Ook in deze loopbaan ervaar ik geregeld secundaire traumatisering

Christine De Bosschere, al sinds 1984 verpleegkundige en sinds 2004 docente aan Arteveldehogeschool, ervaart in haar job als docente, stagebegeleider en supervisor heel wat sprankels van geluk. Toch heeft ze geregeld last van, zoals men het in de zorg noemt, secundaire traumatisering.

Het eerste deel van mijn loopbaan, twintig jaren in de zorg, werd ik geregeld geraakt door het leed van mijn patiënten en hun naasten. Leren loslaten was een moeilijke weg waar ik geleidelijk aan in groeide. En dit mede door het geluk om omringd te zijn door een fantastisch team. Ze gaven me het gevoel dat ik gedragen werd in dit proces.

Toen ik de overstap maakte naar het onderwijs, had ik nooit gedacht dat ik opnieuw zou moeten leren omgaan met de pijn van mijn ‘cliënten’ die nu studenten zijn. Want ‘student-zijn’, is dat niet de mooiste tijd van je leven? Ook studenten moeten gedragen worden in hun beginnende praktijkervaringen.

Als docent heb ik ook de rol van supervisor en doe ik dus geregeld supervisie/begeleide intervisie met studenten in de opleiding verpleegkunde. Dit zijn sessies in kleine groepjes waar we met de supervisie-methodiek werkzorgen bespreken. Deze sessies gaan door middenin elke stageperiode. Studenten komen hiervoor een halve dag terug naar de school. Wel, ik voel me dikwijls heel slecht na die sessies. Een soort van secundaire traumatisering zou ik het kunnen noemen.

De zin “Ik werk niet graag met studenten” is vaak de eerste zin die een student hoort als hij toekomt op de afdeling en toegewezen wordt aan een verpleegkundige om de shift mee te beginnen. Je zou verwachten dat studenten moeite hebben met het omgaan met ziekte, dood, verdriet, … Of dat ze het zelf moeilijk vinden om te groeien in hun kennis en vaardigheden. Maar neen, veelal zijn de werkzorgen die het meest bij hen leven geen werkzorgen die rond patiëntenzorg draaien. Wel over hoe zij ontvangen werden op de afdeling, hoe zij begeleid worden, …

Uit een groepje van acht studenten, zijn er meestal vier studenten die stagiaire zijn heel zwaar ervaren, die zich niet welkom voelen en die gebruikt worden om bellekes en dingen te doen waarvoor ze niet op stage gaan. Ze hebben het gevoel dat de verwachtingen veel hoger liggen dan waar ze in hun opleiding op voorbereid zijn. Ze durven niet opkomen voor hun leerdoelen omdat ze zich niet veilig voelen, (soms) afgesnauwd worden of afgerekend worden op een eenmalig foutje of zelfs op wie ze zijn als persoon.

Dit is zeer pijnlijk. Het ontneemt hen de nodige energie om te groeien. Het lucht hen op te horen dat ze niet de enige zijn. Het sterkt hen een beetje, maar ze tellen af naar het einde van deze stage en vertrekken elke dag met schrik. Dat is bijzonder jammer, want de stage zou de kers op de taart moeten zijn voor iedere student verpleegkunde.

Tijdens mijn twintigjarige periode als verpleegkundige was ik zelf ook mentor. Wat nam ik graag studenten onder mijn vleugels. Dat was mijn kans om een startende toekomstige verpleegkundige te besmetten met passie voor goede verpleegkundige zorg. Mijn collega’s lieten me met plezier hiervoor wat extra tijd en namen een ander deel van het werk over. Als team vonden wij het goed begeleiden van studenten onze taak. Die studenten zouden onze nieuwe collega’s worden. En later onze eigen hulpverleners.

Gelukkig zijn er toch ook telkens een paar studenten die mooie verhalen brengen over hoe zij gekoesterd worden als student. Hoe zij mogen groeien volgens hun eigen tempo en aanvaard worden zoals ze zijn. Iedereen heeft talenten en kwaliteiten. Maar niet iedereen slaagt erin om deze zichtbaar te maken in een nieuwe context. Ook dit is toch heel normaal, lijkt me.


Juridische vragen en antwoorden #1 – 2023

Zijn er juridische bezwaren om zorgkundigen als ‘verpleegkundige’ toegang te geven tot een elektronisch medicatiepakket?

“Standaard hebben zorgkundigen geen toegang tot het elektronisch medicatiepakket, ook al spelen ze een rol bij het toedienen van medicatie. Door de vijf bijkomende handelingen voor zorgkundigen, waaronder het toedienen van medicatie, is de nood groter om deze toch toegang te krijgen. Zo kan de zorgkundige zelf controleren of hij/zij de correcte medicatie toedient. Zijn er juridische bezwaren om de zorgkundige als ‘verpleegkundige’ toegang te geven tot het medicatiepakket? Zijn er bijkomende elementen nodig, zoals een verklaring?”

Antwoord:

Het artikel 3 van het K.B. 12.01.2006 (handelingen zorgkundigen) stelt: “§ 3. De zorgkundige wordt betrokken, binnen zijn bevoegdheden en vorming, bij het bijhouden voor elke patiënt van dit verpleegkundig dossier, zoals bedoeld in artikel 46, § 2, van de voormelde gecoördineerde wet van 10 mei 2015.”

Het is dus logisch dat de zorgkundige in het dossier de zorgen mag noteren waarvoor hij/zij bevoegd is. Zonder bijkomende opleiding omvat dit de patiënt/resident helpen bij inname van geneesmiddelen via orale weg, nadat het geneesmiddel door middel van een distributiesysteem, door een verpleegkundige of een apotheker werd klaargezet en gepersonaliseerd. Met bijkomende opleiding is ook het toedienen van medicatie toegestaan, met uitsluiting van verdovende middelen, al is die voorbereid door de verpleegkundige of de apotheker.

Het is niet de bedoeling dat de zorgkundige de medicatie zelf controleert. Het is de verpleegkundige of apotheker die moet zorgen dat het juiste geneesmiddel bij de juiste patiënt staat.

Mag een verpleegkundige de resultaten van een Mantoux-test zelf inbrengen in het medisch dossier, zonder validatie door een arts?

“Mogen verpleegkundigen op een raadpleging pneumologie de resultaten van een Mantoux-test zelf inbrengen in het (elektronisch) medisch dossier, zonder validatie door een arts of moet die verplicht mee (digitaal) ondertekenen? Gaat het hier om beoordeling van de parameters (C-handeling)?”

Antwoord:

Het uitvoeren en aflezen van een tuberculinetest staat expliciet in het K.B. 1990 als technische verpleegkundige handeling B2: “Uitvoeren en aflezen van cutane en intradermotesten”.

De verpleegkundige mag dus het resultaat aflezen en noteren in het patiëntendossier. Dit is zelfs verplicht: art. 3 van het K.B. van 18.06.1990 verplicht de verpleegkundige de uitgevoerde zorgen te noteren in een verpleegkundig dossier, dat samen met het medisch dossier het patiëntendossier vormt. De verdere medische diagnose of opvolging is de bevoegdheid van de arts.


Acute communicatieproblemen ondersteunen met snel inzetbare hulpmiddelen

ikkannietpraten.be, zo eenvoudig en duidelijk kan een URL soms zijn. De website werd ontwikkeld binnen Modem. Wim De Backer neemt als ergotherapeut aan de Thomas More hogeschool in Geel de coördinatie van dit Vlaamse expertisenetwerk in ondersteunende communicatietechnologie op zich. Met deze website willen ze verpleegkundigen helpen om op een laagdrempelige manier te communiceren met zorgvragers die niet kunnen praten.

De beelden van geïntubeerde personen met covid op intensieve zorg zitten nog vers in het geheugen. Wat daarna optrad was een duidelijke communicatienood. Velen hadden geen stem meer of hadden de kracht niet om een pen over het papier te laten bewegen. “Denk ook aan mensen die na een zwaar ongeval en een verblijf op intensieve zorg met de armen in het gips zitten, of personen die na een beroerte de woorden niet meer vinden”, zegt Wim De Backer. “Hersentrauma, intubatie of een andere aandoening: in deze acute fase ondersteunen we hen en de zorgverleners met laagdrempelige informatie en toegankelijke hulpmiddelen.”

Communicatie is basiszorg

Dit alles wordt gebundeld op ikkannietpraten.be, een website die ontwikkeld werd door Modem, het expertnetwerk ondersteunende technologie van Thomas More, en de steun kreeg van de Koning Boudewijnstichting. Hij is voor iedereen toegankelijk, maar spitst zich vooral toe op verpleegkundigen. “Zij staan zeer dicht bij de zorgvragers die niet kunnen spreken. We willen hen vooral manieren aanreiken om eenvoudig te communiceren”, vertelt Wim. “We beseffen namelijk dat het niet vanzelfsprekend is om zulke zorgvragers te ondersteunen in hun communicatienoden. Toch is communicatie bijzonder belangrijk in het zorgproces.”

Daarom zijn de middelen op ikkannietpraten.be zo opgesteld dat ze al in een vroege fase een haalbare oplossing kunnen selecteren die snel inzetbaar, makkelijk toe te passen en goedkoop is. Denk maar aan pictogrammen die de persoon kan aanduiden, een papieren kaart met een afbeelding van een mensenlichaam waarop de zorgvrager kan aanduiden waar de pijn zich situeert of een systematische vragenlijst. “Je filtert de 35-tal artikels op mogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager. Zo raak je snel bij de relevante informatie, als verpleegkundige, maar ook als ergotherapeut, logopedist of als naaste van een persoon met een acuut communicatieprobleem. Bij langdurige communicatieproblemen vind je er ook toegangspoorten naar de zorgpartners van Modem.”


“Functiedifferentiatie is nodig om verpleegkundigen zo goed mogelijk in te zetten”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Susan Broekmans (45jaar) is pijnverpleegkundige in het UZ Leuven en voorzitter van de werkgroep Pijnverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Al van jongs af aan was ik gefascineerd door de zorg en dat is eigenlijk nooit veranderd. Aan het einde van mijn humaniora wist ik dat ik in die sector wou werken. Verpleegkundige worden was een zeer bewuste keuze. Ik was namelijk altijd al meer geïnteresseerd in de verzorgende en verpleegkundige handelingen dan in de medische behandeling an sich, wat de taak van de arts is.

Wat boeit je in je job?

Iets kunnen betekenen voor een ander is mijn grootste drijfveer. Binnen mijn expertise word ik elke dag opnieuw uitgedaagd omdat we met heel complexe cases te maken krijgen. Zoeken naar onderliggende oorzaken, analyseren welke aanpak bij welke patiënt het beste aangewezen is, … Dat boeit me enorm. Daarnaast krijg ik als verpleegkundig specialist te maken met hoe we de kwaliteit van zorg kunnen verbeteren. Ik geef les, doe aan onderzoek en coach patiënten en zorgverleners. Dat gevarieerd takenpakket vind ik heel waardevol. Al blijft het patiëntencontact voor mij absoluut noodzakelijk.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Als verpleegkundige moet je je volledig kunnen verplaatsen in de situatie van de zorgvrager. Waarom doet iemand iets wel of niet? Het is belangrijk te achterhalen wat de context van de patiënt is en hoe die zijn of haar gedrag beïnvloedt. De verpleegkundige heeft als voordeel dichter bij patiënten te staan en kan dus veel beter en sneller inspelen op hun behoeften. Het is een combinatie van getraind buikgevoel en een goed onderbouwde kennis en expertise. Een kritische reflectie is volgens mij gepast om patiënten zo goed mogelijk te begeleiden en de zorg af te stemmen op hun individuele noden.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Wanneer ik het verschil kan maken voor een zorgvrager, zorgverlener of een van de studenten die ik begeleid. Wanneer die persoon tot een bepaald inzicht komt door mijn advies, dan geeft me dat een bijzonder goed gevoel. Mensen vooruithelpen, daar doe ik het voor.

Zijn er ook minder fijne momenten?

In sommige periodes komen alle deadlines samen, zoals bijvoorbeeld bij het finaliseren van de eindwerken. Dat is bij momenten zeer stresserend en het laat me niet altijd toe alles af te werken zoals ik het wil.

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

Het is niet evident om een goede balans te vinden tussen enerzijds de toegenomen complexiteit van de zorg en de verhoogde vraag en anderzijds het tekort aan zorgverleners. Daarom moeten we durven nadenken over wat de beste plek is om verpleegkundigen in te zetten. Om het potentieel en de kracht van de verpleegkundige optimaal te benutten, moeten bepaalde taken of functies eventueel anders ingevuld worden. Door functiedifferentiatie kunnen we de verschillende specialisaties op de juiste plaats inzetten. Zo bieden we een antwoord op de complexiteit van zorg en kunnen we de zorg ook blijven uitvoeren.

Wat doe je in je vrije tijd?

De meeste vrije tijd die ik heb, gaat naar mijn man en mijn kinderen. Al geniet ik wel van een rustmomentje met een goed boek. Of ik ga sporten. Ik probeer ook zo vaak mogelijk met de fiets naar het werk te komen.

Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.


Het beste van jezelf geven voor patiënt en elkaar

Martine Van Alboom is hoofdverpleegkundige van het Dagziekenhuis 1 in het OLV Aalst. Elke medische discipline kan patiënten doorsturen, toch behandelt het team van zestien verpleegkundigen in de praktijk vooral oncologische patiënten. Ze leunen sterk op elkaar tijdens leuke en moeilijke momenten.

Het is elke dag druk in het Dagziekenhuis. De eerste patiënten komen aan rond half acht, de laatste patiënten vertrekken rond zeven uur. “Er zijn 28 plaatsen, maar dagelijks zien wij zo’n 65 patiënten”, vertelt Martine. “Je kan je dus voorstellen welke drukke flow hier heerst. Een behandeling kan een uur duren, maar ook de hele dag.” Het verpleegkundig team staat in nauw contact met het oncologisch supportteam, apothekers en artsen. “Er is een groot vertrouwen tussen iedereen. De arts rekent ook op de expertise van de verpleegkundigen.”

Net als thuiskomen

Martine is trots op haar team omdat het energiek, sterk en veerkrachtig is. ”We doen het werk met een lach, maar soms ook met een traan”, zegt ze. “Doorheen de maanden of zelfs jaren word je met bepaalde patiënten heel close. Dat is echt uniek aan onze afdeling. De patiënt wordt een stukje familie, ook hun eigenlijke familieleden leer je gaandeweg kennen. Als je iemand na pakweg drie jaar behandeling toch moet opgeven, doet dat pijn. We vinden dan veel steun bij elkaar.”

Om stoom af te laten en elkaar door en door te leren kennen trekt het team jaarlijks op teambuilding in de buitenlucht. Daarnaast organiseren ze regelmatig etentjes met de artsen en de partners erbij en engageren ze zich voor initiatieven zoals Levensloop en de Dag tegen Kanker. “Zo ontstaan mooie vriendschappen en komen we elke dag opnieuw met de glimlach werken. Patiënten merken ook hoe positief wij erin staan. Het doet ons deugd als zij zeggen dat ze bij ons ook een beetje thuiskomen.”


Slim incontinentiemateriaal verhoogt comfort van zorgvrager en -verlener

Om de kwaliteit van leven van de bewoners in hun woonzorgcentra te verhogen en hun personeel efficiënter in te zetten, startte de vzw Zorg-Saam ZKJ een project rond ‘slimme’ luiers. In cocreatie met twee partners ontwikkelden ze een product in lijn met hun noden en verwachtingen. IT-manager Filip Vandaele, lid van de werkgroep ICT4care, blikt terug op een geslaagde piloot: “De voordelen van slim incontinentiemateriaal reiken verder dan wat we voor ogen hadden.”

Vzw Zorg-Saam ZKJ zet sterk in op innovatie om de kwaliteit van leven van hun bewoners te verbeteren. Omdat ongeveer tachtig procent van alle residenten te maken heeft met incontinentieproblemen, die de nodige ongemakken met zich meebrengen, startte de vzw een innovatietraject. “We streven naar een zo hoog mogelijk comfort voor de bewoners. Zorgverleners controleren dag en nacht of iemand een verse luier nodig heeft”, zegt IT-manager Filip Vandaele. “Vooral ’s nachts is dit storend, omdat een bewoner vaak onnodig gewekt wordt. Een controle zonder verversing van het incontinentiemateriaal of het vroegtijdig verversen, leidt tot tijdsverlies en nodeloze kosten.”

Cocreatie als troef

De vzw diende in 2019 een project in bij PIO – Programma Innovatieve Overheidsopdrachten. “Met technologie wilden we detecteren wanneer incontinentiemateriaal verzadigd is en dit koppelen aan een oproepsysteem. Daarnaast wilden we door data ons incontinentiebeleid beter afstemmen op de realiteit.” Onderzoeksbureau Addestino Innovation Management voerde een behoefteanalyse en marktonderzoek uit. Samen met hen definieerde Zorg-Saam het project. “Er was veel belangstelling, ook internationaal. Uiteindelijk ging de opdracht naar Ontex en Essity. Voor de evaluatie bekeken we de soort technologie, de impact op het IT-systeem, de schaalbaarheid van de oplossing en het implementatiegemak. De piloot draaide acht weken op twee afdelingen in WZC Moervaartheem en in WZC Sint-Eligius.”

Vooraf definieerde Zorg-Saam vijf doelstellingen: 1) de waardigheid en 2) de zelfwaarde van de zorgvrager verhogen, 3) de aantrekkelijkheid van het zorgberoep verbeteren, 4) de efficiëntie verhogen en 5) minder materiaal verspillen. Filip: “Onze vips – gespecialiseerde zorgkundigen op het vlak van incontinentiemateriaal en -beleid – speelden een cruciale rol en garandeerden een goede vertaalslag van de verwachtingen. Ze stonden rechtstreeks in contact met de twee partners. Die cocreatie leverde een goed werkbaar product op. Toch betekende het een hele omschakeling naar een andere manier van werken. Niet alleen het product was nieuw, ons bestaand incontinentiebeleid voldeed niet meer.”

Positieve impact op bewoners

Via een dashboard ziet de zorgverlener per bewoner wat de status van de slimme luier is. Kleurcodes geven de mate van verzadiging aan. De zorgverlener weet perfect bij wie die moet langsgaan. Daarnaast brengt de data ook het plasgedrag van bewoners in kaart. “Zo weet een zorgverlener wanneer welk type luier nodig is. De gegevens zijn veel accurater en makkelijker te gebruiken. Dat vertaalde zich onmiddellijk in een efficiëntere tijdsbesteding. Bovendien merkten we ook dat voor bewoners met dementie de slimme luier een zegen is. Deze mensen zijn vaak terughoudend tegenover zorg en tonen veel negatieve emoties na een handeling. Door hen niet nodeloos te storen, waren ze minder geagiteerd. Dit heeft een positief effect op hun welbevinden en komt de algemene sfeer op de afdeling ten goede.”

In een volgende fase beslist Zorg-Saam met welke partij ze in zee gaan. “Voor ons is de piloot met beide partners geslaagd, zelfs tijdens de hectische coronaperiode. Door het gebruiksgemak en eenvoud qua implementatie bewees deze innovatie onmiddellijk zijn meerwaarde. Onze zorgverleners zijn tevreden dat we technologie inzetten om hun werk te ondersteunen. De rol van de vips is opgewaardeerd en we passen momenteel ons incontinentiebeleid aan. Voor de bewoners is er geen twijfel: ze krijgen de juiste zorg op het juiste moment.”


“Verpleegkundigen in een coördinerende rol zijn de toekomst”

We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Rita De Laat (54 jaar) is zorgmanager in H. Hart Ziekenhuis Leuven en lid van de werkgroep Hoofdverpleegkundigen.

Waarom ben je verpleegkundige geworden?

Op mijn achttiende wist ik nog niet zo goed wat ik wou. Verschillende van mijn familieleden waren verpleegkundigen, dus ben ik dezelfde weg ingeslagen. En dat beviel me duidelijk erg goed.

Wat boeit je in je job?

Nu ik als zorgmanager werk, hou ik van de continue uitdaging. Ik draag zorg voor mijn (hoofd)verpleegkundigen, en zo draag ik indirect ook zorg voor de patiënt. Mijn job is complementair aan de zorg aan het bed. De misvatting heerst dat je als zorgmanager in een ivoren toren werkt. Dat wil ik graag ontkrachten. Wij zijn de verbinding tussen directie en werkvloer. We denken na hoe we beslissingen van de directie vertalen naar de werkvloer, en omgekeerd: hoe we bezorgdheden overbrengen bij de directie. Dat is niet altijd simpel, maar wel boeiend.

Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?

Empathie en betrokkenheid zijn belangrijk, maar ik vind competenties zoals kritische reflectie, analytisch handelen en flexibiliteit echt prioritair. Verpleegkundigen zullen in de toekomst echte teamleiders zijn met vooral een coördinerende rol.

Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?

Ik maak er een punt van om elke dag op de werkvloer langs te gaan. Verpleegkundigen en zorgkundigen op een zorgzame manier zien omgaan met patiënten: daar doe ik het voor. Dagelijks zijn er van die mooie momenten.

Zijn er ook minder fijne momenten?

De job van zorgmanager is er in ieder geval niet gemakkelijker op geworden. We moeten steeds creatiever omgaan met beperkte middelen. Er zijn minder verpleegkundigen om zorg te bieden, maar we blijven nadenken hoe we toch de best mogelijke zorg kunnen bieden. Die tekorten geven mij regelmatig stress. We moeten meer out of the box denken.

Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?

We zijn volop het beroep van verpleegkundige aan het omdenken en ons anders aan het organiseren. We moeten terug naar de essentie van verpleging. Daarom vind ik competenties zoals coördinatie en kritische reflectie zo belangrijk. Verpleegkundigen moeten goed samenwerken met zorgkundigen, ergotherapeuten, ondersteunend personeel, … Dat is de uitdaging van de toekomst. Want misschien hebben we wel genoeg verpleegkundigen, maar zetten we ze verkeerd in?

Wat doe je in je vrije tijd?

Ik lees heel graag, ik ga regelmatig joggen en wandelen of een museum bezoeken. En ik hou van tijd doorbrengen met mijn kleinzoon. Je hoort het, ik kan niet goed stilzitten.

 

Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.


Verpleegkundigen met buitengewone technische knowhow en een gouden hart

Met meer dan vijftig jaar op de teller is het brandwondencentrum van UZ Leuven een van de oudste van België. Hoofdverpleegkundige Karen Decock en adjunct-hoofdverpleegkundigen Frans Vanwingh en Manu Van Rossom coördineren er een team van een vijftigtal verpleegkundigen in drie ploegen. “Het werk is uitdagend, maar daardoor ontstaan net de hechtste vriendschappen.”

Het brandwondencentrum in Leuven zit ingebed in de afdeling intensieve zorgen van het universitair ziekenhuis. “Dat draagt bij aan de sterkte van onze afdeling”, vindt hoofdverpleegkundige Karen Decock. “We hebben een enorme slagkracht. Als level 1-traumacentrum vangen we dag en nacht slachtoffers op. Onze job bestaat erin mensen een tweede kans in het leven te geven. Dat is waar we elke dag voor vechten.”

Flexibiliteit en empathie

Om zowel kinderen als volwassenen met uiteenlopende wonden en trauma’s gepaste zorg te bieden, moeten de verpleegkundigen dynamisch ingesteld zijn. Het verloop van de werkdag kan op ieder moment omgegooid worden. Multidisciplinaire samenwerking is onontbeerlijk in het brandwondencentrum. “Om het zorgtraject van een brandwondenpatiënt optimaal te laten verlopen is een nauwe samenwerking tussen verpleegkundigen, artsen, brandwondenchirurgen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, sociaal assistenten, zorgcoördinatoren en psychologen echt onmisbaar”, zegt Frans Vanwingh. “Het feit dat zoveel disciplines op elkaar afgestemd moeten zijn, vormt een grote uitdaging waarbij communicatie en overleg bijzonder belangrijk zijn.” In het brandwondencentrum moeten verpleegkundigen ook over een grote dosis empathie beschikken. “Patiënten blijven gemiddeld lang op onze afdeling. Dan ben je ook een beetje psycholoog aan bed. Voor de patiënt zelf en diens naasten.”

Veel bijleren in een hechte groep

Het team organiseert regelmatig activiteiten om de sfeer erin te houden, zoals een feestje, skireis of weekendje weg. Ook op de werkvloer is er plaats voor speelsheid. “Binnen de perken, natuurlijk”, lacht Karen. “Een goede sfeer is cruciaal om ons overeind te houden, van dag tot dag, maar zeker tijdens piekmomenten.” In het brandwondencentrum is er nooit een saai moment, het werk gaat gepaard met veel adrenaline. “Iedereen die hier aan de slag is, heeft een hart voor wondzorg en beschikt over gespecialiseerde technische kennis. Toch leren verpleegkundigen nog heel wat vaardigheden aan het bed. We zijn steeds op zoek naar extra werkkrachten. Je komt hier terecht in een hecht team dat op elkaar steunt om de uitdagende job de baas te kunnen.”


Negatief beroepsbeeld in de media

Aart Eliens heeft een passie voor verpleegkunde. In 1982 schreef hij het Zwartboek van de verpleging waarin hij de gevolgen van het tekort aan zorg- en verpleegkundigen aankaartte. Dit jaar maakte hij een Witboek om de negatieve berichtgeving over de zorg tegen te gaan. Zijn professionele doel is de positionering van de zorg- en verpleegkundige.

Verzorgenden en verpleegkundigen vormen de kurk waarop de Nederlandse gezondheidszorg drijft. Dat zal in België niet anders zijn. Binnen de Nederlandse gezondheidszorg werken ongeveer 1,4 miljoen mensen in de sector zorg en welzijn. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek werken er in augustus 2022 ruim 450.00 verzorgenden en verpleegkundigen. In Nederland werkt 1 op de 6 werknemers in de sector zorg en welzijn. Toch is dat grote getal niet voldoende om aan de zorgvraag te voldoen. In 2031 zal het tekort aan zorgpersoneel naar verwachting oplopen naar 135.000 werknemers. Deze capaciteitsproblemen vormen op lange termijn een groot maatschappelijk probleem.

Met het imago van verzorgenden en verpleegkundigen is het niet best gesteld. En dat heeft weinig met deze beroepsgroepen zelf te maken. Het zijn vooral de media die bijdragen aan dit weinig positieve imago. Wanneer je in Nederland de kranten leest en de sociale media volgt, schrik je van de beeldvorming over verpleegkundigen en verzorgenden. De media berichten voortdurend over hoge werkdruk en zwaar werk. De kop ‘massaal vertrek van werknemers uit de zorg’ kom je ook vaak tegen. Ook wordt vaak verwezen naar het lage salaris, de slechte werkomstandigheden en het gebrek aan zeggenschap in de zorginstellingen en de beperkte scholingsmogelijkheden van verzorgenden en verpleegkundigen.

Deels is dit waar. Toch heb ik sinds het moment dat ik als verpleegkundige startte (1973) veel goede ontwikkelingen gezien. De opleidingen zijn aanzienlijk verbeterd. Veel zorginstellingen hebben verpleegkundige en verzorgende adviesraden die bij de beleidsvorming in hun instellingen zijn betrokken. De stand van kennis is door de grote toename van verpleegkundig onderzoek, fors toegenomen. Met de salarissen wordt een inhaalslag gemaakt, maar dat kan nog veel beter. Door de toename van kennis en ook door de komst van verpleegkundig specialisten wordt veel gelijkwaardiger dan voorheen samengewerkt met medici en paramedici.

Zijn we er qua ontwikkeling? Nee, dat is niet het geval. We moeten blijven werken aan kennisontwikkeling, werkomstandigheden en zeggenschap van verzorgenden en verpleegkundigen. Mijn grote zorg is dat de media uitsluitend schrijven over wat er beter kan of niet goed gaat in de zorgberoepen. De focus is gericht op wat er fout gaat: goed nieuws is geen nieuws.

Maar wat betekent dit nu voor de aantrekkingskracht van de zorgberoepen? Jonge mensen, schoolverlaters en mensen die denken aan een carrièreswitch en die zich oriënteren op een (hernieuwde) beroepskeuze, lezen in de media uitsluitend over de negatieve kanten van de zorgberoepen. De vraag is of dat negatieve imago in de media hen er niet van weerhoudt een keuze voor een zorgberoep te maken. Ik denk dat dit inderdaad het geval is. En stel je voor: je werkt als verpleegkundige of verzorgenden en hebt momenten van twijfel of je in dit vak wil blijven. Wat zal die negatieve publiciteit voor invloed hebben op je afwegingsproces? Ik meen dat een slecht beroepsimago er aan bijdraagt dat mensen het vak verlaten. Ik stel de media door de wijze van hun berichtgeving, mede verantwoordelijk voor toekomstige tekorten aan verpleegkundigen en verzorgenden.

Eind 2021 besloot ik een poging te doen die negatieve beeldvorming te doorbreken. Mijn veronderstelling is dat een positief beroepsimago het vak voor jonge mensen aantrekkelijker maakt en bijdraagt aan het behoud van het huidige personeel. Over de vijf vragen die ik aan de beroepsbeoefenaren stelde over de aantrekkelijkheid van hun vak en hoe dit leidde tot het ‘Witboek 2022’ kom je in de volgende editie van het tijdschrift meer te weten.


Juridische vragen en antwoorden #8 - 2022

Mag een verpleegkundige een radiologisch onderzoek aanvragen zonder een getekend voorschrift van de arts?

“Mag een verpleegkundige een radiologisch onderzoek aanvragen, laten uitvoeren zonder dat er een getekend voorschrift is van een arts? Wat geldt op spoed? Is dit mogelijk als het is opgenomen binnen een standaardverpleegplan, een staand order of een procedure?”

Antwoord:

Het uitvoeren van een radiologisch onderzoek vereist voor verpleegkundigen en technologen medische beeldvorming een medisch voorschrift (B2/C-handeling). Het is evident dat dit voorschrift niet door een verpleegkundige mag opgemaakt worden.

Voor verpleegkundigen kan een arts voor patiënten met een bepaalde pathologie een staand order opmaken waarin het onderzoek voorgeschreven wordt. Het staand order kan dan uitgevoerd worden na individualisering door de arts (toelating bij de bepaalde patiënt, eventueel mondeling en genoteerd in het dossier).

Die constructie bestaat niet in het K.B. voor de technoloog medische beeldvorming. Daarnaast vereist het RIZIV voor de terugbetaling van de prestatie (medische beeldvorming, klinische biologie) een door de arts getekend voorschrift.

Hoe moet de bijkomende kaderopleiding, vermeld in het K.B. 23.10.1964 met de erkenningsnormen voor ziekenhuizen geïnterpreteerd worden?

“Het K.B. 23.10.1964 met de erkenningsnormen voor ziekenhuizen vermeldt een bijkomende kaderopleiding. Worden de opleidingsvereisten voor kaderopleiding verder gespecifieerd? Hoe worden de aangeboden opleidingen gevalideerd? Geldt een masteropleiding zonder afwerken van de thesis?”

Antwoord:

Er is geen wettelijke bepaling die de inhoud van de kaderopleiding voorschrijft. Er zijn geen opleidingsvereisten en geen opgelegd programma. De scholen en universiteiten beslissen zelf.

De graad van master vereist niet enkel het aantal studiepunten maar ook het indienen van de thesis. Zonder thesis is er geen diploma van master.

Sommige hogescholen vragen voor een postgraduaat geen eindwerk; hierdoor worden studenten gestimuleerd niet te kiezen voor kwaliteit maar voor de gemakkelijkste opleiding.

Gezien er geen specifieke normen zijn, zouden de studiepunten op zich wel kunnen erkend worden als kaderopleiding.