Juridische vragen en antwoorden #5 - 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Geeft een specialisatiejaar recht op een BBT of een specialisatiecomplement in IFIC?
Antwoord:
Het specialisatiecomplement in IFIC wordt toegekend aan verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel (BBT). De vroegere afstudeerrichtingen in een vierde jaar specialisatie gaven een diploma van verpleegkundige en geen BBT. In sommige scholen was het mogelijk na twee jaar algemene verpleegkunde het derde jaar pediatrie of psychiatrie te doen en zo in drie jaar het diploma van verpleegkundige te halen.
Bij het invoeren van de BBT’s (2012) konden verpleegkundigen het specialisatiejaar laten meetellen voor de overgangsmaatregel, maar deze mogelijkheid bestond slechts drie jaar na de invoering van de titel, dus tot 2015. Nu is dit niet meer mogelijk.
Wie nu de BBT wil halen, moet na het diploma van verpleegkundige een banaba of postgraduaat van 900 uur volgen. Eventuele keuzevakken of -stages in de huidige bacheloropleiding tellen hiervoor niet mee, ze zijn deel van de basisopleiding tot verpleegkundige.
Mag een zorginstelling euthanasie weigeren?
Antwoord:
Een individuele arts mag weigeren om euthanasie uit te voeren, maar moet zijn of haar patiënt dan wel doorverwijzen naar een collega die dit wel wil doen. Zorginstellingen mogen de vraag naar euthanasie of de procedure niet weigeren, maar kunnen wel weigeren dat de euthanasie in de instelling wordt uitgevoerd. De patiënt moet dan voor de uitvoering naar een instelling gebracht worden die dit wel aanvaardt. Als zorginstelling doe je er goed aan de patiënt hierover vooraf te informeren, bijvoorbeeld in een informatie- of opnamebrochure.
Juridische vragen en antwoorden #4 – 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mogen zelfstandige thuisverpleegkundigen prestaties verrichten bij familie?
Antwoord:
Voor deze vraag ging onze Juridische Adviesgroep te rade bij de juridische dienst van het RIZIV. In hun reglementering staat geen bepaling die verbiedt om de verzekeringstegemoetkoming toe te kennen voor zorgen die een zorgverlener verleende aan naaste familieleden of aan zichzelf. Al mag dit niet tot misbruik leiden. Het is verboden om overbodige of onnodig dure verstrekkingen uit te voeren en aan te rekenen. Daarnaast dient het ook vanuit een deontologisch standpunt veilig en verantwoord te gebeuren.
Kortom, verpleegkundige handelingen moeten met de nodige deontologische voorzichtigheid uitgevoerd worden bij familieleden, maar kunnen aangerekend en terugbetaald worden volgens de gangbare tarieven.
Wat is de rol van de verpleegkundige in de huisartsenpraktijk bij de screening naar baarmoederhalskanker?
“Wat is de rol van de verpleegkundige of vroedkundige in de huisartsenpraktijk of in een wijkgezondheidscentrum bij de screening naar baarmoederhalskanker? Is dit een B1-handeling? Mag de verpleegkundige of de vroedkundige dit uitvoeren?”
Antwoord:
Voor verpleegkundigen valt deze handeling onder “bloedafneming of staalafneming en collectie van secreties en excreties en opdracht geven tot laboratoriumanalyse daarvan”. Gaat het om een door de overheid opgezet screeningprogramma, dan is het “initiëren, uitvoeren en opvolgen van screenings voor primaire, secundaire en tertiaire preventie in het kader van overheidscampagnes”. In beide gevallen is het een B1-handeling, die door de verpleegkundige autonoom kan uitgevoerd worden. De verpleegkundige mag wel opdracht geven voor het labo-onderzoek, maar de RIZIV-wetgeving is hier nog niet op aangepast. Het labo ontvangt dus pas een terugbetaling wanneer het onderzoek wordt voorgeschreven door een arts.
Onderzoeken en behandelingen bij zwangere vrouwen zijn voorbehouden aan vroedkundigen en artsen. Verpleegkundigen mogen dit als medisch toevertrouwde handeling wel doen. Het wordt dan een C-handeling met voorschrift door de arts en een gezamenlijk opgestelde procedure.
Vroedkundigen die hun diploma behaalden voor 2018 zijn gelijkgesteld met bachelorverpleegkundigen en VVAZ. Voor hen is dit een B1-handeling. Wie als vroedkundige het diploma behaalde na 2018 mag dit ook uitvoeren. Alle vroedkundigen zijn bovendien bevoegd voor de opsporing bij zwangere vrouwen.
Juridische vragen en antwoorden #3 – 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de Juridische Adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mogen verpleegkundigen medicatievoorschriften opmaken?
“Verpleegkundigen worden soms onder druk gezet door artsen om medicatievoorschriften in het digitale medicatieprogramma te zetten. De arts controleert en valideert die voorschriften binnen de 24 uur. Intussen wordt de medicatie toegediend op basis van overgeschreven schema’s. Soms zijn dat amper leesbare papiertjes van familieleden of huisartsen, of is de lijst niet volledig. Mag de verpleegkundige dit doen?”
Antwoord:
De huidige wetgeving laat niet toe dat een verpleegkundige medicatie voorschrijft. Het voorschrift moet ondertekend zijn door een arts. Sinds 1 januari 2025 kan de verpleegkundig specialist dat onder bepaalde voorwaarden wel.
Bestaat er al een medicatieschema, dan kan de arts dit vooraf tekenen. Als dit schema telkens overgeschreven moet worden, kan de arts dit vooraf tekenen als een staand order zodat het geldig blijft. In dringende gevallen mag de verpleegkundige de arts telefonisch contacteren en een mondeling voorschrift vragen dat zo snel mogelijk schriftelijk bevestigd wordt. Een niet ondertekend voorschrift mag niet uitgevoerd worden door de verpleegkundige. De verpleegkundige mag ook zelf geen voorschrift maken. Dat is strafbaar. Artsen of directies die verpleegkundigen opdragen niet toegelaten medische handelingen te stellen plegen ook een strafbaar feit. Het ondertekenen van een voorschrift mag volgens de Kwaliteitswet niet gedelegeerd worden.
Mogen zorgkundigen de mobiliteit van patiënten beoordelen?
“Een ziekenhuis houdt in het kader van het ergonomiebeleid mobiliteitsklassen bij in het elektronische patiëntendossier. Enkel verpleegkundigen bepalen en registreren deze score. Mogen zorgkundigen dit ook doen?”
Antwoord:
Het KB van 12 januari 2006 bepaalt de handelingen van de zorgkundigen. Daarin staat dat de zorgkundige in het patiëntendossier de gegevens mag noteren waarvoor hij of zij bevoegd is. Daartoe behoort ook ‘het observeren en signaleren bij de patiënt/resident van veranderingen op fysisch, psychisch en sociaal vlak binnen de context van de activiteiten van het dagelijkse leven (ADL), de patiënt/resident in een functionele houding brengen met technische hulpmiddelen en het toezicht hierop, conform het zorgplan, hygiënische verzorging van patiënten/residenten met een dysfunctie van de ADL, conform het zorgplan’.
Merkt de zorgkundige tijdens deze activiteiten zaken op aan de mobiliteit van de patiënt, mag hij of zij dat noteren in het dossier. Toch is de zorgkundige niet bevoegd om een score te geven of conclusies te trekken. Dit blijft de bevoegdheid van de arts, verpleegkundige of in sommige gevallen de ergotherapeut (KB 27 februari 2019).
Juridische vragen en antwoorden #2 – 2025
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mag de bekwame helper medicatie aftekenen in het verpleegdossier?
“Vanuit de gehandicaptenzorg stellen we ons de vraag of de bekwame helper medicatie mag aftekenen in het verpleegdossier. Wat is daar de wettelijke regeling voor?”
Antwoord:
De toegang tot het patiëntendossier is voorbehouden aan gezondheidszorgbeoefenaars. Voor het verpleegdossier is dit de verpleegkundige, maar ook de zorgkundige voor de handelingen waarvoor hij of zij bevoegd is. De bekwame helper heeft geen toegang tot het dossier en kan dus niets aftekenen.
Nochtans is het belangrijk dat de verpleegkundige handelingen van de bekwame helper genoteerd worden, voor de patiënt en ook als bewijs voor de bekwame helper. Wat je kan doen is daarvoor een aparte lijst of dossier aanmaken waarin afgetekend wordt. Dit kan nadien ingebracht worden in het patiëntendossier door de verpleegkundige. De GDPR-regeling verplicht dat voor zo’n dossier, dat een gegevensbank is met persoonlijke gegevens van de patiënt(en), een verwerkingsverantwoordelijke voorzien wordt.
Mogen niet-verpleegkundigen medicatie toedienen en wat met ‘robotmedicatie’?
“Mogen niet-verpleegkundigen medicatie toedienen, onder meer in een penitentiaire instelling? Wie heeft de eindverantwoordelijkheid bij ‘robotmedicatie’ of medicatie die klaargezet is door een geautomatiseerd systeem?”
Antwoord:
Tot voor kort was het toedienen van geneesmiddelen voorbehouden aan artsen, verpleegkundigen en (beperkt) aan zorgkundigen. Door de recente wetswijzigingen (KB’s van 29/02/2024) veranderde dit.
In Activiteiten van het Dagelijkse Leven (ADL) kan een niet-geschoolde helper een persoon bijstaan in bepaalde zorgen die hij door leeftijd of beperkingen niet zelf kan stellen. ADL-handelingen zijn niet van toepassing in de gevangenis, waar gedetineerden hun eigen zorgen kunnen uitvoeren. Bovendien horen ADL-helpers niet bij de medische dienst van een instelling.
Naast zorgverleners kunnen ook bekwame helpers sommige verpleegkundige handelingen stellen. Dit systeem kan wel toegepast worden in de gevangenissen: de arts of verpleegkundige kan aan een aantal bekwame helpers (personeelsleden zonder opleiding gezondheidszorg) sommige handelingen, zoals het toedienen van orale medicatie, aanleren en toelating geven deze uit te voeren. Dit moet beschreven worden in een goede procedure.
In de rechtsleer is iedereen aansprakelijk voor de eigen fouten. De ‘apotheek’ is niet aanwezig bij het toedienen van medicatie aan de patiënt en dus niet aansprakelijk. Dit zou wel kunnen als bijvoorbeeld in de robotmedicatie onder de juiste naam een fout geneesmiddel of foute concentratie zou geleverd zijn. Het is de gezondheidszorgbeoefenaar, verpleegkundige of arts, bij de patiënt die de medicatie moet controleren. Dit wil zeggen: zeker zijn dat de juiste medicatie bij de juiste patiënt komt.
Is de medicatie juist klaargezet en de bekwame helper maakt een fout bij het toedienen, dan is hij daarvoor aansprakelijk. De verpleegkundige zou ook aansprakelijk kunnen gesteld worden als hij een foute, slordige of onvolledige opleiding of opdracht geeft aan de bekwame helper.
Regelgevend kader voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector
Het juridische kader inzake rustdagen en nachtdiensten in de Belgische zorgsector is complex en biedt de nodige bescherming aan werknemers, zoals verpleegkundigen, door middel van de Arbeidswet, sectorale cao’s en specifieke afspraken binnen zorginstellingen. Stanislas Ossieur, advocaat en erkend bemiddelaar aan de Balie te Gent en gastdocent aan de HoGent, licht toe wat het regelgevende kader is voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector.
De toepassing van de arbeidswetgeving en de onderwerping aan de sociale zekerheid raakt de openbare orde. De bij een arbeidsovereenkomst betrokken partijen kunnen daarom niet vrij overeenkomen dat sommige bepalingen van de arbeids- of socialezekerheidswetgeving niet op hen van toepassing zijn. De zorgsector wordt vaak geconfronteerd met de noodzaak om ook buiten de normale kantooruren te werken, waardoor specifieke regels gelden voor de organisatie van rustdagen en nachtdiensten. Hieronder volgt een beknopte inventaris van deze wettelijke regels.
De Arbeidswet van 16 maart 1971 is de basiswet die de arbeidsduur, rusttijden en nachtprestaties regelt in België. Voor de zorgsector gelden er evenwel enkele afwijkingen en uitzonderingen vanwege de aard van het werk. In de zorgsector is het niet altijd mogelijk om de arbeid te organiseren rond een standaard vijfdaagse werkweek, vanwege de noodzaak van continue zorgverlening. Daarom zijn er specifieke regels van toepassing:
- Afwijkingen van de verplichte zondagsrust zijn toegestaan wanneer de continuïteit van de zorg in het gedrang komt. Werknemers die op zondag werken, hebben recht op een vervangende rustdag binnen een bepaalde periode, meestal binnen de zes dagen.
- Feestdagen: werknemers in de zorgsector die werken op een wettelijke feestdag, hebben recht op een compensatiedag.
Nachtdiensten worden specifiek gereguleerd door diezelfde Arbeidswet van 1971. Arbeid verrichten tussen 20:00 en 6:00 uur wordt beschouwd als nachtwerk. Nachtdiensten zijn in de meeste sectoren verboden, maar de zorgsector valt onder een uitzondering vanwege de noodzaak van permanente zorg.
- Maximale arbeidsduur per nacht: de maximale duur van een nachtdienst bedraagt meestal acht uur per nacht, met een maximum van veertig uur per week, maar er zijn afwijkingen mogelijk. In de zorgsector kan de nachtdienst worden verlengd, mits de werknemer de mogelijkheid heeft om voldoende rust te nemen.
- Compensatietijd: verpleegkundigen die nachtdiensten presteren, hebben recht op compensatierust indien de werkuren overschreden worden. In veel gevallen zal de compensatierust op de dag na de nachtdienst worden ingepland.
In de meeste cao’s binnen de zorgsector is een nachtpremie voor werken tijdens de nachtelijke uren voorzien. Deze premie kan variëren afhankelijk van de instelling en de specifieke cao die van toepassing is. In het algemeen geldt dat werknemers een toeslag op hun loon ontvangen wanneer zij nachtwerk verrichten, omdat dit als fysiek en mentaal zwaarder werk wordt beschouwd. Het bevoegde paritair comité 330 is zowat de grootste sector van de non-profit. De zorgsector kent een aantal sectorale cao’s die specifieke bepalingen bevatten voor rustdagen en nachtdiensten. Hierin worden aanvullende regels vastgesteld over de organisatie van werktijden, nachtdiensten en rustdagen.
Hoewel werkgevers in de zorgsector soms afwijken van de standaardregelgeving, moeten zij binnen de grenzen van de wet blijven. In uitzonderlijke situaties, zoals tijdens een crisissituatie (bijvoorbeeld COVID-19), kan er tijdelijk worden afgeweken van de normale werk- en rusttijden. Deze afwijkingen moeten zorgvuldig worden gemotiveerd en gecompenseerd.
Individuele werknemers, zoals verpleegkundigen, kunnen met hun werkgever afspreken om af te wijken van de standaardregels, bijvoorbeeld door het werken van meer nachtdiensten in ruil voor extra compensatiedagen. Dit moet evenwel steeds gebeuren met het uitdrukkelijke akkoord van de werknemer. De werkgever blijft altijd verantwoordelijk voor het naleven van de rust- en werkuren. Inbreuken op deze regels kunnen leiden tot sancties, zowel vanuit de arbeidsgeneeskundige diensten als vanuit de inspectiediensten van de FOD WASO.
Juridische vragen en antwoorden #9 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mogen verpleegkundigen op spoed zorg weigeren als ze bedreigd worden door patiënten of familie?
“In welke mate mogen verpleegkundigen op de spoedgevallendienst zorg weigeren als zijzelf of anderen bedreigd worden door patiënten of familie?”
Antwoord:
De eigen veiligheid primeert, ook bij het verlenen van hulp aan personen in nood. Dit staat beschreven in Art. 422bis SW: ‘Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.’
Zolang de eigen veiligheid in gevaar is door verbale of fysieke agressie, wordt geen hulp verleend maar wordt wel een beroep gedaan op bevoegde diensten, zoals security. Als het nog kan, wordt dit duidelijk gemaakt aan de patiënt en/of de familie en kan gevraagd worden dit gedrag te stoppen om hulp te kunnen krijgen. Veel (spoedgevallen)diensten beperken ook de begeleiding tot één of twee bezoekers per patiënt, die af en toe kunnen afwisselen. Dit wordt aangekondigd in het huishoudelijke reglement van het ziekenhuis, in de opnamebrochure en/of op affiches.
Moet een stage-instelling kledij voorzien voor stagiairs?
“Moet de stage-instelling de kledij voorzien voor stagiairs verpleegkunde/zorgkundige?”
Antwoord:
Stagiairs vallen onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als gediplomeerden. Als de zorginstelling verplicht is werkkledij te voorzien voor het personeel, geldt dit ook voor stagiairs. Dit is het geval voor wie werkt in zorgfuncties. Bovendien moet de instelling niet enkel instaan voor het leveren van de kledij, maar ook voor de hygiëne (wassen volgens de voorschriften, onderhoud).
Het KB 06/07/2004 verbiedt expliciet dat de werknemer zelf kledij aanschaft, reinigt, onderhoudt en mee naar huis neemt, tenzij bij wisselende arbeidsplaatsen of als er geen gezondheidsrisico’s zijn.
Eist de onderwijsinstelling dat studenten/leerlingen de kledij van de school dragen, moet ze met de stageplaatsen afspreken om aan de genoemde voorwaarden te voldoen.
Juridische vragen en antwoorden #8 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mag een patiënt gefixeerd worden aan een brancard?
“Volgens bepaalde politiemensen zou een patiënt niet mogen gefixeerd worden aan een brancard. Klopt dit?”
Antwoord:
Als het gaat over de fysieke beveiliging van de patiënt of omgeving maakt dit deel uit van de verpleegkundige handelingen, namelijk ‘Maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels: fixatiemiddelen, isolatie, valpreventie, toezicht.’ (K.B. 18/06/1990). Dit is een B1-handeling dus de verpleegkundige kan dit autonoom beslissen en uitvoeren op basis van een procedure van de dienst die zeker ook het juiste gebruik van de middelen en de observatie bevat. Die moet de veiligheid waarborgen en letsels voorkomen. Het gebruik van metalen handboeien van de politie moet vermeden worden tenzij er geen andere oplossing mogelijk is.
Gaat het om de uitvoering van een bestuurlijke of gerechtelijke maatregel door de politie, dan worden de procedures van de politie gevolgd maar moet overlegd worden om de nodige medische behandeling en veiligheid van de patiënt mogelijk te laten.
Is het hoofd van het verpleegkundige departement in een ziekenhuis ondergeschikt aan de medische directeur?
“Is het hoofd van het verpleegkundige departement binnen een ziekenhuis ondergeschikt aan de medische directeur? Blijkbaar staat dit in de wetgeving van 1989 en 2006?”
Antwoord:
Het KB van 14 december 2006 bepaalt de plaats van het hoofd van het verpleegkundige departement: ‘Het hoofd van het verpleegkundige departement is rechtstreeks hiërarchisch afhankelijk van de directeur, zoals bepaald in het organogram van het ziekenhuis.’ Dit betreft de algemeen directeur, over de medische directeur wordt hierin niet gesproken.
De Gecoördineerde ziekenhuiswet van 10 juli 2008 regelt in art. 23 de structuur van de verpleegkundige activiteit: ‘In ieder ziekenhuis moet de verpleegkundige activiteit gestructureerd zijn. Ieder ziekenhuis omvat: 1) een hoofd van het verpleegkundige departement, die verantwoordelijk is voor de organisatie en de coördinatie van de verpleegkundige verzorging in het kader van het verpleegkundige departement en die, onverminderd de bepaling van artikel 8, 2) de dagelijkse leiding heeft over de ziekenhuisverpleegkundigen, de zorgkundigen en het ondersteunende personeel van de gehele inrichting. Het hoofd van het verpleegkundige departement wordt benoemd en/of aangewezen door de beheerder, na advies van de directeur en van de hoofdarts.’
Deze laatste bepaling is ingevoegd in 2016. Art. 24 stelt wel: ‘Het hoofd van het verpleegkundige departement werkt nauw samen met de hoofdarts met het oog op de realisatie van de in § 1 gestelde doelstelling.’ Uiteraard moeten beiden samenwerken maar er is geen hiërarchisch of ondergeschikt verband.
Juridische vragen en antwoorden #7 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Is er mogelijks een probleem met GDPR of het beroepsgeheim als een thuisverpleegkundige zijn smartphone ook privé gebruikt?
“Wanneer een thuisverpleegkundige zijn smartphone ook voor privédoeleinden gebruikt, zouden zijn familieleden met bepaalde apps kunnen weten waar hij zich bevindt, met andere woorden bij welke patiënten hij zorg verleent. Is dit een probleem voor GDPR of het beroepsgeheim?”
Antwoord:
In de eerste plaats moet gewaarborgd worden dat familieleden geen toegang hebben tot gegevens van patiënten. Dat is essentieel voor het beroepsgeheim en voor de wet Patiëntenrechten. Dit is ook een aandachtspunt van het Vlaams Patiëntenplatform.
Bij het gebruik van sociale media zou men inderdaad de plaats van de zorg kunnen achterhalen. Dat iemand verzorgd wordt, valt principieel onder het beroepsgeheim. Voor gezondheidszorg in de eerste lijn is het niet mogelijk de plaats van tussenkomst te verbergen. Zo is het voertuig van de arts of verpleegkundige zichtbaar voor de deur. Daarmee is nog niet duidelijk over welke bewoner het gaat of waarvoor men komt. Bovendien is er geen opzet het beroepsgeheim te overtreden, wat een essentieel element is in de sanctionering.
Enkel indien er een expliciete vraag is van de patiënt moet gegarandeerd worden dat de plaats van zorg niet bekend gemaakt wordt. Bijvoorbeeld een politicus of BV die niet wenst dat mensen weten dat hij in behandeling is.
Wie mag vaccinatie toedienen zonder medisch voorschrift?
“Kan vaccinatie door vroedvrouwen zonder medisch voorschrift en door verpleegkundigen met medisch voorschrift?”
Antwoord:
Vroedvrouwen mogen vaccins voorschrijven na een opleiding die hen voorschriftrecht geeft en ze toedienen. De bijkomende opleiding is tot nu toe zeer weinig gevolgd.
Verpleegkundigen mogen geen vaccins voorschrijven. Sinds het KB 29/02/2024 mogen ze wel vaccins toedienen zonder medisch voorschrift. De FRV werkt aan een toelichting voor de toepassing van dit KB.
De basisverpleegkundigen afgestudeerd na 2026 zullen enkel vaccins mogen toedienen als B2-handeling met medisch voorschrift.
Vraag en antwoord #6 - 2024: verpleegkundige hervormingen
Hoe pakken we als verpleegkundigen de vele wetshervormingen praktisch aan in een zeer divers werkveld? Doorheen de komende nummers van Netwerk Verpleegkunde maken we je wegwijs in de vernieuwingen aan de hand van enkele concrete cases. De herziene wetten bieden namelijk positieve handvaten om flexibeler samen te werken en om niet-verpleegkundige taken te delegeren. Zo zetten we verpleegkundigen in volgens hun kwaliteiten en daar waar ze nodig zijn.
De situatie
Julie is verpleegkundige verantwoordelijk algemene zorg (VVAZ), Karen is basisverpleegkundige en Maarten is kinesitherapeut. Ze werken samen de vroegdienst op een revalidatieafdeling. Karen voert, samen met Maarten, de hygiënische zorgen uit bij een patiënt. Daarbij focust Karen op de wondzorg en Maarten op de revalidatieoefeningen die bijdragen tot de zelfredzaamheid van de zorgvrager en plaatsvinden binnen een realistische context. Een keer per week voeren Julie en Karen de hygiënische zorgen samen uit.
Volgens de oude wetgeving
In principe worden tijdens de hygiënische zorgen geen revalidatieoefeningen uitgevoerd, dit werd na de ochtendzorg gedaan in een revalidatieruimte. Deze worden herhaald buiten de ochtendzorg, wat extra belastend is voor de patiënt. Volgens de oude wetgeving voerde Maarten een strafbaar feit uit. Julie en Karen zijn aansprakelijk op dat moment, want eigenlijk moeten zij alle taken opnemen waarbij ze een enorme werkdruk ervaren.
Sinds de nieuwe wetgeving
Door de invoering van het gestructureerde zorgteam zijn de activiteiten van Maarten als kinesitherapeut geregulariseerd, wanneer Julie als VVAZ beslist om die taken te delegeren. Zo kan de revalidatie plaatsvinden in de context zoals hierboven beschreven en wordt ook Karen verlicht.
Implicaties voor de leidinggevende
Als kinesitherapeut moet Maarten een opleiding krijgen van Julie. Dit moet hij opnemen in zijn portfolio. Ook de regels voor het delegeren van taken binnen het gestructureerde zorgteam moeten vermeld worden in een verslag of staand order.
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Vraag en antwoord #5 - 2024: verpleegkundige hervormingen
Hoe pakken we als verpleegkundigen de vele wetshervormingen praktisch aan in een zeer divers werkveld? Doorheen de komende nummers van Netwerk Verpleegkunde maken we je wegwijs in de vernieuwingen aan de hand van enkele concrete cases. De herziene wetten bieden namelijk positieve handvaten om flexibeler samen te werken en om niet-verpleegkundige taken te delegeren. Zo zetten we verpleegkundigen in volgens hun kwaliteiten en daar waar ze nodig zijn.
De situatie
Roos werkt als verpleegkundige verantwoordelijk algemene zorg (VVAZ) en Arnaud werkt als basisverpleegkundige in een woonzorgcentrum. Zij werken ’s middags samen met logopediste Nour en vrijwilliger Johan. Tijdens het ontbijt grijpt Roos de kans om met een bewoner te praten over vroegtijdige zorgplanning, Arnaud staat in voor de hygiënische zorgen en wondzorg. Aan een andere tafel focust Nour zich op een bewoner met slikstoornissen. Johan helpt intussen nog een andere bewoner zonder slikstoornissen met eten.
Volgens de oude wetgeving
Zonder de nieuwe wetgeving voeren Nour en Johan in principe een strafbaar feit uit, waarvoor Roos als VVAZ en Arnaud als basisverpleegkundige aansprakelijk zijn. Verder heeft Roos geen of onvoldoende tijd om vroegtijdige zorgplanning te bespreken als ze de andere taken op zich moet nemen. Johan mag als vrijwilliger niet zoveel doen, hoewel hij dat wel wil. Nour zou als logopediste in een kunstmatige context moeten werken.
Sinds de nieuwe wetgeving
Door de introductie en wettelijke verankering van het gestructureerde zorgteam kan Roos de activiteiten van Nour op een legale manier laten doorgaan. Het KB rond ADL (Activiteiten uit het Dagelijkse Leven) maken het mogelijk dat Roos bepaalde taken naar Johan delegeert. Het gaat dan om taken die niet beschouwd worden als gezondheidszorg, op voorwaarde dat de zorgvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger daarmee instemt. De arts, VVAZ of basisverpleegkundige oordeelt of de taak mag uitgevoerd worden door een niet-gezondheidszorgbeoefenaar. Dit omvat de volgende hygiënische zorgen bij personen met een ADL-dysfunctie:
- dagelijkse zorg aan een geheelde stoma zonder wondzorg.
- vocht- en voedseltoediening bij personen zonder slikstoornissen langs orale weg helpen verrichten.
- meting van de parameters behorende tot een beperkt aantal biologische functiestelsels: temperatuur, hartslag, bloeddruk, gewicht, saturatie, meting van glycemie door capillaire bloedafname (enkel bij gestabiliseerde diabetici).
- het spoelen van neus, ogen en oren.
- het uitvoeren van therapeutische baden, warmte- en koudetherapie.
- het verwijderen van losse vreemde voorwerpen uit het oog.
- het toedienen van medicatie oraal (inbegrepen inhalatie), rectaal, vaginaal, via oog- of oorindruppeling, langs percutane weg, overeenkomstig de instructies in de bijsluiter van het geneesmiddel of de instructies van de apotheker of voorschrijvende arts.
Implicaties voor de leidinggevende
Deze handelingen mogen niet zomaar gedelegeerd worden. Als VVAZ moet Roos voorzien in een opleiding voor Nour en Johan. Johan moet bewust gemaakt worden van de signalen om tijdig de VVAZ in te schakelen. Best brengt hij ook Arnaud hiervan op de hoogte. Daarnaast moeten de regels van het gestructureerde zorgteam opgenomen worden in een verslag of staand order. Ook de ADL-handelingen moeten genoteerd worden in een verslag en afgestemd zijn met de zorgvrager.
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.