belang van Vaccinnet
Dat de overheid investeert in de update van het bestel- en registratiesysteem voor vaccins bewijst het blijvende belang en nut van deze applicatie. “Tijdens de covidpandemie is nogmaals gebleken hoe cruciaal een robuust systeem voor het bestellen, registreren en monitoren in het kader van vaccinatie is”, benadrukt Joris Moonens. “Het laat toe kort op de bal te spelen. We kunnen gericht een lage vaccinatiegraad opsporen bij specifieke doelgroepen en daarop anticiperen. De recente pandemie heeft ons bovendien lessen geleerd, die we meenemen in deze update. Op die manier maken we van Vaccinnet ook een robuust crisisinstrument voor eventuele toekomstige pandemieën, bijvoorbeeld om vlot en transparant beschermingsmaterialen te bestellen. Hopelijk is het niet te snel nodig, maar in geval van nood kunnen we dan een gekende tool inzetten in woelige tijden.”
NETWERK VERPLEEGKUNDE heeft een mandaat binnen Vaccinet.
Niet langer een voorschrift nodig voor bepaalde handelingen in de thuiszorg
Binnenkort hebben thuisverpleegkundigen geen voorschrift meer nodig voor heel wat handelingen bij zorgvragers. Dat heeft minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke beslist. Zo wil hij de administratieve overlast beperken. “We willen dat zorgverleners in de thuiszorg hun tijd maximaal besteden aan de patiënt zelf”, klinkt het. “Dat maakt zorg opnieuw werkbaar en zo dragen we zorg voor mensen in de zorg.”
In 2024 kregen thuisverpleegkundigen binnen de hervorming van het verpleegkundige beroep al meer verantwoordelijkheden. Toch heeft de thuisverpleegkundige nog een voorschrift nodig om bepaalde medicatie toe te dienen bij de patiënt. Daar wordt nu komaf mee gemaakt, met een administratieve vereenvoudiging en met extra autonomie en verantwoordelijkheid voor de verpleegkundige in de thuiszorg. Zo zullen ze voor een reeks handelingen geen voorschrift meer nodig hebben. Het gaat dan om intramusculaire, subcutane en hypodermale injecties, het toedienen van zalf of oogdruppels, blaassondes, wondzorg, katheters via maagsonde, … Het takenpakket wordt op die manier uitgebreid en stimuleert een betere samenwerking. Dit maakt het werk interessanter en vermindert de planlast en tijdsdruk.
Autonomie en samenwerking
Door handelingen toe te laten zonder voorschrift worden thuisverpleegkundigen erkend in hun autonomie. Een belangrijke erkenning, die ook de aantrekkelijkheid van het beroep en van de thuiszorg vergroot. Naast voordelen voor verpleegkundigen, zijn er ook voordelen voor de zorgvrager. Zo hoeft die niet meer langs de arts om voorschriften te vragen. Zonder dat voorschrift kon de patiënt namelijk geen terugbetaling ontvangen. Bovendien vereenvoudigt dit de opvolging van patiënten tijdens een behandeling. Artsen moeten behandelingen nog steeds opstarten en de medicatie zelf voorschrijven, maar daarna kunnen thuisverpleegkundigen de verschillende handelingen zelfstandig uitvoeren. Een goede samenwerking tussen arts en thuisverpleegkundige blijft dus belangrijk.
Vanaf wanneer dit allemaal in werking treedt? Daarvoor mikt men op september 2025. Het voorstel werd al goedgekeurd door het Verzekeringscomité van het RIZIV. “In de regelgeving van de thuisverpleging moest aangepast worden waarvoor een medisch voorschrift om medico-legale redenen nog nodig is om de autonoom uitvoerbare handelingen van thuisverpleegkundigen administratief en vergoedingsgewijs te vereenvoudigen”, vertelt Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en vertegenwoordiger van verpleegkundigen binnen het RIZIV. “Dat is nu gebeurd en past binnen de globale visie van de federale overheid om de administratie te verminderen en tegelijk de kwaliteit en veiligheid van zorg te waarborgen. Om tot dit resultaat te komen is de voorbije jaren samengewerkt met medische en verpleegkundige experten en vertegenwoordigers. Dit nieuwe kader creëert bovendien mogelijkheden om de subsidiariteit in de zorg concreet in te vullen, met respect voor de bevoegdheid en bekwaamheid van de betrokken zorgverleners, en om op een kwaliteitsvolle en veilige wijze patiënten passende zorg te bieden door de juiste zorgverstrekker, op de juiste plaats en het juiste moment.”
Minister Vandenbroucke besluit in een persbericht: “Deze maatregel is goed voor iedereen. De verpleegkundigen worden erkend en kunnen hun tijd maximaal besteden aan de zorg van de patiënt. Patiënten moeten niet meer naar de arts voor een voorschrift. En er zijn minder nutteloze raadplegingen voor de arts. Op die manier dragen we niet alleen zorg voor de mensen, maar ook voor de mensen in de zorg.”
De lat mag soms wat lager
Madeleine Timmermann begon haar carrière als verpleegkundige. Door de vele ethische vragen die ze daarbij tegenkwam, verdiepte ze zich in zorgethiek en voerde ze onderzoek naar goede zorg bij dementie. Toch bleef de praktijk lonken. Na twaalf jaar als geestelijk verzorger in een hospice werkt ze nu als ethiekadviseur in een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking.
De uitdaging
Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?
Madeleine: “De vraag die me altijd bezighoudt is: hoe kunnen we ethiek integreren in het gewone, dagelijkse? Dat kan gaan over iets ogenschijnlijks eenvoudig als koffie serveren.” Voor Madeleine zit de essentie van goede zorg vaak in zulke alledaagse momenten. Daarnaast vindt ze het belangrijk om werkvreugde te koesteren. “Juist die kleine genietmomentjes maken het verschil. Niet per se door meer tijd te nemen, maar door er meer aandacht aan te schenken en ze te benoemen.”
Volgens Madeleine zijn die alledaagse momentjes ook essentieel om het vol te houden in de zorg. “Je hebt altijd een motor nodig om door te gaan. De grootste uitdaging is om de lat wat lager te leggen, zonder de menselijkheid te kwetsen. Zorgverleners willen het zo goed doen, maar de zorg wordt complexer en we lopen tegen een schaarste aan. In plaats van je daarover te frustreren kan je je afvragen of de zorglat soms wat lager kan – op het juiste moment, op de juiste hoogte.” Madeleine hanteert daarbij het toverwoord middelmatigheid. “Je moet balanceren tussen verschillende eisen. Perfectie is onhaalbaar, terwijl goed genoeg net heel waardevol kan zijn.”
De tool: verwondering
Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?
Om de zorglat op de juiste hoogte te krijgen, zet Madeleine sterk in op het wisselen van perspectief. “Moreel beraad kan daarbij helpen. Tegelijk kan het ook eenvoudiger. Mensen willen bij moeilijke situaties vooral hun frustraties, inzichten en ervaringen delen”, zegt ze. “Vanuit die basis kan je als groep reflecteren: waarom handelen we in een bepaalde situatie zoals we doen? Doen we dat vanuit onze eigen noden en overtuigingen, of omdat het aansluit bij wat de persoon zelf nodig heeft?”
Madeleine haalt een voorbeeld aan: “Onlangs was er een meningsverschil over hoe we best omgingen met een bewoonster met een verstandelijke beperking en dementie. Ze ervaarde veel angst bij het douchen. Haar zus, die haar wettelijke vertegenwoordiger is, stond erop dat ze toch werd gedoucht. Het team vond dat moeilijk, maar volgde die wens. In een overleg onderzochten we waarom we zo verschilden van beleving. Wat bleek? De zus voelde zich gebonden aan hun moeders wens: dat haar zus altijd netjes verzorgd en gewassen zou zijn. Vanuit dat ‘waarom’ – en het gedeelde verlangen om goed voor de vrouw te zorgen – besloten we samen dat douchen niet de enige oplossing was. We legden de lat lager, maar beter.”
Die manier van omdenken is volgens Madeleine essentieel. “Mijn beste woord ervoor is verwondering. Verwonderd zijn over wat je doet, waarom je het zo doet en wat dat betekent – niet alleen voor je zorgvragers, maar ook voor hoe je je werk organiseert en hoe tevreden je daar zelf over bent. Door telkens opnieuw de vraag te stellen ‘Waarom vinden wij dat?’ leren we zoveel bij.”
Hoe ga je daarbij te werk?
“Denk aan ouderen in revalidatie”, zegt Madeleine. “Vaak leren ze opnieuw traplopen, maar wat als die persoon thuis geen trap heeft en liever wil tuinieren? Kunnen de oefeningen daar niet beter op aansluiten?”
Volgens Madeleine leidt die verwondering soms tot verrassende acties. “Onlangs koos een zorgverlener ervoor om thuis naar het wielrennen te kijken. Dat was een grote passie van een van de bewoners, en zo kon ze makkelijker een aanknopingspunt vinden voor een betekenisvol gesprek. Dat is zorg die past. Ethiek in de praktijk draait om sensitiviteit voor wat echt telt. Met kleine inspanningen bereik je vanuit die sensitiviteit veel. De lat ligt dan, praktisch gezien, wat lager, maar de focus op goede zorg blijft behouden.”
Zijn thuistoestellen om je gezondheid op te volgen betrouwbaar?
Bloeddrukmeters, slimme thermometers en hartslagmeters: medische hulpmiddelen voor thuisgebruik liggen steeds vaker in het winkelrek of zijn online te bestellen. Hoe betrouwbaar zijn die toepassingen? En wat moet je als verpleegkundige weten om je patiënten goed te adviseren?
Steeds meer mensen houden hun gezondheid zelf in de gaten. Ze meten hun bloeddruk, hartslag of lichaamstemperatuur en houden die gegevens bij op hun smartphone. Vooral bij mensen met chronische aandoeningen is die interesse groot. Maar ook gezonde mensen grijpen sneller naar een meettoestel bij klachten of onzekerheid. Niet zelden nemen ze de resultaten mee naar de huisarts of specialist. Hoe accuraat zijn die metingen? Zijn alle toestellen even betrouwbaar? Testaankoop deed een onderzoek naar bloeddrukmeters en thermometers. Laura Clays, woordvoerder bij de consumentenorganisatie, vat een aantal aandachtspunten samen.
Thermometer van vijf euro is vaak het best
Voor temperatuurmetingen is de conclusie opvallend positief. “Een eenvoudige digitale thermometer voor onder de oksel of in de mond geeft meestal het meest nauwkeurige resultaat”, zegt Laura. “Je hoeft daar echt geen grote bedragen voor neer te tellen. In onze test scoorde een toestel van vijf à zes euro even goed als een infraroodthermometer van zeventig euro.” Die infraroodtoestellen lijken handig, zeker bij jonge kinderen, maar zijn minder betrouwbaar. “Zeker de goedkopere modellen missen functies die professionele ziekenhuistoestellen wel hebben. Als comfort belangrijk is, kan je wel voor zo’n model kiezen, maar weet dat je daar meer voor betaalt.”
Bovenarmbloeddrukmeter als beste keuze
Bij bloeddrukmeters raadt Testaankoop bovenarmmodellen aan. “Polsmeters zijn compacter, maar gevoeliger voor meetfouten. Bovenarmmeters zijn doorgaans makkelijker af te lezen en geven een betrouwbaarder beeld”, legt Laura uit. “Let wel op de maat van de manchet. Een te kleine manchet verhoogt de waarde, een te grote verlaagt ze. Sommige merken bieden verschillende maten aan.”
Smartwatch meet hartslag, maar niet medisch
Voor hartslagmetingen wordt vaak een smartwatch gebruikt. Testaankoop testte een aantal modellen, maar waarschuwt: “De hartslagfunctie is slechts een van de vele variabelen. Bij duurdere sporthorloges is de meting redelijk accuraat, maar bij goedkopere modellen is de foutenmarge groter. Voor medische opvolging zijn ze dus niet geschikt.”
Wat kan je als verpleegkundige doen?
De meeste thuistoestellen geven een bruikbaar resultaat, zolang je weet hoe je ze moet gebruiken. Als verpleegkundige kan je helpen om misverstanden te vermijden en thuismetingen op een zinvolle manier in te bedden in het zorgtraject. De rol van verpleegkundigen ligt volgens Laura dan ook vooral in het begeleiden van correct gebruik en realistische verwachtingen. Een aantal tips:
- Vraag actief naar thuismetingen
Benut de kans om na te gaan welk toestel iemand gebruikt en hoe ze ermee omgaan.
- Leg uit waarop patiënten moeten letten
Bijvoorbeeld dat ze bij bloeddrukmetingen altijd even moeten rusten en het toestel correct moeten aanbrengen. Ook meerdere keren meten is nodig om zeker te zijn.
- Zet het resultaat in context
Een meting zegt iets op dat moment, maar is geen diagnose. Daarvoor raadpleeg je een arts. Een reeks metingen over langere tijd geeft meer informatie.
- Adviseer bij aankoop
Kies bij voorkeur voor toestellen die onafhankelijk getest zijn en duidelijk gebruiksgemak bieden. Koop het liefst in Europa of bij een betrouwbare webshop. Een CE-markering is verplicht, maar zegt niets over de nauwkeurigheid. Dat blijft moeilijk te controleren.
Bijna vier op de tien verpleegkundigen combineert meerdere jobs
Ondanks de lange shifts en hoge werkdruk combineren opvallend veel verpleegkundigen hun hoofdjob met een tweede job, binnen de zorg of in een andere sector. Uit het onderzoek ‘Multiple job holding and its influencing factors among Belgian nurses[1]’ blijkt dat vooral financiële motieven hen daartoe aanzetten. We nemen je mee in de belangrijkste bevindingen en conclusies.
Hoe werd het onderzoek gevoerd?
Tussen november 2022 en maart 2023 verspreidde het onderzoeksteam een online vragenlijst onder Nederlandstalige verpleegkundigen die werkzaam zijn in Vlaanderen, zowel binnen de publieke als de private sector. De vragen peilden onder andere naar hun werksituatie, jobtevredenheid en de redenen waarom ze al dan niet twee jobs combineren.
Wat blijkt?
Uit de antwoorden van 924 verpleegkundigen blijkt dat 38,3 procent vandaag al meerdere jobs combineert. Nog eens één op de vijf overweegt het. Meer dan de helft – zo’n 56,3 procent – heeft een bijbaan in de zorgsector, gevolgd door het onderwijs (14,8 procent) en de horeca (8,3 procent).
Opvallend is dat bijna 43 procent van de verpleegkundigen met een tweede job zelfstandig aan de slag is. Dat kan te maken hebben met de Belgische arbeidswetgeving die de arbeidstijd van voltijdse werknemers beperkt tot 50 uur per week. Ruim een kwart van de respondenten werkt dan weer onder een flexibel of tijdelijk statuut. De helft onder hen doet dat via een flexi-job. Alleen, binnen de zorg mag dat enkel in ondersteunende functies zoals schoonmaak of administratie. Veel verpleegkundigen klussen dus bij in niet-verpleegkundige jobs, terwijl net daar een personeelstekort is.
Verder blijkt dat mannen significant vaker meerdere jobs combineren dan vrouwen. In veel gezinnen nemen vrouwen meestal het grootste deel van de zorg voor de kinderen voor hun rekening. Daardoor hebben ze minder tijd om extra jobs op te nemen. Ook blijken verpleegkundigen met een masterdiploma sneller een tweede job te kiezen. Voor hen is het een manier om hun competenties bij te schaven of door te groeien naar een nieuwe rol.
Waarom combineren verpleegkundigen meerdere jobs?
Verpleegkundigen combineren jobs om twee redenen: ze voelen zich daartoe gedwongen (pushfactoren) of ze worden ertoe aangetrokken (pullfactoren). Uit het onderzoek blijkt dat vooral de eerste groep overheerst: 64,2 procent doet het uit noodzaak.
Financiële redenen wogen het zwaarst door, goed voor meer dan de helft van alle motieven. Deze groep geeft aan dat het loon uit hun hoofdjob niet volstaat om comfortabel te leven. Veel verpleegkundigen voelen zich daarom genoodzaakt extra werk te zoeken. Dat heeft een prijs: wie uit noodzaak meerdere jobs combineert, ervaart meer stress, minder werkplezier en een lagere betrokkenheid, wat ook de kwaliteit van de zorg onder druk zet.
Bij iets meer dan een derde spelen positieve motieven (pullfactoren). Zij zien een tweede job als een kans op professionele groei, een verbreding van hun horizon, meer afwisseling of autonomie.
Wat kunnen we doen?
De onderzoekers pleiten voor gerichte beleidsmaatregelen om ‘multiple job holding’ terug te dringen. Denk aan een correct basisloon voor meer financiële zekerheid. Of duidelijke loopbaanpaden, met kansen op groei en ontwikkeling binnen de eigen functie. Ten slotte roepen ze op om het beroep van verpleegkundige te herwaarderen. Zo versterken we niet alleen de werktevredenheid en het welzijn van verpleegkundigen, maar ook de stabiliteit en kwaliteit van de zorgsector in het algemeen.
[1] Senne Vleminckx, Anke Sevenans, Manal Bouchatta, Ive Verbeeck, Erik Franck, Filip Haegdorens, Multiple job holding and its influencing factors among Belgian nurses: A cross-sectional study, Health Policy, Volume 155, 2025, 105288, ISSN 0168-8510, https://doi.org/10.1016/j.healthpol.2025.105288.
GLP-1-receptoragonisten in de behandeling van type 2 diabetes: inzichten uit het eerste Medicatie Meesterlijk webinar
Door Tinne Dilles1,2 en Christophe De Block3,4
1 Departement Verpleeg- en Vroedkunde, Centre for Research and Innovation in Care (CRIC), Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
2 Nurse and Pharmaceutical Care (www.nuphac.eu)
³ Faculteit Geneeskunde- en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen
4 Universitair Ziekenhuis Antwerpen
Op 26 maart 2025 verzorgde prof. dr. Christophe De Block (UAntwerpen, UZA) het eerste webinar in de reeks Medicatie Meesterlijk, een initiatief van NuPhaC en Centre for Research and Innovation in Care, UAntwerpen, om de kennis over farmacotherapie en farmaceutische zorg bij verpleegkundigen te verdiepen. Kon je er niet bij zijn? Hieronder een kleine snapshot over de plaats van GLP-1-receptoragonisten in de behandeling van type 2 diabetes mellitus.
De prevalentie van type 2 diabetes in België neemt toe (1). BMI, middelomtrek, fysieke activiteit en het eten van groenten en fruit zijn zeer belangrijke, beïnvloedbare risicofactoren (2). Door zorgvragers te ondersteunen bij leefstijlaanpassingen kunnen verpleegkundigen en andere zorgverleners het risico op diabetes type 2 verkleinen en de kwaliteit van leven en gezondheidsuitkomsten voor de zorgvrager verbeteren. Educatie over de invloed van niet-farmacologische interventies en begeleiding bij gedragsverandering maken een essentieel deel uit van de zorg. Gewichtsverlies geeft onmiddellijk voordelen en kan bij meer dan 15 procent zelfs resulteren in een remissie van type 2 diabetes (3-7).
Verschillende interagerende systemen zijn betrokken in het ziekteproces van diabetes type 2 en het ontstaan van hyperglycemie. De secretie van insuline door de pancreas neemt af terwijl die van glucagon toeneemt. De lever produceert meer glucose. In de hersenen is er een invloed op de werking van neurotransmitters. Spieren nemen minder glucose op. De nieren reabsorberen proportioneel teveel glucose. Lipolyse neemt toe. Ter hoogte van de darmen is er een verminderd effect van incretines. Incretines zijn darmhormonen (GLP-1 en GIP) die de secretie van insuline potentiëren na de voeding en vooral na het eten van suikers (8).
Ongecontroleerde glycemie bij diabetes type 2 kan leiden tot zware cardiorenovasculaire complicaties. De behandeling richt zich op een goede glycemiecontrole en lichaamsgewicht, en een beperking van de cardiorenovasculaire risicofactoren. Daarbij dient de complexiteit van de behandeling te worden beperkt en afgestemd op de zorgvrager (10).
Geneesmiddelen voor diabetes type 2 spelen in op de pathofysiologische processen. Er zijn dus verschillende types. Hier zoomen we in op de GLP-1-receptoragonisten (glucagon-like peptide-1) en GIP/GLP-1-receptoragonisten (glucose-afhankelijk insulinotroop peptide). GIP en GLP-1 zijn twee gastro-intestinale incretine hormonen. Ze stimuleren de insulinesecretie afhankelijk van het aanwezige glucose. GLP-1, onderdrukt bovendien de glucagonafgifte door de lever, vertraagt de maaglediging, en zowel GLP-1 als GIP zorgen voor een meer verzadigd gevoel. De glucose-afhankelijkheid vermindert het risico op hypoglycemie. Een aantal van deze geneesmiddelen verschenen de laatste maanden regelmatig in de pers, denk aan Semaglutide (Ozempic®) en Tirzepatide (Mounjaro®). De reden van deze aandacht is het sterke effect op de HbA1c controle en gewichtsverlies. Uit onderzoek bleek dat Semaglutide 1mg resulteerde in een HbA1c onder 7% bij 58 tot 79% van deelnemers en voor Tirzepatide 15mg wekelijks was dat bij 88 tot 97% van de deelnemers (10-11). Een gewichtsverlies van 10% of meer kon worden bekomen bij 13-27% bij het nemen van semaglutide 1mg en bij 47-69% bij tirzepatide 15mg. Bij tirzepatide 15mg kon een gewichtsverlies van 15% of meer worden vastgesteld bij 27 tot 30% van de deelnemers. Een dosis van 10 mg tirzepatide resulteerde bij 17-28% in een gewichtsreductie van 15% (10-19). De geneesmiddelen geven een belangrijke risicoreductie voor complicaties. De grootte van de effecten verschilt tussen de GLP-1-receptoragonisten die op de markt zijn. De combinatie van GLP-1- en GIP-receptoragonisten versterkt de therapeutische effecten zonder bijkomende ongewenste effecten.
Er bestaan GLP-1-receptoragonisten die dagelijks te injecteren zijn (Liraglutide (Victoza®)), of wekelijks (Semaglutide (Ozempic®); Dulaglutide (Trulicity®); Exenatide (Bydureon®)). Semaglutide (Rybelsus®) is een per os geneesmiddel. De wekelijkse subcutane injecties gebeuren bij voorkeur telkens op dezelfde dag, op een moment naar keuze, onafhankelijk van de maaltijd. De tijd tussen twee injecties bedraagt minimaal 72 uur. De orale toediening van semaglutide vraagt extra aandacht. Om voldoende biologische beschikbaarheid te hebben moet het geneesmiddel ingenomen worden op een volledig lege maag en moet het genomen worden met één of twee slokken water. Indien meer dan een half glas wordt gedronken, wordt het actief bestanddeel onvoldoende opgenomen. Na inname mag gedurende 30 minuten nog geen voeding, drank of andere geneesmiddelen worden ingenomen. Tirzepatide (Mounjaro®) wordt toegediend met een voorgevulde, wegwerpbare pen. GLP-1-receptoragonisten veroorzaken frequent gastro-intestinale klachten. Kleinere porties en het beperken van vette of pikante voeding kunnen helpen. Een voedingsdagboek kan helpen bepalen welke voeding voornamelijk aanleiding geeft tot klachten.
Let op: deze nieuwe klasse van medicijnen mag niet zomaar aan iedereen worden voorgeschreven: zwangerschap, borstvoeding, medullair schildkliercarcinoom zijn absolute contraindicaties. Ook is overmatig alcoholgebruik een relatieve contra-indicatie gezien het mogelijk risico op pancreatitis.
Referenties
- Diabetes Atlas, 3rd edition. International Diabetes Federation, 2006.
- https://findrisc.com/
- Garvey WT et al. Endocr Pract 2016;22(Suppl. 3):1–203
- Look AHEAD Research Group. Lancet Diabetes Endocrinol 2016;4:913–21
- Lean ME et al. Lancet 2018;391:541–51
- Benraoune F and Litwin SE. Curr Opin Cardiol 2011;26:555–61
- Sundström J et al. Circulation 2017;135:1577–85.
- DeFronzo RA. Diabetes. 2009;58:773-95.
- Davies MJ et al. Diabetes Care. 2022 ; 45(11):2753-2786
- Sorli C, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;5(4):251–260
- Pratley RE, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2018;6(4):275–286
- Ahrén B, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;5(5):341–354
- Ahmann AJ, et al. Diabetes Care. 2018;41(2):258–266;
- Lingvay I, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2019;7(11):834–844
- Zinman B, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;7(5):356–367
- Capehorn MS, et al. Diabetes Metab. 2020;46(2):100–109
- Aroda VR, et al. Lancet Diabetes Endocrinol. 2017;5(5):355–366
- Rodbard HW, et al. J Clin Endocrinol Metab. 2018;103(6):2291–2301
- Frias et al. Lancet Diab Endocrinol 2021 Sep;9(9):563-574
Meer info?
Consulteer de bijsluiter, www.bcfi.be, www.farmacotherapeutischkompas.nl of de Diabetesliga voor meer informatie over bijvoorbeeld dosissen, titratieschema’s, contra-indicaties, bewaarvoorschriften en voorlichtingsmateriaal.
Heb jij ook zin gekregen om je kennis in farmacotherapie te verdiepen? Check dan de aankomende webinars van Medicatie Meesterlijk.
De zorgvrager als volwaardige zorgpartner: obstakels en opportuniteiten
Stefan Gijssels richtte mee het Patient Expert Center op en is er sinds 2021 voorzitter. Samen met de patiëntenverenigingen leidt deze vzw patiënten op tot Patient Experts in hun eigen ziektedomein. Zijn visie over hoe de patiënt in het hele zorgtraject momenteel betrokken wordt en hoe het beter kan, schreef hij neer in het boek ‘De stem van de patiënt’. Opgedragen aan Bruno Mattelaar, Kathleen Thienpondt en Jo Thibo, drie mensen die zich tot hun laatste dag bleven inzetten voor de stem van de patiënt.
Toen Stefan Gijssels tien jaar geleden de diagnose uitgezaaide darmkanker kreeg, kwam er – net zoals bij andere patiënten – heel wat op hem af. Toen hij kankervrij verklaard werd, zegde hij zijn job in de farmaceutische sector vaarwel en zette zich in voor het belang van de patiënt. “Op klinisch vlak valt op mijn behandeling niets aan te merken”, vertelt Stefan. “Wat zijn je rechten, op welke diensten kan je een beroep doen, waar vind je de juiste informatie, hoe zit het met terugbetalingen, …: dat moet je zelf uitzoeken. Voor mij was dat een brutale ervaring en dit moet beter.”
Dat ‘beter doen’ licht Stefan toe in het boek ‘De stem van de patiënt’, gericht naar het beleid en naar zorgverantwoordelijken. “Al liet ik het boek nalezen door een verpleegkundige en zei zij dat iedereen in de zorg dit zou moeten lezen”, zegt hij. “Mijn visie is er een van systeemdenken, een samenspel van iedereen die betrokken is. Er zijn veel diensten en verantwoordelijkheden in de zorg, stem die op elkaar af. Het is een perspectief met meerdere stakeholders, die de inzichten verrijken. Dat betekent dat we moeten leren van goede en van slechte praktijken, want we herhalen veel fouten omdat er geen feedback komt. Daarnaast moeten we technologie een plaats geven, ter ondersteuning van de mens. Niemand is onfeilbaar en de zelfredzame patiënt bestaat niet. De stem van de patiënt is de basis van goede zorg, maar veel zaken realiseer je je als zorgverlener niet.”
Duidelijke keuzes, duidelijke uitleg
Die visie deelt ook Ilke Montag, na meer dan twintig jaar ervaring in ziekenhuizen als arts en directielid is zij vandaag raadgever medisch beleid bij Solidaris. “Voor mij bestaat er niet zoiets als ‘de patiënt’”, zegt Ilke. “Toch is het belangrijk om via patiëntenraden en -verenigingen die suggesties vast te nemen. Als zorginstelling betekent dat ook duidelijk terugkoppelen waarom je een bepaalde keuze wel of niet maakt, gekoppeld aan evidence en een heldere uitleg. Het zit zo vaak in kleine dingen. Iemand die altijd op dezelfde dag in de maand chemotherapie krijgt en op dat moment altijd hetzelfde menu voorgeschoteld krijg, dat kunnen we met een kleine wijziging in de keukenplanning verhelpen. Maar dat zie je als zorgverlener niet. Daarom is het ook belangrijk dat een patiënt dit kan melden, want ook die beleving is de stem van de patiënt.”
Zo’n 33 procent van de Belgen heeft een laag niveau van gezondheidsvaardigheden. Daarbij komt dat 52 procent van de patiënten vindt dat ze niet genoeg informatie hebben gekregen van het zorgteam, slechts vijftig procent begrijpt wat ze te horen krijgen, daarvan vergeet nog eens vijftig procent wat ze hebben begrepen. “De medische wereld beschikt over ontzettend veel kennis over een bepaalde ziekte en staat in voor de organisatie van zorg. De patiënt moet leven met die ziekte, van de eerste klachten tot ver na de diagnose en behandeling”, legt Stefan uit. “Beide groepen hebben patiëntenverenigingen, als georganiseerde collectieve stem van patiënten met dezelfde ziekte, nodig om op terug te vallen en om naar terug te koppelen met kennis over de ziekte. Als je als patiënt met lotgenoten in contact komt, ben je er paradoxaal genoeg opnieuw een individu, niet iemand met een ziekte. Ze geven je informatie, praktische tips en begeleiding over het hele patiëntentraject. Artsen en verpleegkundigen kunnen je veel vertellen over leven met een stoma op technisch en medisch vlak en hoe je dit moet verzorgen, maar in een patiëntenvereniging zal je bijvoorbeeld horen hoe je op reis kan gaan met een stoma. Die ervaringen moeten we in het systeem integreren.”
Gedeelde besluitvorming
Volgens Stefan zijn patiënten de alpha en omega van de zorg. Dat giet hij in een nieuw zorgmodel, waarin de perspectieven van het medische en het patiëntenperspectief samenkomen, zowel op individueel als op collectief vlak. Modellen van Gedeelde Besluitvorming zijn nodig om de behandeling af te stemmen op de context van de individuele patiënt. “Een zorginstelling die rekening houdt met de patiënt werkt aan zorg geïntegreerd in het leven van die patiënt”, vertelt hij. “Dit verhoogt de zorgkwaliteit. Op collectief niveau zien we de patiëntenverenigingen enerzijds en het beleid anderzijds. Daar pleiten we ervoor om voor elke ziekte een plan te hebben, met een dashboard van kernindicatoren. Dit plan opvolgen is een taak van alle betrokkenen, zowel zorgverstrekkers als patiënten.,”
Naast concrete stappen voor gedeelde besluitvorming (zie kader), stelt Stefan voor om altijd vrijblijvend door te verwijzen naar patiëntenverenigingen, maar ook om een checklist per ziekte op te stellen over wat die patiënt moet weten over een behandeling en omgaan met de ziekte. “Daarnaast zou het nuttig zijn als er een patiëntenbio met levensdoelen kan opgenomen worden in het medische dossier. Zo koppel je het klinische aan de context van die patiënt.” Ilke Montag vult aan: “Doorverwijzen naar een patiëntenvereniging vind ik een goed idee, maar wacht even tot de diagnose wat verwerkt is. De patiënt moet ook de keuze krijgen om iets los te laten en heeft misschien meer nood aan contact met de sociale dienst. Daarnaast vind ik de teach-backmethode bijzonder zinvol om zorgverleners te laten stilstaan bij wat de patiënt meeneemt uit een consultatie. Vraag hem of haar daar ook expliciet naar. Zo leer je de focus en de context van die patiënt kennen en daar leer je veel uit. De aandacht voor zorgdoelen moet vervolgens doorheen het hele zorgteam aanwezig zijn. Artsen, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, … moeten kijken naar wat de patiënt wil. Die betrokkenheid verhoogt de motivatie en de therapietrouw. Iemand die op spoed komt en moet opgenomen worden en daar verzet tegen aantekent: vraag naar de reden. Misschien heeft die persoon een hond thuis waarvoor gezorgd moet worden. Zwart-wit bestaat niet in de zorg.”
Centraliseren en specialiseren
Om het klinische pad te laten aansluiten op de ervaring van patiënten verwijst Stefan naar het systeem van metromapping. “Het is een visuele voorstelling van alle aspecten waar een patiënt mee te maken krijgt tijdens de ziekte. Die vormt dan de basis om een zorgpad per ziekenhuis op te stellen en een plan per ziekte uit te werken”, legt hij uit. “We deden dit voor darmkanker. In Nederland, waar ze veel verder staan in bevolkingsonderzoeken, wordt 48 procent van de darmkankers al in stadium 1 gedetecteerd. In België gaat het om 23 procent”
Nog meer confronterend wordt het wanneer Stefan er de cijfers over de vijfjaarsoverleving per ziekenhuis bijhaalt. “In de beste Vlaamse ziekenhuizen ligt de vijfjaarsoverleving bij darmkanker rond de 85 procent. In de andere Vlaamse ziekenhuizen is het gemiddelde 70 procent. Als alle darmkankerpatiënten in de beste ziekenhuizen behandeld worden, zouden we 1.200 sterfgevallen per jaar voorkomen. Het heeft dus een meerwaarde om als zorginstelling te specialiseren en om zorg te centraliseren. Maar het is eigenlijk erg dat wij hier aan de kar moeten duwen.”
Rechten en plichten
In België zijn zo’n 40.000 mensen vrijwillig actief in de zorg, los van mantelzorgers. In Nederland zijn dat er 900.000. “Dat zijn geen zorgprofessionals. Het zijn mensen die zich inzetten voor anderen”, licht Stefan toe. “Door patiëntenverenigingen een formele rol en een financiering toe te kennen kunnen we deze vrijwilligers beter opleiden, coördineren en extra stappen zetten ten voordele van patiënten. Er zijn zo’n 250 à 300 patiëntenverenigingen in ons land, maar er blijven nog veel zieken in de kou staan omdat er voor hun ziekte geen vereniging bestaat. De patiënt wordt mondiger en dat is goed. Gezondheidsvaardigheden zijn belangrijk, maar je moet als patiënt wel weten waar dat stopt en te allen tijde respect hebben voor wie in de zorg werkt. Het is niet omdat je ziek bent, dat je alles mag. Als patiënt heb je rechten en plichten.”
Voor Ilke is het vooral belangrijk om het gesprek aan te gaan met de patiënt. “Gezondheidszorg werkt met een gesloten enveloppe. Je kan een euro maar één keer uitgeven. We moeten dus met z’n allen de vraag durven stellen wat tijdens een behandeling echt nodig is. Zeker in functie van de levenskwaliteit. Welke medicatie zetten we stop, hoe kaderen we dit naar de patiënt? Dat is nodig om zorg betaalbaar en toegankelijk te houden. Daarvoor moeten we out of the box durven denken, in plaats van te zoeken in wat we al hebben. Enerzijds moeten we langer werken, anderzijds verwacht de overheid dat we meer en meer de taak van mantelzorger voor kinderen en ouderen opnemen. Dat is veel verantwoordelijkheid leggen bij het individu.”
De stem van technologie?
In hoeverre ondersteunt technologie de patiënt? “Het is superbelangrijk”, vinden zowel Stefan als Ilke. “Maar er gaat teveel aandacht naartoe waardoor het menselijke en het technologische verhaal niet langer in verhouding zijn.” Ilke illustreert met een voorbeeld: “Een stappenteller kan perfect, bijvoorbeeld bij de revalidatie na een heupfractuur. Zo zet die patiënt dagelijks een bepaald aantal stappen en moet die slechts enkele keren per week naar de kinesitherapeut in plaats van dagelijks. Het kan dus perfect, in een ondersteunende rol. Digitale vaardigheid is geen corebusiness voor zorgverleners. Zoals AI-software die consults uitschrijft, mits dat nog gecontroleerd en gevalideerd wordt. Hetzelfde verhaal zie ik in alles wat we registreren in het patiëntendossier. Een pijnscore van 9 op 10, wat zit daarachter? Zouden we niet beter minder, maar wel kwalitatiever registreren? Van daaruit kunnen we nog altijd uitbreiden.”
De stem van de verpleegkundige
Wie een bondgenoot is om de stem van de patiënt over te brengen naar andere leden van het zorgteam, is de verpleegkundige. “Zij is de persoon waar je het vaakst mee in contact komt en bij wie je terechtkan. Een echte vertrouwenspersoon”, vertelt Stefan. Dat merkt ook Ilke: “De verpleegkundige is veel vlotter toegankelijk ten opzichte van de professoren en de artsen. Tijdens het toedienen van de zorg kan de verpleegkundige luisteren naar de dieperliggende vragen van de patiënt en dat vertalen naar de arts. Ook in de thuiszorg zie je als verpleegkundige beter waar iemand tegenaan loopt in zijn of haar eigen context. Terugkoppeling en overleg zijn daarin belangrijk. Voor de zorgverlener en voor de patiënt. Geef aan wat wel of niet mogelijk is, dan kan dit bekeken worden. Voor mij is de stem van de patiënt een gedeelde verantwoordelijk waar we samen aan moeten werken: de zorgvrager, het zorgteam, de overheid die dit moet faciliteren en de industrie die inspeelt op de concrete noden. Voor wie doen we het? De patiënt. En we kunnen maar weten wat die nodig heeft, wanneer die zijn stem laat horen. We mogen het niet voor hen invullen.” Stefan besluit: “Het doel moet zijn om patiënten ook de kans te geven hun levensdoelen te vervullen, zich te ontwikkelen en zichzelf te zijn, ondanks de ziekte. De ziekte onder controle houden dient dus een hoger doel dan enkel medisch”.
Wat doet het Patient Expert Center?
Het Patient Expert Center werd opgericht door een twintigtal patiëntenverenigingen vanuit zeer verschillende ziektes. Samen met die patiëntenverenigingen richten ze patiënten op tot Patient Experts in hun eigen ziektedomein. Zo werden al 256 mensen opgeleid en zijn er momenteel 160 personen in opleiding. “Als patient-expert moet je je eigen verhaal overstijgen. Zo kan je individuele patiënten begeleiden en in werkgroepen in ziekenhuizen, overheidsdiensten en bedrijven zetelen om advies te geven”, licht Stefan Gijssels de werking toe. “Daarnaast ontwikkelden we ook tools en handleidingen rond patiënteninformatie, bewustmakingscampagnes, patiëntentrajecten, opleiding, zorgpaden, …”
Al deze informatie vind je op patientexpertcenter.be.





