Waarom inzetten op het gebruik van hulpmiddelen bij compressiekousen?

Het Wit-Gele Kruis zet maximaal in op het stimuleren van het gebruik van hulpmiddelen bij het aan- en uittrekken van compressiekousen. De provincies Vlaams-Brabant, Limburg en West-Vlaanderen rolden het nieuwe beleid al uit in 2024. Een regel met een grote impact, maar wel een weloverwogen keuze in het belang van de patiënten en zorgverleners.

Uit onderzoek bleek dat heel wat referentieverpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis een grote meerwaarde zagen in het gebruik van een hulpmiddel bij het aan- en uittrekken van compressiekousen voor de kwaliteit van zorg. Tegelijk bleek dat er heel veel verschillen bestonden in aanpak en soorten hulpmiddelen over de regio’s en zelfs binnen de afdelingen. En dus ging het Wit-Gele Kruis aan de slag. “We deden heel wat onderzoek en stelden focusgroepen samen om het standpunt van verpleegkundigen en patiënten over dit topic in kaart te brengen”, vertelt Cindy Lermytte, stafmedewerker zorg bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen binnen de domeinen geriatrie en ergonomie. “Op basis van die input, gaven we het nieuwe beleid vorm. Heel wat regio’s dachten trouwens zelf al actief na over een eenduidig kader, een reden te meer om vanuit de organisatie mee aan de kar te trekken. Zeker als je weet dat we jaarlijks in elke provincie waarin het Wit-Gele Kruis actief is ongeveer 600.000 keer zulke handelingen uitvoeren.”

Een tweede reden waarom de thuiszorgorganisatie het noodzakelijk vond deze denkoefening te starten, was het aantal arbeidsongevallen. “In West-Vlaanderen stelden we vast dat sommige verpleegkundigen één jaar of langer afwezig zijn als gevolg van fysieke klachten door het manueel aan- en uittrekken van compressiekousen. Als we ons personeel kunnen ondersteunen, dan grijpen we die kans.”

Het belang van de patiënt voorop

Het Wit-Gele Kruis leidt elke thuisverpleegkundige standaard op om met verschillende hulpmiddelen te werken, waaronder zeker een glijzak en een Doff N’ Donner-aantrekhulp. Zijn deze oplossingen niet geschikt voor een patiënt, dan hebben de referenten nog talloze andere hulpmiddelen ter beschikking. Cindy: “Uiteraard is het maatwerk en zoeken we de beste oplossing voor elke patiënt. Toch willen we in de eerste plaats de zorg zo laagdrempelig mogelijk houden. We kiezen bewust voor eenvoudige en betaalbare hulpmiddelen, dat kwam ook sterk naar voren uit de gesprekken die we voerden met patiënten. Het laatste wat we willen is dat we door ons nieuwe beleid mensen uitsluiten omdat het te duur wordt.”

In de regio’s waar het nieuwe beleid al in voege is, bewijzen de hulpmiddelen alvast hun nut. “Patiënten worden voor een groot stuk zelfredzamer. We merken dat patiënten het fijn vinden om meer eigenaarschap te kunnen opnemen in het zorgproces, wat in functie van patiëntenparticipatie een belangrijke meerwaarde is. Sommigen geven aan dat – eens ze goed met de aantrekhulp overweg kunnen – onze hulp niet meer nodig is. Daarnaast vermijden we bijkomend ongemak, zoals wonden, bij patiënten en merken we minder schade aan de compressiekousen. Bovendien heeft dit een positief effect op de fysieke belasting van de thuisverpleegkundige. Daarom rollen we het beleid in 2025 verder uit waar mogelijk.”

Ethisch vraagstuk

Hulpmiddelen voor het aantrekken van compressiekousen worden momenteel niet terugbetaald door de mutualiteit. Dit zijn dus extra kosten ten laste van de patiënt. Dat ligt heel gevoelig, beseft ook Cindy: “Bij zulke keuzes moet je altijd de pro’s en contra’s afwegen. Dat hebben we weloverwogen gedaan. We voelen dat onze medewerkers mee zijn het dit verhaal: op ergonomisch vlak, maar evenwel qua infectiepreventie nu elke patiënt zijn eigen hulpmiddelen heeft en naar het ondersteunen van het zelfmanagement van de patiënt en zijn mantelzorger.”

Toch is voor het Wit-Gele Kruis de kous niet af. Over de disciplines heen zoekt de organisatie naar samenwerkingsmogelijkheden en een optimalisatie van de zorg. “We denken aan bandagisten of ergotherapeuten, dat komt zowel onze dienstverlening als de kwaliteit van zorg ten goede”, besluit Cindy. “Dat is het ideale scenario waar we volop naartoe werken.”

Copyright foto: Marc Wallican


Antipsychotica bij dementie: hoe verpleegkundigen een bijdrage kunnen leveren aan verantwoord gebruik

Bij personen met dementie treedt een progressieve cognitieve achteruitgang op, waarbij gedragsmatige en psychologische symptomen zoals apathie, depressieve symptomen, agressie en  angstgevoelens kunnen optreden. Deze symptomen kunnen een impact hebben op de kwaliteit van leven van zowel de patiënt als op die van hun mantelzorgers en zorgverleners. Om deze symptomen te behandelen, worden soms antipsychotica voorgeschreven.

De plaats van antipsychotica bij de behandeling van gedrags- en gemoedsveranderingen is echter niet overtuigend. Er is een beperkte werkzaamheid, maar daarnaast vooral een negatieve risico-baten balans aangetoond. Een recent gepubliceerde studie in BMJ onderstreept de mogelijke risico’s die gepaard gaan met het gebruik van antipsychotica bij personen met dementie (Mok et al., 2024). Deze studie bevestigde dat het gebruik van zowel klassieke als atypische antipsychotica geassocieerd werd met een verhoogd risico van diverse uitkomsten (o.a. pneumonie, fracturen, myocard infarct, hartfalen etc.) (Mok et al., 2024).

Niet ongewoon is er een uitlokkende factor aanwezig die de gedragsstoornissen kan verklaren bij de persoon met dementie. Alvorens een medicamenteuze therapie te overwegen, wordt ten eerste aangeraden om de situatie waarin de gedrags- en gemoedsveranderingen zich voordoen, te analyseren vanuit een interdisciplinaire bril. Hierbij is het van belang het (levens)verhaal van de persoon goed te kennen, zicht te hebben op de uitlokkende factoren (fysieke oorzaken, onvervulde behoeften, onvoldoende afstemming op de persoon z’n identiteit of omgevingshinder) en te kijken wat de impact van de gedragsveranderingen zijn op de persoon zelf, z’n omgeving en op zorgverleners (Gillis et al., 2023). ‘Wie lijdt er onder?’ is een belangrijke vraag. Wanneer het antwoord niet de persoon met dementie zelf is, is een kritische houding naar antipsychotica aangewezen. Wanneer er bij de persoon met dementie echter duidelijk ernstig lijden aanwezig is, is het aangewezen de situatie zo snel mogelijk met een arts te bespreken. Want naast een niet-gepast gebruik van antipsychotica, zijn er ook tal van situaties in de praktijk waar ondergebruik van antipsychotica of andere psychotrope middelen aanwezig is.

In een volgende stap kunnen niet-medicamenteuze interventies overwogen worden. De evidentie van bestaande therapieën, zoals aroma- of muziektherapie, maar ook cognitieve stimulatie,  varieert echter nog sterk (Cho et al., 2023). De boodschap blijft om de interventie af te stemmen op maat van de patiënt, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke voorkeuren, interesses of geschiedenis van de patiënt. Deze niet-medicamenteuze interventies verminderen negatieve emoties zoals stress, angst en frustratie en versterken positieve emoties. De regelmaat van het toedienen van niet-farmacologische interventies is belangrijker dan de frequentie. Wanneer positieve emoties met regelmaat van bijvoorbeeld twee keer per week gestimuleerd worden, zal dit positieve gevoel uiteindelijk blijven hangen. Mensen met dementie hebben weliswaar vaak te kampen met geheugenverlies, maar hun geheugen voor gevoel blijft gelukkig bewaard (Karacsony et al., 2022).

Verpleegkundigen kunnen bijdragen aan het succes van deze interventies door opleidingen te volgen in persoonsgerichte zorg [a] (Lim, 2015) en door zorgkundigen en/of mantelzorgers laagdrempelig op te leiden en hen te stimuleren in het toepassen van niet-medicamenteuze interventies.

Wanneer antipsychotica toch overwogen worden, moet de behandelingsduur zo kort mogelijk zijn en de dosis zo laag mogelijk. Zodra verbetering optreedt in de gedrags- en gemoedsveranderingen, moet bovendien de (geleidelijke) afbouw al in overweging genomen worden. Verpleegkundigen kunnen hierin bijstaan door eerst mee de bijwerkingen van antipsychotica te herkennen, mee het effect van de therapie te beoordelen, en bij de afbouw de gedragsproblemen op te volgen en mogelijke afbouwproblemen te melden[b] (Jordan et al., 2015). Daarnaast is het belangrijk om patiënten en mantelzorgers voortdurend te informeren.  Zelfs indien antipsychotica gedurende lange tijd werden voorgeschreven, kan een zorgvuldige afbouw alsnog veilig overwogen worden (Van Leeuwen et al., 2018).

Referenties

Cho, E., Shin, J., Seok, J. W., Lee, H., Lee, K. H., Jang, J., Heo, S.-J., & Kang, B. (2023). The effectiveness of non-pharmacological interventions using information and communication technologies for behavioral and psychological symptoms of dementia: A systematic review and meta-analysis. International Journal of Nursing Studies, 138, 104392.

Gillis K, van Diermen L, Lahaye H, De Witte M, De Wit Y, Roelant E, Lips D, Zhiri A, Hockley J, Van Bogaert P. Effect of need-based care on behavioural and psychological symptoms in residents with dementia and formal caregivers’ distress in nursing homes: a three-arm cluster randomized controlled trial. Eur Geriatr Med. 2023 Oct;14(5):1083-1096.

Jordan, S., Gabe-Walters, M. E., Watkins, A., Humphreys, I., Newson, L., Snelgrove, S., & Dennis, M. S. (2015). Nurse-Led Medicines’ Monitoring for Patients with Dementia in Care Homes: A Pragmatic Cohort Stepped Wedge Cluster Randomised Trial. PLOS ONE, 10(10), e0140203.

Karacsony, S. and Abela, M.R.L. (2022), Stimulating sense memories for people living with dementia using the Namaste Care programme: What works, how and why?. J Clin Nurs, 31: 1921-1932.

Lim, L. S. (2015). Review: In patients with dementia who live in care homes, some nondrug interventions reduce agitation. Annals of Internal Medicine, 162(12), JC3.

Mok, P. L. H., Carr, M. J., Guthrie, B., Morales, D. R., Sheikh, A., Elliott, R. A., Camacho, E. M., van Staa, T., Avery, A. J., & Ashcroft, D. M. (2024). Multiple adverse outcomes associated with antipsychotic use in people with dementia: population based matched cohort study. BMJ, e076268.

Van Leeuwen, E., Petrovic, M., van Driel, M. L., De Sutter, A. I., Stichele, R. Vander, Declercq, T., & Christiaens, T. (2018). Discontinuation of Long-Term Antipsychotic Drug Use for Behavioral and Psychological Symptoms in Older Adults Aged 65 Years and Older With Dementia. Journal of the American Medical Directors Association, 19(11), 1009–1014.

[a] https://www.dementie.vlaanderen/

[b] Bij de afbouw van antipsychotica kunnen wanen, hallucinaties of agressie/agitatie optreden. Meer info over de afbouw via https://farmaka.bcfi.be/nl/formularium/665


Cultuursensitieve zorg: percepties en uitdagingen

Dit proefschrift onderzoekt cultuursensitieve zorg vanuit zorgverleners en mantelzorgers, en ontwikkelt een educatieve module om cultureel bewustzijn bij verpleegkundestudenten te vergroten. Demografische trends zoals vergrijzing en diversiteit veranderen de zorg in België. De huidige gefragmenteerde zorgmodellen botsen op beperkingen, maar cultuursensitieve zorg kan oplossingen bieden. De implementatie ervan kent evenwel uitdagingen.

Inhoud

In dit proefschrift werden kwalitatieve onderzoeksmethoden toegepast om inzicht te krijgen in de perceptie, implementatie en uitdagingen van cultuursensitieve zorg. De bevindingen tonen dat zorgverleners cultuursensitieve zorg vaak vanuit een taakgerichte benadering benaderen, waarbij stereotiepe opvattingen en een beperkt begrip van cultuur domineren. Hierdoor wordt cultuur gereduceerd tot religieuze praktijken of een checklist van praktische acties, vaak zonder rekening te houden met het eigen culturele referentiekader of impliciete vooroordelen. Dit kan leiden tot onzekerheid bij zorgverleners, othering en soms zelfs discriminerend gedrag.

Mantelzorgers met een migratieachtergrond ervaren een gebrek aan gepaste zorg in een systeem dat onvoldoende structurele ondersteuning biedt. Mantelzorgers ervaren cultuurinsensitieve zorg en structurele hiaten in het zorgsysteem, wat hun rol extra belast. Dit benadrukt de noodzaak naar gepaste zorg en meer ondersteuning voor mantelzorgers met een migratieachtergrond.

Het proefschrift ontwikkelde en evalueerde een educatieve lesmodule, gericht op verpleegkundestudenten, om culturele en zelfreflectieve vaardigheden te versterken. De module, die onder andere zelfbewustzijn, ongelijkheid en discriminatie bespreekt, toonde een positieve impact op het bewustzijn van studenten. Dergelijke trainingen zijn nodig om toekomstige zorgverleners voor te bereiden op het werken in een diverse samenleving. Naast technische vaardigheden moet gezondheidszorgonderwijs meer aandacht besteden aan relationele en empathische aspecten van zorg.

Vier thema’s kwamen naar voren als overkoepelende resultaten: ‘caring and uncaring encounters’, het optionele karakter van cultuursensitieve zorg, othering en discriminatie in de zorg, en structurele hiaten in de zorg. Het proefschrift pleit voor een geïntegreerde aanpak waarin cultuursensitieve zorg niet optioneel is, maar een fundamenteel onderdeel in zorg en onderwijs. Dit vereist leiderschap vanuit managementniveaus en een beleidsmatige aanpak om discriminatie tegen te gaan. Relationele zorg kan meer aandacht krijgen binnen de zorgverleners en zorgorganisaties kunnen zorgverleners actief ondersteunen bij het bieden van gepersonaliseerde, cultuursensitieve zorg.

Conclusie

Concluderend is cultuursensitieve zorg noodzakelijk in een superdiverse samenleving. Het moet structureel worden ingebed in zowel de gezondheidszorg als het onderwijs. Alleen door bewustwording te vergroten, discriminatie te bestrijden en ondersteuning te bieden aan mantelzorgers en zorgverleners, kan een inclusieve en kwalitatieve zorgstandaard worden bereikt.

Ann Claeys (BA Verpleegkunde, MA Gerontologie, PhD) werkte in ouderenzorg en is docent-onderzoeker aan Erasmushogeschool Brussel. Haar doctoraat aan de VUB richtte zich op culturele competenties in de zorg. Ze publiceerde artikelen, valorisatiepapers en boeken, waaronder over cultuursensitieve zorg.


Wie is patient zero?

Vijf jaar na de eerste positieve test voor COVID-19 in ons land blikte het Radio 1-programma De wereld van Sofie terug op dit moment. Want de man die toen als eerste drager van het coronavirus geregistreerd werd, kreeg de stempel patient zero. De test gebeurde in het Rega Instituut van de KU Leuven, in het bijzijn van Elke Wollants, labmanager Klinische en Epidemiologische Virologie. Zij was de ideale expert om in te zoomen op dat moment en op de patient zero.

Labmanager Elke Wollants herinnert zich de dag nog goed. Al sinds januari 2020 was ze met haar team verdachte stalen aan het controleren op het toen nog nieuwe virus. De stalen kwamen niet enkel overdag, maar ook ’s avonds en ’s nachts binnen. Het was dus alle hens aan dek. “Elk staal moest onmiddellijk gecontroleerd worden omdat we er snel bij wilden zijn”, schetste Elke de situatie. “Op 3 februari 2020 was het dan zover, onze eerste positieve PCR. Dat staal hebben we diezelfde nacht gekarakteriseerd en de DNA-analyse kwam honderd procent overeen met de Wuhan-variant die we intussen allemaal kenden.” In het labo heerste op dat moment ook blijdschap. Niet omdat het eerste positieve staal in België binnenkwam of omdat die man geïnfecteerd was, wel omdat de eigen ontwikkelde PCR-test gelukt was. De man voelde zich totaal niet ziek, maar werd dertien dagen lang in quarantaine gezet in een ziekenhuis in Brussel, tot al zijn stalen negatief waren.

Patient 0 die er eigenlijk geen was

Deze eerste positief geteste patiënt werd tot patient zero gebombardeerd en kreeg heel wat beschuldigende commentaren over zich heen. Onterecht, zo blijkt. Elke Wollants: “Patient zero is eigenlijk de eerste geïnfecteerde in een uitbraak, maar deze man die uit China kwam zat in quarantaine en heeft verder niemand besmet. Daarom was hij dus niet patient zero. De echte patient zero kennen we helemaal niet.” In een volgende fase is het coronavirus door meerdere personen tegelijk in ons land binnengebracht, waarna de verspreiding razendsnel is gegaan.

Zelfs wereldwijd is er nog volop discussie over de patient zero die de wereldwijde pandemie in gang stak. “Bij een zogenaamde zoönose, een virus dat van dier op mens overspringt, is het achterhalen van de juiste oorsprong heel moeilijk”, vult Elke aan. “Bij ebola en hiv heeft het bijvoorbeeld jaren geduurd voor we wisten wat de precieze oorsprong was.” Intussen is het duidelijk dat het Corona-SARS-1-virus van vleermuizen is overgegaan naar de civetkat en zo naar mensen. Bij MERS-corona, een ander coronavirus, is de ziekte via dromedarissen overgegaan van de vleermuis op de mens.

Waarom is een patient zero zo belangrijk?

Laat het duidelijk zijn: de patient zero kennen verandert niets aan je pandemie. Weten waar een virus zijn oorsprong heeft, is wel wetenschappelijk interessant. Het schetst een kader van hoe het virus verspreidt en welke maatregelen nodig zijn om eventuele besmettingen te voorkomen. Het helpt dus niet – in tegenstelling tot wat fictie vaak doet geloven – om antistoffen te vinden en een goede behandeling en preventie te ontwikkelen.


Waakkoffer 'Stille kracht': troost en steun voor wie waakt

Afscheid nemen van een geliefde is bijzonder. Het voelt voor veel mensen vaak ongemakkelijk en angstig aan, en er komen veel emoties bij kijken. Met de waakkoffers ‘Stille kracht’ biedt het AZ Oostende – Damiaan een waardevol instrument voor de naasten van een stervende om grip te krijgen op deze intense gebeurtenis. Het concept krijgt positieve reacties op de palliatieve unit en breidt binnenkort uit naar de acute diensten.

Afscheid nemen is iemand loslaten van wie je houdt. Een persoon voor wie je al weken, maanden of misschien zelfs jaren voor zorgde. Deze laatste momenten van je geliefde van dichtbij meemaken  brengt een rollercoaster van emoties teweeg en de laatste loodjes wegen het zwaarst. Wat hebben mensen nodig om hun draagkracht te behouden tijdens de levenseindezorg van een geliefde? Die vraag hield Carmino Van Meerhaeghe bezig. Toen de zorgconsulent van het AZ Oostende – Damiaan in 2022 Parel van een Verpleegkundige werd, beloofde hij zijn prijzengeld te schenken aan een project dat levenseindezorg tastbaarder en draaglijker maakte, zowel voor patiënten als voor hun naasten. Nu stelt hij trots de waakkoffers ‘Stille kracht’ voor.

“Samen met een vijftal collega’s en met de steun van verschillende sponsors kwam dit project tot stand”, vat Carmino aan. “De koffers bevatten een resem hulpmiddelen die het waken bij een stervende kunnen verzachten. Ze zijn heel zintuiglijk samengesteld met onder andere een starterstasje toiletgerief, aromatherapie, massageolie, een map met informatiefolders, pakkende teksten, dekentje, kleur- en notitieboeken. Ze kunnen helpen om invulling te geven aan de tijd dat men waakt.  De gebruikers kiezen zelf waar ze mee aan de slag willen. Het is heel vrijblijvend en we merken dat de stressfactor en angsten erdoor milderen.”

Een stille kracht, een groot verschil

De waakkoffer gaat over meer dan enkel praktische hulp. Het gaat over menselijkheid en warmte bieden in intense tijden. “Niet elk afscheid heeft een waakdoos nodig. Door het gesprek te voeren en samen met de koffer op weg te gaan vinden mensen comfort in een vaak ongemakkelijke situatie. Zelfs bij heel moeilijke relaties slagen we er soms in via de koffer verbinding te creëren en de aanwezige kwaadheid te verzachten.”

Uitbreiding naar acute diensten

De vijf waakkoffers op de palliatieve unit worden warm onthaald. Daarom wil het ziekenhuis binnenkort ook waakkoffers aanbieden op acute diensten. Carmino: “Het is niet alleen bij palliatieve patiënten in een langdurig traject relevant om de naasten te ondersteunen, zeker ook bij acute situaties is dat van groot belang. Ik hoor regelmatig dat collega’s zich machteloos voelen op zo’n moment. Ze willen meer doen, maar door de enorme werkdruk krijgen ze het gevoel dat ze tekortschieten. De koffers kunnen hierop deels een antwoord bieden. Ze zullen heel praktisch en een pak compacter zijn zodat iedereen er comfortabel mee aan de slag kan. Dat vergt nog heel wat denk- en planwerk, maar ik wil hier absoluut mee verder. Het is voor mij elke dag een meerwaarde om naar huis te gaan en te weten dat ik het beste van mezelf gaf. Dat gevoel gun ik mijn collega’s ook.”


Wat betekent de tijdelijke begroting van het RIZIV voor de zorg?

Op het moment van schrijven is een voorlopige gezondheidsbegroting goedgekeurd in het Algemeen Beheerscomité van het RIZIV, maar nog niet door de federale regering. Hiervoor vond de juridische dienst van het RIZIV een spitsvondig scenario, broodnodig om de continuïteit van de ziekteverzekering te waarborgen.

“Het gaat hier om een voorlopig doorstartscenario voor begin 2025”, zegt Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en vertegenwoordiger van verpleegkundigen binnen het RIZIV. “Het voorlopige budget 2025 is gebaseerd op het eerder goedgekeurde globale voorstel van het Verzekeringscomité van het RIZIV, met een groeinorm van 2,5 procent en een indexering van de honoraria met 3,34 procent vanaf 1 januari 2025. Het houdt nog geen rekening met eventuele aanpassingen, budgetten en besparingen die een nieuwe regering op tafel legt.”

Daarnaast zijn er dossiers, projecten en andere aspecten die buiten de gewone begrotingsdoelen vallen. Als de Algemene Raad van het RIZIV beide dossiers niet kan goedkeuren, dan worden de twee delen van de gezondheidszorgbegroting 2025 als onbeslist beschouwd. Dit geldt ook als er geen unaniem akkoord komt van de federale regering.

Maandelijkse budgetten

Beide delen van de gezondheidszorgbegroting 2025 zijn dus op de federale tafel beland. Zolang daar geen definitief akkoord komt, wordt gewerkt met de voorlopige begrotingsdocumenten. “Er is een prefinanciering voorzien met maandelijkse budgetten om de kosten van de verzekeringsinstellingen te dekken”, zegt Hendrik. “Deze voorlopige documenten zijn ook inzetbaar voor de tak gezondheidszorg. Hierdoor kan het Algemeen Beheerscomité de definitieve begroting voor uitkeringen combineren met de voorlopige begroting voor gezondheidszorg. Deze combinatie en berekening met maandelijkse budgetten kunnen worden toegepast in de dienst geneeskundige verzorging tot de federale ministers een definitief akkoord geven. De indexering van de honoraria en de groeinorm zijn al vastgelegd en blijven gegarandeerd. Voor nieuwe maatregelen kunnen de budgetten pas worden gebruikt zodra de regering akkoord is.”

Voor de thuisverpleging zijn deze bedragen voorzien:

  • Transversale gezondheidszorgdoelstellingen – Project Onco@Home (1,4 miljoen euro) en Thuishospitalisatie (5,4 miljoen euro)
  • Honoraria thuisverpleging, inclusief indexering van 3,34 procent vanaf 1 januari 2025 en groeibudget (2.305.440.000 euro).
  • Specifieke tegemoetkomingen diensten thuisverpleging (53,56 miljoen euro)
  • Vroedkundigen (52,3 miljoen euro)

In dit voorstel is nog geen budget voorzien voor nieuwe initiatieven, zoals het structureel financieren van extra of ondersteunende jobs in ziekenhuizen, de thuisverpleging en wijkgezondheidscentra, of maatregelen rond cybersecurity voor gezondheidszorgorganisaties (o.a. ook grotere praktijken in de thuisverpleging). “Er is wel een nota die zaken buiten de reguliere begrotingsdoelstellingen behandelt, inclusiefeen lijst met de zogenaamde artikel 56-projecten. Dat zijn bijzondere modellen van verstrekking of betaling van geneeskundige verzorging. Ook project 120 over de nieuwe financiering voor de thuisverpleging valt daaronder en rekent op een continuïteit van financiële middelen”, licht Hendrik nog toe. “Voorlopig is het nog wachten op een structureel budget voor de initiatieven rond straatverpleging.”

Indexering honoraria toepassen

Zolang er geen regeringsbesluit is, wordt geadviseerd om vanaf 1 januari 2025 de indexering van de honoraria lineair toe te passen Elke alternatieve indexering zal namelijk als nieuw beleid aanschouwd worden. “Het opzeggen van een conventie op sectorniveau heeft nadelige gevolgen. Zo kan de indexering van honoraria vervallen, samen met het recht op extra premies of vergoedingen”, benadrukt Hendrik. “Daarnaast wordt een andere regeling voor remgeld van kracht, wat de kosten voor patiënten aanzienlijk verhoogt.”

Hendrik zegt verder: “De indexering van de honoraria is een eerste stap aan de start van het nieuwe jaar. Al blijft dit theoretisch nog onzeker. De federale regering kan nog steeds beslissen om de begroting af te keuren of bij te sturen. Daarnaast is in de voorlopige begroting geen ruimte voor nieuw beleid, al worden enkele zaken wel blijvend gefinancierd, zoals de New Deal voor de thuisverpleging.”


Afslankmedicijnen ook veilig op de lange termijn

Over Ozempic is de voorbije jaren al veel gezegd en geschreven. Dat het middel niet zomaar als afslankmiddel ingezet kan worden, maar onder begeleiding waardevol is voor mensen met diabetes type 2 of met obesitas is intussen duidelijk. Maar hoe zit het met de bijwerkingen van het medicijn? Kan je het langdurig veilig gebruiken? Professor en endocrinoloog aan de KU Leuven Roman Vangoitsenhoven praat ons bij.

Trulicity, Ozempic, Saxenda, Wegovy en recent nog Mounjaro: de voorbije jaren werden wereldwijd verschillende afslankmedicijnen beschikbaar voor mensen met diabetes type 2 en/of obesitas. “De cluster van GLP-1-receptoragonisten, waar deze geneesmiddelen toe behoren, kennen we in de diabeteswereld sinds 2015. De nieuwere moleculen kunnen, in voldoende hoge dosis, op een zeer veilige manier tien tot vijftien procent gewichtsverlies veroorzaken”, legt professor Roman Vangoitsenhoven uit.

“De bekendste van die geneesmiddelen is Ozempic, met semaglutide als werkzame stof. In België is Ozempic goedgekeurd voor de behandeling van mensen met diabetes type 2. In hoge dosis is semaglutide (onder merknaam Wegovy) goedgekeurd door de geneesmiddelenagentschappen  EMA en FDA voor de behandeling van obesitas, maar in ons land is het zo nog niet gecommercialiseerd. In die situatie schrijven artsen soms “off-label” Ozempic als ondersteuning van gewichtsmanagement voor. Recent kwam in België ook Mounjaro op de markt, weliswaar voorlopig zonder terugbetaling.”

De langetermijngevolgen van afslankmedicijnen

De GLP1-receptoragonisten worden gebruikt om chronische ziektes als obesitas en diabetes type 2 te behandelen. De medicijnen moeten dan ook langdurig genomen worden. Professor Vangoitsenhoven: “Er zijn geen risico’s gekend op lange termijn. Het is wel belangrijk te weten dat als je de medicatie stopt, ook de werking zal stoppen en je waarschijnlijk weer zal bijkomen. Waar je zowel vet- als spierweefsel bent kwijtgeraakt, is de kans groot dat er enkel weer vetweefsel bij komt, wat zich kan opstapelen rond de organen. Wie gewicht verliest met afslankmedicijnen doet dit daarom het best onder begeleiding van een diëtist. Gezond eten, genoeg bewegen en voldoende eiwitten eten zijn essentieel. Die laatste helpen je om minder spiermassa te verliezen. Ook een eventueel vitaminetekort – dat samenhangt met het gewichtsverlies, niet met het medicijn – kan een professional met je opvolgen.”

Bovendien hangen verschillende risico’s samen met op korte tijd veel gewicht verliezen, of dat nu door medicatie, bariatrische chirurgie of bijvoorbeeld een ziekte als kanker veroorzaakt wordt. Denk aan huidoverschot, galkolieken, en zelfs haaruitval. Wanneer je veel kilo’s kwijtraakt, gaat je lichaam in spaarstand en kan je dus je haar verliezen. Dit is een tijdelijke bijwerking die wel kan afschrikken.

Als je het totaalplaatje bekijkt, zijn dit type afslankmedicijnen erg veilig om onder begeleiding te gebruiken en verminderen ze andere risico’s, zoals hartinfarcten, significant. Toch moet er verstandig mee omgesprongen worden. Na verloop van tijd moet het medicijn misschien aangevuld worden met andere geneesmiddelen wanneer de ziekte evolueert. “Dat heeft niet met een weerstand of resistentie voor het medicijn te maken”, licht prof. Vangoitsenhoven toe. “Door een natuurlijke evolutie moeten we soms kijken naar een dosisverhoging of een extra of vervangend medicijn.”


Soft skills zijn hard skills

Prof. dr. Dominique Benoit, diensthoofd intensieve zorg en sectorvoorzitter van de kritieke diensten in het UZ Gent, combineert zijn medisch-technische expertise met een sterke focus op ethische besluitvorming. Deze opmerkelijke combinatie komt ook tot uiting in zijn wetenschappelijke werk. In een recente publicatie (2024) presenteert hij de resultaten van een coachingtraject voor artsen om hen bij dat thema te ondersteunen.

 

DE UITDAGING

 

Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest? 

“Als het over ethiek gaat,” vertelt Dominique, “focus ik op emotionele intelligentie. Persoonlijke ontwikkeling wordt vaak gezien als iets cognitiefs. Ook ethische keuzes worden meestal zo benaderd, terwijl ethische vraagstukken bijna altijd weerstand, spanningen en intuïtieve reacties met zich meebrengen. Hoe je daar op een emotioneel mature manier mee omgaat, krijgt nog te weinig aandacht.”

Dominique stoort zich aan de manier waarop technische vaardigheden vaak hoger worden ingeschat dan emotionele vaardigheden. “We zien medische expertise als hard skills en interpersoonlijke relaties als soft skills. Niets is minder waar. Soft skills zijn de hard skills. Het zijn vaardigheden die hoger op de agenda moeten staan en waarin we ons moeten trainen. Waarom? Omdat we allemaal zoekende zijn: naar wie we zijn, wat we belangrijk vinden en naar hoe dat zich verhoudt tot anderen. Dat gaat gepaard met angsten. Wat denken anderen van mij? Hoe moet ik mij profileren? Als je aan de slag gaat met die angsten en schaamte, kom je op een dieper niveau, waar je handelt vanuit je eigen waarden.”

“Emotionele ontwikkeling betekent dat je je durft afvragen waarom je doet wat je doet”, licht Dominique toe. “Door te peilen naar je eigen waarden, zoek je naar een diepere motivatie om goed te doen, in plaats van te handelen uit angst om iets verkeerd te doen. Zeker in de levenseindezorg is dat frappant. Vanuit die angst durven we bepaalde gesprekken niet aangaan of blijven we knopen ontwijken tot we honderd procent  zekerheid hebben. Dat is een van de redenen waarom we patiënten boven de tachtig jaar blijven reanimeren, ook al weten we dat dit bijzonder slechte resultaten oplevert. Zulke keuzes ontstaan vanuit angst, niet vanuit reflectie over patiëntgerichte zorg.”

 

DE TOOL: coaching

 

Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?

“In ons ziekenhuis zetten we sterk in op bewustwording rond de eigen emoties die inherent zijn aan complexe medisch-ethische besluitvorming en die inzicht bieden in de waarden van die persoon”, vertelt Dominique. “We gingen ervan uit dat zelfreflectie, gecombineerd met open communicatie met collega’s, een positief effect zou hebben op ethisch bewustzijn. Hiervoor organiseerden we coachingsessies voor vijftig artsen, verspreid over tien afdelingen. Samen met professionele coaches lieten we hen stilstaan bij specifieke casussen en interacties met patiënten. Wat doet het met je als mens om moeilijke beslissingen te nemen? Waarom vermijd je ze soms? Wat, bijvoorbeeld, als je je machteloos voelt? Daagt dit gevoel je uit om je eigen verantwoordelijkheid te erkennen en af te wegen tegenover de verantwoordelijkheden van je team of organisatie?”

Gemiddeld doorliepen de artsen vijf sessies. “We maten de impact hiervan en zagen een verdubbeling in eindelevensbeslissing via een NDR-beleid. Met andere woorden: ineens werden dubbel zoveel gesprekken gevoerd waarbij de therapie werd stopgezet, wat een moedige besluitvorming vergt. Ook zagen we dat artsen zich nauwer verbonden voelden met het team. Ze werden nederiger en communiceerden gemakkelijker met collega’s. Zestig procent van de deelnemers zegt ook dat hun welzijn verbeterde. Tachtig procent vindt dat ze beter kunnen omgaan met conflicten en discussies. En dat alleen door stil te staan bij waarom je op een bepaalde manier reageert.”

 

Hoe ga je daarbij te werk?

Gebruik van professionele begeleiding is geen overbodige luxe, vindt Dominique, want je wil voldoende veiligheid waarborgen voor zoiets. “Tegelijk besef ik dat dit niet voor elk team haalbaar is. Een algemene tip: heb de moed om je collega’s open te vragen hoe zij jou zien, vanuit een oprecht verlangen om jezelf beter te leren kennen en te groeien. Hoe ervaren zij jouw rol als er een moeilijke situatie ontstaat? Waar kan je in verbeteren? Goede feedback is ontzettend leerrijk, maar ook altijd op zijn minst een beetje kwetsend. Als het niet kwetst, dringt het niet door en raakt het je waarden niet.”

 

WIE VOLGT?


Aan wie wil je de vraag naar ethische uitdagingen en bruikbare tools doorgeven?

“Geert Froyen heeft veel ervaring opgedaan rond het gebruik van tools bij ethische dilemma’s. Ik ben benieuwd naar zijn inzichten.”

 

De resultaten van de coaching studie vind je terug in: Benoit DD, De Pauw A, Jacobs C, et al. Coaching doctors to improve ethical decision-making in adult hospitalized patients potentially receiving excessive treatment. The CODE stepped-wedge cluster randomized controlled trial. Intensive Care Med 2024; 50: 1635-46


De ontwikkeling van de professionele rolidentiteit van startende verpleegkundigen in een algemeen ziekenhuis

De ontwikkeling van de professionele rolidentiteit van startende verpleegkundigen in een algemeen ziekenhuis

Het wereldwijde tekort aan verpleegkundigen groeit waardoor retentiestrategieën onmisbaar zijn (1). Belgisch onderzoek wijst uit dat één op de tien verpleegkundigen het beroep wil verlaten en dat er een uitstroom verwacht wordt door een golf van pensioenen (2). Startende verpleegkundigen blijken dan weer kwetsbaar om het beroep vroegtijdig te verlaten (3-5).

Literatuur toont aan dat een sterke professionele rolidentiteit (PRI) een indicator vormt voor retentiegerelateerde uitkomsten (6-10). De PRI van een verpleegkundige omvat persoonlijke waarden, houdingen en overtuigingen, gecombineerd met de kenmerken van het beroep (7). Dit onderzoek heeft als doel inzicht te verwerven in al dan niet beïnvloedende aspecten op de PRI van startende bachelorverpleegkundigen in een Vlaams algemeen ziekenhuis.

Methode

Dit kwalitatieve onderzoek maakte gebruik van face-to-face-interviews met acht bachelorverpleegkundigen die minder dan twee jaar werkervaring hebben, allen werken ze op gespecialiseerde ziekenhuisafdelingen in de regio Antwerpen. De dataverzameling vond plaats tussen november 2023 en april 2024. De verzamelde data werden geanalyseerd door middel van een inductieve thematische analyse.

Resultaten

De analyse identificeerde vijf thema’s: menselijke interactie en relaties, individuele mate van empowerment, professionele groei en samenwerking, maatschappelijke beeldvorming en tenslotte organisatorische structuur. De respondenten beleven aspecten zoals verbondenheid, vertrouwen in competentie, autonomie, waardering en erkenning binnen het zorgteam en een ondersteunende veilige werkomgeving waarin leren centraal staat, als essentieel voor de ontwikkeling van hun PRI. Waarden als respect, gelijkwaardigheid, collegialiteit en horizontaliteit in relaties staan voorop. Leidinggevenden spelen een rol in het faciliteren van dit klimaat. Door een vertrouwensband met een mentor worden verpleegkundigen zelfverzekerder in hun rol binnen het interprofessionele team. Onrealistische beroepspercepties worden als belemmerend ervaren. De verpleegkundigen uiten frustratie en boosheid over de omgeving die het beroep stereotypeert als de persoon die enkel uitvoert en doet wat de dokter zegt, terwijl ze het beleven als een volwaardig beroep waarvoor je heel wat competenties moet ontwikkelen en een volwaardige vierjarige opleiding moet volgen.

Conclusie

Dit onderzoek biedt waardevolle inzichten. In de literatuur wordt het belang van erkenning en waardering van hun expertise binnen een samenwerkend zorgteam benadrukt om een sterke PRI te ontwikkelen (11-17). Zelfvertrouwen groeit in een ondersteunend, psychologisch veilig werkklimaat (18, 19) dat autonomie, betrokkenheid en inspraak bevordert, wat professioneel leren en groeien ondersteunt (20, 21). PRI wordt verder ontwikkeld in interactie met collega’s, waarbij integratie en verbondenheid essentieel zijn (22, 23). Empowerend leiderschap (24-28) en het bijsturen van een onrealistische perceptie van het beroep versterken de PRI en het zelfbeeld (29, 30). Verder onderzoek naar het concept kan helpen bij het zoeken naar gerichte interventies ter bevordering van PRI en retentie van startende verpleegkundigen.

  1. WHO. Global Strategy on human Resources for Health 2020 [cited 2023 27/10]. Available from: https://www.who.int/health-topics/health-workforce#tab=tab_1.
  2. Geuens N, Van Bogaert P, Franck E. Vulnerability to burnout within the nursing workforce—The role of personality and interpersonal behaviour. Journal of clinical nursing. 2017;26(23-24):4622-33.
  3. Blomberg H, Welander J. A narrative study of newly graduated registered Swedish nurses’ establishment in the profession and the portrayal of a healthcare organisation. Journal of health organization and management. 2019;33(4):413-25.
  4. Powers K, Herron EK, Pagel J. Nurse preceptor role in new graduate nurses’ transition to practice. Dimensions of Critical Care Nursing. 2019;38(3):131-6.
  5. Gardiner I, Sheen J. Graduate nurse experiences of support: A review. Nurse education today. 2016;40:7-12.
  6. Kristoffersen M. Does professional identity play a critical role in the choice to remain in the nursing profession? Nursing open. 2021;8(4):1928-36.
  7. Philippa R, Ann H, Jacqueline M, Nicola A. Professional identity in nursing: A mixed method research study. Nurse education in practice. 2021;52:103039.
  8. ten Hoeve Y, Castelein S, Jansen G, Roodbol P. Dreams and disappointments regarding nursing: Student nurses’ reasons for attrition and retention. A qualitative study design. Nurse education today. 2017;54:28-36.
  9. Keyko K, Cummings GG, Yonge O, Wong CA. Work engagement in professional nursing practice: A systematic review. International journal of nursing studies. 2016;61:142-64.
  10. Ruijters MC. Queeste naar goed werk. Over krachtige professionals in een lerende organisatie Deventer: Vakmedianet. 2018.
  11. Reinders JJ, Krijnen W. Interprofessional identity and motivation towards interprofessional collaboration. Medical Education. 2023;57(11):1068-78.
  12. Tsakitzidis G, Van Royen P. Leren interprofessioneel samenwerken in de gezondheids-en welzijnszorg2022.
  13. Tsakitzidis G, Kool E. Van multidisciplinaire naar interprofessionele samenwerking: vijf bouwstenen voor zorgteams. Huisarts nu: maandblad van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen-Brussel. 2022;51(1):18-22.
  14. De Vos AM. Over Leven Lang Leren 2023 [cited 2024 16/04]. Available from: https://hbo-kennisbank.nl/details/sharekit_av:oai:surfsharekit.nl:32b58cdd-d638-45c5-8e83-c67f091994ff?q=%22Vos%2C+Annemarie+de%22.
  15. Pelone F, Harrison R, Goldman J, Zwarenstein M. Interprofessional collaboration to improve professional practice and healthcare outcomes. Cochrane database of systematic reviews. 2017(6).
  16. House S, Havens D. Nurses’ and physicians’ perceptions of nurse-physician collaboration: a systematic review. JONA: The Journal of Nursing Administration. 2017;47(3):165-71.
  17. Forbes TH, Evans S. From anticipation to confidence: A descriptive qualitative study of new graduate nurse communication with physicians. Journal of nursing management. 2022;30(6):2039-45.
  18. Edmondson AC. De onbevreesde organisatie: creëer psychologische veiligheid op de werkvloer om innovatie en groei te stimuleren: Business Contact; 2019.
  19. O’Donovan R, De Brún A, McAuliffe E. Healthcare professionals experience of psychological safety, voice, and silence. Frontiers in Psychology. 2021;12:626689.
  20. Ryan R, Deci E. Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. Sevent Avenue. 2017.
  21. Vos M. Lang Leve Leren. Deventer: Windesheim Hogeschool. 2020.
  22. Zarshenas L, Sharif F, Molazem Z, Khayyer M, Zare N, Ebadi A. Professional socialization in nursing: A qualitative content analysis. Iranian Journal of Nursing and Midwifery Research. 2014;19(4):432-8.
  23. Frögéli E, Rudman A, Gustavsson P. The relationship between task mastery, role clarity, social acceptance, and stress: An intensive longitudinal study with a sample of newly registered nurses. International journal of nursing studies. 2019;91:60-9.
  24. Vermeulen H, van Oostveen C. Persoonsgericht leiderschap: een participatief actieonderzoek over verpleegkundig leiderschap. Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice. 2017;15(3):23-4.
  25. INTERREG V. BLIJF AAN Z. 2022.
  26. Cardiff S, McCormack B, McCance T. Person-centred leadership: A relational approach to leadership derived through action research. Journal of clinical nursing. 2018;27(15-16):3056-69.
  27. Sahraei Beiranvand M, Beiranvand S, Beiranvand S, Mohammadipour F. Explaining the effect of authentic and ethical leadership on psychological empowerment of nurses. Journal of nursing management. 2021;29(5):1081-90.
  28. Laschinger HKS, Wong CA, Grau AL. The influence of authentic leadership on newly graduated nurses’ experiences of workplace bullying, burnout and retention outcomes: A cross-sectional study. International journal of nursing studies. 2012;49(10):1266-76.
  29. van der Cingel M, Brouwer J. What makes a nurse today? A debate on the nursing professional identity and its need for change. Nursing philosophy : an international journal for healthcare professionals. 2021;22(2):e12343.
  30. Rodríguez-Pérez M, Mena-Navarro F, Domínguez-Pichardo A, Teresa-Morales C. Current Social Perception of and Value Attached to Nursing Professionals’ Competences: An Integrative Review. International journal of environmental research and public health. 2022;19(3):1817.

Door enthousiasme en betrokkenheid wil Linda Boeken verpleegkundigen professioneel motiveren via een goede samenwerking en communicatie. Met 35 jaar werkervaring als psychiatrisch verpleegkundige behaalde ze in juni 2024 mijn masterdiploma aan de Universiteit Antwerpen. Haar masterproef kreeg de prijs “Impact op het werkveld binnen het domein verpleegkunde 2024”, uitgereikt door NETWERK VERPLEEGKUNDE en de FNBV.


Meer kans op burn-out op intensieve zorg?

Meer kans op burn-out op intensieve zorg?

Arnaud Bruyneel1, Simon Dello2, Jérôme E. Dauvergne3, Dorothea Kohnen2, Walter Sermeus2

1 Health Economics, Hospital Management and Nursing Research Dept, School of Public Health, Université Libre de Bruxelles, Belgium

2 Leuven Institute for Healthcare Policy, KU Leuven, Kapucijnenvoer 35 blok D bus 7001, Leuven 3000, Belgium

3 Nantes Université, CHU Nantes, Department of Anaesthesiology and Critical Care at Laënnec Hospital, University Hospital of Nantes, F-44000 Nantes, France

Burn-out bij verpleegkundigen heeft een impact op de veiligheid en kwaliteit van zorg die ze verlenen, op de patiënttevredenheid en op hun productiviteit. Slecht nieuws dus wanneer hun werkomstandigheden leiden tot fysieke en emotionele uitputting. Enkele eerdere studies wezen uit dat burn-out vaker voorkwam bij verpleegkundigen op een intensieve zorgafdeling dan op een algemene afdeling, en dit door de zware workload, ethische conflicten en een hogere blootstelling aan overlijdens. Is dat ook in België zo en hoe kunnen we die impact verkleinen? Deze studie onderzoekt de oorzaken van burn-outs bij verpleegkundigen en met welke maatregelen die voorkomen kunnen worden.

Doelstelling

Met dit onderzoek werd de prevalentie van burn-out, afwezige verpleegkundige zorg en de intentie om de zorgsector te verlaten onderzocht bij verpleegkundigen op algemene en intensieve zorgeenheden in ziekenhuizen in België, Engeland, Duitsland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De risicofactoren voor deze uitkomsten werden in beide groepen geanalyseerd. Ook de impact van de covidpandemie met extra risicofactoren, zoals meer stress en traumatische situaties, werd onderzocht.

Samenvatting van de resultaten van de studie

De prevalentie van burn-out was met 27,1 procent significant lager onder verpleegkundigen op intensieve zorg dan op algemene zorgeenheden, waar het 30,3 procent bedroeg. Ook verzuim van zorg kwam significant minder vaak voor bij die eerste groep, met 65,5 procent tegenover 75,4 procent. De intentie om te stoppen met werken was dan weer vergelijkbaar op beide types afdelingen. Verpleegkundigen die in een betere werkomgeving en met een lagere werkdruk werkten, hadden statistisch significant lagere percentages burn-out en intentie om hun baan te verlaten dan verpleegkundigen die in een slechtere werkomgeving en met een hogere werkdruk werkten.

Landenspecifieke analyse toonde een hoger burn-outpercentage en meer intentie om de sector te verlaten bij verpleegkundigen die in Duitsland, Ierland, Scandinavië en Engeland werken in vergelijking met België.

Conclusie

Omgekeerd aan wat verwacht werd, lopen verpleegkundigen op intensieve zorg geen grotere kans op burn-out, en hebben ze significant minder kans op verzuim van zorg en een verandering van job dan hun collega’s op algemene afdelingen.

Gevolgen voor de praktijk

Het beleid moet prioriteit geven aan het creëren van gezonde werkomgevingen en het verlagen van de werkdruk. Dit is de meest efficiënte manier om burn-outcijfers te verlagen, gemiste zorg te minimaliseren en de intentie om de sector te verlaten onder verpleegkundigen te verminderen.

Bron: https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0964339724002702?via%3Dihub