Nancy Boucquez overleden
In juni namen we afscheid van Nancy Boucquez, lid van regionaal netwerk West-Vlaanderen en al 26 jaar actief bij Hogeschool VIVES. Ze begon haar carrière als lector verpleegkunde. Hierna werkte ze als opleidingscoördinator verpleegkunde. Tot slot nam ze tien jaar lang de rol van studiegebieddirecteur verpleegkunde en vroedkunde op. Haar collega’s, vrienden en familie herinneren Nancy als een vrouw met enorme drijvende kracht, onuitputtelijk enthousiasme en inspirerende woorden. Ook bij NETWERK VERPLEEGKUNDE wordt ze gemist.
Het KCE wil patiënten meer betrekken bij onderzoek
Het betrekken van patiënten bij onderzoek op het gebied van volksgezondheid, organisatie van de zorg, sociaal beleid, … is een trend die overal ter wereld wordt waargenomen. In België was het KCE de eerste federale onderzoeksinstelling die dit deed. Vandaag is een volgende stap gezet met de publicatie van twee brochures voor geïnteresseerde patiënten.
Het onderzoek van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft als doel de gezondheidszorg te verbeteren. Iedereen is dus betrokken partij: mensen met een ziekte of handicap, hun familieleden en verzorgers, maar ook alle gezonde mensen en alle burgers die belastingen betalen om onze gezondheidszorg te financieren.
Bij zijn onderzoek doet het KCE uitgebreid beroep op deskundigen en belanghebbenden om inzicht te krijgen in de verschillende dimensies van de bestudeerde vraagstukken. Patiënten (of hun familieleden) maken hier een natuurlijk deel van uit, aangezien zij een unieke ervaring en kijk op zorg hebben. Zo worden de koepelorganisaties van patiëntenverenigingen jaarlijks uitgenodigd om te bespreken bij welke projecten van het KCE patiënten zeker betrokken moeten worden. Om de mogelijkheden om als partner bij het onderzoek betrokken te worden toe te lichten publiceerde het KCE nu twee brochures.
Klik hier om de korte brochure (4 blz.) te raadplegen.
Klik hier om de gedetailleerde brochure (16 blz.) te raadplegen.
Willeke Dijkhoffz wordt CEO van ziekenhuisgroep Ziekenhuis aan de Stroom (ZAS)
De raden van bestuur van zowel Gasthuiszusters Antwerpen (GZA) als Ziekenhuisnetwerk Antwerpen (ZNA) ondertekenden na jaren onderhandelen een intentie tot fusie. Samen zullen ze vanaf 2024 de nieuwe ziekenhuisgroep Ziekenhuis aan de Stroom (ZAS) vormen. Willeke Dijkhoffz, lid van de Juridische Adviesgroep (JAG) van NETWERK VERPLEEGKUNDE, krijgt als CEO de leiding over één van de grootste ziekenhuisgroepen van Europa, met meer dan 3.300 bedden en 10.000 werknemers.
Willeke Dijkhoffz begon haar carrière als verpleegkundige op de afdeling geriatrie van Sint-Vincentius. In 2004 werd ze federaal ombudspersoon voor de rechten van de patiënt. Een jaar later keerde ze als juridisch adviseur terug naar het GZA waar ze doorgroeide als directeur. Sinds 2015 staat ze als CEO in voor de dagelijkse leiding. Daarnaast is Dijkhoffz lid van de federale commissie Rechten van de Patiënt, de Juridische Adviesgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE en geeft ze les aan de AP Hogeschool in Antwerpen.
Marie-Claire Vermeulen overleden
Op 8 augustus bereikte ons het droevige nieuw van het overlijden van Zuster Marie-Claire Vermeulen. De uitvaart vond plaats op zaterdag om 10 uur in de Sint-Walburgakerk in Oudenaarde. Ze was geëngageerd lid van het Regionaal Netwerk Vlaamse Ardennen. Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE danken we haar voor haar jarenlange inzet.
Commissie Zorgstrategie
Op 1 april 2022 trad het besluit van de Vlaamse Regering over de zorgstrategische planning in werking. De Commissie Zorgstrategie adviseert de minister van Gezondheiszorg over de regionale en thematische zorgstrategische plannen die ziekenhuisnetwerken en samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen kunnen indienen.
Inge Luts, directeur patiëntenzorg van het AZ Damiaan en lid van de werkgroep Directies van NETWERK VERPLEEGKUNDE, werd geselecteerd als lid van de Commissie Zorgstrategie.
De doelstellingen van zorgstrategische planning zijn:
- het zorgaanbod beter afstemmen op de zorgnoden van de burgers
- samenwerking en netwerking stimuleren tussen ziekenhuizen en met andere zorg- en welzijnspartners
- expertise concentreren met name bij complexe pathologieën
- uitgaven afstemmen op de huidige financiële context om tot een gezondheidseconomisch verantwoord aanbod te komen, onder andere door het hoogtechnologisch zorgaanbod te beperken
Een nieuwe naam in het teken van verbinding
Het NVKVV, het Nationaal Verbond voor Katholieke Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, bestaat al sinds 1959. De naam dekte toen exact de doelgroep en de doelen van de beroepsorganisatie. Maar dat doet het intussen al lang niet meer. Zo is de vzw niet langer nationaal actief, is sinds 2015 overtuigd voor pluralistische statuten gekozen en ging de beroepsorganisatie voor vroedkundigen hun eigen weg. “We zijn en blijven de grootste Vlaamse beroepsorganisatie van en voor verpleegkundigen”, zegt Ellen De Wandeler, coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE sinds 2014. “We vertegenwoordigen onze leden op alle niveaus en over alle verpleegkundige sectoren heen. Dat is het DNA van onze beroepsorganisatie en daar mogen we zeer fier op zijn.”
Toch dringt een verandering van naam zich op. Net omdat de taken, doelen en uitdagingen van een beroepsorganisatie vandaag elders liggen dan bij de oprichting zo’n 63 jaar geleden. “We kiezen voor een duidelijke, krachtige naam die verbinding uitstraalt”, zegt De Wandeler. “De zorgsector staat onder druk, de personeelstekorten stapelen zich op, de werkdruk stijgt. Samenwerken en samen achter één visie staan is nodig om met de veranderende wereld rondom ons om te gaan. Als verpleegkundige en als beroepsorganisatie. Met deze nieuwe naam treden we naar buiten als een beroepsorganisatie die duidelijk strijdt voor de kernwaarden van haar huidige en toekomstige leden. Een naam die sterk staat, een naam die onze ledenorganisatie reflecteert, een naam die alle verpleegkundigen welkom heet. Zowel via digitale weg als in het binnenkort gerenoveerde gebouw aan het Vergotesquare in Brussel. We zijn klaar voor de toekomst, strijdvaardig en met grote ambities.”
Betrokkenheid en ontmoeting
De naamsverandering van de beroepsorganisatie werd ingezet bij de lancering van het nieuwe tijdschrift Netwerk Verpleegkunde in april 2021. “Daar kozen we resoluut voor een zelfstandige koers en die zetten we ook voort”, licht Ellen toe. “Het tijdschrift dat je vandaag in handen hebt draagt al van bij de start de naam Netwerk Verpleegkunde. Dit magazine heeft dan ook altijd in het teken gestaan van onze leden. Verbinden, kennis delen en informeren staan steeds centraal. Daarnaast is het ook symbool van een meer moderne aanpak en verspreiden we nieuws via verschillende kanalen.”
Communicatie is een van de hoekstenen van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Doordacht en helder je boodschap overbrengen is dan ook cruciaal wanneer je met duizenden leden in de organisatie zit. Maar ook naar externe stakeholders is het belangrijk dat zij goed weten waar je als beroepsorganisatie voor staat. “Duidelijk en stipt communiceren heeft als bijkomend voordeel dat je een bepaalde bereikbaarheid en laagdrempeligheid installeert voor al je stakeholders. Zo bouw je een vertrouwensband op”, zegt de coördinator. “Dat laat ons toe om hard verder te werken aan het verder professionaliseren van het beroep verpleegkunde. Iets wat we ook jaarlijks bevestigen tijdens de Week van de Verpleegkundigen. Kennis en expertise worden er met elkaar gedeeld, als een echt netwerk. Het is een contactmoment voor verpleegkundigen van over heel Vlaanderen, die er met elkaar in dialoog gaan over topics die hen na aan het professionele hart liggen. Samen meer gezien en gehoord worden begint bij connecteren.”
Deskundigheid uitstralen
De koers die NETWERK VERPLEEGKUNDE voortaan wil varen, komt niet zomaar uit de lucht gevallen. “We staan dicht bij onze leden en weten wat er leeft. Daar moeten we als beroepsorganisatie uiteraard op inspelen”, zegt Ellen. “We willen onze leden een stem geven, hen begeleiden doorheen hun hele loopbaan. Door hen de informeren, ons hulpvaardig op te stellen, onze deskundigheid in te zetten en hen te ondersteunen bouwen we verder aan het verpleegkundig beroep. Levenslang leren is iets wat we met z’n allen moeten doen. Wanneer je dat kan doen door in dialoog te gaan met gelijkgestemden, bouw je meteen ook aan een sterk wij-gevoel. Zo zetten we alle Vlaamse verpleegkundigen op de kaart, met hun professionalisme, hun deskundigheid en hun drang om bij te leren. Ook bij het beleid en bij het onderwijs.”
NETWERK VERPLEEGKUNDE is dan ook een spreekbuis voor haar leden naar de overheid en naar het onderwijs toe. Daarbij merken we dat vooral de hoge werkdruk en een betere verloning aangepakt moet worden. “Te weinig personeel, te veel administratie, te zwaar fysiek werk, onregelmatige uren en onvoldoende verloning zijn de belangrijkste oorzaken voor de uitstroom uit het verpleegkundig beroep”, vertelt Ellen. “Daarover gaan we in dialoog met de betrokken instanties en we communiceren beslissingen naar onze leden via verschillende kanalen. Vandaag willen onze leden niet enkel meer geïnformeerd worden via aan maandelijks magazine. Ook een nieuwsbrief en sociale media maken deel uit van de communicatiemix. Tot slot kijken we ook uit naar de afwerking van ons gebouw aan het Vergotesquare, waar we verpleegkundigen opnieuw kunnen ontmoeten aan de hand van infomomenten en opleidingen. Met deze nieuwe naam bouwen we verder aan de toekomst van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Het brengt onze ambities en onze doelgroep beter onder woorden en draagt bij tot een herpositionering van de beroepsorganisatie.”
Preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie
In bepaalde Oost-Vlaamse ziekenhuizen worden preoperatief urinestalen genomen ter voorbereiding van een urologische ingreep waarbij de mucosa doorbroken wordt. Zo worden postoperatieve complicaties vermeden, zoals urineweginfecties en urosepsis. Andere ziekenhuizen voeren deze preoperatieve screening niet standaard uit. In België bestaat geen eenduidige richtlijn over het preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie bij dergelijke urologische ingrepen. Is dit noodzakelijk?
Context
Vanuit een niet-gestructureerde bevraging bij regionale ziekenhuizen werd vastgesteld dat er nood was aan een richtlijn over het al dan niet preoperatief screenen bij urologische ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt. Dit is bij volgende ingrepen het geval: ureteroscopie, flexibele ureterorenoscopie, transurethrale resectie van de prostaat (TURP) en transurethrale resectie van de blaas (TURB). Preoperatief een urinecultuur afnemen kan relevant zijn om een specifieke antimicrobiële behandeling te starten. Al is dit niet altijd zo. Daarom zijn eenduidige richtlijnen nodig die correct en specifieke antimicrobiële behandelingen opstellen om op termijn postoperatieve complicaties te vermijden.
Methode
Om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag werd een gedegen literatuuronderzoek uitgevoerd. Het is belangrijk vooraf een aantal begrippen eenduidig te definiëren. Een asymptomatische bacteriurie (ASB) is een infectie, veroorzaakt door één of meerdere soorten bacteriën die zich vermenigvuldigen en terug te vinden zijn in twee opeenvolgende urineonderzoeken. Hierbij vertoont de patiënt geen tekenen of symptomen die kunnen worden toegewezen aan een urineweginfectie (UWI). Een UWI daarentegen is een asymptomatische bacteriurie met waarneembare symptomen zoals een pijnlijke of branderige mictie en een toegenomen mictiefrequentie.
Resultaten
Het behandelen van een ASB wordt niet altijd aangeraden aangezien het tot multiresistente bacteriën kan leiden en niet per se een UWI voorkomt. Bij zorgvragers met risicofactoren kan het behandelen van een ASB toch resulteren in een lager risico op een postoperatieve UWI bij ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt. Risicoverhogende factoren zijn: het mannelijk geslacht, chronische obstructie, chronische nierinsufficiëntie, een urinestent, nefrolithiasis, ontregelde diabetes, zwangerschap, verblijfskatheters, urostoma of nefrostomie, immunosuppressie en een hogere BMI. Deze bepalen mee of er al dan niet preoperatief gescreend moet worden.
Door de European Association of Urology (EAU) worden vooral de specifieke richtlijnen uitgeschreven voor medische urologische zorgprofessionals. Een diagnostische of therapeutische procedure waarbij de mucosa van de urinewegen niet doorbroken wordt, wordt niet beschouwd als een risicofactor. Bij procedures waarbij de mucosa wel doorbroken wordt, is een bacteriurie wel een risicofactor. Daarom is het belangrijk om voorafgaand aan dergelijke procedures een urinecultuur af te nemen en wordt een behandeling aanbevolen.
Als het urinestaal wordt afgenomen, gebeurt dit het best 48 tot 72 uur voor de urologische ingreep. Indien er een ASB wordt vastgesteld, wordt aangeraden om een korte antimicrobiële behandeling op te starten, dertig tot zestig minuten voor de urologische ingreep.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat door de tegenstrijdige richtlijnen geen concreet antwoord is op de onderzoeksvraag. Specifieker onderzoek is dus nodig. Voorlopig blijft de gouden standaard gehanteerd, namelijk de richtlijnen volgen zoals geformuleerd door de EAU. Concreet wil dit zeggen: enkel preoperatief screenen bij ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt, met name bij endoscopische urologische chirurgie.
Bronnen:
- Bonkat, G., Bartoletti, R., Buy.re, F., Cai T., Geerlings, S.E, K.ves, B., Schubert, S., & Wagenleghner, F. (2021). EAU Guidelines on Urological Infections.
- Cai, T., Verze, P., Palmieri, A., Gacci, M., Lanzafame, P., Malossini, G., Nesi, G., Bonkat, G., Wagenlehner F.M.E., Mirone, V., Bartoletti, R., & Johansen, T. E. B. (2017). Is preoperative assessment and treatment of asymptomatic bacteriuria necessary for reducing the risk of postoperative symptomatic urinary tract infections after urologic surgical procedures?
- Nicolle, L.E., Gupta, K., Bradley, S.F., Colgan, R., DeMuri, G.P., Drekonja, D., Eckert, L.O., Geerlings, S.E., K.ves, B., Hooton, T.M., Juthani-Mehta, M., Knight, S.L., Saint, S., Schaeffer, A.J., Trautner, B., Wullt, B., & Siemieniuk, R. (2019). Clinical practice guideline for the management of asymptomatic bacteriuria: 2019 update by the Infectious Diseases Society of America.
- Ramos-Castaneda, J.A., Ruano-Ravina, A., Munoz-Price, L.S., Toro-Berm.dez, R., Ruiz-Londo.o, D., Segura-Cardona, A.M., & Lemos-Luengas, E.V. (2019). Risk of infection in patients undergoing urologic surgery based on the presence of asymptomatic bacteriuria: A prospective study.
Annelore De Meyer en Lisa De Schepper studeren in juni 2022 af als bachelor verpleegkundigen aan de Odisee Hogeschool Campus Sint-Niklaas, en Laura Pieters en Emma Berckmoes in het voorjaar 2023. Voor hun bachelorproef ‘Preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie‘ onderzochten ze of het preoperatief screenen en behandelen van een asymptomatische bacteriurie noodzakelijk is bij urologische ingrepen waarbij de mucosa doorbroken wordt.
Ziekenhuizen moeten voortaan zelf medische fouten weerleggen
Een patiënt die tijdens een operatie een infectie opliep en het ziekenhuis daarvoor aanklaagde, heeft gelijk gekregen zonder zelf de fout te moeten bewijzen. Vroeger moest de patiënt kunnen bewijzen dat er een fout gemaakt is. Een nieuwe wet zegt nu dat het ziekenhuis zelf moet aantonen dat het alle voorzorgsmaatregelen genomen heeft.
In 2004 ging een patiënt met erge rugpijn naar een ziekenhuis. Hij kreeg een epidurale verdoving, waarna hij een ziekenhuisinfectie ontwikkelde. De man bleef arbeidsongeschikt en startte een rechtszaak. De zaak sleepte jaren aan.
Jaarlijks zijn er tienduizenden ziekenhuispatiënten die zo’n besmetting oplopen. Het feit van de besmetting kon voor de rechtbank daarom niet als bewijslast gelden. De gerechtsdeskundige vroeg meermaals aan het ziekenhuis om documenten voor te leggen die aantoonden dat er gepaste voorzorgsmaatregelen waren getroffen om het risico op besmetting met de ziekenhuisbacterie te verkleinen.
Omdat het ziekenhuis meldde niet over de documenten te beschikken die konden aantonen dat zorgvuldig werd gehandeld oordeelde de rechter het aansprakelijk. Het is voor het eerst dat een rechtbank een beroep doet op de nieuwe Belgische wet die op 1 november 2020 in werking trad.
Het portfolio stimuleert permanente vorming
In het kader van de Kwaliteitswet moeten verpleegkundigen hun vakbekwaamheid aantonen met een portfolio. Op vraag van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke verleende de Federale Raad voor Verpleegkunde hun advies over de inhoudelijke modaliteiten van het portfolio. Dit advies werd overgeleverd aan het kabinet, de praktische omzetting ligt momenteel in hun handen.
De Kwaliteitswet, voluit de Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, voorziet de invoering van een praktijkregister en een portfolio. “Het praktijkregister impliceert dat je als zorgverlener geregistreerd staat met je diploma en dat je aan het werk bent”, legt Kenny De Cuyper uit. “De volgende stap is: ben je wel bekwaam om dit werk uit te voeren?” Daar komt het portfolio in het verhaal. Ten slotte maakt het portfolio controle mogelijk, wat momenteel nog ontbreekt. Het portfolio is een tool waarmee verworven competenties en andere activiteiten op een overzichtelijke manier in beeld worden gebracht. “Het is ook een soort beroepstrots, je toont aan wat je al hebt opgebouwd”, vult Kenny aan.
Minister Vandenbroucke stelde de volgende vragen aan de Federale Raad voor Verpleegkunde:
- Welke onderdelen zijn noodzakelijk binnen het portfolio, welke gewenst en welke minder belangrijk?
- De verantwoordelijkheid voor het up-to-date houden van het portfolio ligt bij de zorgverlener zelf, maar de overheid wenst bepaalde processen toch te automatiseren. Welke onderdelen kunnen hier volgens de raad onder vallen, wie levert de informatie aan als het niet de zorgverlener zelf is?
- Op welke specifieke manier worden alle onderdelen bijgehouden, wat zijn de bronnen, …?
Up-to-date houden
In het portfolio verzamelt de verpleegkundige gegevens van vier categorieën: enkele basisgegevens en informatie over gevolgde bijkomende opleidingen, permanente vorming en beroepservaring (zie tabel). Het portfolio zal je kunnen updaten via een online portaal. “Hoe dat er zal uitzien of hoe het zal werken, kunnen we nog niet voorspellen”, zegt Kenny. Het bijhouden van het portfolio is de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige zelf, dus niet van de werkgever of van een externe partij. Wel beveelt de Federale Raad voor Verpleegkunde aan om een jaarlijkse herinnering uit te sturen om de gegevens te controleren en waar nodig aan te passen.
De toegang tot het portfolio is voorbehouden aan de verpleegkundige zelf. “De basisgegevens zijn openbaar, bijvoorbeeld je diploma”, zegt Kenny De Cuyper. “Wil een inspectie weten of je genoeg opleidingen hebt gevolgd, dan moet die de info bij de verpleegkundige zelf opvragen. Externen krijgen geen toegang tot het portfolio.”
Het belang van permanente vorming
Volgens Kenny is het ongehoord dat de aansporing om bij te leren als verpleegkundige ophoudt na het behalen van een diploma. “Voor artsen bestaat het systeem van accreditering. Ook voor thuisverpleegkundigen bestaat al een wettelijk kader: zij tonen aan dat ze vormingen volgden om bepaalde handelingen uit te voeren bij het RIZIV. Voor andere verpleegkundigen bestaat er niets. Het portfolio is een stimulator om zich permanent te vormen. En als er al richtlijnen zijn, worden die amper gecontroleerd.”
Kenny geeft het voorbeeld van BBT van een verpleegkundige gespecialiseerd in de geriatrie: “Om BBT te behouden volgt de verpleegkunde minstens zestig uur permanente vorming per vier jaar, oftewel vijftien uur per jaar.” Daarnaast moet de verpleegkunde tewerkgesteld zijn op een erkende geriatrische dienst en/of zorgdomein (al dan niet specifiek gericht tot ouderen). Het portfolio zou het aantonen van deze voorwaarden vergemakkelijken.
Kwaliteit van de zorg waarborgen
Het portfolio zal er niet toe leiden dat je visum inkrimpt of een bepaalde specialisatie je mogelijkheden beperkt. Kenny: “Een verpleegkundig met jaren ervaring in een woonzorgcentrum die terug wil naar het ziekenhuis, zal dat kunnen. Niet enkel op de afdeling geriatrie, met de basisopleiding verpleegkunde kan je in elke sector aan het werk. De algemene inzetbaarheid komt dus niet in gevaar. Neem nu mobiele equipes. Zij moeten net breed inzetbaar zijn om acute tekorten op te vangen. Dat is het doel. Daarnaast kan het wel interessant zijn om te differentiëren in specialisatie, maar omstandigheden waarin een mobiele specialist net op de juiste plek wordt ingezet, zijn momenteel schaars. In de ideale wereld is er een team mobiel inzetbaar op basis van zorgzwaarte. In die ideale wereld bestaan geen tekorten meer in de zorgsector, maar ook in tijden van personeelstekorten mogen we niet eender wie aanstellen. We mogen niet inboeten op kwaliteit van de zorg. Daarom vinden we het zo belangrijk dat je kan aantonen dat je competent bent, het portfolio is daarin een belangrijk hulpmiddel.”
Raadpleeg het advies FRV 2022/02 betreffende het portfolio: https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten/advies-frv-202202-betreffende-het-portfolio
Wat komt in het portfolio?
Elementen die aantonen dat de beoefenaar van de verpleegkunde de verpleegkunde kan beoefenen |
|
Elementen betreffende bijkomende opleiding |
|
Elementen betreffende permanente vorming |
|
Elementen betreffende beroepservaring |
|
Wie is Kenny De Cuyper?
- Afgestudeerd als Bachelor in de verpleegkunde in 2004
- Combineerde eerste job met masteropleiding en academische lerarenopleiding
- Volgde de referentieopleiding ouderenzorg
- Werkte tussen 2008 en 2020 deeltijds in het ziekenhuis en deeltijds bij Karel de Grote hogeschool, gezondheidszorg
- Diensthoofd geriatrie en revalidatie bij GZA ziekenhuizen
- Voorzitter van de werkgroep Ouderenzorg van het NETWERK VERPLEEGKUNDE, lid van BVGG
- Lid van de Federale Raad sinds 2022
De Federale Raad voor Verpleegkunde is een adviesraad voor de overheid over verpleegkunde met Franstalige, Duitstalige en Nederlandstalige vertegenwoordigers. De raad bestaat uit twaalf algemene verpleegkundigen (HBO5, bachelor en master verpleegkundigen) en twaalf verpleegkundigen met een BBT of BBK, vier zorgkundigen, zes artsen, drie ambtenaren uit het onderwijs en een ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid. Elk lid heeft een plaatsvervanger. De FRV vergadert elke twee maanden in Brussel.
112 verhalen bieden unieke inkijk op spoeddienst
Stef Vanlee is naast acteur ook spoedverpleegkundige in het ZNA Jan-Palfijn in Antwerpen. Zijn boek 112 verhalen met, over en op spoed biedt een dagelijkse inkijk op het reilen en zeilen van de spoeddienst. Stef neemt de lezer ook mee naar wat zich achter het stuur van een ziekenwagen en mug afspeelt. Het is een bloemlezing van een carrière met humoristische, maar ook beklijvende verhalen.
Al in de opleiding verpleegkunde werd de interesse van Stef Vanlee in kritieke diensten gewekt. “Ik steek het op de televisieseries van toen, maar spoedverpleegkunde speelt een rode draad doorheen mijn carrière. In een fractie van een seconde kan je hele leven overhoopgehaald worden. Wat doe je na een ongeval? Wat doe je als je plots niet meer kan lopen? Het is een bijzondere wereld die me ook na meer dan twintig jaar in het werkveld nog steeds fascineert”, zegt de auteur. “Spoed staat voor mij ook elke dag opnieuw gelijk aan niet weten wat je te wachten staat. Je komt ook in aanraking met een breed publiek aan zorgvragers en problematieken. Ziektes, ongevallen, zwangere vrouwen, kinderen, gebroken benen of armen, … De job biedt enorm veel variatie.”
Die variatie geeft Stef ook weer in zijn boek. Het begon met een pitch van vijf verhalen en groeide dan uit tot 112 unieke verhalen. “Ik wil vooral tonen hoe mooi verpleegkunde is en het positieve benadrukken. Alleen zo kunnen we de job aantrekkelijker maken, als die beeldvorming ook beter wordt. Dat doe je niet door het negatieve van te weinig verpleegkundigen, lage vergoedingen, … te benadrukken”, zegt hij. “Als verpleegkundige ben je er voor anderen. Je maakt het verschil voor iemand, tussen leven en dood, in een kwetsbaar moment. Hoe mensen zich blootgeven aan zorgverleners is niet zo vanzelfsprekend als we denken.”
Hoopvolle boodschap
Of het dan geen triestig boek vol drama geworden is? “Zeker niet”, benadrukt Stef. “Het zijn verhalen gebracht met respect voor de patiënten en slachtoffers. Ik sta vooral stil bij hoe ik zelf de situaties ervaarde. Het gaat van luchtige voorvallen of telefoongesprekken tot meer courante situaties en zware verhalen. Want die laatste zijn er uiteraard ook. Met die verhalen wil ik mensen vooral aan het denken zetten. Vaak lijkt iets ver van je bed. ‘Dit overkomt mij niet’, maar soms komt het dichterbij dan je denkt.”
Stef verzamelde de 112 verhalen in een mum van tijd. In drie dagen had hij al voldoende input verzameld. Het schrijfproces dat volgde duurde een jaar. “Eigenlijk moest ik maar 112 keer met mijn ogen knipperen om me verhalen en mensen te herinneren die me altijd zijn bij gebleven. Het viel me vooral op dat er veel is blijven kleven. Op de spoedafdeling lijken al die verhalen grootser, maar de emoties die je er meemaakt zijn op iedere afdeling hetzelfde. Je treurt om een patiënt die je verliest, je viert samen de overwinningen, … In het boek vertel ik die emoties vanuit mijn perspectief. Maar ik wilde ook familie, slachtoffers of nabestaanden aan het woord laten. Daarom selecteerde ik vijftien verhalen die door hen verteld worden in een podcastreeks. Dat maakt het boek compleet.”