Marie-Claire Vermeulen overleden

Op 8 augustus bereikte ons het droevige nieuw van het overlijden van Zuster Marie-Claire Vermeulen. De uitvaart vond plaats op zaterdag om 10 uur in de Sint-Walburgakerk in Oudenaarde. Ze was geëngageerd lid van het Regionaal Netwerk Vlaamse Ardennen. Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE danken we haar voor haar jarenlange inzet.


Commissie Zorgstrategie

Op 1 april 2022 trad het besluit van de Vlaamse Regering over de zorgstrategische planning in werking. De Commissie Zorgstrategie adviseert de minister van Gezondheiszorg over de regionale en thematische zorgstrategische plannen die ziekenhuisnetwerken en samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen kunnen indienen.

Inge Luts, directeur patiëntenzorg van het AZ Damiaan en lid van de werkgroep Directies van NETWERK VERPLEEGKUNDE, werd geselecteerd als lid van de Commissie Zorgstrategie.

De doelstellingen van zorgstrategische planning zijn:

  • het zorgaanbod beter afstemmen op de zorgnoden van de burgers
  • samenwerking en netwerking stimuleren tussen ziekenhuizen en met andere zorg- en welzijnspartners
  • expertise concentreren met name bij complexe pathologieën
  • uitgaven afstemmen op de huidige financiële context om tot een gezondheidseconomisch verantwoord aanbod te komen, onder andere door het hoogtechnologisch zorgaanbod te beperken


Een nieuwe naam in het teken van verbinding

Het NVKVV, het Nationaal Verbond voor Katholieke Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, bestaat al sinds 1959. De naam dekte toen exact de doelgroep en de doelen van de beroepsorganisatie. Maar dat doet het intussen al lang niet meer. Zo is de vzw niet langer nationaal actief, is sinds 2015 overtuigd voor pluralistische statuten gekozen en ging de beroepsorganisatie voor vroedkundigen hun eigen weg. “We zijn en blijven de grootste Vlaamse beroepsorganisatie van en voor verpleegkundigen”, zegt Ellen De Wandeler, coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE sinds 2014. “We vertegenwoordigen onze leden op alle niveaus en over alle verpleegkundige sectoren heen. Dat is het DNA van onze beroepsorganisatie en daar mogen we zeer fier op zijn.”

Toch dringt een verandering van naam zich op. Net omdat de taken, doelen en uitdagingen van een beroepsorganisatie vandaag elders liggen dan bij de oprichting zo’n 63 jaar geleden. “We kiezen voor een duidelijke, krachtige naam die verbinding uitstraalt”, zegt De Wandeler. “De zorgsector staat onder druk, de personeelstekorten stapelen zich op, de werkdruk stijgt. Samenwerken en samen achter één visie staan is nodig om met de veranderende wereld rondom ons om te gaan. Als verpleegkundige en als beroepsorganisatie. Met deze nieuwe naam treden we naar buiten als een beroepsorganisatie die duidelijk strijdt voor de kernwaarden van haar huidige en toekomstige leden. Een naam die sterk staat, een naam die onze ledenorganisatie reflecteert, een naam die alle verpleegkundigen welkom heet. Zowel via digitale weg als in het binnenkort gerenoveerde gebouw aan het Vergotesquare in Brussel. We zijn klaar voor de toekomst, strijdvaardig en met grote ambities.”

Betrokkenheid en ontmoeting

De naamsverandering van de beroepsorganisatie werd ingezet bij de lancering van het nieuwe tijdschrift Netwerk Verpleegkunde in april 2021. “Daar kozen we resoluut voor een zelfstandige koers en die zetten we ook voort”, licht Ellen toe. “Het tijdschrift dat je vandaag in handen hebt draagt al van bij de start de naam Netwerk Verpleegkunde. Dit magazine heeft dan ook altijd in het teken gestaan van onze leden. Verbinden, kennis delen en informeren staan steeds centraal. Daarnaast is het ook symbool van een meer moderne aanpak en verspreiden we nieuws via verschillende kanalen.”

Communicatie is een van de hoekstenen van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Doordacht en helder je boodschap overbrengen is dan ook cruciaal wanneer je met duizenden leden in de organisatie zit. Maar ook naar externe stakeholders is het belangrijk dat zij goed weten waar je als beroepsorganisatie voor staat. “Duidelijk en stipt communiceren heeft als bijkomend voordeel dat je een bepaalde bereikbaarheid en laagdrempeligheid installeert voor al je stakeholders. Zo bouw je een vertrouwensband op”, zegt de coördinator. “Dat laat ons toe om hard verder te werken aan het verder professionaliseren van het beroep verpleegkunde. Iets wat we ook jaarlijks bevestigen tijdens de Week van de Verpleegkundigen. Kennis en expertise worden er met elkaar gedeeld, als een echt netwerk. Het is een contactmoment voor verpleegkundigen van over heel Vlaanderen, die er met elkaar in dialoog gaan over topics die hen na aan het professionele hart liggen. Samen meer gezien en gehoord worden begint bij connecteren.”

Deskundigheid uitstralen

De koers die NETWERK VERPLEEGKUNDE voortaan wil varen, komt niet zomaar uit de lucht gevallen. “We staan dicht bij onze leden en weten wat er leeft. Daar moeten we als beroepsorganisatie uiteraard op inspelen”, zegt Ellen. “We willen onze leden een stem geven, hen begeleiden doorheen hun hele loopbaan. Door hen de informeren, ons hulpvaardig op te stellen, onze deskundigheid in te zetten en hen te ondersteunen bouwen we verder aan het verpleegkundig beroep. Levenslang leren is iets wat we met z’n allen moeten doen. Wanneer je dat kan doen door in dialoog te gaan met gelijkgestemden, bouw je meteen ook aan een sterk wij-gevoel. Zo zetten we alle Vlaamse verpleegkundigen op de kaart, met hun professionalisme, hun deskundigheid en hun drang om bij te leren. Ook bij het beleid en bij het onderwijs.”

NETWERK VERPLEEGKUNDE is dan ook een spreekbuis voor haar leden naar de overheid en naar het onderwijs toe. Daarbij merken we dat vooral de hoge werkdruk en een betere verloning aangepakt moet worden. “Te weinig personeel, te veel administratie, te zwaar fysiek werk, onregelmatige uren en onvoldoende verloning zijn de belangrijkste oorzaken voor de uitstroom uit het verpleegkundig beroep”, vertelt Ellen. “Daarover gaan we in dialoog met de betrokken instanties en we communiceren beslissingen naar onze leden via verschillende kanalen. Vandaag willen onze leden niet enkel meer geïnformeerd worden via aan maandelijks magazine. Ook een nieuwsbrief en sociale media maken deel uit van de communicatiemix. Tot slot kijken we ook uit naar de afwerking van ons gebouw aan het Vergotesquare, waar we verpleegkundigen opnieuw kunnen ontmoeten aan de hand van infomomenten en opleidingen. Met deze nieuwe naam bouwen we verder aan de toekomst van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Het brengt onze ambities en onze doelgroep beter onder woorden en draagt bij tot een herpositionering van de beroepsorganisatie.”


Preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie

In bepaalde Oost-Vlaamse ziekenhuizen worden preoperatief urinestalen genomen ter voorbereiding van een urologische ingreep waarbij de mucosa doorbroken wordt. Zo worden postoperatieve complicaties vermeden, zoals urineweginfecties en urosepsis. Andere ziekenhuizen voeren deze preoperatieve screening niet standaard uit. In België bestaat geen eenduidige richtlijn over het preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie bij dergelijke urologische ingrepen. Is dit noodzakelijk?

Context

Vanuit een niet-gestructureerde bevraging bij regionale ziekenhuizen werd vastgesteld dat er nood was aan een richtlijn over het al dan niet preoperatief screenen bij urologische ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt. Dit is bij volgende ingrepen het geval: ureteroscopie, flexibele ureterorenoscopie, transurethrale resectie van de prostaat (TURP) en transurethrale resectie van de blaas (TURB). Preoperatief een urinecultuur afnemen kan relevant zijn om een specifieke antimicrobiële behandeling te starten. Al is dit niet altijd zo. Daarom zijn eenduidige richtlijnen nodig die correct en specifieke antimicrobiële behandelingen opstellen om op termijn postoperatieve complicaties te vermijden.

Methode

Om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag werd een gedegen literatuuronderzoek uitgevoerd. Het is belangrijk vooraf een aantal begrippen eenduidig te definiëren. Een asymptomatische bacteriurie (ASB) is een infectie, veroorzaakt door één of meerdere soorten bacteriën die zich vermenigvuldigen en terug te vinden zijn in twee opeenvolgende urineonderzoeken. Hierbij vertoont de patiënt geen tekenen of symptomen die kunnen worden toegewezen aan een urineweginfectie (UWI). Een UWI daarentegen is een asymptomatische bacteriurie met waarneembare symptomen zoals een pijnlijke of branderige mictie en een toegenomen mictiefrequentie.

Resultaten

Het behandelen van een ASB wordt niet altijd aangeraden aangezien het tot multiresistente bacteriën kan leiden en niet per se een UWI voorkomt. Bij zorgvragers met risicofactoren kan het behandelen van een ASB toch resulteren in een lager risico op een postoperatieve UWI bij ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt. Risicoverhogende factoren zijn: het mannelijk geslacht, chronische obstructie, chronische nierinsufficiëntie, een urinestent, nefrolithiasis, ontregelde diabetes, zwangerschap, verblijfskatheters, urostoma of nefrostomie, immunosuppressie en een hogere BMI. Deze bepalen mee of er al dan niet preoperatief gescreend moet worden.

Door de European Association of Urology (EAU) worden vooral de specifieke richtlijnen uitgeschreven voor medische urologische zorgprofessionals. Een diagnostische of therapeutische procedure waarbij de mucosa van de urinewegen niet doorbroken wordt, wordt niet beschouwd als een risicofactor. Bij procedures waarbij de mucosa wel doorbroken wordt, is een bacteriurie wel een risicofactor. Daarom is het belangrijk om voorafgaand aan dergelijke procedures een urinecultuur af te nemen en wordt een behandeling aanbevolen.

Als het urinestaal wordt afgenomen, gebeurt dit het best 48 tot 72 uur voor de urologische ingreep. Indien er een ASB wordt vastgesteld, wordt aangeraden om een korte antimicrobiële behandeling op te starten, dertig tot zestig minuten voor de urologische ingreep.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat door de tegenstrijdige richtlijnen geen concreet antwoord is op de onderzoeksvraag. Specifieker onderzoek is dus nodig. Voorlopig blijft de gouden standaard gehanteerd, namelijk de richtlijnen volgen zoals geformuleerd door de EAU. Concreet wil dit zeggen: enkel preoperatief screenen bij ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt, met name bij endoscopische urologische chirurgie.

 

Bronnen:

  1. Bonkat, G., Bartoletti, R., Buy.re, F., Cai T., Geerlings, S.E, K.ves, B., Schubert, S., & Wagenleghner, F. (2021). EAU Guidelines on Urological Infections.
  2. Cai, T., Verze, P., Palmieri, A., Gacci, M., Lanzafame, P., Malossini, G., Nesi, G., Bonkat, G., Wagenlehner F.M.E., Mirone, V., Bartoletti, R., & Johansen, T. E. B. (2017). Is preoperative assessment and treatment of asymptomatic bacteriuria necessary for reducing the risk of postoperative symptomatic urinary tract infections after urologic surgical procedures?
  3. Nicolle, L.E., Gupta, K., Bradley, S.F., Colgan, R., DeMuri, G.P., Drekonja, D., Eckert, L.O., Geerlings, S.E., K.ves, B., Hooton, T.M., Juthani-Mehta, M., Knight, S.L., Saint, S., Schaeffer, A.J., Trautner, B., Wullt, B., & Siemieniuk, R. (2019). Clinical practice guideline for the management of asymptomatic bacteriuria: 2019 update by the Infectious Diseases Society of America.
  4. Ramos-Castaneda, J.A., Ruano-Ravina, A., Munoz-Price, L.S., Toro-Berm.dez, R., Ruiz-Londo.o, D., Segura-Cardona, A.M., & Lemos-Luengas, E.V. (2019). Risk of infection in patients undergoing urologic surgery based on the presence of asymptomatic bacteriuria: A prospective study.

Annelore De Meyer en Lisa De Schepper studeren in juni 2022 af als bachelor verpleegkundigen aan de Odisee Hogeschool Campus Sint-Niklaas, en Laura Pieters en Emma Berckmoes in het voorjaar 2023. Voor hun bachelorproef ‘Preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie‘ onderzochten ze of het preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie noodzakelijk is bij urologische ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt.


Ziekenhuizen moeten voortaan zelf medische fouten weerleggen

Een patiënt die tijdens een operatie een infectie opliep en het ziekenhuis daarvoor aanklaagde, heeft gelijk gekregen zonder zelf de fout te moeten bewijzen. Vroeger moest de patiënt kunnen bewijzen dat er een fout gemaakt is. Een nieuwe wet zegt nu dat het ziekenhuis zelf moet aantonen dat het alle voorzorgsmaatregelen genomen heeft.

In 2004 ging een patiënt met erge rugpijn naar een ziekenhuis. Hij kreeg een epidurale verdoving, waarna hij een ziekenhuisinfectie ontwikkelde. De man bleef arbeidsongeschikt en startte een rechtszaak. De zaak sleepte jaren aan.

Jaarlijks zijn er tienduizenden ziekenhuispatiënten die zo’n besmetting oplopen. Het feit van de besmetting kon voor de rechtbank daarom niet als bewijslast gelden. De gerechtsdeskundige vroeg meermaals aan het ziekenhuis om documenten voor te leggen die aantoonden dat er gepaste voorzorgsmaatregelen waren getroffen om het risico op besmetting met de ziekenhuisbacterie te verkleinen.

Omdat het ziekenhuis meldde niet over de documenten te beschikken die konden aantonen dat zorgvuldig werd gehandeld oordeelde de rechter het aansprakelijk. Het is voor het eerst dat een rechtbank een beroep doet op de nieuwe Belgische wet die op 1 november 2020 in werking trad.


Het portfolio stimuleert permanente vorming

In het kader van de Kwaliteitswet moeten verpleegkundigen hun vakbekwaamheid aantonen met een portfolio. Op vraag van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke verleende de Federale Raad voor Verpleegkunde hun advies over de inhoudelijke modaliteiten van het portfolio. Dit advies werd overgeleverd aan het kabinet, de praktische omzetting ligt momenteel in hun handen.

De Kwaliteitswet, voluit de Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, voorziet de invoering van een praktijkregister en een portfolio. “Het praktijkregister impliceert dat je als zorgverlener geregistreerd staat met je diploma en dat je aan het werk bent”, legt Kenny De Cuyper uit. “De volgende stap is: ben je wel bekwaam om dit werk uit te voeren?” Daar komt het portfolio in het verhaal. Ten slotte maakt het portfolio controle mogelijk, wat momenteel nog ontbreekt. Het portfolio is een tool waarmee verworven competenties en andere activiteiten op een overzichtelijke manier in beeld worden gebracht. “Het is ook een soort beroepstrots, je toont aan wat je al hebt opgebouwd”, vult Kenny aan.

Minister Vandenbroucke stelde de volgende vragen aan de Federale Raad voor Verpleegkunde:

  • Welke onderdelen zijn noodzakelijk binnen het portfolio, welke gewenst en welke minder belangrijk?
  • De verantwoordelijkheid voor het up-to-date houden van het portfolio ligt bij de zorgverlener zelf, maar de overheid wenst bepaalde processen toch te automatiseren. Welke onderdelen kunnen hier volgens de raad onder vallen, wie levert de informatie aan als het niet de zorgverlener zelf is?
  • Op welke specifieke manier worden alle onderdelen bijgehouden, wat zijn de bronnen, …?

Up-to-date houden

In het portfolio verzamelt de verpleegkundige gegevens van vier categorieën: enkele basisgegevens en informatie over gevolgde bijkomende opleidingen, permanente vorming en beroepservaring (zie tabel). Het portfolio zal je kunnen updaten via een online portaal. “Hoe dat er zal uitzien of hoe het zal werken, kunnen we nog niet voorspellen”, zegt Kenny. Het bijhouden van het portfolio is de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige zelf, dus niet van de werkgever of van een externe partij. Wel beveelt de Federale Raad voor Verpleegkunde aan om een jaarlijkse herinnering uit te sturen om de gegevens te controleren en waar nodig aan te passen.

De toegang tot het portfolio is voorbehouden aan de verpleegkundige zelf. “De basisgegevens zijn openbaar, bijvoorbeeld je diploma”, zegt Kenny De Cuyper. “Wil een inspectie weten of je genoeg opleidingen hebt gevolgd, dan moet die de info bij de verpleegkundige zelf opvragen. Externen krijgen geen toegang tot het portfolio.”

Het belang van permanente vorming

Volgens Kenny is het ongehoord dat de aansporing om bij te leren als verpleegkundige ophoudt na het behalen van een diploma. “Voor artsen bestaat het systeem van accreditering. Ook voor thuisverpleegkundigen bestaat al een wettelijk kader: zij tonen aan dat ze vormingen volgden om bepaalde handelingen uit te voeren bij het RIZIV. Voor andere verpleegkundigen bestaat er niets. Het portfolio is een stimulator om zich permanent te vormen. En als er al richtlijnen zijn, worden die amper gecontroleerd.”

Kenny geeft het voorbeeld van BBT van een verpleegkundige gespecialiseerd in de geriatrie: “Om BBT te behouden volgt de verpleegkunde minstens zestig uur permanente vorming per vier jaar, oftewel vijftien uur per jaar.” Daarnaast moet de verpleegkunde tewerkgesteld zijn op een erkende geriatrische dienst en/of zorgdomein (al dan niet specifiek gericht tot ouderen). Het portfolio zou het aantonen van deze voorwaarden vergemakkelijken.

Kwaliteit van de zorg waarborgen

Het portfolio zal er niet toe leiden dat je visum inkrimpt of een bepaalde specialisatie je mogelijkheden beperkt. Kenny: “Een verpleegkundig met jaren ervaring in een woonzorgcentrum die terug wil naar het ziekenhuis, zal dat kunnen. Niet enkel op de afdeling geriatrie, met de basisopleiding verpleegkunde kan je in elke sector aan het werk. De algemene inzetbaarheid komt dus niet in gevaar. Neem nu mobiele equipes. Zij moeten net breed inzetbaar zijn om acute tekorten op te vangen. Dat is het doel. Daarnaast kan het wel interessant zijn om te differentiëren in specialisatie, maar omstandigheden waarin een mobiele specialist net op de juiste plek wordt ingezet, zijn momenteel schaars. In de ideale wereld is er een team mobiel inzetbaar op basis van zorgzwaarte. In die ideale wereld bestaan geen tekorten meer in de zorgsector, maar ook in tijden van personeelstekorten mogen we niet eender wie aanstellen. We mogen niet inboeten op kwaliteit van de zorg. Daarom vinden we het zo belangrijk dat je kan aantonen dat je competent bent, het portfolio is daarin een belangrijk hulpmiddel.”

Raadpleeg het advies FRV 2022/02 betreffende het portfolio: https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/advies-frv-202202-betreffende-het-portfolio

Wat komt in het portfolio?

Elementen die aantonen dat de beoefenaar van de verpleegkunde de verpleegkunde kan beoefenen
  • Het diploma
  • Het visumnummer
  • Het RIZIV-nummer
Elementen betreffende bijkomende opleiding
  • BBT/BBK
  • Specifieke competentiecodes
  • Functies zoals hoofdverpleegkunde
Elementen betreffende permanente vorming
  • E-learning, webinars, workshops, congressen, symposia, studiedagen, interviesies, excursies…
  • Competenties verworven volgens de CanMEDS-rollen
Elementen betreffende beroepservaring
  • Vroegere en huidige beroepsactiviteiten

Wie is Kenny De Cuyper?

  • Afgestudeerd als Bachelor in de verpleegkunde in 2004
  • Combineerde eerste job met masteropleiding en academische lerarenopleiding
  • Volgde de referentieopleiding ouderenzorg
  • Werkte tussen 2008 en 2020 deeltijds in het ziekenhuis en deeltijds bij Karel de Grote hogeschool, gezondheidszorg
  • Diensthoofd geriatrie en revalidatie bij GZA ziekenhuizen
  • Voorzitter van de werkgroep Ouderenzorg van het NETWERK VERPLEEGKUNDE, lid van BVGG
  • Lid van de Federale Raad sinds 2022

De Federale Raad voor Verpleegkunde is een adviesraad voor de overheid over verpleegkunde met Franstalige, Duitstalige en Nederlandstalige vertegenwoordigers. De raad bestaat uit twaalf algemene verpleegkundigen (HBO5, bachelor en master verpleegkundigen) en twaalf verpleegkundigen met een BBT of BBK, vier zorgkundigen, zes artsen, drie ambtenaren uit het onderwijs en een ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid. Elk lid heeft een plaatsvervanger. De FRV vergadert elke twee maanden in Brussel.


112 verhalen bieden unieke inkijk op spoeddienst

Stef Vanlee is naast acteur ook spoedverpleegkundige in het ZNA Jan-Palfijn in Antwerpen. Zijn boek 112 verhalen met, over en op spoed biedt een dagelijkse inkijk op het reilen en zeilen van de spoeddienst. Stef neemt de lezer ook mee naar wat zich achter het stuur van een ziekenwagen en mug afspeelt. Het is een bloemlezing van een carrière met humoristische, maar ook beklijvende verhalen.

Al in de opleiding verpleegkunde werd de interesse van Stef Vanlee in kritieke diensten gewekt. “Ik steek het op de televisieseries van toen, maar spoedverpleegkunde speelt een rode draad doorheen mijn carrière. In een fractie van een seconde kan je hele leven overhoopgehaald worden. Wat doe je na een ongeval? Wat doe je als je plots niet meer kan lopen? Het is een bijzondere wereld die me ook na meer dan twintig jaar in het werkveld nog steeds fascineert”, zegt de auteur. “Spoed staat voor mij ook elke dag opnieuw gelijk aan niet weten wat je te wachten staat. Je komt ook in aanraking met een breed publiek aan zorgvragers en problematieken. Ziektes, ongevallen, zwangere vrouwen, kinderen, gebroken benen of armen, … De job biedt enorm veel variatie.”

Die variatie geeft Stef ook weer in zijn boek. Het begon met een pitch van vijf verhalen en groeide dan uit tot 112 unieke verhalen. “Ik wil vooral tonen hoe mooi verpleegkunde is en het positieve benadrukken. Alleen zo kunnen we de job aantrekkelijker maken, als die beeldvorming ook beter wordt. Dat doe je niet door het negatieve van te weinig verpleegkundigen, lage vergoedingen, … te benadrukken”, zegt hij. “Als verpleegkundige ben je er voor anderen. Je maakt het verschil voor iemand, tussen leven en dood, in een kwetsbaar moment. Hoe mensen zich blootgeven aan zorgverleners is niet zo vanzelfsprekend als we denken.”

Hoopvolle boodschap

Of het dan geen triestig boek vol drama geworden is? “Zeker niet”, benadrukt Stef. “Het zijn verhalen gebracht met respect voor de patiënten en slachtoffers. Ik sta vooral stil bij hoe ik zelf de situaties ervaarde. Het gaat van luchtige voorvallen of telefoongesprekken tot meer courante situaties en zware verhalen. Want die laatste zijn er uiteraard ook. Met die verhalen wil ik mensen vooral aan het denken zetten. Vaak lijkt iets ver van je bed. ‘Dit overkomt mij niet’, maar soms komt het dichterbij dan je denkt.”

Stef verzamelde de 112 verhalen in een mum van tijd. In drie dagen had hij al voldoende input verzameld. Het schrijfproces dat volgde duurde een jaar. “Eigenlijk moest ik maar 112 keer met mijn ogen knipperen om me verhalen en mensen te herinneren die me altijd zijn bij gebleven. Het viel me vooral op dat er veel is blijven kleven. Op de spoedafdeling lijken al die verhalen grootser, maar de emoties die je er meemaakt zijn op iedere afdeling hetzelfde. Je treurt om een patiënt die je verliest, je viert samen de overwinningen, … In het boek vertel ik die emoties vanuit mijn perspectief. Maar ik wilde ook familie, slachtoffers of nabestaanden aan het woord laten. Daarom selecteerde ik vijftien verhalen die door hen verteld worden in een podcastreeks. Dat maakt het boek compleet.”


Verpleegkundige als vervanger voor arts

In samenwerking met Cebam, Cochrane Belgium (http://belgium.cochrane.org)
Nursing december 2018
Tekst Veronica Kureckova1, Bart Geurden2 en Trudy Bekkering3

Context

De eerstelijnszorg staat onder druk door vergrijzing, het steeds vaker voorkomen van chronische ziekten en multimorbiditeit, meer nadruk op preventie en gezonde leefstijl, en het tekort aan artsen. Vervanging van artsen door verpleegkundigen is een mogelijke strategie om de toegang, efficiëntie en kwaliteit van de zorg te verbeteren. Deze review evalueert het vervangen van artsen door verpleegkundigen in de eerstelijnszorg. Er werd gekeken naar patiëntuitkomsten, zorgprocessen en het zorggebruik, inclusief kosten.

Resultaten

Deze Cochrane review omvat 18 RCT’s.4 Het opleidingsniveau van de verpleegkundigen was vaak onduidelijk of varieerde tussen en binnen studies. In tien studies waren de verpleegkundigen verantwoordelijk voor alle patiënten of voor de patiënten die dringende hulp nodig hadden. In de overige acht studies waren de verpleegkundigen verantwoordelijk voor de patiënten met chronische ziekten zoals diabetes of reuma of voor de educatie en preventie bij patiënten met cardiovasculaire aandoeningen. In de meeste studies konden verpleegkundigen extra steun of advies van een arts krijgen.  Het vervangen van artsen door verpleegkundigen in de eerstelijnszorg voor preventieve diensten en gezondheidseducatie is minder vaak onderzocht.
Zorg die geleverd werd door verpleegkundigen leidde tot vergelijkbare of iets betere patiëntuitkomsten zoals bloeddruk- en diabeteswaarden, reumatologische ziekteactiviteit, pijn, lichamelijk functioneren en cholesterolwaarden. De sterfte was iets lager onder patiënten die verpleegkundig geleide eerstelijnszorg kregen (gemiddeld 4,8 per 1.000 vergeleken met gemiddeld 6,3 per 1.000 in de controlegroepen). Patiënten met verpleegkundige zorg beoordeelden hun levenskwaliteit als iets hoger en waren meer tevreden over de zorg.
De effecten op het zorgproces, te weten de hoeveelheid informatie en educatie die verpleegkundigen gaven en in welke mate richtlijnen werden gevolgd varieerde, evenals de effecten op de kosten van de eerstelijnszorg. Consultaties duurden meestal langer bij verpleegkundigen, en het aantal herhaalbezoeken door verpleegkundigen was iets hoger dan door artsen. Er was weinig of geen verschil in het aantal voorschriften, het aantal voorgeschreven onderzoeken of in het gebruik van andere diensten door patiënten.

Opmerking

Alle studies hadden methodologische tekortkomingen. Belangrijkste probleem in deze review was een grote variatie in klinische setting, zoals typen verpleegkundigen, gezondheidskwesties en instellingen. Hierdoor was er veel variatie in de resultaten tussen studies en was het niveau van bewijs matig (patiëntuitkomsten, patiënttevredenheid, zorggebruik), laag (levenskwaliteit, sterfte) en zeer laag (zorgproces, kosten).

Conclusie

Eerstelijnszorg door verpleegkundigen, vergeleken met zorg door artsen, lijkt te leiden tot een grotere patiënttevredenheid en evenwaardige of betere patiëntuitkomsten voor een brede waaier van aandoeningen. De effecten van het vervangen van artsen door verpleegkundigen op het zorgproces en de kosten zijn onzeker. Het is niet duidelijk welk verpleegkundig opleidingsniveau nodig is voor optimale patiëntuitkomsten.
Implicaties voor de praktijk
Verpleegkundigen, zoals verpleegkundig specialisten of eerstelijnszorg-verpleegkundigen, kunnen worden ingezet bij het aanpassen van de eerstelijnsgezondheidszorg.

Noten

  1. Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen
  2. Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen; Universiteit Antwerpen; Cochrane Belgium;
  3. Belgian Center of Evidence Based Medicine (Cebam); Belgian Interuniversity Collaboration for Evidence-based Practice: a Joanna Briggs Center of Excellence (BICEP)
  4. Belgium Cochrane, Belgian Center of Evidence Based Medicine (Cebam)  – Laurant M, van der Biezen M, Wijers N, et al.(16 juli 2018). Nurses as substitutes for doctors in primary care. Cochrane Database of Systematic Reviews. www.cochranelibrary.com/cdsr/doi/10.1002/14651858. CD001271.pub3


Vernieuwde academische masteropleiding verpleegkunde en vroedkunde

De Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde onderging recent een grondige transformatie. De Universiteit Antwerpen, Katholieke Universiteit Leuven en Universiteit Gent bieden al een vernieuwd programma aan, Universiteit Hasselt start volgend academiejaar eveneens met deze universitaire opleiding. De Vlaamse universiteiten sloegen de handen in elkaar om afstudeerrichtingen aan te bieden die verpleegkundigen en vroedvrouwen toelaten de nodige verdiepende competenties te ontwikkelen om hen voor te bereiden op de uitdagingen die de hedendaagse complexe en interprofessionele gezondheidszorg met zich meebrengt.

De vier universiteiten vertrekken vanuit dezelfde domeinspecifieke leerresultaten, maar geven hier een eigen accent aan. Ongeacht de universiteit heeft een Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde die in Vlaanderen afstudeert dus een generieke set geavanceerde, academische competenties verworven. Deze competenties zijn gericht op zes domeinen: (1) leider en rolmodel in professionalisering van beroep, (2) initiator, coördinator, organisator van kwaliteitsvolle zorg, (3) expert, behandelaar en gezondheidsbevorderaar, (4) communicator, opleider en begeleider, (5) onderzoeker, innovator en implementator van evidence-based praktijkvoering, en (6) bevorderaar van interprofessionele samenwerking.

Wel bieden de universiteiten verschillende afstudeerrichtingen aan. Dit laat toe dat studenten een accent kunnen leggen op hun specifieke interesses. Door te kiezen voor een specifieke afstudeerrichting worden geen toekomstige carrièrepaden uitgesloten, maar wordt de rugzak simpelweg aangevuld met een specifieke set doorgedreven competenties.

Afstudeerrichtingen UGent KU Leuven UAntwerpen UHasselt
Onderzoeker in zorg en gezondheid
Implementatiedeskundige in de zorg1
Zorginnovatie1
Leiderschap in gezondheid en zorg2
Management in de Verpleeg- en Vroedkunde2
Vroedvrouw specialist
Verpleegkundig specialist 3

1Implementatiedeskundige in de zorg en Zorginnovatie zijn twee inhoudelijk verwante afstudeerrichtingen die analoge competenties beogen, evenwel verschillend benoemd; 2Leiderschap in gezondheid en zorg en Management in de Verpleeg-en Vroedkunde zijn twee inhoudelijk verwante afstudeerrichtingen die analoge competenties beogen, evenwel verschillend benoemd; 3De UGent biedt twee opties: Verpleegkundig specialist in de Algemene Gezondheidszorg of Verpleegkundig Specialist in de Geestelijke Gezondheidszorg.

Stapsgewijze implementatie

UAntwerpen en KU Leuven zijn vorig academiejaar gestart met het vernieuwde programma, UGent in het huidige academiejaar. Het is nog te vroeg om trends te ontdekken in de instroom. “Op dit moment is verpleegkundig specialist de populairste afstudeerrichting aan de UGent, daarna implementatiedeskundige en tenslotte onderzoeker”, zegt prof. dr. Ann Van Hecke van de UGent. Ook bij de KU Leuven is verpleegkundig specialist de meest populaire afstudeerrichting. “Er is tegenwoordig veel interesse in management en leiderschap”, vult prof. dr. Eva Goossens van de UAntwerpen aan.

UHasselt start volgend academiejaar met de masteropleiding. “We zien bij studenten veel interesse in de klinische afstudeerrichtingen, omdat de bachelor-na-bacheloropleidingen zijn weggevallen. De masteropleiding biedt hun de mogelijkheid om zich klinisch te verdiepen”, stelt prof. dr. Jochen Bergs van UHasselt. “In de voorbereiding van ons programma voel ik bovendien heel veel collegialiteit met de andere universiteiten. Dit opent deuren om beleidsmatig te werken en versnippering in ons beroep tegen te gaan door in te zetten op kwaliteitsvol onderwijs.”

Methodologische competenties en voortrekkersrol

Regelmatig komt de vraag terug waarom je met een bachelordiploma op zak nog een masteropleiding zou volgen. Daar speelt ook het grote tekort aan verpleegkundigen mee, en het idee dat je op de werkvloer kan bijleren en er voldoende ruimte is om door te groeien. “In de masteropleiding krijg je toch competenties mee op een geavanceerd, academisch niveau”, antwoordt prof. dr. Fabienne Dobbels van KU Leuven. “We ontwikkelen geavanceerde en methodologische vaardigheden die in de bacheloropleiding minder aan bod komen, zoals zoeken in literatuur, doorgedreven klinisch redeneren, nieuwe zorgmodellen en innovaties implementeren en evalueren. Daarnaast bestendigen we de voortrekkersrol van de verpleegkundige en vroedvrouw. Masterstudenten leren leiderschap op te nemen op hogere niveaus. Ze kunnen teams aansturen en verantwoordelijkheid opnemen. Ze krijgen heel wat autonomie, maar weten ook hoe naast andere zorgprofielen te staan.”

De voorbije twee jaren werkten de vier universiteiten, samen met de Belgische Vereniging voor Verpleegkundig Specialisten en andere relevante stakeholders nauw samen in de ontwikkeling van een competentiekader voor de verpleegkundig specialist, volgens prof. dr. Ann Van Hecke. De hoop is dat dit competentiekader verder richting kan geven aan de ontwikkeling van de rol van verpleegkundig specialist in de nabije toekomst.

Tweejarig programma met faciliteiten

Na het behalen van een professioneel bachelordiploma volgt de student eerst een schakeljaar aan de universiteit. Daarin wordt de student ingeleid in de academische wereld. Iedereen krijgt basiswetenschappelijke vakken met het oog op het verstevigen van de fundamenten om later competenties als professional, wetenschapper, leider, implementatiedeskundige en innovator te kunnen ontwikkelen. Daarna volgt het masterjaar. Studenten kunnen het tweejarige programma ook spreiden over vier jaar. Deze deeltijdse programma’s zijn bijvoorbeeld interessant voor verpleegkundigen en vroedvrouwen die een deeltijdse job willen combineren met een universitaire opleiding.

“Alle universiteiten streven naar een hybride systeem met on campus en online lessen, wat het voor sommige studenten gemakkelijker maakt de lessen te volgen in combinatie met persoonlijke of professionele activiteiten”, zegt prof. dr. Eva Goossens. “Corona heeft die transitie vergemakkelijkt. Uiteraard organiseren we voor klinische vaardigheden wel contactmomenten.” Iedere universiteit drukt haar werkstudenten in ieder geval op het hart niet te veel hooi op de vork te nemen. “We proberen de vakken zoveel mogelijk te bundelen op een of twee lesdagen. Dat lijkt niet veel, maar de studielast van zestig studiepunten per academiejaar is gelijk aan iedere andere academische opleiding en er wordt veel zelfstandig werk verwacht. Daarom proberen de universiteiten werkstudenten zo goed mogelijk te ondersteunen met deeltijdse trajecten en faciliteiten.”

Kennis in de (internationale) praktijk omzetten

Bij de masteropleiding hoort een stage van 280 à 320 uur. De doelstelling focust sterk op de eigen rolontwikkeling en de ontwikkeling van geavanceerde, academische competenties. De stage kan worden gelopen in een diversiteit aan settings (bv. algemene ziekenhuizen, woonzorgcentra, eerstelijnszorg, psychiatrische settings) en in een rol die past binnen de afstudeerrichting (bv. als verpleegkundig specialist, onderzoeker, hoofdverpleegkundige, kwaliteitsmedewerker).

De universiteiten kijken daarbij graag over de grenzen heen. Dit doen ze door het uitnodigen van internationale sprekers en het aanbieden van de mogelijkheid om studenten te laten proeven van internationale voorbeelden door een week work shadowing in het buitenland. Aan sommige universiteiten is er ook de mogelijkheid dat studenten een deel van de opleiding aan internationale partnerinstellingen kunnen volgen.

Competenties die standhouden in een veranderende wereld

Zoals eerder aangehaald worden veel mogelijkheden aangeboden om werken en studeren te faciliteren. De combinatie van pas afgestudeerde bachelorstudenten en al ervaren verpleegkundigen en vroedvrouwen zorgt voor een interessante kruisbestuiving tussen theorie en praktijk. De vernieuwde masteropleidingen zijn ideaal voor studenten die op zoek zijn naar professionele zelfontwikkeling en klaar zijn voor meer verantwoordelijkheid in hun carrière. Studenten proeven van innovatie en wetenschap, en leren projecten te implementeren in de praktijk. Ze kijken met een andere, bredere bril naar het werkveld. Ze zijn in staat een leiderschapsrol op te nemen en streven naar continue verbetering van de zorg.

Met dank aan prof. dr. Dimitri Beeckman (UGent), prof. dr. Peter Van Bogaert (UAntwerpen), prof. dr. Theo Van Achterberg (KU Leuven), prof. dr. Ellen Vlaeyen (UHasselt)

Afstudeerrichtingen in de Master of Science in de Verpleegkunde en de Vroedkunde in Vlaanderen

Onderzoeker in gezondheid en zorg

Deze afstudeerrichting leidt studenten op tot verpleegkundigen en vroedvrouwen die competent zijn in het opzetten en kritisch beoordelen van wetenschappelijk onderzoek en in het vergroten van de evidence-based praktijkvoering. De afstudeerrichting biedt de studenten verdiepende en verbredende kennis aan van onder andere onderzoeksmethodologie, analysetechnieken, projectwerk en wetenschappelijke communicatietechnieken.

Implementatiedeskundige in de zorg (UGent) / Zorginnovatie (UHasselt)

Deze afstudeerrichtingen zijn georiënteerd naar studenten die graag het voortouw nemen in het herdenken en verbeteren van de zorg, die waardevolle nieuwe inzichten, technologieën en evidence-based programma’s willen ingang laten vinden in de praktijk. De focus ligt op zorginhoudelijke innovatie, om uitdagingen in de zorgverlening te identificeren en de zorgkwaliteit te optimaliseren op niveau van een individuele (of een groep) zorgvrager(s).

Leiderschap in gezondheid en zorg (UAntwerpen) / Management in de Verpleegkunde en de Vroedkunde (KU Leuven)

Deze afstudeerrichtingen focussen zich op studenten die geboeid zijn door menselijk gedrag in zorgorganisaties, in competenties rond leiderschap en management. Het bereidt studenten voor op een waaier aan leidinggevende functies binnen de verpleegkunde of vroedkunde.

Vroedvrouw specialist

De afstudeerrichting vroedvrouw specialist is klinisch georiënteerd en bereidt vroedvrouwen voor op complexe zorgcontexten. Naast verdieping in klinisch onderzoek, farmacologie en geavanceerde praktijkvoering heeft deze afstudeerrichting een vroedkundige focus, waarbij de vrouw en de pasgeborene centraal staan.

Verpleegkundig specialist

Deze afstudeerrichting laat studenten toe zich verder te specialiseren in klinische, diagnostische en therapeutische vaardigheden binnen een interdisciplinaire praktijkvoering. Vanuit de CanMEDS[1]-rol als ‘klinisch expert en behandelaar’ worden andere rollen vormgegeven: organisator van kwaliteitsvolle zorg en innovatieleider, klinisch en professioneel leider, samenwerker, onderzoeker, communicator en gezondheidsbevorderaar.

[1] CanMEDS is een framework dat de bekwaamheden identificeert en beschrijft die zorgverleners nodig hebben om tegemoet te komen aan de behoeften van zorgvragers. Deze bekwaamheden zijn thematisch gegroepeerd in zeven rollen. (https://www.royalcollege.ca/rcsite/canmeds/canmeds-framework-e)

Waaier aan keuzemogelijkheden

Naast de master in verpleegkunde en vroedkunde bestaat nog een ruim aanbod aan verdiepende opleidingen voor zorgverleners. Heel wat verpleegkundigen kiezen bijvoorbeeld voor de Master of Science in het management en het beleid van de gezondheidszorg, aangeboden aan de UGent en de KU Leuven. Deze opleiding bereidt studenten voor om zorginstellingen op een succesvolle wijze te beheren, bijvoorbeeld als hoofdverpleegkundige.

Prof. dr. Ann Van Hecke (Universiteit Gent)

Prof. dr Eva Goossens (Universiteit Antwerpen)

Prof. dr. Jochen Bergs (Universiteit Hasselt)

Prof. dr. Fabienne Dobbels (Katholieke Universiteit Leuven)


Commissie van Toezicht voor Jeugdinstellingen stelt jaarverslag voor

Op 30 maart stelde de Commissie van Toezicht voor Jeugdinstellingen het jaarverslag 2021 voor in het Vlaams Parlement. Voorzitter Caroline Vrijens lichtte de bevindingen toe, gevolgd door een panelgesprek met maandcommissarissen en voorzieningen. Minister van Welzijn Wouter Beke sloot af met een aantal reflecties.

De Commissie van Toezicht voor Jeugdinstellingen houdt toezicht op het leven in de gemeenschapsinstellingen en de voorzieningen Veilig Verblijf. De CVTJ luistert naar jongeren, observeert hun verblijf en rapporteert hierover. Het jaarrapport beschrijft de beleving van jongeren die in de gesloten jeugdhulp verblijven en schuift aanbevelingen naar voren. Een greep uit deze aanbevelingen:

  • Zorg dat jongeren in geslotenheid volwaardig onderwijs krijgen, met de mogelijkheid om diploma’s en certificaten te behalen.
  • Geef jongeren met complexe zorgnoden hulp op maat en voldoende perspectief.
  • Als jongeren een sanctie verdienen, zorg dan dat deze duidelijk is en wees zuinig met kamermomenten en andere afzondering als straf.
  • Laat jongeren contact met hun gezin houden, ook met broers en zussen: bouw het beeldbellen, dat in coronatijd opgang maakte, niet af.
  • Zorg voor voldoende mensen en middelen om de rechten van jongeren in geslotenheid te waarborgen.

Bron: https://www.cvtj.be/nieuws/commissie-van-toezicht-voor-jeugdinstellingen-stelt-nieuw-jaarverslag-voor