Juridische vragen en antwoorden #9 - 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Is de VVAZ verantwoordelijk voor de handelingen gedelegeerd aan de basisverpleegkundige in het gestructureerde zorgteam?

“In hoeverre draagt de verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ) als coördinerend verpleegkundige in een gestructureerd zorgteam de verantwoordelijkheid voor de handelingen van een basisverpleegkundige, met name voor de handelingen die via een verpleegkundig voorschrift gedelegeerd worden aan een basisverpleegkundige?”

Antwoord:

In een gestructureerd zorgteam deelt de VVAZ verpleegkundige handelingen met andere zorgberoepen en paramedici. Een echt verpleegkundig voorschrift bestaat (nog) niet. De VVAZ bepaalt welke niet-complexe zorgen de basisverpleegkundige, binnen diens competentie, autonoom mag uitvoeren in het team. De aansprakelijkheid voor opgedragen zorgen ligt bij de VVAZ en de zorgkundige/basisverpleegkundige voor hun eigen fouten. De VVAZ kan aansprakelijk gesteld worden voor fouten in de delegatie, zoals een verkeerde of onvolledige opdracht of weigering van steun waar die gevraagd wordt. De zorgkundige en basisverpleegkundige kunnen aansprakelijk gesteld worden voor eigen fouten bij de uitvoering.

Wat wordt concreet verstaan onder kortdurende zorg door basisverpleegkundigen?

“We blijven met vragen zitten over kortdurende zorg (binnen de 24 uur) toegediend door basisverpleegkundigen. Begint bij een gehospitaliseerde patiënt waar plotse complicaties optreden, de periode van 24 uur dan pas te lopen waarin de basisverpleegkundige zelf de inschatting kan doen van de complexiteit van zorg? Mag de basisverpleegkundige hoogrisicomedicatie intraveneus toedienen als daarvoor een staand order is?”

Antwoord:

De Juridische Adviesgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE deed een voorstel aan de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) over de interpretatie van kortdurende zorg voor de basisverpleegkundige. Dat is momenteel niet duidelijk. De FRV bespreekt dit en zal nog naar buiten komen met een officiële toelichting. Let wel, de basisverpleegkundige mag volgens het KB van 20 september 2023 geen hoogrisicomedicatie intraveneus toedienen.


Juridische vragen en antwoorden #8 - 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Is een verpleegkundige aansprakelijk voor fouten gemaakt door studenten onder toezicht van een mentor?

“Het Burgerlijk Wetboek veranderde. Is een verpleegkundige nu niet langer aansprakelijk voor fouten die studenten maakten onder het toezicht van een mentor?”

Antwoord:

De automatische aansprakelijkheid van ‘onderwijzers’ (mentoren) voor leerlingen is weggevallen. In eerste instantie zijn studenten zelf aansprakelijk voor hun fouten. Boven de twaalf jaar geldt de aansprakelijkheid voor de eigen daden. De aansprakelijkheid van de onderwijzer (mentor) is vervangen door die van de onderwijsinstelling.

De onderwijsinstelling wordt dus vermoed aansprakelijk te zijn, tenzij ze dit kan weerleggen. Ze kan proberen te bewijzen dat ze voldoende voorzichtig is geweest om de student op stage te sturen met goede richtlijnen en afspraken, checken dat de technieken gekend zijn, …

Heeft de onderwijsinstelling voldoende toezicht gehouden, dan zal de stagiair zelf aansprakelijk zijn. De mentor, begeleider, … is enkel aansprakelijk wanneer kan bewezen worden dat die een persoonlijke fout maakte, zoals de student zonder toezicht iets laten doen dat die nog niet leerde. Het is dus belangrijk dat de student een goede verzekering burgerlijke aansprakelijkheid heeft, wanneer de (hoge)school dit niet heeft voor alle studenten.

De meeste verzekeringen komen niet tussen voor de gevolgen van strafrechtelijke feiten. Het is belangrijk om bij het afsluiten van een verzekering de waarborgen en uitsluitingen te vergelijken. De verzekeringspolis van NETWERK VERPLEEGKUNDE biedt een ruime dekking voor leden.

Is een thuisverpleegkundige aansprakelijk voor personen die “onder hun toezicht staan”?

“In het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden personen aansprakelijk voor schade aangericht door personen die ‘onder hun toezicht staan’. Is dit ook van toepassing op thuisverpleegkundigen, of enkel voor afdelingen waar patiënten langer verblijven?”

Antwoord:

Het nieuwe Burgerlijk Wetboek heeft het over “de persoon die (…) op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen organiseert en controleert, is aansprakelijk voor de schade”. Wie zeer kort toezicht uitoefent, is niet aansprakelijk. Toezicht houden is een persoon die iemands leven op het vlak van voeding, verblijf, verplaatsingen, … organiseert. Onthaalmoeders, babysitters, grootouders, … vallen niet onder deze wetsbepaling. Ook thuisverpleegkundigen niet.

 

Uiteraard blijft de normale voorzichtigheid. Als de verpleegkundige merkt dat de patiënt op het punt staat schade te veroorzaken, kan verwacht worden dat hij binnen zijn mogelijkheden verwittigt of reageert.

De bepaling over toezicht is wel van toepassing op instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, open of gesloten jeugdinstellingen, pleegouders en -zorgers, …

De wetgeving is nieuw en nog niet afgetoetst in de rechtspraak. Het is voorzichtig aan te nemen dat medewerkers van woonzorgcentra, instellingen voor gehandicaptenzorg, PVT’s en andere instellingen waar personen langer verblijven onder dit artikel vallen.

Voor beroeps- en vrijwillige medewerkers van deze organisaties blijft de werkgever/aansteller aansprakelijk voor het vergoeden van de schade waarvoor ze tijdens het werk aansprakelijk zouden gesteld worden.


Juridische vragen en antwoorden #7 – 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mag de basisverpleegkundige na het eerste bezoek bij een patiënt beslissen om zorg aan een zorgkundige te delegeren?

“Mag een basisverpleegkundige toezicht houden op zorgkundigen, of heeft de basisverpleegkundige zelf een toezichthoudende VVAZ nodig? Heeft de basisverpleegkundige recht op premies zoals telematica, bijscholing, RIZIV sociaal statuut, conventiepremie, …?”

Antwoord:

De basisverpleegkundige mag zelf toezicht uitoefenen, want de zorgkundige werkt onder toezicht van een verpleegkundige. Wat de premies betreft, moet dit beslist worden door het RIZIV. Momenteel zijn de voorwaarden voor deze tussenkomsten dat de zorgverlener in kwestie geconventioneerd is, de voorgeschreven software gebruikt en de voorziene bijscholing volgt. Als aan deze voorwaarden voldaan is, is het antwoord momenteel ja.

Welke handelingen mag de basisverpleegkundige uitvoeren en komt er een beperking op die handelingen?

“Op de werkvloer merken we heel wat vragen over wat de basisverpleegkundige wel of niet mag doen. Mag de basisverpleegkundige na het eerste bezoek bij een patiënt beslissen om zorg aan een zorgkundige te delegeren? Komt er een beperking op het aantal basisverstrekkingen voor basisverpleegkundigen? Mag de basisverpleegkundige beoordelen of een wondzorg al dan niet stabiel is? Mag de VVAZ het spoelen van een poortkatheter aanleren aan een basisverpleegkundige?”

Antwoord:

De VVAZ bepaalt wat complexe of niet-complexe zorg is. Oordeelt de VVAZ dat het gaat om niet-complexe zorg, dan kan de basisverpleegkundige dit delegeren aan een zorgkundige. Gaat het om complexe zorg, dan kan dit enkel als het voorzien is in het zorgplan van de VVAZ. Ook de beoordeling of een wondzorg al dan niet stabiel is, moet door de VVAZ gebeuren. Bijkomende erkenningen van de basisverpleegkundige, zoals referentieverpleegkundige wondzorg, moeten later nog beslist worden.

Basisverpleegkundigen mogen, binnen hun voorwaarden, alle verpleegkundige verstrekkingen uitvoeren zoals vermeld staat in het KB van 20 september 2023. Het spoelen van een poortkatheter is niet opgenomen voor de basisverpleegkundige.


Juridische vragen en antwoorden #6 – 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Wat met het beroepsgeheim van een schoolverpleegkundige?

“Hoever gaat het beroepsgeheim van de schoolverpleegkundige? Welke informatie kan, mag of moet met leerkrachten worden gedeeld? En welke informatie moet naar ouders gecommuniceerd worden?”

Antwoord:

Zoals elke zorgverlener is de verpleegkundige in een school gebonden aan het beroepsgeheim.

De ouders van een minderjarige hebben de voogdij en zijn voor de gezondheidszorgen de vertegenwoordiger van de jongere (tenzij er afwijkende rechterlijke beslissingen zouden zijn). Ze mogen dus alle inlichtingen krijgen over de toestand van en zorgen aan hun kind. Als de verpleegkundige, bij voorkeur na overleg binnen het medisch team, evenwel beslist dat de jongere voldoende matuur is om zelf verantwoord te kunnen beslissen, en de jongere vraagt geheimhouding tegenover de ouders, moet de verpleegkundige die beslissing respecteren.

Tegenover leerkrachten geldt het gedeeld beroepsgeheim. De zorgverlener mag gegevens, die onder het beroepsgeheim vallen, delen met andere personen die dezelfde jongere verzorgen indien zij die voor hun functie nodig hebben. Let op: het volledige dossier mag niet zomaar gedeeld worden. Ook hier geldt de uitzondering van een oordeelsbekwame leerling die geheimhouding vraagt aan de schoolverpleegkundige.

Carrièrekansen als basisverpleegkundige beperkt?

“Via Project 600 startte ik in januari 2023 een opleiding verpleegkunde op niveau 5. Ik zit nu in het tweede jaar waarin HBO5-verpleegkundigen en basisverpleegkundigen in opleiding samenzitten. We krijgen ook dezelfde cursussen, al zullen we in het werkveld andere bevoegdheden invullen. Is dit geen discriminatie en beperking van de carrièrekansen? Studeer ik af als basisverpleegkundige of als HBO5-verpleegkundige?”

Antwoord:

Je koos voor de driejarige opleiding en startte die voor het schooljaar 2023-2024. Je zal dus nog afstuderen als HBO5-verpleegkundige. Begon je pas vanaf september 2023 aan de opleiding, dan studeer je af als basisverpleegkundige en mag je dus enkel de handelingen van de basisverpleegkundige uitvoeren.

De wetgeving kwam tot stand na vele overlegmomenten tussen de betrokken ministers en onderwijsinstellingen. Ze geldt voor iedereen in België.

De scholen moeten studenten duidelijk informeren over de wetgeving en de gevolgen ervan voor het carrièrepad van de elke student. Wie wil doorgroeien kan met een diploma basisverpleegkundige een brugopleiding volgen aan de hogeschool en vervolgens starten aan de bachelor verpleegkunde.


Juridische vragen en antwoorden #5 - 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Geeft een specialisatiejaar recht op een BBT of een specialisatiecomplement in IFIC?

Antwoord:

Het specialisatiecomplement in IFIC wordt toegekend aan verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel (BBT). De vroegere afstudeerrichtingen in een vierde jaar specialisatie gaven een diploma van verpleegkundige en geen BBT. In sommige scholen was het mogelijk na twee jaar algemene verpleegkunde het derde jaar pediatrie of psychiatrie te doen en zo in drie jaar het diploma van verpleegkundige te halen.

Bij het invoeren van de BBT’s (2012) konden verpleegkundigen het specialisatiejaar laten meetellen voor de overgangsmaatregel, maar deze mogelijkheid bestond slechts drie jaar na de invoering van de titel, dus tot 2015. Nu is dit niet meer mogelijk.

Wie nu de BBT wil halen, moet na het diploma van verpleegkundige een banaba of postgraduaat van 900 uur volgen. Eventuele keuzevakken of -stages in de huidige bacheloropleiding tellen hiervoor niet mee, ze zijn deel van de basisopleiding tot verpleegkundige.

Mag een zorginstelling euthanasie weigeren?

Antwoord:

Een individuele arts mag weigeren om euthanasie uit te voeren, maar moet zijn of haar patiënt dan wel doorverwijzen naar een collega die dit wel wil doen. Zorginstellingen mogen de vraag naar euthanasie of de procedure niet weigeren, maar kunnen wel weigeren dat de euthanasie in de instelling wordt uitgevoerd. De patiënt moet dan voor de uitvoering naar een instelling gebracht worden die dit wel aanvaardt. Als zorginstelling doe je er goed aan de patiënt hierover vooraf te informeren, bijvoorbeeld in een informatie- of opnamebrochure.


Juridische vragen en antwoorden #4 – 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mogen zelfstandige thuisverpleegkundigen prestaties verrichten bij familie?

Antwoord:

Voor deze vraag ging onze Juridische Adviesgroep te rade bij de juridische dienst van het RIZIV. In hun reglementering staat geen bepaling die verbiedt om de verzekeringstegemoetkoming toe te kennen voor zorgen die een zorgverlener verleende aan naaste familieleden of aan zichzelf. Al mag dit niet tot misbruik leiden. Het is verboden om overbodige of onnodig dure verstrekkingen uit te voeren en aan te rekenen. Daarnaast dient het ook vanuit een deontologisch standpunt veilig en verantwoord te gebeuren.

Kortom, verpleegkundige handelingen moeten met de nodige deontologische voorzichtigheid uitgevoerd worden bij familieleden, maar kunnen aangerekend en terugbetaald worden volgens de gangbare tarieven.

Wat is de rol van de verpleegkundige in de huisartsenpraktijk bij de screening naar baarmoederhalskanker?

“Wat is de rol van de verpleegkundige of vroedkundige in de huisartsenpraktijk of in een wijkgezondheidscentrum bij de screening naar baarmoederhalskanker? Is dit een B1-handeling? Mag de verpleegkundige of de vroedkundige dit uitvoeren?”

Antwoord:

Voor verpleegkundigen valt deze handeling onder “bloedafneming of staalafneming en collectie van secreties en excreties en opdracht geven tot laboratoriumanalyse daarvan”. Gaat het om een door de overheid opgezet screeningprogramma, dan is het “initiëren, uitvoeren en opvolgen van screenings voor primaire, secundaire en tertiaire preventie in het kader van overheidscampagnes”. In beide gevallen is het een B1-handeling, die door de verpleegkundige autonoom kan uitgevoerd worden. De verpleegkundige mag wel opdracht geven voor het labo-onderzoek, maar de RIZIV-wetgeving is hier nog niet op aangepast. Het labo ontvangt dus pas een terugbetaling wanneer het onderzoek wordt voorgeschreven door een arts.

Onderzoeken en behandelingen bij zwangere vrouwen zijn voorbehouden aan vroedkundigen en artsen. Verpleegkundigen mogen dit als medisch toevertrouwde handeling wel doen. Het wordt dan een C-handeling met voorschrift door de arts en een gezamenlijk opgestelde procedure.

Vroedkundigen die hun diploma behaalden voor 2018 zijn gelijkgesteld met bachelorverpleegkundigen en VVAZ. Voor hen is dit een B1-handeling. Wie als vroedkundige het diploma behaalde na 2018 mag dit ook uitvoeren. Alle vroedkundigen zijn bovendien bevoegd voor de opsporing bij zwangere vrouwen.


Juridische vragen en antwoorden #3 – 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mogen verpleegkundigen medicatievoorschriften opmaken?

“Verpleegkundigen worden soms onder druk gezet door artsen om medicatievoorschriften in het digitale medicatieprogramma te zetten. De arts controleert en valideert die voorschriften binnen de 24 uur. Intussen wordt de medicatie toegediend op basis van overgeschreven schema’s. Soms zijn dat amper leesbare papiertjes van familieleden of huisartsen, of is de lijst niet volledig. Mag de verpleegkundige dit doen?”

Antwoord:

De huidige wetgeving laat niet toe dat een verpleegkundige medicatie voorschrijft. Het voorschrift moet ondertekend zijn door een arts. Sinds 1 januari 2025 kan de verpleegkundig specialist dat onder bepaalde voorwaarden wel.

Bestaat er al een medicatieschema, dan kan de arts dit vooraf tekenen. Als dit schema telkens overgeschreven moet worden, kan de arts dit vooraf tekenen als een staand order zodat het geldig blijft. In dringende gevallen mag de verpleegkundige de arts telefonisch contacteren en een mondeling voorschrift vragen dat zo snel mogelijk schriftelijk bevestigd wordt. Een niet ondertekend voorschrift mag niet uitgevoerd worden door de verpleegkundige. De verpleegkundige mag ook zelf geen voorschrift maken. Dat is strafbaar. Artsen of directies die verpleegkundigen opdragen niet toegelaten medische handelingen te stellen plegen ook een strafbaar feit. Het ondertekenen van een voorschrift mag volgens de Kwaliteitswet niet gedelegeerd worden.

Mogen zorgkundigen de mobiliteit van patiënten beoordelen?

“Een ziekenhuis houdt in het kader van het ergonomiebeleid mobiliteitsklassen bij in het elektronische patiëntendossier. Enkel verpleegkundigen bepalen en registreren deze score. Mogen zorgkundigen dit ook doen?”

Antwoord:

Het KB van 12 januari 2006 bepaalt de handelingen van de zorgkundigen. Daarin staat dat de zorgkundige in het patiëntendossier de gegevens mag noteren waarvoor hij of zij bevoegd is. Daartoe behoort ook ‘het observeren en signaleren bij de patiënt/resident van veranderingen op fysisch, psychisch en sociaal vlak binnen de context van de activiteiten van het dagelijkse leven (ADL), de patiënt/resident in een functionele houding brengen met technische hulpmiddelen en het toezicht hierop, conform het zorgplan, hygiënische verzorging van patiënten/residenten met een dysfunctie van de ADL, conform het zorgplan’.

Merkt de zorgkundige tijdens deze activiteiten zaken op aan de mobiliteit van de patiënt, mag hij of zij dat noteren in het dossier. Toch is de zorgkundige niet bevoegd om een score te geven of conclusies te trekken. Dit blijft de bevoegdheid van de arts, verpleegkundige of in sommige gevallen de ergotherapeut (KB 27 februari 2019).


Juridische vragen en antwoorden #2 – 2025

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mag de bekwame helper medicatie aftekenen in het verpleegdossier?

“Vanuit de gehandicaptenzorg stellen we ons de vraag of de bekwame helper medicatie mag aftekenen in het verpleegdossier. Wat is daar de wettelijke regeling voor?”

Antwoord:

De toegang tot het patiëntendossier is voorbehouden aan gezondheidszorgbeoefenaars. Voor het verpleegdossier is dit de verpleegkundige, maar ook de zorgkundige voor de handelingen waarvoor hij of zij bevoegd is. De bekwame helper heeft geen toegang tot het dossier en kan dus niets aftekenen.

Nochtans is het belangrijk dat de verpleegkundige handelingen van de bekwame helper genoteerd worden, voor de patiënt en ook als bewijs voor de bekwame helper. Wat je kan doen is daarvoor een aparte lijst of dossier aanmaken waarin afgetekend wordt. Dit kan nadien ingebracht worden in het patiëntendossier door de verpleegkundige. De GDPR-regeling verplicht dat voor zo’n dossier, dat een gegevensbank is met persoonlijke gegevens van de patiënt(en), een verwerkingsverantwoordelijke voorzien wordt.

Mogen niet-verpleegkundigen medicatie toedienen en wat met ‘robotmedicatie’?

“Mogen niet-verpleegkundigen medicatie toedienen, onder meer in een penitentiaire instelling? Wie heeft de eindverantwoordelijkheid bij ‘robotmedicatie’ of medicatie die klaargezet is door een geautomatiseerd systeem?”

Antwoord:

Tot voor kort was het toedienen van geneesmiddelen voorbehouden aan artsen, verpleegkundigen en (beperkt) aan zorgkundigen. Door de recente wetswijzigingen (KB’s van 29/02/2024) veranderde dit.

In Activiteiten van het Dagelijkse Leven (ADL) kan een niet-geschoolde helper een persoon bijstaan in bepaalde zorgen die hij door leeftijd of beperkingen niet zelf kan stellen. ADL-handelingen zijn niet van toepassing in de gevangenis, waar gedetineerden hun eigen zorgen kunnen uitvoeren. Bovendien horen ADL-helpers niet bij de medische dienst van een instelling.

Naast zorgverleners kunnen ook bekwame helpers sommige verpleegkundige handelingen stellen. Dit systeem kan wel toegepast worden in de gevangenissen: de arts of verpleegkundige kan aan een aantal bekwame helpers (personeelsleden zonder opleiding gezondheidszorg) sommige handelingen, zoals het toedienen van orale medicatie, aanleren en toelating geven deze uit te voeren. Dit moet beschreven worden in een goede procedure.

In de rechtsleer is iedereen aansprakelijk voor de eigen fouten. De ‘apotheek’ is niet aanwezig bij het toedienen van medicatie aan de patiënt en dus niet aansprakelijk. Dit zou wel kunnen als bijvoorbeeld in de robotmedicatie onder de juiste naam een fout geneesmiddel of foute concentratie zou geleverd zijn. Het is de gezondheidszorgbeoefenaar, verpleegkundige of arts, bij de patiënt die de medicatie moet controleren. Dit wil zeggen: zeker zijn dat de juiste medicatie bij de juiste patiënt komt.

Is de medicatie juist klaargezet en de bekwame helper maakt een fout bij het toedienen, dan is hij daarvoor aansprakelijk. De verpleegkundige zou ook aansprakelijk kunnen gesteld worden als hij een foute, slordige of onvolledige opleiding of opdracht geeft aan de bekwame helper.


Regelgevend kader voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector

Het juridische kader inzake rustdagen en nachtdiensten in de Belgische zorgsector is complex en biedt de nodige bescherming aan werknemers, zoals verpleegkundigen, door middel van de Arbeidswet, sectorale cao’s en specifieke afspraken binnen zorginstellingen. Stanislas Ossieur, advocaat en erkend bemiddelaar aan de Balie te Gent en gastdocent aan de HoGent, licht toe wat het regelgevende kader is voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector.

De toepassing van de arbeidswetgeving en de onderwerping aan de sociale zekerheid raakt de openbare orde. De bij een arbeidsovereenkomst betrokken partijen kunnen daarom niet vrij overeenkomen dat sommige bepalingen van de arbeids- of socialezekerheidswetgeving niet op hen van toepassing zijn. De zorgsector wordt vaak geconfronteerd met de noodzaak om ook buiten de normale kantooruren te werken, waardoor specifieke regels gelden voor de organisatie van rustdagen en nachtdiensten. Hieronder volgt een beknopte inventaris van deze wettelijke regels.

De Arbeidswet van 16 maart 1971 is de basiswet die de arbeidsduur, rusttijden en nachtprestaties regelt in België. Voor de zorgsector gelden er evenwel enkele afwijkingen en uitzonderingen vanwege de aard van het werk. In de zorgsector is het niet altijd mogelijk om de arbeid te organiseren rond een standaard vijfdaagse werkweek, vanwege de noodzaak van continue zorgverlening. Daarom zijn er specifieke regels van toepassing:

  • Afwijkingen van de verplichte zondagsrust zijn toegestaan wanneer de continuïteit van de zorg in het gedrang komt. Werknemers die op zondag werken, hebben recht op een vervangende rustdag binnen een bepaalde periode, meestal binnen de zes dagen.
  • Feestdagen: werknemers in de zorgsector die werken op een wettelijke feestdag, hebben recht op een compensatiedag.

Nachtdiensten worden specifiek gereguleerd door diezelfde Arbeidswet van 1971. Arbeid verrichten tussen 20:00 en 6:00 uur wordt beschouwd als nachtwerk. Nachtdiensten zijn in de meeste sectoren verboden, maar de zorgsector valt onder een uitzondering vanwege de noodzaak van permanente zorg.

  • Maximale arbeidsduur per nacht: de maximale duur van een nachtdienst bedraagt meestal acht uur per nacht, met een maximum van veertig uur per week, maar er zijn afwijkingen mogelijk. In de zorgsector kan de nachtdienst worden verlengd, mits de werknemer de mogelijkheid heeft om voldoende rust te nemen.
  • Compensatietijd: verpleegkundigen die nachtdiensten presteren, hebben recht op compensatierust indien de werkuren overschreden worden. In veel gevallen zal de compensatierust op de dag na de nachtdienst worden ingepland.

In de meeste cao’s binnen de zorgsector is een nachtpremie voor werken tijdens de nachtelijke uren voorzien. Deze premie kan variëren afhankelijk van de instelling en de specifieke cao die van toepassing is. In het algemeen geldt dat werknemers een toeslag op hun loon ontvangen wanneer zij nachtwerk verrichten, omdat dit als fysiek en mentaal zwaarder werk wordt beschouwd. Het bevoegde paritair comité 330 is zowat de grootste sector van de non-profit. De zorgsector kent een aantal sectorale cao’s die specifieke bepalingen bevatten voor rustdagen en nachtdiensten. Hierin worden aanvullende regels vastgesteld over de organisatie van werktijden, nachtdiensten en rustdagen.

Hoewel werkgevers in de zorgsector soms afwijken van de standaardregelgeving, moeten zij binnen de grenzen van de wet blijven. In uitzonderlijke situaties, zoals tijdens een crisissituatie (bijvoorbeeld COVID-19), kan er tijdelijk worden afgeweken van de normale werk- en rusttijden. Deze afwijkingen moeten zorgvuldig worden gemotiveerd en gecompenseerd.

Individuele werknemers, zoals verpleegkundigen, kunnen met hun werkgever afspreken om af te wijken van de standaardregels, bijvoorbeeld door het werken van meer nachtdiensten in ruil voor extra compensatiedagen. Dit moet evenwel steeds gebeuren met het uitdrukkelijke akkoord van de werknemer. De werkgever blijft altijd verantwoordelijk voor het naleven van de rust- en werkuren. Inbreuken op deze regels kunnen leiden tot sancties, zowel vanuit de arbeidsgeneeskundige diensten als vanuit de inspectiediensten van de FOD WASO.


Juridische vragen en antwoorden #9 – 2024

Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.

Mogen verpleegkundigen op spoed zorg weigeren als ze bedreigd worden door patiënten of familie?

“In welke mate mogen verpleegkundigen op de spoedgevallendienst zorg weigeren als zijzelf of anderen bedreigd worden door patiënten of familie?”

Antwoord:

De eigen veiligheid primeert, ook bij het verlenen van hulp aan personen in nood. Dit staat beschreven in Art. 422bis SW: ‘Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.’

Zolang de eigen veiligheid in gevaar is door verbale of fysieke agressie, wordt geen hulp verleend maar wordt wel een beroep gedaan op bevoegde diensten, zoals security. Als het nog kan, wordt dit duidelijk gemaakt aan de patiënt en/of de familie en kan gevraagd worden dit gedrag te stoppen om hulp te kunnen krijgen. Veel (spoedgevallen)diensten beperken ook de begeleiding tot één of twee bezoekers per patiënt, die af en toe kunnen afwisselen. Dit wordt aangekondigd in het huishoudelijke reglement van het ziekenhuis, in de opnamebrochure en/of op affiches.

Moet een stage-instelling kledij voorzien voor stagiairs?

“Moet de stage-instelling de kledij voorzien voor stagiairs verpleegkunde/zorgkundige?”

Antwoord:

Stagiairs vallen onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als gediplomeerden. Als de zorginstelling verplicht is werkkledij te voorzien voor het personeel, geldt dit ook voor stagiairs. Dit is het geval voor wie werkt in zorgfuncties. Bovendien moet de instelling niet enkel instaan voor het leveren van de kledij, maar ook voor de hygiëne (wassen volgens de voorschriften, onderhoud).

Het KB 06/07/2004 verbiedt expliciet dat de werknemer zelf kledij aanschaft, reinigt, onderhoudt en mee naar huis neemt, tenzij bij wisselende arbeidsplaatsen of als er geen gezondheidsrisico’s zijn.

Eist de onderwijsinstelling dat studenten/leerlingen de kledij van de school dragen, moet ze met de stageplaatsen afspreken om aan de genoemde voorwaarden te voldoen.