Student Corner: Intranasale ketaminespray bij majeure depressie
Op basis van wereldwijde data wordt geschat dat tussen de 4 en 10 procent van de bevolking op een bepaald moment in zijn of haar leven wordt getroffen door een depressie. Uit onderzoek blijkt dat patiënten met majeure depressie die klassiek behandeld worden, vaak hervallen of therapieresistent worden. Hierdoor zijn wetenschappers op zoek naar een effectief medicijn om depressieve stoornissen te bestrijden. Intranasale (IN) ketaminetoediening is momenteel een van die behandelingen die experimenteel wordt ingezet. Bovendien is deze minder invasief dan de IV-toediening en wordt deze, bij correct gebruik, bijna helemaal opgenomen.
Beste dosis
Intranasale esketamine wordt idealiter gecombineerd met orale antidepressiva. Uit onderzoek blijkt dat 28mg, 56mg en 84mg esketamine de meest voorkomende dosissen voor een neusspray zijn. Toch komt de dosis van 56mg uit de literatuur als meest effectieve toediening naar boven. De dosis van 28mg lijkt een te lage hoeveelheid met minder doeltreffendheid. Een dosis van 84mg is dan weer te hoog en heeft dus ook meer bijwerkingen. Er wordt gebruikgemaakt van neussprays die met één verstuiving 14mg esketamine bevat.
Kosteneffectiviteit
Uit de onderzochte literatuur viel vooral op dat het geneesmiddel aanzienlijk duurder is dan courante antidepressiva. Volgens de literatuur suggereren onderzoekers, dat er nood is aan een dagopname en monitoring gedurende twee uur na de toediening. Dit heeft een aanzienlijk kostenplaatje.
Discussie
Intranasale esketaminetoediening is een veelbelovende behandeling. Zo kan al een positief effect van esketamine op depressieve symptomen (MADRS-schaal) worden waargenomen vanaf vier uur na de eerste toegediende dosis (84 mg). Volgens onderzoek kon de positieve respons op esketamine aanhouden tot een jaar.
Er werd bij 90,1 procent van de deelnemers gezien dat er sprake was van vaak voorkomende bijwerkingen die licht of matig van intensiteit zijn zoals duizeligheid (32,9 procent), dissociatie (27,6 procent), misselijkheid (25,1 procent) en hoofdpijn (24,9 procent). De bijwerkingen verdwenen diezelfde dag.
Verpleegkundige relevantie
De verpleegkundige heeft een groot aandeel bij de toepassing van intranasale esketamine. Zo staat deze in voor het instrueren en begeleiden van de patiënt tijdens de toediening. Na contactname met het werkveld blijkt dat dit best gebeurt op een PAAZ-afdeling. Op zo’n afdeling is monitoring en observatie haalbaarder omdat de patiënten dan in dichte omgeving van het zorgpersoneel zijn. Verder staat de verpleegkundige ook in voor de parametercontrole en opvolging van de bijwerkingen na toediening. Dit gebeurt best in een grote zaal, waar het overzicht kan behouden worden over een groep patiënten. Er moet een verpleegkundige aanwezig zijn die getraind is in cardiopulmonale reanimatie. Hierdoor is er potentieel noodzaak tot (her)educatie.
Brian Dumon, Emma Gribbe, Caro Vonck en Tomas Christleven zijn vier vierdejaarsstudenten van de professionele bachelor in de verpleegkunde aan de Odisee hogeschool, campus Aalst. Dit academiejaar onderzochten ze de optimale dosage van de esketamine neusspray. Dit praktijkonderzoek vormt het sluitstuk van hun opleiding tot bachelor in de verpleegkunde. Met dit artikel hopen ze meer bekendheid te genereren over het onderwerp.
Waarom ethiek in de zorg met een pluisbloem vergeleken kan worden
Hoe kan je als verpleegkundige in deze uitdagende tijden met hart en ziel in de zorg blijven staan? Een ethisch zorgklimaat kan je daarbij helpen, stelt Yvonne Denier. Ze is hoofddocent ethiek van de gezondheidszorg aan de KU Leuven en stafmedewerker ethische thema’s bij Zorgnet Icuro. Dit jaar verscheen haar boek Het Pluisbloemeffect, een boek over hoe ethiek in de zorg aanstekelijk werkt. Zo wil ze zorgverleners inspireren en biedt ze inkijk in de kerndimensies van een ethisch inspirerende zorgcultuur.
Zorg en ethiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar wat is dat nu precies, een ethisch zorgklimaat? Wat houdt die term in? We leggen onze vraag voor aan Yvonne Denier. “In een ethisch zorgklimaat staan verpleegkundigen vanuit een warmmenselijke betrokkenheid stil bij wat ze doen en hebben ze de ruimte om erover na te denken, kritisch te reflecteren en vragen te stellen om van daaruit keuzes te maken en hun handelen richting te geven”, verduidelijkt ze de term.
In Het Pluisbloemeffect gebruikt Denier de metafoor van een ethisch zorgklimaat als een trektocht met kompas. Tijdens zo’n trektocht geven waarden en normen als een soort kompas de richting aan, maar je volgt geen volstrekt geplande route omdat de zorg zelf ook in hoge mate onvoorspelbaar is. Die trektocht onderneem je bovendien niet alleen, maar samen met anderen. Onderweg bots je op hindernissen en zoek je als team naar hoe je die het beste kan nemen. “Een ethisch zorgklimaat is geen puur rationele bezigheid die je met een onderbouwde theorie, commissies en werkgroepen ethiek kan opbouwen”, vertelt Denier. “Hoewel deze belangrijk zijn, als een vorm van onderbouw van de ethische werking in een organisatie, gaat ethisch gedreven hulpverlening om wat zich afspeelt tussen mensen onderling, iedere dag opnieuw. Het gaat vooral over de kleine en grote beslissingen die verpleegkundigen dagelijks vanuit een zorgzame houding nemen. Het concept van de skilled companion vat wat een ethisch zorgklimaat inhoudt: de verpleegkundige als een deskundige en zorgzame compagnon de route voor de zorgvrager.”
Zaadjes in het rond strooien
Volgens Yvonne Denier is een ethische zorghouding van nature aanwezig bij verpleegkundigen. “Ethisch engagement, bekommernis om de ander, zorgzaamheid en aandachtigheid zit als het ware ingebakken in hun DNA”, vertelt ze. “Teams en organisaties in de zorg hebben dus een rijke basis in handen om een ethisch zorgklimaat te creëren. Het komt er op aan om deze al aanwezige ethische zorghouding te voeden en verder te laten groeien”, zegt de auteur.
Zelf werkt Yvonne Denier met de Socratische gespreksmethode wanneer ze teams of organisaties begeleidt. “Ik stel hen vijf uitnodigende vragen (zie kader, nvdr.) die de deelnemers vooraf toegezonden krijgen. De antwoorden die ik dan in mijn mailbox vind, tonen hoe groot het ethisch bewustzijn van zorgverleners is. Die antwoorden zijn vaak ontzettend rijk en inspirerend. Daarom gaf ik mijn boek de titel Het pluisbloemeffect. Ethiek is een kwestie van ideeën oppikken en hier iets mee doen. Ethische bezieling werkt zoals pluisbloem blazen. Je strooit zaadjes uit en inspireert anderen. Het is op die manier dat ethiek in de zorg aanstekelijk kan werken. Niet als een streng vermanend vingertje, maar wel als een positieve uitdaging.”
De gist in het deeg
Waarom zouden verpleegkundigen en zorgorganisaties zich bezig moeten houden met een goed ethisch zorgklimaat? Zit er dan al niet voldoende druk op de ketel? Wat levert het op om bovenop de hoge werkdruk ook nog te investeren in ethiek? “Een ethisch zorgklimaat voedt de bezieling van zorgverleners”, zegt Denier. “Het maakt dat ze veerkrachtig zijn en dat ze de moeilijke situaties die eigen zijn aan het werken in de zorgsector kunnen aanpakken, zonder dat ze het gevoel hebben om blind te varen. Verpleegkundigen moeten geen morele superhelden worden, maar ze moeten wel de kans krijgen om te groeien in hun ethisch bewustzijn, ze moeten hierin gevoed worden.”
“Verpleegkundigen moeten geen morele superhelden zijn.”
Denier vergelijkt het met wabi-sabi, een Japanse visie die het imperfecte en het onvolmaakte als ideaal neemt. “Verpleegkundige zijn, betekent dat je geconfronteerd wordt met tragiek en lijden. Ethiek poetst dat niet weg, maar kan je wel op weg helpen om ermee om te gaan”, zegt ze. “Het is geen kers op de taart. Zo werkt het niet. Ethiek kan net een verschil maken in de concrete zorgrealiteit. Maar enkel wanneer we ons ethisch bewustzijn blijven voeden, zodat het kan groeien en uitdijen, zoals gist.”
Veel geduld en boterhammen
Een ethisch zorgklimaat is een voortdurende zoektocht. Een rustig en geduldig reflectieproces, samen met anderen op pad gaan. Wat heb je daarvoor nodig, als verpleegkundige of als zorgorganisatie? “Het Pluisbloemeffect is opgebouwd als een kookboek. Net zoals in een kookboek staan er verschillende ideeën in, recepten die kunnen inspireren. Je hoeft het boek niet van a tot z te lezen, maar je kan erin grasduinen en oppikken wat je nodig hebt. In een ietwat meer theoretisch stuk in het boek leg ik uit wat precies nodig is voor een ethisch zorgklimaat en over welke waarden en kaders het dan zoal gaat.”
In toegankelijke taal legt Yvonne Denier de ethische modellen van het personalisme, de principebenadering, de zorgethiek en het rechtvaardige keuzeproces uit. Ook staat ze stil bij hoe die specifieke waarden kunnen gelden als gewichten op de schaal van onze ethische afwegingen. “En ik besteed aandacht aan de verschillende aspecten van een ethisch reflectieproces. Maar wat nodig is voor een ethisch zorgklimaat, laat zich nog het beste samenvatten met wat mijn vader regelmatig zei: ‘Met veel geduld en boterhammen komt een mens een heel eind.’ Ethiek is dus een proces en een stapsgewijs vragen, uitzoeken en proberen.”
Samen ploeteren en nadenken
Een ethisch zorgklimaat, een cultuur die leeft tussen mensen en teams, bouw je niet in een-twee-drie op. Er ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de leidinggevenden, directies en besturen van zorgorganisaties. Zij zijn namelijk degenen die een context kunnen creëren waarin een ethisch zorgklimaat mogelijk is door er tijd, middelen en energie in te steken. “Ethiek is samen nadenken, uitzoeken en soms ook een beetje ploeteren”, licht Yvonne Denier toe. “Het is een proces waarvoor je tijd moet nemen, waar je samen mee moet bezig zijn. Ik vergelijk het graag met het onderhouden van een tuin. Je kan deze tuin laten ontwerpen door een tuinarchitect, zoals een ethische commissie of werkgroep de krijtlijnen van een ethisch zorgklimaat kan uittekenen. Maar daar stopt het niet. De tuin vraagt aandacht en tijd, je moet hem onderhouden en dagelijks aandachtig aanwezig zijn. Enkel wanneer de ethische reflectie zich niet blijft afspelen binnen de deskundigheid van een ethische werkgroep, maar daadwerkelijk aanwezig kan zijn tot in alle nerven van de organisatie, dan kan het echt inspirerend werken en ons helpen om een bepaalde richting uit te gaan.”
Tegensprekelijkheid
Om een ethisch zorgklimaat duurzaam te doen groeien, speelt de waarde van tegensprekelijkheid een grote rol. Tegensprekelijkheid betekent dat je als verpleegkundige kan, mag en durft tegen te spreken. Dat je kan zeggen dat je het niet eens bent met je collega’s of leidinggevenden en andere ideeën kan voorstellen. Doe dit op een constructieve manier, gericht op het goede voor de zorgvrager. “Vaak leeft de overtuiging dat een duurzame en levende zorgcultuur een kwestie is van alle neuzen in dezelfde richting”, vertelt Yvonne Denier. “Terwijl het net omgekeerd is, tegensprekelijkheid laat toe dat mensen vanuit een kritische vraagstelling samen zoeken naar een goed antwoord op een uitdagende zorgsituatie. Iedereen kijkt namelijk op een andere manier naar een patiënt. Net door over die verschillende zienswijzen en waarde te discussiëren kan je elkaar versterken. De tegensprekelijkheid is een essentiële katalysator voor een duurzame zorgethiek.”
Wil je meer lezen over de aanstekelijkheid van ethiek in de zorg? Je kan Het pluisbloemeffect bestellen met 10 procent korting en gratis verzending. Surf daarvoor naar de website van Lannoo. Voeg het boek toe aan je winkelmandje en vul de kortingscode [pluisbloem_bv] in voor het uitchecken. Deze code is geldig tot 31 december 2021.
Uitnodigende vragen om te reflecteren over het ethisch zorgklimaat:
- Welke kernwoorden associeer je met ethiek in de zorg? Wat is ethisch goede hulpverlening volgens jou?
- Waarom zouden we als zorgverleners überhaupt met ethiek en waarden moeten bezig zijn? Wat is volgens jou het nut van ethiek? Welke mogelijkheden schept het?
- Welke knelpunten of belemmeringen ervaar je hierin? Wat maakt het moeilijk om met ethiek bezig te zijn?
- Wat hebben we nodig om op een ethische manier bezig te zijn in de zorg? Wat helpt?
- Welk beeld, foto, object associeer je met goede zorg?
Vaccinatie ook voor kinderen en jongeren
Ten vroegste begin september krijgen ook min 18-jarigen een vaccin tegen COVID-19. Voor de kinderen zal het wellicht eind 2021 of begin 2022 worden. Het gaat samen om zo’n 2,3 miljoen jonge Belgen. Bij het begin van het nieuwe schooljaar zijn de adolescentenstudies afgerond en het vaccin goedgekeurd voor deze jonge bevolkingsgroep. Voor kinderstudies zal het nog even wachten zijn. Vaccinoloog Pierre Van Damme legt uit hoe de vaccinatiestrategie zich verder ontplooit, als dat veilig kan en de leveringen op schema zitten.
Eerst de 65-plussers en de volwassenen met onderliggende aandoeningen, daarna gradueel alle volwassenen en uiteindelijk ook de minderjarigen. Elke Belg krijgt normaal gezien een vaccin aangeboden in de strijd tegen COVID-19. “Dat is ook altijd de bedoeling geweest om te vermijden dat het virus vrij spel krijgt bij de minderjarige bevolking en daar jongeren kan besmetten, zich vermenigvuldigen en vrij kan muteren. Maar studies bij min 18-jarigen kunnen pas starten nadat de resultaten bij volwassenen geëvalueerd zijn”, legt vaccinoloog Pierre Van Damme uit. Momenteel bekijkt de taskforce vaccinatie, waar hij deel van uitmaakt, hoe die doelgroep precies zijn spuitje moet krijgen.
Specifieke kinderstudies
Dat de taskforce mikt op het begin van het nieuwe schooljaar heeft niet enkel te maken met de beperkte beschikbaarheid van vaccins. De veiligheid en effectiviteit moeten namelijk bevestigd worden voor de minderjarige leeftijdsgroep. Zogenaamde kinderstudies zijn ondertussen in volle gang. “Het is standaard zo dat er eerst volwassenenstudies uitgevoerd worden”, legt Van Damme uit. “Pas als dat proces succesvol is afgerond, komen kinderstudies op tafel. Dat is een algemeen voorzorgsprincipe, zo gaat het bij de ontwikkeling van elk vaccin. Bovendien moeten we nog een aantal specifieke vragen beantwoorden. Kunnen we huisartsen en pediaters actief betrekken bij dit proces, naast de CLB’s en Kind en Gezin? Moet er een andere dosering zijn voor minderjarigen? Is er een aangepast vaccinatieschema mogelijk? Werken we ook met voorrangsregels? Daar buigen we ons de komende maanden over, naarmate resultaten van de kindervaccinatiestudies beschikbaar worden.”
Kinderen als motor van het virus?
Het risico dat kinderen en jongeren ernstig ziek worden van een coronabesmetting is nog steeds klein. Daardoor kunnen ze evenwel anderen besmetten zonder te weten dat ze ziek zijn. Die redenering ligt aan de basis van de beslissing om ook hen in een latere fase te vaccineren. Zonder inenting van deze leeftijdsgroep kan COVID-19 gemakkelijker blijven rondwaren en zelfs muteren. “Met een risico dat het opnieuw zijn weg vindt naar de kwetsbare groepen”, benadrukt Pierre Van Damme. “Precies daarom is het noodzakelijk ook hier zoveel mogelijk te vaccineren, in het kader van de groepsimmuniteit. Voor de jongeren zelf zal de vaccinatie trouwens een positieve impact hebben. Het zal helpen om scholen open te houden en de circulatie van het virus tegen te houden. Een stap terug richting normaal leven.”
Tips voor het vaccineren van kinderen
- Minimaliseer niet, maar nuanceer. Zeg niet dat het geen pijn doet, wel dat het snel voorbij is.
- Leg uit waarom het kind een prikje krijgt. Bijvoorbeeld dat hij of zij dan minder snel ziek wordt of beter gaat groeien.
- Leid het kind af vlak voor je prikt. Vraag bijvoorbeeld hoe de favoriete knuffel van het kind heet of wat het die dag al gedaan heeft.
- Benadruk na de prik dat het kind flink is geweest en dat je trots bent. Zo is de schrik voor een volgend spuitje minder groot.
Complexe oncologische zorg in de thuisomgeving
Hoe kan kwaliteitsvolle thuishospitalisatie onderdeel worden van de reguliere zorg voor personen met kanker of een andere ziekte? Wat is nodig om dit mogelijk te maken? Dat onderzocht Kom op tegen Kanker aan de hand van interviews en een online debat met zorgverleners, patiëntvertegenwoordigers en beleidsmakers. Alle thema’s van wetgeving en financiering tot logistiek, opleiding en expertise kwamen aan bod. Maar alles valt of staat met een correcte definitie.
“Thuishospitalisatie is de toediening thuis en door personeel met de juiste expertise van specialistische zorg die normaal gezien in een ziekenhuis plaatsvindt. Het gaat om zorg die vanuit het ziekenhuis door een specialist-arts ingesteld en opgevolgd wordt, maar die wel – op zijn minst gedeeltelijk – in de thuisomgeving van de patiënt uitgevoerd wordt en dus opnamevervangend werkt”, zegt Isabel Weemaes, projectverantwoordelijke bij Kom op tegen Kanker. “Veel van die thuishospitalisaties zijn voorlopig projectmatig en dus eindig.”
Vijf jaar geleden startte Kom op tegen Kanker met zo’n project in samenwerking met az groeninge Kortrijk. Voor patiënten die daarvoor in aanmerkingen kwamen en er zelf voor kozen, gebeurde de voorbereiding voor de chemotherapie thuis. Ze werd uitgevoerd door een speciaal daarvoor opgeleide thuisverpleegkundige. “We merkten veel positieve effecten”, zegt Isabel. “Thuishospitalisatie stemt zorg meer af op het leven van de patiënt. Het is minder belastend en ze kunnen de behandeling beter combineren met hun privéleven. Al zijn er belangrijke voorwaarden zoals de veiligheid en de kwaliteit van de behandeling, en de kostenefficiëntie. Wanneer je veel gespecialiseerd materiaal nodig hebt, gebeurt de zorg nog altijd beter in een ziekenhuis. Uit een bevraging onder de patiënten die binnen het project Onco@home voor thuishospitalisatie opteerden, blijkt dat 93 procent de voorkeur geeft aan thuishospitalisatie. Zo’n 7 procent heeft geen voorkeur.”
Nauw contact
Hilde getuigt als kankerpatiënte over thuishospitalisatie. “Ik kreeg vijftien jaar geleden kanker en ben nu opnieuw getroffen door de ziekte. Dat laat mij toe om de vergelijking te maken”, zegt Hilde. “Ik wil eigenlijk niet terug naar het oude systeem. Toen spendeerde ik vaak de hele dag in het ziekenhuis en zat ik altijd maar te wachten. Nu gebeurt de voorbereiding door de thuisverpleegkundige. In het ziekenhuis ga ik enkel langs bij de arts en vervolgens ontvang ik mijn behandeling. Dat gaat sneller, verloopt aangenamer en ik heb veel minder stress. Een ander voordeel: mijn partner is ook thuis en kan de thuisverpleegkundige inlichten over bepaalde problemen die ik misschien vergeet te melden.”
De thuisverpleegkundige gaat de dag voor de chemotherapie langs bij de patiënt met een labobon en anamneseformulier en voert een bloedafname uit. Zo is de patiënt meteen ook meer betrokken in het hele zorgproces. “Thuisverpleegkundigen nemen in dit verhaal een volwaardige rol op”, zegt An Debaere, manager thuisverpleging i-mens. “Al mogen we er niet van uitgaan dat elke basisthuisverpleegkundige hierin moet specialiseren. Ze moeten die expertise kunnen ontwikkelen door ervaring, maar ook door opleiding en begeleiding. Een rechtstreekse overdracht tussen de ziekenhuisverpleegkundige en de thuisverpleegkundige die op frequente basis herhaald wordt, is nodig. Dit bouwt ook een vertrouwensband op in elkaars expertise en kwaliteit. Dat vraagt een intense samenwerking van eerste en tweede lijn.”
Kom op tegen Kanker streeft er naar dat kwalitatieve thuishospitalisatie onderdeel wordt van de reguliere zorg, maar er zijn nog heel wat aandachtspunten die bestudeerd moeten worden. “Zo moet de keuze voor thuishospitalisatie altijd bij de patiënt liggen. Maar er moet ook een goede transmurale samenwerking zijn tussen ziekenhuizen en de eerste lijn zodat thuishospitalisatie eventueel kan uitgebreid worden naar andere behandelingen”, zegt Isabel Weemaes nog. “Daarnaast moeten we kijken naar een correcte vergoeding: van de toegepaste zorgen, maar ook van de opleiding en opvolging van thuisverpleegkundigen.
Het project Onco@home wordt intussen breder uitgerold in de regio Zuid-West-Vlaanderen en wordt uitgebreid naar de Sint-Jozefskliniek Izegem en OLV van Lourdes Ziekenhuis Waregem. Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen, i-mens en ZorgConnect tekenen ook in als partners. Lees de definitieve resultaten van de haalbaarheidsstudie op komoptegenkanker.be/thuishospitalisatie.
Hoe pak je nachtelijke incontinentie aan?
Incontinentie tijdens de nacht lijkt in de eerste plaats een financiële en technische aangelegenheid. Niets is minder waar want achter deze problematiek gaan ethische vragen schuil die in directe relatie staan met organisatorische kwesties. Hoe los je dit op met als doel de bewoners ’s nachts zo min mogelijk te storen en de werkdruk te verlagen?
Een woonzorgcentrum is gestopt met de aankoop van onderdekens, de absorbeerbare lakens waardoor urine niet tot aan de matras of onderlakens raakt. Ze vinden deze dekens te duur. Bij bewoners waar het incontinentiemateriaal ’s nachts volledig verzadigd is, komt zo toch urine op de lakens terecht.
STAP 1: Casus
Nu de absorberende lakens niet meer gebruikt worden, moet de nachtverpleegkundige de lakens verversen waardoor de bewoner langdurig wakker wordt gemaakt. Bij bedlegerige patiënten moeten de lakens ververst worden terwijl hij of zij nog in bed ligt, met veel draai- en keerwerk tot gevolg.
Bewoners reageren vaak kwaad wanneer ze ’s nachts gestoord worden. Begrijpelijk. Want daar bovenop redeneren ze dat ze voor de absorbeerbare lakens betalen en willen ze ook niet te lang nat in bed blijven liggen. Voor verpleegkundigen is dit een lastige situatie. Op dat moment is het moeilijk om bewoners een goede uitleg te geven. Bij zware incontinentieproblematiek leggen ze plastic zakken op het bed zodat de onderlakens niet vuil worden. Deze zijn snel vervangen waardoor de bewoner niet lang hoeft gestoord te worden.
Momenteel gebeurt het dat de nachtploeg, bij bewoners met een zwaarder incontinentieprobleem, plastic zakken gebruikt in plaats van de absorbeerbare lakens zodat de onderlakens niet nat worden. Deze zakken zijn snel vervangen en hinderen de bewoners niet. Onderleggers zijn geen optie omdat deze duurder zijn om te wassen dan lakens.
Hoe ga als verpleegkundige in nachtploeg om met bewoners die kwaad zijn door deze problematiek? Als de absorbeerbare lakens definitief afgeschaft zijn, hoe pak je incontinentie dan aan als nachtploeg? Laat je bewoners langer nat in bed liggen of ga je vaker verversen? Wat is goed voor de bewoner?
STAP 2: Dilemma’s
We onderscheiden hier enkele dilemma’s:
- De nachtrust van de bewoners die verstoord wordt, is een organisatorisch probleem. Wie kan dit oplossen, met aandacht voor de richtlijn om geen absorberende lakens meer te gebruiken?
- Is het plastic onderlegmateriaal dat gebruikt wordt wel goed voor de bewoners? Verhoogt dit het risico op decubitus niet?
STAP 3: Oplossingen
Hoe verzoenen we deze vragen van beleid, bewoners en verpleegkundigen met elkaar? Hoe kunnen we bewoners een betere nachtrust en comfort bieden? Bij het zoeken naar antwoorden op deze vragen wordt al snel duidelijk dat het afschaffen van de onderleglakens te maken heeft met het misbruik dat ervan werd gemaakt. Daarnaast komen er ook enkele organisatorische problemen naar boven. Zo worden sommige bewoners vroeg in bed gelegd, ontbreekt een gezamenlijke visie rond incontinentie en rond hydratatie. Zo krijgen bewoners nog veel te drinken net voor het slapengaan.
Tijdens een gesprek met twee hoofdverpleegkundigen wordt gevraagd onderleglakens terug toe te laten in welbepaalde gevallen. Ze krijgen ook de vraag om een incontinentieverantwoordelijke voor het woonzorgcentrum aan te stellen. Deze kan contact opnemen met verschillende bedrijven en kan infosessies rond het onderwerp organiseren.
Ook de organisatorische problemen die in relatie staan met de ethische aspecten worden aangepakt. Het uur van het in bed leggen wordt bepaald op vraag van de bewoners en niet in functie van de organisatie. Veel bewoners willen namelijk later dan 18 uur gaan slapen. Hydratatie gebeurt voortaan tijdens de dag en niet vlak voor het slapengaan.
STAP 4: Evaluatie
Zijn deze aangereikte oplossingen een win-win voor iedere betrokkene? Wij denken alvast van wel. De besproken oplossingen zijn zowel voor de nachtverpleegkundigen als voor de bewoners een meerwaarde.
Gele doos verhoogt gevoel van veiligheid
Een jaar geleden lanceerde Stad Gent in Ledeberg de gele doos. Precies één dag voor de lockdown. Een kleine doos om te bewaren in de koelkast, met persoonsgegevens en het medisch dossier van een 65-plusser of iemand met een chronische aandoening. Tijd voor een evaluatie.
De introductie van de gele doos was zeker geen primeur. De invulling en opzet ervan waren wel vernieuwend. “Het concept bestond al in andere gemeenten zoals Brugge of Waver. Door een werkgroep op te zetten hebben we de inhoud en de werking van de doos geoptimaliseerd op maat van de betrokken partners”, vertelt Brigitte Hantson, projectleider voor Stad Gent. Deze partners zijn de noodcentrale 112 Oost-Vlaanderen, de apothekersvereniging KOVAG, ziekenhuizen, huisartsen, mutualiteiten, de thuiszorgdiensten Familiehulp, Wit-Gele Kruis van Vlaanderen, Zelfstandige Thuisverpleegkundigen Gent en Solidariteit voor het Gezin, Rode kruis, Vlaamse Kruis en HOGENT.
Het proefproject startte in Ledeberg. “De samenwerking met de eerstelijnszone in die wijk verliep al vlot. Bovendien was het logistiek interessanter om kleinschalig te starten. Zo kwamen de dozen makkelijker bij onze doelgroep terecht”, legt Brigitte uit. Die doelgroep kreeg de doos ofwel via het lokaal dienstencentrum ofwel via de apotheek. “We bereikten intussen 857 mensen, goed voor 63 procent van alle 65-plussers in de wijk.” Een succes dus. Zeker omdat de verspreiding initieel moeilijker liep door de lockdown midden maart.
Positief onthaald
Zes maanden na lancering bevroeg Stad Gent de betrokkenen. Brigitte: “De 65-plussers zijn enthousiast. De instructies om de fiches in te vullen zijn duidelijk. Het medicatieschema in de doos vond bijna 80 procent van de bevraagden een pluspunt. Het opvallendste is dat ze zich veiliger voelen met die doos in huis, zeker in deze coronatijden.”
Ook verpleegkundige Interne Liaison Geriatrie Petra Govaert en maatschappelijk werker van de Sociale Dienst Klara Beyst, beiden verbonden aan het AZ Jan Palfijn Gent, reageren positief. “Niet alleen het veilige gevoel is een voordeel. Voor ons is het een echte tijdswinst. Wanneer een patiënt op spoed niet in staat is zelf contactgegevens of medische informatie te geven, vraagt dat veel opzoekwerk. Met de gele doos heb je alles onmiddellijk bij de hand”, vertelt Klara. “Apothekers zien eveneens de meerwaarde voor hun beroep, dankzij het medicatieschema. De opvolging door huisartsen en hulpdiensten verliep om begrijpelijke redenen wat stroever. Hun focus lag namelijk op meer dringende prioriteiten door de coronacrisis”, gaat Brigitte verder.
“De 65-plussers in omringende wijken vragen ons al wanneer zij een gele doos krijgen. Dat is een leuke beloning van ons werk.”
Brede ondersteuning
De gele doos wordt gebruikt bij spoed- en geplande opnames. Klara: “Voor beide kanalen hebben we een interne procedure uitgewerkt. We worden verwittigd wanneer iemand met zo’n doos binnenkomt.” Petra vult aan: “Bij ontslag wordt alle informatie in de doos bijgewerkt en lichten we het lokaal dienstencentrum en de huisarts in. Voor mensen die het project nog niet kennen, vragen we of ze geïnteresseerd zijn. We verduidelijken het doel en waarom een patiënt de doos het best altijd meebrengt.” Bij de eerste ingebruikname wordt het lokaal dienstencentrum en eventueel de thuisverpleging ingeschakeld, om een goed gebruik te garanderen.
Verdere uitrol nodig
“Momenteel is de instroom natuurlijk beperkt want het gaat slechts om één wijk. Daardoor is het nog geen automatisme in ons ziekenhuis”, zegt Petra. Dat bevestigt Brigitte: “Voor een ziekenhuis is het niet evident om de werking nu al goed te integreren in hun procedures. De verdere uitrol van het project zal dit vergemakkelijken.” Op 15 maart werden de wijken Gentbrugge, Oud-Gentbrugge en Moscou-Vogelhoek toegevoegd en tegen eind 2024 moeten de 65-plussers in alle Gentse wijken de mogelijkheid hebben een gele doos in huis te halen.
Wat zit er in de gele doos?
Een boekje met volgende gegevens:
- persoonsgegevens met foto
- noodcontact(en)
- aanwezigheid van thuiszorgdienst
- naam van de huisarts en apotheker
- aanwezigheid van huisdieren en wie de zorg kan overnemen
- medisch luik
Een aparte hoes met volgende papieren:
- medicatieschema
- eventueel een wilsbeschikking
- eventueel vroegtijdige zorgplanningsdocumenten
- eventueel een vermissingsfiche voor bijvoorbeeld mensen met dwaalgedrag
- stickervelletje met unieke code voor de ziekenhuizen en een klever voor op de binnenkant van de voordeur en een klever met belangrijke noodnummers
Probiotica voor acute diarree
Anne-Catherine Vanhovea,b, Koen Huysentruytc, Trudy Bekkeringa, Filip Coolsa,d, Marleen Corremansa,e
Vraag
Wat is het effect van probiotica bij acute infectieuze diarree?
Context
Acute diarree heeft meestal een gunstig beloop, maar kan leiden tot ernstige dehydratie en zelfs overlijden. Probiotica zouden de natuurlijke darmbalans herstellen én de duur en intensiteit van de symptomen verlichten. Tien jaar geleden concludeerde een Cochrane review dat probiotica positieve effecten had bij diarree. Deze review werd geüpdatet met de nieuwste studies.
Selectiecriteria voor studies
Deze review includeerde studies die probiotica vergeleken met placebo of geen probiotica bij mensen met acute (bevestigde of vermoedelijke) infectieuze diarree.
Samenvatting van resultaten
De Cochrane review includeerde 82 studies met 12.127 deelnemers. Er was veel variatie in type probiotica en deelnemers (leeftijd, land waar studie plaatsvond, eerdere behandeling met antibiotica of zink, diarree al dan niet door het rotavirus). De resultaten varieerden sterk, maar dit was niet te verklaren door verschillen in probiotica of kenmerken van deelnemers. Wel lieten kleine studies vaker positieve effecten zien dan grote studies. Dit ligt mogelijk aan het feit dat studies met negatieve of neutrale effecten minder makkelijk worden gepubliceerd. Dit vertekent conclusies van reviews.
Daarom analyseerden de auteurs alleen de studies met de beste methodologie. Dit waren er slechts zeven. Zo bleef er weinig variatie in de onderzochte stammen over. Op basis van twee studies is er bewijs van matige zekerheid dat probiotica weinig of geen effect hebben op het aantal mensen dat tenminste 48 uren diarree heeft. Deze studies onderzochten twee verschillende stammen van L. rhamnosus al dan niet met L. helveticus. Onzeker is of probiotica de duur van diarree kan verkorten (zeer lage zekerheid). Ernstige neveneffecten werden nergens gerapporteerd.
Conclusie
Probiotica (specifiek de L rhamnosus stammen met of zonder L. helveticus) hebben waarschijnlijk weinig of geen effect op het aantal personen dat meer dan 48 uur diarree heeft. We zijn onzeker over het effect op de duur van de diarree.
Implicaties voor de praktijk
Hoewel sommige richtlijnen probiotica voor diarree aanbevelen, suggereert deze review om deze aanbevelingen opnieuw te bekijken omdat het huidige bewijs dit niet ondersteunt.
Referenties
Collinson S, Deans A, Padua-Zamora A, Gregorio GV, Li C, Dans LF, Allen SJ. Probiotics for treating acute infectious diarrhoea. Cochrane Database of Systematic Reviews 2020, Issue 12. Art. No.: CD003048. DOI: 10.1002/14651858.CD003048.pub4.
a Cochrane Belgium, Centrum voor Evidence-Based Medicine (Cebam)
b Centre for Evidence-Based Practice, Belgian Red Cross-Flanders
c Vrije Universiteit Brussel, Universitair Ziekenhuis Brussel, Kindergastroenterologie
d Vrije Universiteit Brussel, Universitair Ziekenhuis Brussel, Neonatologie
e Karel De Grote Hogeschool, Antwerpen
Bekijk de volledige tekst van deze review via de Cebam Digital Library for Health.
Overleg over extra toegang tot patiëntengegevens van start
Wie kan wat zien van een patiëntendossier binnen de zorg? Wie heeft toegang tot welke informatie? En moeten hier aanpassingen gebeuren? Op dat laatste antwoorden zowel verpleegkundigen als het Vlaams Patiëntenplatform volmondig ja. “Er is nu een mogelijkheid om het een ander aan te passen waarbij de focus op de beste zorg voor de patiënt en bewoner bewaard blijft”, zegt Tim Weltens.
De gegevensdeling van patiënten volgt al jarenlang bepaalde wettelijk vastgelegde regels. De FOD Volksgezondheid stelt nu een paradigmashift voor: geef meer controle aan de patiënt. Akkoord, zeggen de verpleegkundigen. Zij zien kansen om het een en ander aan te passen want de verschillen tussen wat een thuisverpleegkundige of een verpleegkundige in een woonzorgcentrum kan zien, in vergelijking met een verpleegkundige in een ziekenhuis, zijn groot.
Tim Weltens, stafmedewerker ICT & Innovatie bij het Wit-Gele Kruis en lid van de werkgroep ICT4care NVKVV: “Binnen ziekenhuizen merken we dat de vertrouwenscirkel groter is en verpleegkundigen daar tot meer gegevens toegang hebben. Al hangt het ook daar af van zorginstelling tot zorginstelling. Hoe dan ook zien we nu een momentum om aanpassingen te vragen. De huidige regels rond gegevensdeling zijn verouderd en niet meer aangepast aan de huidige manier van werken. De samenwerking tussen de eerste- en tweedelijn is veel intensiever, patiënten worden sneller ontslaan uit het ziekenhuis, er is thuishospitalisatie, enzovoort. Deze evoluties vereisen een vlotte gegevensdeling tussen alle zorgactoren. Je moet weten dat de basisdiensten van het E-health platform al vele jaren bestaan en een heel mooi systeem vormen waarbij elke toegang tot gegevens goed gecontroleerd wordt. De basisdiensten werken met deuren die op slot zijn. De zorgvrager moet die deuren openen voor de verpleegkundige of andere zorgverleners.”
Het deurensysteem werkt als volgt: heb je een therapeutische relatie met de zorgvrager, dan gaat deur één open. Deur twee opent wanneer de zorgvrager zijn geïnformeerde toestemming voor digitale gegevensdeling geeft. Wordt deze ingetrokken, dan vervallen ook meteen alle andere toegangen. Achter deur drie zit de identificatie van de zorgvrager. Hij kan zich aanmelden via zijn e-ID of Itsme en zo deur vier – die van het certificaat dat enkel zorgverleners hebben – openen.
Eén of geen
Het verhaal wordt complexer wanneer we er de toegangsmatrix van het eHealth platform bijnemen. Daarin staat per zorgberoep aangegeven wie tot welke patiëntengegevens toegang heeft. Zo zijn administratieve data en contactpersonen voor iedereen zichtbaar en weet je wie er in het zorgteam van de zorgvrager zit. Het verpleegkundige schoentje knelt bij de toegang tot de SUMEHR – beknopte medische dossiers van de huisarts. “Verpleegkundigen mogen vier zaken van de SUMEHR op dit moment niet zien: de wilsverklaring van de patiënt, de behandelingen, de problemen en de sociale risico’s”, vertelt Tim. “Maar de SUMEHR is één document en als de verpleegkundige die vier onderdelen niet mogen zien, kan je ook de andere gegevens niet raadplegen.”
Verpleegkundigen hebben verder wel toegang tot de medicatie- en vaccinatieschema’s, maar niet tot het bloedonderzoek van een patiënt. Ook de resultaten van een wondzorg- of stoelgangstaal of de beelden van een technisch onderzoek krijg je niet te zien. “Het gaat nog wat verder dan dat”, zegt Tim. “Meer en meer huisartspraktijken werken met praktijkassistenten. Dit zijn verpleegkundigen die de praktijk bijstaan in verschillende taken, maar volgens de huidige toegangsmatrix hebben ze amper toegang tot het dossier van de patiënt. Dit maakt goede zorg moeilijk. Tot slot zie je in de toegangsmatrix ook nog de ontslagbrieven. Medische ontslagbrieven zijn voor verpleegkundigen niet zichtbaar, de verpleegkundige ontslagbrieven wel. Nochtans kan die informatie vaak zeer nuttig zijn. Stel: je patiënt wordt geopereerd. De arts schrijft een medische ontslagbrief, maar als thuisverpleegkundige of verpleegkundige in het woonzorgcentrum krijg je enkel een voorschrift met beperkte informatie onder je neus. In bepaalde situaties is het dan moeilijk om kwalitatieve zorg te garanderen.”
Patiënt aan het roer
In verschillende overlegorganen wordt nu gepleit voor een volledige toegang tot de SUMEHR, toegang tot ontslagbrieven en toegang tot laboresultaten. “Vooral die toegang tot de SUMEHR is nuttig”, benadrukt Tim. “We moeten een nieuwe evidence-based basismatrix vastleggen waarin de zorgvrager nog steeds centraal staat en de toegangen kan beheren. Heb je als verpleegkundige toch toegang tot een bepaald element nodig? Dan kan je die aanvragen. Daarnaast biedt ook logging een oplossing voor de elementen waar we als verpleegkundige geen toegang tot hebben. Raadpleeg je een bepaald document toch, wordt dat geregistreerd en dat impliceert meteen al een bepaalde verantwoordelijkheid.”
“We moeten een nieuwe evidence-based basismatrix vastleggen waarin de zorgvrager nog steeds centraal staat en de toegangen kan beheren.”
Het Vlaams Patiëntenplatform (VPP) is het in grote lijnen eens met de verpleegkundigen, maar waarschuwt. “Toegang vragen aan de patiënt tot bepaalde documenten van het dossier is inderdaad een oplossing, maar dan ga je er automatisch van uit dat de patiënt ook mondig genoeg is wanneer die de verpleegkundige geen toegang wil geven”, zegt Marit Mellaerts van het VPP. “Je spreekt enerzijds over de zorgvrager, anderzijds over de beroepsbeoefenaar en de gezondheidszorg is de verbindende factor. Daarin heeft de zorgvrager acht rechten en in één daarvan staan de rechten in verband met je patiëntendossier beschreven.” Zo moet de patiënt rechtstreeks toegang hebben tot zijn of haar dossier, ook tot het verpleegkundig dossier of het thuiszorgdossier. Uitzonderingen zijn de persoonlijke notities van de zorgverleners en gegevens over een derde persoon, bijvoorbeeld donors. De zorgvrager mag ook een afschrift vragen en rekent erop dat de zorgverlener het dossier zorgvuldig bijhoudt en beveiligt. Als patiënt slaap je ook op beide oren dat enkel zorgverleners waar je een therapeutische relatie mee hebt toegang krijgen tot je dossier.
Informeer en ondersteun
Op basis van deze rechten van de patiënt pleit het VPP dan ook voor een dynamische toegangsmatrix. “Laat de patiënt enerzijds zelf de regie opnemen en deelnemen in het zorgproces. Overleg over de zorgkeuzes en beslissingen, en dus ook over de toegang tot zijn of haar gegevens. Door te praten met de patiënt en hem/haar te informeren, bouw je een vertrouwensband op”, zegt Marit. “Anderzijds is het ook belangrijk dat zorgverleners over de minimale info kunnen beschikken om hun beroep correct en veilig uit te oefenen. Toegang tot de SUMEHR vinden we dus zeker belangrijk, maar laat de zorgvrager ook zelf extra informatie beschikbaar stellen.”
Zowel verpleegkundigen als het VPP zijn het erover eens dat bepaalde basisinformatie beschikbaar moet zijn en dat het informeren van de patiënt cruciaal is. “Naast het wettelijke luik zijn er ook nog praktische bezwaren en een technisch verhaal”, besluit Tim. “De SUMEHR goed invullen vraagt ook van huisartsen een zekere inspanning. En hoe los je de toegang tot de SUMEHR softwarematig op zodat elke verpleegkundige er vlot en makkelijk aan kan, indien alle voorwaarden vervuld zijn?”
De belangrijkste sleutel blijft sowieso te allen tijde bij de zorgvrager. Als die zijn geïnformeerde toestemming voor digitale gegevensdeling niet geeft, kunnen er geen gegevens gedeeld worden. Het is dus erg belangrijk dat er nu een goed systeem uitgewerkt wordt waardoor de kwaliteit van zorg verbetert en de samenwerking tussen de lijnen en binnen de eerstelijnszorg nog vlotter verloopt.
Het NVKVV startte in februari 2021 specifiek voor dit dossier een werkgroep waar over alle werkgroepen heen een gezamenlijke visie is uitgewerkt en waar op regelmatige tijdstippen de evoluties worden afgestemd.
Essentiële principes van het toegangsbeheer
Het Vlaams Patiëntenplatform pleit voor een dynamische toegangsmatrix gebaseerd op volgende principes:
- Betrek de patiënt bij alle beslissingen rond zijn zorg, ook over de inzage van medische gegevens. Dit is de basis voor geïntegreerde en proactieve zorg. Rapporteer niet na de feiten, maar stel zelf de vraag aan de patiënt om toegang te verlenen tot zijn of haar gegevens.
- Informeer de patiënt waarom je toegang wil tot bepaalde informatie. Zo bouw je een vertrouwensband op en zal hij of zij sneller zijn gegevens willen delen.
- Geef de regie in handen van de patiënt. Laat de patiënt zelf een geïnformeerde keuze maken over het toegang verlenen tot extra informatie.
- Ondersteun de patiënt in zijn of haar klachtrecht en maak werk van effectieve procedures, loggings en sancties met een juridische verankering.
Hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm
Begin 2021 verschijnt het Koninklijk Besluit dat vastlegt hoe het Zorgpersoneelfonds van 402 miljoen euro, dat eind 2019 in het federale parlement werd goedgekeurd, wordt ingezet. Het werkveld vraagt met aandrang om het budget deels te gebruiken om de hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm te zetten. Alleen zo kunnen hoofdverpleegkundigen hun job kwalitatief invullen. Het Zorgpersoneelfonds heeft als doel om de arbeidsomstandigheden van verpleegkundigen te verbeteren, om het beroep aantrekkelijker te maken en om de verpleegkundige equipes uit te breiden. Het geld zal onder meer gebruikt worden om 10% meer verpleegkundigen aan te werven, om mentorprojecten en psychosociale ondersteuning te financieren en om ondersteunend personeel aan te werven dat verpleegkundigen kan ontlasten. In de ministeriële omzendbrief van 14 oktober 2020 was te lezen dat er budget voorzien zou worden om de hoofdverpleegkundige te financieren boven op de personeelsnorm. In het ontwerpadvies van de Federale Raad voor de Ziekenhuisvoorzieningen werd deze voorwaarde ook geopperd. Dit is een belangrijke eis van het werkveld.
Een vraag die al jaren gesteld wordt
“We ijveren al sinds de jaren negentig voor het losmaken van de hoofdverpleegkundige uit de personeelsnorm”, vertelt Servaas Sierens. Hij is lid van de NVKVV Werkgroep Verpleegkundigen Geestelijke Gezondheidszorg, maar trok jarenlang mee aan de kar bij de Vlaamse Werkgroep Functiewaardering Hoofdverpleegkundigen (een overkoepelende werkgroep van hoofdverpleegkundigen in Vlaanderen). “Het gebeurt nog altijd te vaak dat hoofdverpleegkundigen mee diensten draaien en inspringen op de werkvloer. Wanneer zij dagelijks instaan voor directe patiëntenzorg, hebben zij geen tijd voor hun eigenlijke functie, namelijk coaching, vernieuwing en organisatie van de zorg.”
“Na jarenlang ijveren voor het boven de norm zetten van de hoofdverpleegkundige, was ik blij met het voorontwerp van 7 juli 2020 waarin deze voorwaarde is opgenomen. We zien deze voorwaarde liefst verankerd in de wet, zodat we in de toekomst niet steeds meer moeten aandringen op een engagement van werkgevers om hoofdverpleegkundigen boven de norm te plaatsen.”
“Een hoofdverpleegkundige is een manager, een coach, een innovator en een leider.”
De job van hoofdverpleegkundige is sterk veranderd
De noodzaak om hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm te plaatsen, heeft alles te maken met de inhoud van de functie. Deze is de laatste decennia fel gewijzigd. “Dertig jaar geleden was de hoofdverpleegkundige een expert die alle verpleegtechnische handelingen goed kon uitvoeren”, vertelt Rita de Laat van de NVKVV Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader en zorgmanager bij het Heilig Hart Ziekenhuis Leuven. “De hoofdverpleegkundige was vroeger vooral iemand die ervoor zorgde dat correct werd uitgevoerd wat artsen bepaalden en dat de afdeling draaide. Deze ‘manager’-rol is belangrijk en omvat onder andere het opstellen van dienstroosters, het opname-en ontslagbeleid. Maar ondertussen is de functie van hoofdverpleegkunde veel uitgebreider. Een hoofdverpleegkundige is ook een coach, hij of zij begeleidt individuele verpleegkundigen in hun job en draagt zo bij tot meer kwalitatieve zorg. Daarnaast is een hoofdverpleegkundige ook een teamleider. Ze zorgen ervoor dat teams goed functioneren. En dat is belangrijk, want performante teams leveren betere patiëntenzorg. Tenslotte is het een belangrijke taak van hoofdverpleegkundigen om te innoveren. Ze moeten out-of-the-box kunnen denken. Vaak denken ze creatief mee met het beleid.”
Deze nieuwe invulling van de functie Hoofdverpleegkundige valt moeilijk te verzoenen met dagelijks meedraaien op de werkvloer. “Een job als hoofdverpleegkundige, dat vraagt tijd en inzet. Het is geen job die je erbij kan doen, naast het draaien van shiften. Dat hoofdverpleegkundigen inspringen voor directe patiëntenzorg op de werkvloer, moet een uitzondering zijn, geen regel”, vertelt Rita de Laat.
“Dat hoofdverpleegkundigen inspringen voor directe patiëntenzorg op de werkvloer, moet een uitzondering zijn, geen regel.”
Prinsen en prinsessen
Door hoofdverpleegkundigen buiten de norm te plaatsen, kunnen ze hun functie op een kwaliteitsvolle manier uitvoeren. Maar er zijn nog meer factoren die ertoe kunnen bijdragen dat hoofdverpleegkundigen efficiënt worden ingezet. “Het tekort aan verpleegkundigen plaatst onze sector voor uitdagingen”, vertelt Rita de Laat. “Toch denk ik dat sommige opportuniteiten nu niet voldoende benut worden. Zo ben ik van mening dat de rol die facilitaire diensten kunnen spelen, nog te weinig benut wordt. De hoofdverpleegkundige moet nog te veel extra tijd steken in het opvolgen van zaken zoals een pc die niet werkt, een kapotte lamp op een patiëntenkamer, een beloproep die niet werkt,… Of er wordt te gemakkelijk gevraagd aan verpleegkundigen om er iets bij te nemen als er een personeelsprobleem is bij een ondersteunende dienst. Er is een mentaliteit waarbij men denkt ‘verpleegkundigen zijn er altijd, ze kunnen dat er wel bijnemen’. Terwijl ik ervoor pleit dat ondersteunende diensten verpleegkundigen behandelen als prinsen en prinsessen die zo snel mogelijk bediend moeten worden. Op die manier kan de kostbare tijd van verpleegkundigen veel efficiënter benut worden. Daarnaast kan het ook helpen om zorgkundigen en logistieke medewerkers in te schakelen om verpleegkundigen werk uit handen te nemen zoals bijvoorbeeld het rondbrengen van maaltijden. Maar er blijft volgens mij een limiet aanwezig van hoeveel patiënten een verpleegkundige aankan, ook al wordt hij of zij goed ondersteund door zorgkundigen en logistieke medewerkers.”
Een hoofdverpleegkundige heeft een brede impact
Hoofdverpleegkundige is een aantrekkelijke, maar uitdagende job. “Als verpleegkundige sta je in voor de zorg van jouw patiënten, als hoofdverpleegkundige kan je het verschil maken voor alle patiënten op je dienst”, vertelt Pieter Vergaert, voorzitter van de NVKVV Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader en zorgmanager bij AZ Sint-Elisabeth in Zottegem. “Je hebt een brede impact op de zorgkwaliteit van je dienst en hebt een stem in het beleid.”
Hoofdverpleegkundige zijn is een pittige job die heel wat specifieke kwaliteiten vereist. “Een goede verpleegkundige is niet altijd een goede hoofdverpleegkundige”, vertelt Pieter Vergaert. “Een hoofdverpleegkundige is een manager, een coach, een innovator en een leider. Een hoofdverpleegkundige heeft een sandwichfunctie: ze zitten tussen hun team en de directie. Ze krijgen onder andere te maken met nieuwe richtlijnen die moeten doorgevoerd worden, vragen om shiften te wisselen, ongenoegens van teamleden, accreditaties die behaald dienen te worden. Er komt heel wat op hen af. Daarom is het ook logisch dat je hen buiten de personeelsnorm zet, zo kunnen zij hun takenpakket op een goede manier uitvoeren. Heel wat ziekenhuizen hebben die keuze gelukkig ook al gemaakt. Zo dragen ze bij tot kwaliteitsvolle zorg.”
Opleiding en ondersteuning
Hoofdverpleegkundigen moeten goed opgeleid en ondersteund worden. Vanuit onze werkgroep besteden we hier ruim aandacht aan. We trachten onze kennis zo breed mogelijk te delen en andere hoofdverpleegkundigen te inspireren met nieuwe inzichten door middel van onze congresdag. Binnen de Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader NVKVV gaan we voornamelijk in dialoog met elkaar: ‘hoe pak jij die zaken aan? Hoe gaan jullie hiermee om?’ We wisselen informatie uit met elkaar: projecten die we uitvoerden op onze dienst, interessante literatuur en nieuwe inzichten. Via het NVKVV krijgen we toegang tot actuele beleidsinformatie, vaak voor we hiervan horen in de pers of in onze organisatie. Onze Werkgroep is divers samengesteld uit hoofdverpleegkundigen en zorgmanagers van verschillende organisaties en diensten. Die kruisbestuiving is nuttig en leerrijk.
Sluit je je graag aan bij de NVKVV Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader of de NVKVV Werkgroep Verpleegkundigen Geestelijke Gezondheidszorg? Stuur een mailtje naar info@nvkvv.be.
Van het bedrijfsleven naar de verpleegkunde
Broer Sven en zus Birgitte runden vroeger samen een bedrijf maar volgen nu voltijds de bacheloropleiding verpleegkunde. Ze zijn zogenaamde ‘zij-instromers’.
Eerstejaarsstudenten in hogescholen zijn al lang niet meer enkel 18-jarigen. Via flexibele trajecten worden ook zij-instromers aangetrokken, zoals Birgitte (50) en haar broer Sven (46) die beiden voltijds verpleegkunde studeren aan Thomas More Turnhout.
Bedrijfsleven
In 1994 richtten Sven en Birgitte samen een bedrijf op dat de merchandising voor andere bedrijven verzorgde. De zaak was succesvol en werd overgenomen door een internationaal bedrijf. Birgitte leidde het Belgische filiaal en Sven was verantwoordelijk voor de internationale klantenrelaties.
Maar in 2017 voelden ze zich niet meer thuis in de bedrijfscultuur, doordat de nadruk te veel op cijfers en prestaties lag. Ze besloten uit hun bedrijf te stappen.
Na twee jaar nadenken over hun verdere beroepsleven kwamen ze tot de conclusie dat relaties met mensen en mensen helpen centraal stonden voor hen. De stap naar de bacheloropleiding verpleegkunde was dan ook logisch. Alle verpleegkundigen met wie ze hebben gesproken, vinden het een zware maar ook heel dankbare job.
Drijfveren
In tegenstelling tot andere studenten is een job in de zorg voor Sven zeker geen roeping. Hij had heel andere beweegredenen om de studie tot verpleegkundige aan te vatten. De financiële zekerheid die hij geniet door een traject via de VDAB te volgen, speelde absoluut mee. Tijdens een eerdere cursus Personal Coaching kwam bovendien zijn voorliefde voor anatomie naar boven. En toen zijn moeder zorgbehoevend werd, nam hij met plezier de zorg voor haar op zich.
Het is voor broer en zus niet evident om na 25 jaar weer voltijds op de schoolbanken te zitten. Ze moesten eerst wennen aan het gevoel bekeken te worden door andere studenten, die vaak dachten dat ze docenten waren. Nochtans zijn niet al hun medestudenten 18 jaar. Maar liefst een kwart is ouder dan twintig. Sven en Birgitte zijn wel de oudsten.
Sven had aan het begin van de opleiding zijn twijfels, omdat er heel wat planning bij kwam kijken. De studie beperkt zich uiteraard niet tot de lessen, ook buiten de schoolmuren moet hij ermee bezig blijven. Toch is hij daar wonderwel in geslaagd, en intussen heeft hij een soort van rust gevonden.
Jong en oud
Birgitte vindt de lessen boeiend, vooral omdat jonge mensen en zij-instromers samen voor een leerrijke interactie zorgen. Ze zijn complementair: jonge mensen hebben meer ervaring met wat onder jongeren leeft, terwijl zij-instromers meer levenservaring hebben. Zij klagen minder wanneer ze veel taken krijgen of de lessen moeilijker zijn. Wel hebben ze meer moeite met het studeren zelf. Hun geheugen verwerkt de kennis minder vlot dan bij jonge mensen.
Ook Sven vindt dat jong en oud elkaar goed aanvullen. Zo kreeg hij onlangs nog bijles van een 18-jarige studente. En hij helpt op zijn beurt een handje wanneer er bijvoorbeeld computerwerk te pas komt bij een groepswerk. Net als zijn zus slaagt hij er beter in om het vele studiewerk te relativeren. Tot slot vindt hij het erg leuk om samen met zijn zus in de klas te zitten. Alsof ze nooit van elkaar af zullen raken.
Eerste werkervaring
Sven en Birgitte zijn onder de indruk van de eerste stage die ze net achter de rug hebben. Birgitte deed die op de afdeling heelkunde van een algemeen ziekenhuis. Dankzij haar levenservaring verliep de stage vlotter dan bij de jongere studenten. Toch was het een heftige ervaring. Ze moest veel werken en kreeg heel wat informatie te verwerken. Niet alles ging even snel en routineus als bij de verpleegkundigen, maar de stage bevestigde wel haar keuze voor de studie. Dat verpleegkunde echt iets voor haar was, wist ze zeker toen ze voor het eerst een glimlach kreeg van een patiënte die ze had geholpen.
Sven deed stage op de revalidatieafdeling van een woonzorgcentrum. Ook hij moest hard werken, kreeg heel veel nieuwe indrukken en leerde veel bij.
Andere houding
Hilde Rombauts is voorzitter van de werkgroep Begeleidingsverpleegkundigen van het NVKVV. Zij bevestigt dat zij-instromers met een andere houding aan hun stage beginnen, doordat ze matuurder zijn. Toch hebben ze soms specifieke begeleiding nodig, omdat ze wel levens- en werkervaring hebben maar nog onervaren zijn in het vak verpleegkunde. Tijdens de opleiding wordt daar dan ook de nodige aandacht aan besteed. Meer dan jongere studenten willen zij-instromers vaker weten waarom een bepaalde aanpak gehanteerd wordt. Voor hen is zingeving meestal belangrijker.
Voor Birgitte en Sven is het niet altijd eenvoudig om hun studie te combineren met het gezinsleven. Door de studie blijft er minder tijd over voor hun gezin. Ze moeten alles goed plannen, maar Birgitte raadt de studie absoluut aan. Ze mag dan wel al vijftig zijn, met motivatie kun je zeker een nieuw vak leren, ook al gaat het studeren en verwerken van de leerstof wat trager dan vroeger.
Sven krijgt veel steun van zijn vrouw en kinderen. Soms studeert hij zelfs samen met zijn zonen. Hij heeft dan ook geen spijt van zijn bewuste en doordachte keuze om de studie aan te vatten. Sven is ervan overtuigd dat hij een boeiende nieuwe carrière als verpleegkundige zal kunnen aanvatten.
Hilde Rombauts bevestigt dat het niet evident is om een studie te combineren met een gezin. Daarom schenken mentoren van zij-instromers tijdens de opleiding nadrukkelijk aandacht aan hoe de studenten die combinatie ervaren, welke steun ze krijgen en welke extra hulp ze kunnen inschakelen. Op die manier worden zij-instromers niet overbevraagd.
Een veelzijdig beroep
Hilde Rombauts merkt dat zij-instromers bewust kiezen voor een mensgericht beroep als verpleegkunde. Op hun leeftijd is zingeving belangrijk: ze willen graag mensen helpen en verzorgen. Ze gaan dan ook bewust op zoek naar een betekenisvolle job waarin ze het verschil kunnen maken voor anderen. Maar verpleegkunde is veel meer dan dat. Je moet een brede, wetenschappelijke kennis ontwikkelen, over goede communicatievaardigheden beschikken en interdisciplinair kunnen werken.
Voor zij-instromers is het soms confronterend dat er zo veel bij komt kijken. Daarom is het belangrijk dat dit vanaf het begin voldoende wordt benadrukt.