Intensieve zorgen leiden tot een intense band
Als interimverpleegkundige bij Randstad wordt Christel Segaert flexibel ingezet op verschillende afdelingen in diverse ziekenhuizen. Al vijftien jaar lang geeft ze elke keer het beste van zichzelf, zonder compromissen. Ze werd daarom door Randstad genomineerd als Parel van een Verpleegkundige. Op het moment van dit interview was Christel voltijds tewerkgesteld op de dienst intensieve zorg pediatrie in het UZ Gent.
“Het is een groot team maar we hangen heel sterk aan elkaar”, steekt Christel van wal. “Op een dienst intensieve zorg is de nauwe band onder collega’s echt belangrijk. Het is allesbehalve rozengeur en maneschijn. Er zijn veel emoties en we gunnen elkaar de tijd om te ventileren. Bovendien rekenen we op een fantastische psychologe die het team ondersteunt.” Volgens Christel spelen de goede richtlijnen op de afdeling een grote rol. Die helpen bij het communiceren onderling en met patiënten en bezoekers. Door die duidelijke, transparante aanpak is er meer respect en begrip voor elkaar.
Wisselwerking tussen alle partijen
Als verpleegkundige gespecialiseerd in intensieve zorg en pediatrie wordt Christel voornamelijk ingezet op deze afdelingen. Hoewel het vaak zware shiften zijn, haalt ze enorm veel voldoening uit haar werk. “Het is een moeilijke maar dankbare job. Een goede samenwerking tussen alle partijen is essentieel. De verslagen worden na elke shift ter harte genomen zodat we steeds in staat zijn de artsen en naasten zo goed mogelijk te informeren. Zeker op pediatrie is het ook een beetje zorgen voor de ouders. Dat wordt zichtbaar gewaardeerd. Heel regelmatig ontvangen we attenties waaruit hun dankbaarheid blijkt, handwerkcreaties van tijdens het wachten bijvoorbeeld.”
Attenties voor elkaar
Op de dienst waar Christel werkt, wordt goed voor elkaar gezorgd zowel tijdens moeilijke momenten als op doordeweekse dagen. “Het is bijvoorbeeld een traditie dat de artsen elke zondag taart meebrengen voor alle medewerkers. Ook naast het werk zien we elkaar af en toe. We carpoolen met een paar en gingen al eens naar een toneelvoorstelling. De intensieve, vaak langdurige zorgtrajecten scheppen een heel mooie, intense band.”
Studenten van vandaag zijn de collega’s van morgen
Robbe Van Leemput studeerde in juni 2023 af als bachelor in de verpleegkunde. Daarna startte hij de master Management en Beleid van de Gezondheidszorg aan de UGent. Hij is bestuurder bij de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS).
Van tijd tot tijd reis ik wel eens naar Brussel met de trein om te overleggen met beleidsmakers, werkgeversorganisaties, directeurs, onderwijspersoneel, … over onder meer de inzet en kansen van studenten tijdens een stage in de zorgsector. Kwalitatieve stagebegeleiding is namelijk van onschatbare waarde voor het succes van iedere student, vooral voor eerstejaarsstudenten die een eerste praktijkervaring opdoen. Het is helaas een groeiend fenomeen dat een negatieve stage-ervaring studenten ontmoedigt en hen zelfs tot vroegtijdig afhaken leidt. Dit vormt niet alleen een verlies voor de student, maar ook voor de bredere zorgsector.
Studenten enkel motiveren om te kiezen voor een zorgopleiding of voor een job in de zorg is spijtig genoeg niet meer voldoende. Het is cruciaal om aandacht te besteden aan het behoud van deze studenten in de sector. De studenten die nu op de schoolbanken zitten en stage lopen, zijn de bouwstenen voor de toekomst van onze gezondheidszorg.
In april 2023 doken in de media verontrustende signalen en getuigenissen op van studenten waarbij sprake was van misbruik en uitbuiting tijdens stages. Zo zouden twee eerstejaarsstudenten alleen zijn achtergelaten op een afdeling, zonder stagementor en met de verantwoordelijkheid voor maar liefst dertig bewoners. Ook getuigden studenten dat ze geen degelijke leerkansen kregen en werden opgezadeld met allerlei ‘rotklusjes’.
Vlaanderen ondernam onmiddellijk actie. Onder leiding van Candice De Windt, Vlaams Zorg- en Welzijnsambassadeur, is een werkgroep opgericht met alle partners binnen zorg en welzijn. Deze werkgroep waarborgt een kwaliteitsvolle stagebegeleiding en creëert effectieve mechanismen voor studenten om negatieve stage-ervaringen te melden. Als studentenkoepel werden we uitgenodigd om deel te nemen aan deze overlegmomenten en om onze inzichten te delen. Tijdens deze vergaderingen merk je de meerwaarde van personen die in de dagelijkse realiteit staan en concrete voorbeelden aanbrengen. Dat neemt de (terechte) twijfels bij beleidsmakers en werkgeversorganisaties weg.
Zo ontstaat wel eens de misvatting dat alles binnen een onderwijs- of zorginstelling goed verloopt, simpelweg omdat 95 procent van de studenten aangeeft tevreden te zijn over hun stage. Wanneer ik zo’n bewering hoor, roept dat altijd vragen bij me op. Hoeveel studenten hebben daadwerkelijk de bevraging ingevuld? Is er voldoende tijd geweest om de vragen zorgvuldig te beantwoorden? Werd er rekening gehouden met mogelijke drempelangst om situaties te melden? Weten studenten nog wat als problematisch en wat als normaal wordt ervaren tijdens stages? Vaak is het antwoord op deze vragen neen en spoort dat betrokkenen aan tot dieper nadenken.
Tot slot, wie heeft na een intensieve stageperiode nog de energie om negatieve stage-ervaringen op te schrijven en opnieuw geconfronteerd te worden met de gebeurtenissen tijdens de stage? Ikzelf had in elk geval die tijd en energie niet meer. Hoewel het misschien pessimistisch klinkt, is het belangrijk om niet alleen de goede praktijken te benadrukken. Te vaak wordt gedacht dat het probleem zich slechts bij enkelingen voordoet. Daarom daag ik je graag uit om eens een rondvraag te doen bij studenten die momenteel een stage volgen in de zorg. Luister na de eindevaluatie even naar hun ervaringen. Want elke student die wordt geconfronteerd met negatieve stage-ervaringen kan een verlies betekenen voor de gezondheidszorg. Hoe gaan we dan het personeelstekort oplossen?
Bij de Vlaamse Vereniging van Studenten hechten we grote waarde aan kwaliteitsvolle stages en stagebegeleidingen. Om die reden brachten we in het najaar van 2023 een standpunt uit over stages in de zorgsector. Deze 32 voorstellen raadpleeg je via vvs.ac/onze-standpunten.
Goede totaalzorg zit in kleine dingen
Tijdens de Week van de Verpleegkundigen in september werd Debby Schepens door haar collega’s van Team-Care in de bloemetjes gezet. Ze werd verkozen als Parel van een Verpleegkundige voor haar niet-aflatende inzet voor zowel haar collega’s als haar patiënten. Debby vindt een goede zorg pure logica en is trots dat iedereen in haar team dit als uitgangspunt hanteert.
Sinds begin 2023 neemt Debby Schepens de rol als adjunct op in Team-Care, een groep van negen gemotiveerde thuisverpleegkundigen in de regio Gavere, Kruisem, Zwalm en Eke-Nazareth. “De samenwerking in ons team loopt op wieltjes omdat we dezelfde visie delen: goede totaalzorg is voor ons het uitgangspunt. Daar handelen we naar.“
Rekenen op elkaars talenten
Om als groep van thuisverpleegkundigen de snaren gelijk te stemmen is een transparante communicatie en regelmatig overleg essentieel. Het team waakt over een goede verdeling van het werk. “We garanderen een overlap van onze patiënten zodat de zorg nooit onder druk komt te staan. Alle rondes zijn mooi verdeeld, rekening houdend met ieders work-lifebalance en kwaliteiten. We staan op een lijn: we doen wat we kunnen voor de best mogelijke zorg.”
Hechte groep
De thuisverpleegkundigen van Team-Care werken allen andere shiften, op andere plekken, met andere patiënten. Toch is de band onderling ongelooflijk sterk. “Al zijn we met negen en staan we niet op een afdeling, we hangen heel sterk aaneen. Ook in onze vrije tijd hebben we een goed contact. We voelen ons betrokken bij elkaars werk en er is een groot vertrouwen. Verkozen worden als Parel van een Verpleegkundige is voor mij echt een blijk van appreciatie, maar zonder hen stond ik hier niet. Ik ben mijn collega’s dan ook ontzettend dankbaar.”
Studenten aan de basis van verandering
Robbe Van Leemput studeerde in juni 2023 af als bachelor in de verpleegkunde. Daarna startte hij de master Management en Beleid van de Gezondheidszorg aan de UGent. Hij is bestuurder bij de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS).
“Robbe, wat doe jij eigenlijk in je vrije tijd?” Die vraag wordt me regelmatig gesteld, maar ze is niet altijd zo eenvoudig te beantwoorden. Want eerlijk gezegd, stel ik ze mezelf ook wel eens. Waar ben ik nu weer mee bezig? Zeker wanneer ik zie waar mijn leeftijdsgenoten mee bezig zijn. Dan realiseer ik me dat mijn leven toch wel een tikkeltje anders verloopt. Terwijl zij uitgaan of een shift draaien in het ziekenhuis, zit ik bijvoorbeeld in Brussel te overleggen met beleidsmakers, werkgeversorganisaties, directeurs, onderwijspersoneel, … over onder meer de inzet en kansen van studenten tijdens een stage in de zorgsector.
Vaak verklaren mensen me voor gek wanneer ze ontdekken waar ik me in mijn vrije tijd mee bezighoud, zeker gezien mijn studies en stageverplichtingen tot vorig jaar. Gelukkig kon ik altijd rekenen op veel begrip en waardering, zowel van docenten en stagementoren als van medestudenten.
Een andere vraag die onvermijdelijk volgt, is waarom ik het doe. Ik heb ze lang niet goed kunnen beantwoorden, omdat ik dacht dat opkomen voor de belangen van medestudenten simpelweg een passie was. Maar naarmate ik ouder word, kom ik tot de conclusie dat er een sterk rechtvaardigheidsgevoel in mij schuilt. Wanneer ik geconfronteerd word met onrecht en oneerlijkheid, voel ik niet alleen teleurstelling, maar ook sterke empathie voor wie getroffen wordt. Een mix van emoties zijn mijn drijfveer om in actie te komen, om te streven naar een meer rechtvaardige wereld.
Neem bijvoorbeeld de beloofde onkostenvergoeding voor vierdejaarsstudenten verpleegkunde. We werden keer op keer verteld dat deze vergoeding er zou komen door de zware stagebelasting en onkosten die we maken in het vierde jaar. Na zes maanden intensief meewerken als volwaardige collega, kwam vanuit het kabinet het bericht dat er nog veel onzekerheid was over het toekennen van die vergoeding. Het gevoel van onrechtvaardigheid groeide en teleurstelling vermengde zich met boosheid. Als student voelde ik me op dat moment verre van gewaardeerd. Net zoals mijn medestudenten. Wat mogen we dan verwachten wanneer we straks als professionals in het werkveld staan?
Nadien krijg je te horen dat het hele probleem zich afspeelt op federaal niveau, met het zogenaamde VIO-statuut (Verpleegkundige in Opleiding). Studenten mogen niet de dupe worden van politici die elkaar met de vinger wijzen in ons Belgische systeem. Op die manier verliezen jongeren hun geloof in de politiek en komt de zorgsector opnieuw in een slecht daglicht te staan. Iets wat we net zoveel mogelijk willen vermijden.
Met VVS besloten we al snel een open brief op te stellen, ondertekend door honderden afgestudeerde bachelorstudenten verpleegkunde. De respons was overweldigend. Meer dan 600 studenten, de Algemene Unie van Verpleegkundigen van België en de Vlaamse Hogescholenraad steunden onze oproep. Enkele weken later kregen we het goede nieuws: de langverwachte onkostenvergoeding zou dan toch worden uitgekeerd, in afwachting van een structurele oplossing op federaal niveau. Dit bewijst nog maar eens dat de impact van studentenvertegenwoordiging niet onderschat mag worden. Studenten kunnen daadwerkelijk het beleid beïnvloeden en echte verandering teweegbrengen.
Deze ervaringen stimuleren mijn drijfveer om me te blijven inzetten voor de toekomst van de gezondheidszorg, in de hoop dat we samen kunnen streven naar positieve veranderingen. De jongeren van vandaag geven de toekomst van morgen vorm. Zij geven ons hoop.
Gratis handleiding voor simulatieonderwijs op de werkvloer
Stap voor stap naar meer zelfvertrouwen in de zorg
Simulatieoefeningen verhogen het zelfvertrouwen op de werkvloer. Al doende maken participanten kennis met verschillende scenario’s en situaties in een veilige omgeving zonder ernstige risico’s te lopen. De oefeningen leveren waardevolle feedback en begeleiding op, en verruimen de denk- en handelingskaders. Daarom biedt Howest gratis online cursussen aan waarin je stap voor stap leert om zelf simulatieonderwijs te integreren in je werkcontext.
Het lectoraat palliatieve zorg Howest Verpleegkunde werkte samen met de onderzoeksgroep simulatieonderwijs aan een handleiding voor het ontwikkelen van goede simulatieoefeningen. Via een MOOC (Massive Online Open Course) leer je stap voor stap zelf kwalitatieve simulaties opzetten binnen je opleiding of instelling. Deze gratis cursus is een resultaat van het NursEduPal@Euro Erasmus+-project. Het doel was in eerste instantie om docenten en opleiders verpleegkunde te ondersteunen bij het verbeteren van de kennis, vaardigheden en attitudes van hun studenten op het vlak van palliatieve zorg. Al zijn de inzichten rond deze immersieve leermethode absoluut zinvol in alle zorgdomeinen.
Zelf simulatieonderwijs inrichten
“De MOOC is vrij beschikbaar en biedt een duidelijke richtlijn voor het opzetten van simulatieoefeningen in de volledige zorgsector”, zegt Veerle Coupez, coördinator onderzoek en lector verpleegkunde aan Howest en lid van de werkgroep palliatieve zorg van NETWERK VERPLEEGKUNDE. “De training duurt ongeveer vijf uur, je bent er dus best intensief mee bezig. Daarna heb je alles in de hand om zelf simulatieonderwijs in te richten in je instelling, op je afdeling of in je team.” Wie de volledige digitale cursus doorloopt, krijgt de belangrijkste theoretische kaders mee, leert instructiemateriaal en -oefeningen ontwerpen, begrijpt de methode en het belang van debriefing en krijgt inzicht in de mogelijkheden van simulatieonderwijs binnen zijn eigen domein.”
Bevorderen van self-efficacy
Simulatieonderwijs wordt vaak ingezet voor het trainen van efficiënte samenwerkingen tijdens acute situaties. Dat is zinvol om beheerst en beredeneerd te blijven handelen onder grote druk. Deze MOOC onderscheidt zich door ook methodieken te integreren voor permanente, niet-acute zorg. Bij voorkeur wordt de sessie voorbereid door iemand van de eigen dienst of instelling die op de hoogte is van de specifieke cultuur, de doelgroep en de dagelijkse werking van de dienst.
Veerle: “Door casussen in te oefenen via simulaties, krijgen deelnemers meer zelfvertrouwen bij hun handelen. We noemen dit self-efficacy. Hoe ondersteun je een bewoner met dementie bij het oriënteren in tijd en ruimte? Hoe vertel je dat een dierbare stervende is? Je leert op een veilige, realistische manier reageren zonder iemand te kwetsen of andere negatieve gevolgen.” Net daarom stelt Howest deze praktijkgerichte handleiding gratis ter beschikking. Zo kunnen opleiders in zorg die simulatieonderwijs willen gebruiken na het volgen van deze MOOC concreet en creatief aan de slag binnen hun eigen context. Al kan je natuurlijk steeds bij Howest terecht voor simulaties op maat.
Raadpleeg deze gratis e-course via de website van Howest.
“Zorg dragen voor mensen blijft een van mijn drijfveren”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Mieke Duyver (41 jaar) is adjunct-hoofdverpleegkundige op pediatrie in VITAZ en voorzitter van NETWERK VERPLEEGKUNDE regio Waasland.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Al van jongs af aan wou ik iets met kinderen doen. Tijdens mijn opleiding verpleegkunde koos ik kinderverpleegkunde als specialisatie. Nadat ik afstudeerde kwam ik eerst op geriatrie terecht. Het lijken uitersten, maar zowel kinderen als ouderen hebben mensen nodig die opkomen voor hun belangen. Het opnemen voor kwetsbare mensen heeft altijd in mij gezeten. Zorg dragen voor patiënten, collega’s en studenten, dat blijft een van mijn drijfveren.
Wat boeit je in je job?
Als adjunct-hoofdverpleegkundige is mijn focus wat verschoven. Voor mij draait het nu meer om zorg dragen voor de collega’s en het op weg helpen van nieuwe personeelsleden en studenten. Ik wil hen op onze dienst de kans bieden zich volop te ontwikkelen. Al blijf ik me ook inzetten voor onze patiëntjes en hun ouders. Daarnaast is de variatie in de job een pluspunt. Op pediatrie zie je zoveel verschillende pathologieën. Dat is heel interessant.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Dat zijn er veel: zorgvuldigheid, verantwoordelijkheid, empathie, observatievermogen, … Als ik echt moet kiezen zou ik communicatief zeggen. In onze job moeten we op een goede en efficiënte manier boodschappen overbrengen. Je praat anders tegen een kind van drie dan tegen een twaalfjarige. Je deelt allerlei informatie met ouders, collega’s, artsen en leidinggevenden. Met ruis op de lijn gebeuren fouten en verloopt de samenwerking stroef. Goed communiceren is echt een kunst.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Op onze dienst zien we veel bange, zieke kinderen. Waar we allemaal van opfleuren is van een kind dat ondanks de indrukwekkende, onvoorspelbare en angstaanjagende omgeving zo op zijn gemak is dat het weer kan lachen. En zijn ouders ook. Dat doet deugd. Door er te zijn voor elkaar, patiënten en personeel, creëren we een veilige sfeer. Een luisterend oor, een warm gesprek, een vriendelijke groet: zo maken wij het verschil.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Absoluut. Tijdsdruk is hier vaak de oorzaak van. Dat is frustrerend. Er is te weinig tijd voor onze patiënten of om bezig te zijn met mooie projecten. We lopen elkaar voorbij en botsen tegen onze grenzen aan. Dat belemmert ook wat ik eerder zei: de veiligheid om te verkennen, te groeien en te zijn wie je echt bent komt zo in het gedrang. Dit moeten we bewaken zodat het niet zover komt.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Voldoende gekwalificeerd personeel vinden en houden. De toekomst ziet er soms beangstigend uit. Net daarom zou elk ziekenhuis moeten investeren in een goede begeleiding, maar daarvoor heb je voldoende tijd en personeel nodig. Daarom hecht ik zoveel belang aan de ondersteuning van studenten en nieuwe verpleegkundigen. Het is onze taak om hen goesting te geven om deze job te doen.
Wat doe je in je vrije tijd?
Mijn vrije tijd breng ik voornamelijk door met mijn twee kinderen en echtgenoot. Samen een film kijken, een uitstapje, huiswerk helpen maken. Ik wil hen een warm nest bieden waarin ze alles hebben om zich te ontplooien. Ik geniet ook van etentjes met vrienden en in de zomer waag ik mij wel eens aan een boek. Al moet ik toegeven dat het meestal slechts half verslonden weer in de kast belandt.
Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.
Juridische vragen en antwoorden #1 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Kan een aangifte van agressie anoniem gebeuren om het personeelslid te beschermen?
“Bij een aangifte van agressie wordt de naam van de verpleegkundige die slachtoffer is, genoteerd in het proces-verbaal van de politie, waardoor die bij vrijgave ervan ook bekend wordt aan de dader. Hierdoor zijn latere bedreigingen of wraakacties mogelijk. Kan anoniem aangifte gedaan worden om het personeelslid te beschermen?”
Antwoord:
Deze vraag is meermaals gesteld aan verschillende overheden. Op een personeelsbadge kan enkel de voornaam vermeld worden, wat minder identificatie geeft voor agressieve patiënten of familie.
Bij het neerleggen van een officiële klacht moet de verpleegkundige zijn naam opgeven. Die mag in het proces-verbaal het ziekenhuis opgeven als adres. Zo kent de dader zijn adres niet. De naam van de verpleegkundige als getuige of als slachtoffer is nodig voor een eventuele rechtszaak en een burgerlijke partijstelling. Zonder naam kan er geen verder juridisch gevolg gegeven worden en kan later geen schadevergoeding toegekend worden.
In principe blijft het dossier gesloten tot het parket of de onderzoeksrechter inzage geeft. Dit is dan voor alle betrokkenen, ook voor de dader. De naam in het dossier wordt dus toch bekend. Een alternatief is om de politie te vragen alleen het rijksregisternummer in het proces-verbaal te vermelden. Zo is het slachtoffer ondubbelzinnig geïdentificeerd, maar niet terug te vinden door anderen. NETWERK VERPLEEGKUNDE gaf dit door aan de vertegenwoordiger in de federale werkgroep agressie (kritieke diensten).
Mag een zorgkundige zuurstof toedienen?
“Is het toedienen van zuurstof een onderdeel van de voorbereiding en toediening van medicatie, en mag een verpleegkundige dit delegeren aan een zorgkundige?”
Antwoord:
Zorgkundigen mogen binnen hun voorwaarden medicatie toedienen via orale weg, inclusief inhalatie. Voor zuurstof gelden evenwel verschillende interpretaties door de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) en de FOD Volksgezondheid. Volgens de TCV heeft zuurstoftoediening een specifieke plaats in het K.B. 1990 en valt ze zelfs onder een volledig andere categorie (B1 i.p.v. B2). De TCV oordeelt dat zuurstoftoediening dus niet gedelegeerd mag worden aan de zorgkundige.
Daarentegen stelt de FOD Volksgezondheid in de FAQ Zorgkundigen dat zuurstof beschouwd wordt als een geneesmiddel. Een verpleegkundige kan volgens de FOD de toediening van zuurstof delegeren aan een zorgkundige aangezien inhalatie behoort tot de “toediening van orale medicatie”.
Bij verschillende interpretaties respecteert NETWERK VERPLEEGKUNDE de juridische visie van de FOD Volksgezondheid. Beide visies komen uiteindelijk overeen dat zorgkundigen geen zuurstoftherapie mogen instellen of opstarten. Zodra een verpleegkundige de therapie heeft ingesteld, mag hij de verdere toediening delegeren aan een zorgkundige. Uiteraard blijven alle uitvoeringsvoorwaarden gelden en moet de zorgkundige over de nodige opleiding en bekwaamheid beschikken voor een correcte toediening en het veilig omgaan met zuurstof.
De pijn van onzichtbare familiepatronen
Een ouder hoort te zorgen voor het algemeen welzijn van hun kind. Naarmate de tijd verstrijkt wordt dit kind – dat opgroeide tot volwassene – verondersteld om te gaan zorgen voor de ouder. We vergeten daarbij vaak dat heel wat ouder-kind relaties getroebleerd zijn en die volwassene, kind is van een emotioneel onbeschikbare ouder. Men heeft een chronische pijn, een diepe wonde geërfd. Eén die generaties lang, vaak onbewust in het familiesysteem wordt doorgegeven. Het is een trauma dat zorgt voor heel wat hartzeer en die men een heel leven blijft meedragen. Men kan zich van deze kwetsuur bewust worden, ermee leren omgaan, het dragen en verder leven, hopend dat men uit die innerlijke pijn ook kracht kan halen. Als hulpverlener kan je in het verhaal van dergelijke families een ontzettend belangrijke en ondersteunende rol spelen.
Hugo ruilde ons land jaren geleden in voor een exotisch oord waar hij aan de slag ging in het nachtleven. Ondertussen is hij gehuwd en heeft hij een vijfjarig zoontje. Al een zestal maanden voelt hij zich zwaar vermoeid en heeft hij veralgemeende pijnklachten. Hij besluit voor een medische check-up alleen terug te reizen naar België. Het verdict is onverbiddelijk: niertumor met uitzaaiingen naar beide longen en verschillende botten. De tumor blijkt zeer agressief en aangezien de kanker zich heeft verspreid in zijn lichaam is de prognose niet goed. Een korte chemokuur en het blijven aanpassen van zijn pijnbeleid is wat we hem nog kunnen bieden.
Hugo blijkt geen aimabele man te zijn. Zelfs na talrijke ontmoetingen en bizarre gesprekken – waarin hij beschikt over het talent om overal een draai aan te geven waardoor de ander onredelijk of dom lijkt – bespeur ik geen greintje sympathie en emotie bij deze man. Zijn gebrek aan zelfvertrouwen compenseert hij met arrogantie en een gevoel van superioriteit en al blijft hij dit ontkennen, hij heeft een opiaten en softdrugs verslaving. Diep vanbinnen zie ik in zijn kille en lege blik, een klein en angstig jongetje dat nooit liefde heeft gekend. Telkens wanneer hij het ziekenhuis verlaat na alweer een korte opname en terugkeert naar zijn hotelkamer, weet ik dat hij mijn advies om zijn echtgenote te contacteren en op de hoogte te brengen van zijn toestand, in de wind zal slaan. Ik kan niet anders dan zijn wens respecteren.
We zijn nu twee maanden later, vrijdagochtend 08u05 en mijn telefoon rinkelt. De verpleegkundige spreekt gejaagd: ‘Of ik onmiddellijk kan langskomen want met meneer gaat het echt niet goed.’ ‘Meneer’ blijkt Hugo te zijn die de voorbije nacht werd opgenomen.
Hugo ligt op bed. Op zijn voorhoofd hangen parelende zweetdruppels, zijn gelaat is scherp en grauw van kleur, hij ademt snel en trekkend, dit met het maximum aan zuurstoftoediening. Ik zie nog een schim van de man die ik ken. Naast hem blijkt zijn ex-partner te zitten. Ze huilt en haar hand ligt op de zijne. Nooit heeft hij haar vernoemd in één van onze gesprekken. Een kans om ‘Dag Hugo te zeggen’ geeft hij mij niet. Hij eist met zwakke stem: ‘Lien ik wil geen pijn meer.’ ‘Ik wil dat je mij genoeg Morfine geeft in mijn infuus.’ Ondertussen is ook de behandelende arts aangekomen. We vertellen Hugo dat de kans bestaat dat ten gevolge van zuurstoftekort, zijn slechte algemene toestand en het opdrijven van het comfortbeleid, hij kan komen te slapen. Hugo knikt en fluistert: ‘Hoe sneller hoe beter’. Hij benoemt op dit moment zijn dochter nog te willen zien. Alweer een onbekende verrassing. Zijn dochter in België blijkt een twintiger te zijn en sinds jaren is er geen contact meer. Zijn ex-partner zegt al huilend: ‘Onze dochter wil gewoon geen afscheid nemen van haar eigen vader’.
Ik besluit in overleg met de moeder om hun dochter op te bellen. De beltoon gaat verschillende keren over tot er toch een ‘hallo’ komt. Een hijgende stem spreekt mij toe, ze is al fietsend op weg naar school. Ze verteld mij dat haar vader alle contact heeft verbroken sinds hij naar het buitenland vertrok. Ze was toen acht jaar. Voor haar is hij een haast onbekende man die er nooit voor haar geweest is. Ze huilt onophoudelijk en ik hoor de pijn in haar stem. Ik vertel haar dat ze geen afscheid ‘moet’ komen nemen maar als ze het enigszins overweegt, ze dit niet hoeft te doen voor haar vader maar voor zichzelf. ‘Ons team staat hier klaar voor jou, je hoeft dit niet alleen te doen. Jij kiest hoe je afscheid wil nemen, alleen jij, niet hij.’
Een dik half uur later komt een knappe jongedame voorzichtig de ziekenhuisgang ingestapt. ‘Verder dan de deur kom ik niet zegt ze.’ We bevestigen haar dat dit meer dan oké is. Haar handen trillen wanneer we naar zijn kamer wandelen. Ik open de deur en maak Hugo wakker. ‘Ze is er’. Ze staat aan de deur en kijkt haar vader aan. Hij steekt zijn hand op en wuift naar haar. De tranen die er bij hem niet zijn vloeien des te meer bij haar. Hugo sluit zijn ogen en zinkt weg in een laatste diepe slaap.
Deze jonge twintiger heeft haar eigen pijn getrotseerd en afscheid genomen van een man met wie ze nooit een liefdevolle connectie had. Het besef dat ze begonnen is aan het verbreken van een pijnlijk en jarenlang patroon in haar familie is begonnen. Afscheid nemen – hoe gecompliceerd de relatie tussen mensen ook is – dat doe je maar een keer. Het is belangrijk om mensen hierin zelf een keuze te laten want vaak loopt het tijdens het daarop volgende rouwproces vast: het niet hebben kunnen afscheid nemen.
N.B. De naam van de patiënt is fictief.
Hecht team met gemeenschappelijk doel
Het Parkinsondagcentum, verbonden aan AZ Delta in Roeselare, bestaat tien jaar. Dat vonden de verpleegkundigen de ideale gelegenheid om hun coördinator Stefaan Vandekinderen in de bloemetjes te zetten. Ze nomineerden hem als parel van een verpleegkundige bij NETWERK VERPLEEGKUNDE. Hij reageerde zeer verrast en enthousiast toen hij vernam dat hij een van de vier winnaars werd. Stefaan zelf geeft aan dat zijn inzet gevoed wordt door de kracht en de betrokkenheid van zijn team.
AZ Delta is erkend als multidisciplinair centrum voor de behandeling van patiënten die lijden aan de ziekte van Parkinson. Een multidisciplinair team stelt in overleg met de patiënt en eventuele mantelzorgers een uniek zorgplan samen met als doel de patiënt zo lang mogelijk zelfredzaam te houden. De werking van het Parkinsondagcentrum is daarom zeer laagdrempelig. “Ons team bestaat uit een vaste, hechte groep medewerkers”, zegt Stefaan. “Iedereen kent elkaar en de patiënten. Dat bevordert de sfeer en de samenwerking. We hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen. Ons zorgconcept is uniek en daar zijn we trots op.”
Tomeloze inzet voor de dienst
Het Parkinsondagcentrum heeft een breed scala aan therapieën en organiseert naast revalidatie en medische programma’s ook vrijblijvende groepsactiviteiten voor patiënten. Daarnaast zijn er voor mantelzorgers specifieke ontmoetingsmomenten. Stefaan: “Het leven met Parkinson en zorgen voor iemand met de ziekte is zwaar. Daarom zetten we bewust in op verbindende vrijetijdsactiviteiten: zwemmen, een wandeling, een zangnamiddag. Het is altijd heel plezant. Sommige personeelsleden komen dan vrijwillig meehelpen. Dat siert onze dienst echt. Iedereen in dit team begrijpt wat we doen en waarom we het doen. We maken tijd en luisteren naar onze doelgroep. Dat resulteert in diepgaande, vertrouwde zorg waar zowel de patiënt als de hulpverleners van genieten. De tomeloze inzet van mijn collega’s is mijn drijfveer om het goed te blijven doen.”
Juridische vragen en antwoorden #9 – 2023
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mogen kinesitherapeuten de handelingen luchtwegenaspiratie en drainage stellen?
“Is het vandaag mogelijk voor een kinesitherapeut om de volgende handelingen te stellen: luchtwegenaspiratie en drainage?”
Antwoord:
In het verleden is hierover al advies verleent door de Federale Raad voor de Kinesitherapie aan de minister. Vooral in de ziekenhuizen en dan in het bijzonder op de diensten intensieve zorg en longziekten worden deze handelingen – meestal in een multidisciplinaire setting en in overleg met de artsen – soms uitgevoerd door kinesitherapeuten.
Het FRK-advies luidt: een kinesitherapeut kan, tijdens een kinesitherapeutische behandeling, endotrachiale secreties aspireren, als hij over de nodige ervaring hiervoor beschikt en zich in een omgeving bevindt waar, indien nodig, hulp geboden kan worden.
Ook in de thuisomgeving moet er met voldoende voorzichtigheid en met kennis van zaken gehandeld worden.
Mogen alle medewerkers in de kinderopvang medicatie toedienen?
“In de media verschijnen soms artikels die laten uitschijnen dat in de kinderopvang alle medewerkers, waaronder dus kinderverzorgsters die geen verpleeg- of zorgkundige zijn, medicatie mogen toedienen. Klopt dit?”
Antwoord:
De informatie in de pers is misleidend. Het toedienen van geneesmiddelen is een verpleegkundige handeling die onder voorwaarden kan gedelegeerd worden aan zorgkundigen en ook aan mantelzorgers, maar niet aan kinderverzorgsters.
Enkel verpleegkundigen en, onder strikte voorwaarden, zorgkundigen mogen medicatie toedienen. Mantelzorgers mogen dit na opleiding en het opmaken van een attest door een verpleegkundige of arts.
Tot nu toe is de regeling van mantelzorgers verboden aan personen die de handelingen zouden stellen tijdens het uitoefenen van een beroep (leerkracht, kinderverzorgster, opvoeder, …). Zie art. 124 WUG.
Er zijn al langer voorstellen om dit toe te laten in het kader van een regeling voor ‘bekwame helpers’, maar zolang deze wetgeving niet gepubliceerd is, blijft het toedienen van medicatie door anderen, waaronder kinderverzorgsters, verboden.