Roddelen: lijm of gif?
“Zeg, heb je gezien dat Sarah te laat was?”, “Ben ik de enige die vindt dat de patiënt in kamer 4 overdrijft?” Roddelen. Iedereen doet het: onder vrienden en op de werkvloer. Vaak gaat het over iets luchtigs, soms steekt er meer onder. Roddelen is zo ingebakken in ons sociale leven dat wetenschappers het zien als een onmisbare vorm van communicatie. Tijd om dat fenomeen eens onder de loep te nemen. Want waarom smullen we er zo van? En welke functie heeft het op de werkvloer?
Zestig procent van onze communicatie gaat over anderen. Waarom doen we dat? Volgens Nele Verrezen, auteur van Gekonkelfoes in organisaties. Roddelen is niet onschuldig! (Politeia, 2018), gaat het vaak om een poging om gedrag te begrijpen. Stel dat een collega geen goeiemorgen zegt, dan bespreken we dat met anderen om te plaatsen wat er aan de hand is. Verrezen noemt het ‘menselijk vlooien’. Het helpt ons situaties te kaderen en geeft een gevoel van verbondenheid.
Wie ooit samen met collega’s gniffelde om een grappige uitspraak van een patiënt, of trots vertelde dat iemand langer bleef om een bewoner te helpen, herkent dat verbindende effect. In een context waar intens wordt samengewerkt, vaak onder hoge druk en met emotioneel belastende thema’s, is roddelen haast onvermijdelijk. Het kan een manier zijn om frustraties te ventileren, steun te zoeken of spanning te ontladen. Als sociale lijm creëert het samenhorigheid en maakt het impliciet duidelijk welke gedragingen we waarderen.
De keerzijde: stemmingmakerij
Maar roddelen heeft ook een donkere kant. Wat onschuldig begint, kan uitgroeien tot stemmingmakerij: verhalen die worden aangedikt, aangevuld met interpretaties en die uiteindelijk meer geloof krijgen dan de feiten zelf. Negatieve roddels, bijvoorbeeld over collega’s, kunnen leiden tot wantrouwen, uitsluiting of een ‘wij versus zij’-sfeer. En dat heeft impact. Een studie in Organizational Behavior and Human Decision Processes (Ellwardt, 2012) toont dat negatieve roddels samenhangen met lagere werktevredenheid en meer stress in teams.
De intentie speelt daarbij een doorslaggevende rol. Deel je iets om begrip te krijgen of spanning te ventileren, dan kan een roddel nog verbindend werken. Maar is het doel iemand te ondermijnen of belachelijk te maken, dan kantelt het mechanisme. Dan wordt roddelen geen onschuldig praatje meer, maar een middel om macht uit te oefenen of iemand in een kwaad daglicht te zetten.
Neem het voorbeeld van een nieuwe collega die nog zoekend is naar haar plek binnen de organisatie. Als er in de koffiekamer zuchtend wordt gezegd: “Zo chaotisch dat ze is”, voelt dat niet alleen kwetsend wanneer het haar ter ore komt, het kan ook de rest van het team verdelen. De bedoeling achter zo’n opmerking is zelden constructief, en dat maakt het effect des te schadelijker.
Wat kan je doen?
Roddelen uitbannen is onmogelijk. Maar er bewuster mee omgaan kan wel:
- Sta stil bij de intentie. Vertel je iets om te begrijpen of te verbinden, of doe je mee aan stemmingmakerij? Dezelfde zin kan steunend of ondermijnend zijn, afhankelijk van het waarom.
- Gebruik de vuistregel: zou ik dit ook rechtstreeks tegen de betrokken persoon zeggen? Zo niet, denk twee keer na.
- Benoem het. Als je zwijgt, dan bevestig je de roddel vaak onbewust. Door hem (voorzichtig) tegen te spreken, verminder je de impact.
- Buig om naar iets constructiefs. Vervang: “Zij is altijd chaotisch” door “Hoe kunnen we haar helpen zodat ze sneller haar weg vindt?”
- Neem collectieve verantwoordelijkheid. Als team kan je er bewust voor kiezen om negatieve roddels minder ruimte te geven en elkaar daarin aan te spreken.
Hoe je het ook draait of keert: roddelen hoort bij ons mens-zijn. Net als apen die elkaars vacht verzorgen, zoeken wij naar verhalen die ons dichter bij elkaar brengen.
Even scherpstellen
Wat als je hoofd voller zit dan je agenda? Je rent van de ochtendshift naar oudercontact, probeert boodschappen te doen terwijl je een doktersafspraak herinnert, en beantwoordt tussendoor nog snel een werkmail. En plots weet je het niet meer: wat was nu eigenlijk echt belangrijk vandaag?
Herkenbaar? Dan ben je niet alleen. In een wereld die steeds sneller draait en meer van ons vraagt, is het moeilijk om je focus helder te houden. De aandacht gaat naar wat het hardst roept, niet naar wat het meest telt.
Van to-dolijst naar betekenis
In de zorg werk je vaak onder hoge druk. Je takenlijst is lang, de noden van patiënten zijn urgent en je team rekent op je. Dan dreig je op automatische piloot te belanden. Je doet wat moet, zonder nog echt stil te staan bij het waarom. Maar wat geeft jou het meest voldoening? Een patiënt die je hebt verder geholpen en waarvoor je dus echt iets betekende? Of dagen vol administratie waarbij het wel dweilen lijkt met de kraan open? Om opnieuw te focussen op wat er toe doet, helpt het om regelmatig stil te staan bij wat jij belangrijk vindt in je werk. Wat wil je bijdragen? Waar haal je veel voldoening uit? Die vragen kunnen richting geven, zelfs op drukke dagen.
Focus vraagt rust, geen drukte
Goed kunnen focussen begint bij mentale ruimte. Net die ontbreekt vaak. Elk piepje van de gsm, elke ‘mag ik je iets vragen?’ trekt je aandacht weg van waar je mee bezig was. Een onderzoek van de University of California[1] toont aan dat het terugkeren naar een taak na een onderbreking gemiddeld 20 tot 25 minuten kan duren. Bovendien is bij complexe taken soms nog eens 15 minuten extra nodig om weer volledig geconcentreerd te werken. De oplossing? Creëer (micro)momenten van focus:
- Werk in blokken van 25 minuten zonder afleiding, gevolgd door een korte pauze.
- Zet meldingen op stil wanneer dat kan.
- Plan een vast moment om je administratie of rapporten af te werken en geef aan collega’s door wanneer je niet gestoord wil worden.
- Gebruik de ‘brain dump’-techniek: heb je duizend dingen aan je hoofd? Schrijf alles van je af op een los blad of notitie-app.
- Staat je agenda vol moeilijke taken in de late namiddag, wanneer je concentratie zakt? Verplaats waar mogelijk iets naar een energieker moment.
- Beweeg tussendoor: even rechtstaan, stretchen of kort wandelen helpt je brein resetten. Zelfs twee minuten bewegen verbetert je focus en stemming.
- En misschien wel de belangrijkste: geef jezelf toestemming om niet alles tegelijk te doen.
Vertragen om vooruit te gaan
Focus gaat niet over harder werken, wel over bewuster kiezen. Het vraagt soms moed om het tempo te verlagen of de verwachtingen bij te stellen. Door te vertragen, krijg je net weer zicht op wat voor jou telt: in je werk, je team, je leven.
En dat hoeft niet groots te zijn. Eén oprecht gesprek met een patiënt. Vijf minuten adempauze in de koffieruimte. Een heldere ‘ja’ tegen iets wat je belangrijk vindt, en dus ook een ‘nee’ tegen de rest. Zo maak je van ‘druk druk druk’ weer ‘rust, richting, resultaat’.
[1] University of California, Berkeley. The Impact of Interruptions on Work. HR Wisdom Café: https://hr.berkeley.edu/grow/grow-your-community/wisdom-caf%C3%A9-wednesday/impact-interruptions
Koken tegen de pijn: voeding als medestander
Professor Bart Morlion, anesthesioloog en hoogleraar aan de KU Leuven, gelooft al bijna dertig jaar in een holistische aanpak van chronische pijn. Naast beweging, slaap, stressmanagement, sociale verbondenheid en mentaal welzijn, ziet hij voeding als één van de zes pijlers van leefstijlaanpassingen. “Voeding is geen wondermiddel, wel een haalbare leefstijlstap.”
Wanneer professor Bart Morlion het heeft over de kracht van voeding bij pijnbestrijding, dan blijft hij ver uit de buurt van gehypete TikTok-diëten. Waar hij wel een lans voor breekt is de mediterrane keuken. Wat er zeker op het menu moet staan:
- omega‑3‑vetzuren uit vette vis zoals makreel, sardines en haring
- olijfolie in de plaats van boter
- vezels uit peulvruchten en volle granen in de plaats van geraffineerde producten
- verse groenten en kruiden
Die ingrediënten helpen tegen neuro-inflammatie: een laaggradige, aanhoudende ontsteking die chronische pijn voedt. Tegelijk ondersteunen ze het microbioom, het netwerk van darmbacteriën dat een verrassend grote invloed heeft op ons immuunsysteem en ons pijngevoel. “Onze darmen zijn ons tweede brein”, zegt Morlion. “Steeds meer studies tonen aan dat het microbioom mee bepaalt hoe we pijn ervaren.”
Morlion staat niet alleen in zijn visie. De Hoge Gezondheidsraad publiceerde op 17 juni 2025 haar nieuwe voedingsaanbevelingen, en die sluiten naadloos aan bij de mediterrane principes. Zo wordt aanbevolen om dagelijks minstens 125 gram volkoren granen te eten, peulvruchten vaker op het menu te zetten en sterk bewerkte voeding zo veel mogelijk te vermijden.
Verpleegkundigen in de keuken
Voor verpleegkundigen biedt voeding een concrete ingang om het gesprek met zorgvragers te openen. “Ze hoeven geen diëtist te zijn”, zegt Morlion, “met kleine, onderbouwde tips geven ze het goede voorbeeld. Zonder vingertje, wel met kennis.” Het past perfect binnen de opmars van culinary medicine, een beweging waarbij zorgprofessionals zelf leren inkopen en koken om beter advies te kunnen geven.
Zelf toont Morlion tijdens lezingen graag hoe eenvoudig het kan. “Een makreel droog in de pan, een salsa verde van groene kruiden erbij, en je hebt een gezond en lekker gerecht.” Hij haalt ook pijnverzachtende ingrediënten uit zijn kruidenrek. Citroenverbena bijvoorbeeld, heerlijk in een sabayon, maar ook spierontspannend. Of chilipeper dat capsaïcine bevat. Deze prikkelende stof reageert met hittereceptoren in het lichaam en werkt op die manier pijnstillend bij zenuwpijnen.
Uiteraard is dit een en-enverhaal. Morlions aanpak stoelt op de zes pijlers, dus naast voeding tellen ook de pijlers als slaap, beweging, ontspanning, verbinding en mentaal welzijn mee. Door hiermee aan de slag te gaan, creëer je een haalbare route naar pijnverlichting.
Meer weten over de link tussen voeding en pijn?
Dit najaar verschijnt Morlions nieuwe boek Grip op je pijn (Lannoo). Het uitgebreide hoofdstuk over leefstijlaanpassingen bevat een flinke portie praktische en lekkere tips om met voeding aan de slag te gaan. Smakelijk.
Kritisch kijken naar gezondheidsinfo in tijden van virale verzinsels
“Sinusitis? Steek een teentje look in je neus. Acne? Smeer wat luierzalf op je gezicht.” Verschillende gezondheidstips op TikTok en andere media doen de wenkbrauwen fronsen. Toch is dit voor velen de plek geworden voor gezondheidsadvies. En precies daarom is Maarten Van Clé, alias Dokter Maarten, daar ook te vinden. Als arts in opleiding en actief bij Gezondheid en Wetenschap wil hij tegenwicht bieden aan de stortvloed van misinformatie die online circuleert.
De laatste jaren verschuift de zoektocht naar gezondheidsinformatie van Google naar TikTok. Dit platform dient niet alleen om te scrollen, maar ook als zoekmachine. Hashtags zoals #sinustok, #tourettetok, #diabetestok, #guttok, … krijgen miljoenen views. ”Veel van die informatie is niet correct, of soms zelfs ronduit schadelijk. En dat is problematisch”, zegt Dokter Maarten.
Volgens hem is er een breed spectrum. “Soms verspreiden mensen verkeerde info met de beste bedoelingen, zoals de video waarin iemand zinkoxide – een luiercrème – aanprijst tegen acne. Dat is niet gevaarlijk, maar ook niet het meest aangewezen middel. Andere claims zijn veel ernstiger: van anti-vaccinatie tot complottheorieën over reguliere geneeskunde.” Het gevaar? Als mensen vertrouwen verliezen in wetenschappelijke zorg, dreigt de volksgezondheid te lijden. “Zo wordt de aanpak van ziekten zoals mazelen, waarvoor recent opnieuw uitbraken zijn gemeld, bemoeilijkt door de verspreiding van misinformatie over vaccinaties”, waarschuwt Maarten.
Van luisterend oor tot wetenschappelijk kompas
Wat kunnen verpleegkundigen en studenten doen? “Vooral luisteren”, zegt Maarten. “Patiënten die zich niet gehoord voelen, zoeken hun heil sneller in alternatieve oplossingen.” Door open in gesprek te gaan, zonder te veroordelen, kunnen zorgverleners misinformatie ontmijnen nog voor die schade berokkent. Daarnaast hebben verpleegkundigen een krachtige troef: vertrouwen. “Mensen geloven ons, omdat we een zorgopleiding volgden. Gebruik dat vertrouwen goed en baseer je op wetenschappelijke bronnen, zoals Gezondheid en Wetenschap, of de richtlijnen die je in je opleiding meekrijgt.”
Ook sociale media kunnen daarbij een rol spelen. “Als je weet welke fabels er circuleren, kan je ze beter weerleggen. Zelf actief worden op sociale media is niet nodig, maar het helpt om de digitale vinger aan de pols te houden.”
Opletten voor valkuilen
Hoe herken je misleidende info? Maarten noemt drie alarmsignalen:
- Snelle beloftes: “Verlies tien kilo in twee weken”.
- Commerciële belangen: influencers die hun eigen supplementenlijn promoten en daar sponsoring voor ontvangen.
- Grote woorden en vage claims: “Detox je lichaam met dit wondermiddel”.
Er zijn ook zorgverleners die correcte informatie delen. Tegelijkertijd zijn er mensen die vanuit persoonlijke ervaringen iets vertellen dat niet helemaal klopt, ook al doen ze dat met de beste bedoelingen. “Wees daarom voorzichtig met het baseren van informatie op individuele verhalen, en neem de wetenschap altijd als uitgangspunt”, beklemtoont Maarten. “De verhouding tussen juiste en foute info is moeilijk te kwantificeren, maar de verkeerde berichten verspreiden zich vaak sneller – omdat ze spectaculairder of emotioneler zijn. Juist daarom is het belangrijk om als zorgverlener dat verschil te maken en anderen daarbij te helpen.”
Bekijk Instagram of TikTok via @zoek.gezond of zoek ‘Zoek Gezond’ via Google.
Netiquette: netjes online communiceren doe je zo
E-mails, appjes, berichten, … Onze communicatie verloopt grotendeels online. Vaak zijn het korte teksten zonder volzinnen. Soms zelfs enkel een reeks emoji’s. En dat beperkt zich niet tot vrienden. Ook tijdens het werk vliegen berichten over en weer. Helaas hebben we niet altijd in handen hoe zo’n bericht binnenkomt bij de ontvanger. Tijd voor vijf praktische tips om ook online netjes en genuanceerd met elkaar te communiceren. Netiquette, met of zonder knipoog. 😉
1. Bezint, eer je begint
Schrijf je een bericht? Onthoud dan vooral dit: je praat niet met een machine, maar met echte personen. Denk na over wat en hoe je schrijft. Alles wat je online zet, blijft daar namelijk eeuwig staan. Een screenshot of een kopie van je berichten is snel gemaakt en deze blijven bestaan, ook nadat jij je berichten achteraf verwijderde.
2. Een kort antwoord is niet altijd boos
Een e-mail met alleen ‘Ja, prima’ of ‘Oké’ voelt misschien kil, maar betekent in de meeste gevallen simpelweg dat de ander snel antwoordt en geen tijd verspilt. Geen verborgen boodschap, geen passief-agressieve toon: gewoon efficiëntie. Probeer dus niet meteen te twijfelen aan de intentie van de ander. En als je zelf kort antwoordt, voeg dan eventueel een extra woordje of emoji toe: ‘Ja, prima! 😊’ of ‘Oké, dank!’.
3. Besteed aandacht aan grammatica en interpunctie
Neem de tijd om je antwoorden nog eens na te lezen. Controleer ze op grammatica, interpunctie en spelling. Het kan voor anderen frustrerend zijn als ze slecht geschreven zinnen moeten ontcijferen om te begrijpen wat je bedoelt. Bovendien leidt het af van het doel van je bericht. Blijf ook weg van uitroeptekens. Eentje kan geen kwaad, maar te veel uitroeptekens maken je bericht onprofessioneel of zelfs kinderachtig. Het wekt de indruk dat je schreeuwt of dat je niet in staat bent om je boodschap helder en overtuigend over te brengen.
4. Emoji’s: ja of nee?
Emoji’s kunnen helpen om je toon zachter te maken. Een ‘Bedankt!’ kan zakelijk of streng overkomen, terwijl ‘Bedankt! 😊’ net iets warmer voelt. Gebruik emoji’s met mate, vooral in formele mails. Let ook op. Emoji’s zijn niet eenduidig. Voor de een is een aubergine een groente, voor de ander is het seksueel getint. Het gebruik van emoji’s is ook generatiegebonden. Neem nu deze:👍. Jongeren gebruiken deze emoji op een heel andere, ironische, manier. Met de duim zeg je op een passief-agressieve, sarcastische manier dat iemand iets ‘goed’ heeft gedaan. Bijvoorbeeld: “Bedankt dat je de vuilniszak weg hebt gebracht 👍”, als iemand dat dus niet heeft gedaan.
Wil je emoji’s gebruiken op je laptop? Zo doe je dat:
- Windows: Druk op Windows-toets + . (punt) en kies een emoji
- Mac: Druk op Control + Command + Spatie om het emoji-venster te openen
5. Laat je online van je beste kant zien
Ook al leidt online communicatie tot een gevoel van anonimiteit, laat jezelf toch maar van je beste kant zien. Blijf vriendelijk, ook als je van mening verschilt. Goede netiquette gaat over respect, beleefdheid en professionaliteit. Wat je vooral niet moet doen? Hele berichten of losse woorden in hoofdletters schrijven, zelfs als je je woorden meer kracht wilt bijzetten. Hoofdletters op het internet staan namelijk voor schreeuwen en worden over het algemeen beschouwd als onbeleefd. Blijf dus weg van de capslock.
Feiten en fabels over tandenpoetsen
Poets minstens tweemaal per dag je tanden! Deze gouden regel is ondertussen flink ingeburgerd. Maar moet dat per se na het ontbijt en vóór het slapengaan? Neen. Ook beter niet doen: je mond spoelen na het poetsen. Je ziet: als het over tandenpoetsen gaat, staan we nog te vaak met onze mond vol tanden. Dit artikel brengt hier verandering in. Alle do’s en don’ts op een rij.
Een gezond gebit is niet alleen van belang voor een stralende glimlach, maar ook voor de gezondheid. Zowel fysiek als mentaal. Onderzoek wijst uit dat ontstekingen in de mond een verhoogd risico meebrengen op hart- en vaatziekten. Ook diabetes en zelfs reumatische aandoeningen worden hiermee in verband gebracht. Daarnaast kan een slecht gebit leiden tot pijn en voedingsproblemen en een verminderd zelfvertrouwen, wat de mentale gezondheid beïnvloedt. Genoeg redenen om dagelijks een tandje bij te steken voor een optimale mondhygiëne.
Tweemaal per dag, minimum twee minuten poetsen
Wist je dat de meeste tandartsen aanraden om je tanden te poetsen vóór het ontbijt? Idealiter zit er een halfuur tot drie kwartier tussen je ontbijt en poetsbeurt. Waarom? Voedingsmiddelen zoals ontbijtgranen en fruitsappen maken de mond zuurder. Als je meteen na het eten poetst, kan het zuur dieper in de tanden doordringen en schade veroorzaken. Dus best eerst tandenpoetsen en dan pas ontbijten of lang genoeg wachten.
Hoeveel minuten moet zo’n poetssessie dan duren? Hoe langer, hoe beter? Ook dat klopt niet helemaal. Waar wel veel van afhangt, is de grondigheid waarmee je poetst. Doe je dat op de juiste manier, bij voorkeur elektrisch, dan volstaan twee minuten. Liever manueel? Gebruik dan een zachte tandenborstel. Weet wel dat je dan vijf keer langer moeten poetsen voor hetzelfde effect.
Flossen: ja. Spoelen: liever niet
Correct flossen is niet voor iedereen weggelegd. Gelukkig zijn er tegenwoordig gebruiksvriendelijke alternatieven zoals tandenstokers en interdentale borstels die helpen bij het reinigen tussen de tanden. Een must, want de eerste gaatjes ontstaan net daar.
Hoe zit het met spoelen? Heb je geen tandproblemen, dan is mondwater niet per se nodig. En na het poetsen? Spoel niet na met water. Spuug de overtollige tandpasta uit, maar laat de fluoride en andere beschermende stoffen in je mond achter. Zo krijgen ze extra tijd om hun werk te doen.
Je bent wat je eet
Alcohol, nicotine en suiker zijn niet alleen slecht voor je gezondheid, ook je gebit ziet ervan af. Al deze ongezonde gewoonten verhogen de zuurgraad in de mond, wat schade aan het glazuur kan veroorzaken. Wil je je tanden versterken? Kies voor voedingsmiddelen die rijk zijn aan calcium zoals zuivelproducten of vezels zoals groenten, fruit en bepaalde granen.
Wist je trouwens dat ook nagelbijten een invloed heeft op je gebit? Vooral als je gel- of acrylnagels draagt. Deze nagelproducten kunnen een acrylatenallergie veroorzaken, wat problemen kan opleveren bij tandheelkundige behandelingen, aangezien acrylaten ook in vullingen en andere tandheelkundige materialen zitten. Hou hier rekening mee, zeker als je een nagelbijter bent.
BMI op de schop?
Neem je gewicht en deel het door je lengte in het kwadraat. Met deze simpele formule bereken je je Body Mass Index of BMI. Al decennialang is BMI de maatstaf om te bepalen of je een gezond gewicht hebt. Toch komt de eeuwenoude formule steeds meer onder vuur te liggen. Wetenschappers pleiten voor een herziening van de BMI en dringen aan op een meer genuanceerde aanpak.
Een BMI onder de 18? Ondergewicht. Boven de 25? Overgewicht. Vanaf 30? Obesitas. Simpel, maar volgens velen te zwart-wit. Zo houdt de BMI geen rekening met de verschillen in lichaamssamenstelling, waardoor je onmogelijk correcte conclusies kan trekken. In het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet roepen talloze gerenommeerde wetenschappers op om het gebruik van BMI te herzien. “Gezondheid in hokjes plaatsen, is compleet achterhaald”, klinkt het.
Vertekend beeld
We grijpen nog te vaak naar BMI om te weten of iemand onder- of overgewicht heeft en om zo gezondheidsrisico’s op te sporen. Het resultaat strookt evenwel niet altijd met de realiteit. Zo laat de formule cruciale factoren, zoals de verhouding tussen vet en spiermassa, volledig links liggen. Denk maar aan topatleten: geen grammetje vet en flinke spierbundels. Door het hoge percentage spiermassa zal de BMI de atleet onterecht in het hokje ‘overgewicht’ klasseren.
Dit legt een grote beperking van de BMI bloot: het negeren van verhoudingen. Het cijfer dat we op de weegschaal zien, is een optelsom van spieren, vet en andere lichaamscomponenten. Gezondheid draait om de balans tussen die elementen, niet alleen om het cijfer.
Risico op onjuiste conclusies
BMI als de enige graadmeter gebruiken leidt tot misleidende conclusies over iemands algemene gezondheid. Maar liefst 76 gezondheidsorganisaties onderschrijven dit standpunt in The Lancet. “De huidige BMI-methode kan zowel obesitas onderschatten als overschatten en biedt onvoldoende informatie over de individuele gezondheid”, staat te lezen.
Het gevaar? Mensen kunnen ten onrechte als gezond beschouwd worden terwijl ze een verhoogd risico lopen op ernstige aandoeningen zoals hart- en vaatziekten of diabetes type 2. Omgekeerd kunnen mensen met een hoge spiermassa onterecht het label ‘ongezond’ krijgen. Door een verkeerde diagnose blijft de juiste zorg of behandeling uit.
Representatievere modellen
De kritiek op BMI is niet nieuw en heeft de weg vrijgemaakt voor nieuwe, representatievere modellen. Volgens Elisabeth De Waele, diensthoofd klinische nutritie van het UZ Brussel, is een bio-elektrische impedantieanalyse of BIA2 een krachtige aanvulling op de BMI. BIA gebruikt elektrische impulsen om vet- en spiermassa in kaart te brengen. Een aanpak die veel preciezer is dan enkel gewicht en lengte. “Binnen de drie minuten weet je precies hoe jouw lichaam in elkaar zit.”
Daarnaast wint de Body Roundness Index (BRI) 3 terrein. BRI vervangt het gewicht door de heupomtrek, wat een realistischer beeld geeft van de lichaamssamenstelling. Onderzoek toont aan dat deze index sterk correleert met BIA en betrouwbaarder is bij het detecteren van gezondheidsrisico’s dan enkel BMI. Kortom: BMI alleen is lang niet meer voldoende.
De (on)zin van sap- en detoxkuren
Sap- en detoxkuren zijn populairder dan ooit. Zeker na de feestdagen grijpen velen naar vloeibare diëten om het lichaam te resetten. Maar helpen ze echt om een gezonde levensstijl aan te houden? Voelen we ons daadwerkelijk energieker? Zullen de kilo’s eraf vliegen, zoals vaak beweerd? Of schuilen er toch gevaren om de hoek? Kortom, hoe zinvol zijn de kuren echt?
Moeten we detoxen?
Volgens voorstanders is een detoxkuur nodig om opgestapelde gifstoffen uit het lichaam te verwijderen. Maar experts zijn duidelijk: je lichaam reinigt zichzelf. Organen zoals je lever, nieren, huid en blaas werken dag en nacht om afvalstoffen af te voeren. Het idee dat sapjes deze taak moeten overnemen, is een mythe. Daarnaast is er geen wetenschappelijk bewijs dat populaire detoxingrediënten – de zogenaamde ‘superfoods’ – je metabolisme versnellen of spijsvertering verbeteren. Een sapkuur is vaak te eenzijdig, waardoor je je lichaam opzadelt met een tekort aan cruciale voedingsstoffen.
Meer energie, of toch niet?
Veel detoxliefhebbers claimen zich energieker te voelen tijdens de kuur, maar dat komt eerder door wat ze schrappen uit hun dieet. Door minder bewerkte voeding en toegevoegde suikers te eten, voorkom je bloedsuikerschommelingen en voel je je stabieler. Ook het placebo-effect speelt mogelijk een rol: als je gelooft dat je je beter voelt, gaat je lichaam die gedachte vaak volgen. Toch werkt een sapkuur niet voor iedereen. Sommigen voelen zich juist futlozer en vermoeider door het caloriegebrek.
Afvallen of alleen tijdelijk?
Ja, een sapkuur kan op korte termijn tot gewichtsverlies leiden, maar dat is vooral te wijten aan de lage calorie-inname. De kilo’s komen vaak terug zodra je weer normaal eet. Duurzaam gewichtsverlies vraagt om structurele veranderingen, zoals meer groenten en fruit, minder suikers en een gezonder eetpatroon. Als je na de detox weer in je oude gewoontes vervalt, heeft een kuur weinig nut.
Al mag het psychologische effect niet onderschat worden. Voor sommigen is een detox een eyeopener en motivatie om nieuwe, gezonde gewoontes in te bouwen waar ze op de lange termijn wel de vruchten van plukken.
Wat werkt dan wel?
Wil je toch een detoxkuur proberen? Beperk de kuur dan tot maximaal drie dagen om voedingstekorten te voorkomen. Tegelijk geldt: overdaad schaadt. Sapjes zijn te eenzijdig, en een teveel aan bepaalde stoffen kan gezondheidsproblemen veroorzaken.
Het is zinvoller om je dagelijkse eetpatroon aan te passen: vermijd bewerkte voeding, eet voldoende groenten en fruit, slaap en beweeg genoeg. Een gezonde levensstijl biedt een blijvend effect, een detoxkuur slechts een kortstondig. Je lichaam is van nature een detoxmachine. Jij moet het enkel de juiste brandstof geven.
Wat met smoothies?
Dat hangt ervan af. Supermarktsmoothies bevatten vaak meer fruit dan je nodig hebt, aangevuld met zoet- en vetstoffen. Omdat de vezels in kleine stukjes gebroken worden, komen de suikers sneller in je bloed. Je lichaam reageert op deze suikerpiek met insuline, wat een suikerdip uitlokt. Onze tip: maak je smoothie zelf met natuurlijke ingrediënten. Varieer met fruit, groenten, noten, zaden en yoghurt voor een goede balans in voedingsstoffen.
Bouwstenen voor een positief lichaamsbeeld
Een op de vier jongeren kampt met een negatief lichaamsbeeld. Dit beeld wordt al heel vroeg gevormd en heeft een grote impact op hun welzijn en toekomst. Het boek ‘Het lichaam leren omarmen’ biedt waardevolle inzichten en praktische adviezen voor zorgprofessionals om jongeren te ondersteunen. Ook als verpleegkundige speel je een sleutelrol in het bevorderen van een gezondere relatie tussen jongeren en hun lichaam.
25 procent van de jongeren worstelt met een negatief lichaamsbeeld. Bewustwording over het lichaam begint in de kindertijd, het lichaamsbeeld kan dan al onder druk staan. De omgeving speelt hier onder andere een rol in. Denk aan onschuldig bedoelde opmerkingen over de kloeke billetjes van een kind of de negatieve bijklank van ‘je wil toch niet dik worden?’ Ook de invloed van sociale media op het lichaamsbeeld is niet te onderschatten. “De constante vergelijking met onrealistische beelden leidt vaak tot gevoelens van onzekerheid”, vertelt Jolien De Coen, één van de auteurs van het boek, klinisch psychologe en onderzoeker aan de Universiteit Gent. “Daarnaast zijn jongeren die geconfronteerd worden met een veranderd lichaamsbeeld door ziekte of medische behandelingen kwetsbaar. Deze veranderingen kunnen hun zelfvertrouwen en lichaamsacceptatie onder druk zetten.”
Alert zijn voor signalen
Jongeren kunnen een obsessie ontwikkelen om slanker te willen zijn door bijvoorbeeld overmatig te sporten of strikte diëten te volgen om aan een ideaalbeeld te voldoen. Hierdoor lopen ze het risico op eetstoornissen. Sombere emoties, gevoelens van schaamte en het vermijden van sociale of lichamelijke activiteiten zijn eveneens veelvoorkomende uitingen van een negatief lichaamsbeeld. Deze gedragingen en gevoelens beïnvloeden hun fysieke gezondheid en hun psychische welzijn. “Als verpleegkundige is het goed de signalen te kennen en eventueel te capteren”, vult co-auteur Sandra Verbeken aan, docente klinische ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent. “Uiteraard verwijs je patiënten waar je je zorgen om maakt door naar gespecialiseerde hulp. Toch kan je ook zelf het verschil maken. Naast empathisch luisteren en jongeren laten merken dat ze gehoord worden, is het voor de verpleegkundige belangrijk om aandacht te hebben voor de manier van communiceren over het lichaam. Communicatie gericht op de functies, vaardigheden en kwaliteiten van het lichaam helpen om meer veerkracht op te bouwen.”
Praktische tips
Een holistische benadering, waarin we samenwerken met psychologen en andere experts, maakt dat zorg voor jongeren nog beter wordt afgestemd. In dat kader ontwikkelden Jolien en Sandra samen met Juliette Taquet, Jakke Coenye, Lien Goossens en Eva Van Malderen het boek ‘Het lichaam leren omarmen. Therapeutische technieken voor een gezonder lichaamsbeeld bij kinderen en jongeren’. Verpleegkundigen kunnen jongeren aanmoedigen om trots te zijn op wat hun lichaam kan en hoe dit bijvoorbeeld bijdraagt aan zelfzorg en de communicatie met anderen. Jolien: “Lichaamsbeeld gaat niet alleen over hoe je eruitziet, maar ook over wat je lichaam allemaal kan: de zintuigen, het bewegen en het functioneren van organen. Dit bewustzijn kunnen we vergroten door hen daarover positief te benaderen of door zelf een rolmodel te zijn, bijvoorbeeld. In dit boek bieden we concrete handvaten voor zorgprofessionals om hierover het gesprek aan te gaan met kinderen, jongeren en hun ouders, en technieken die ingezet kunnen worden bij een negatief lichaamsbeeld of als aanvulling bij de behandeling van eetstoornissen. Bewust omgaan met de impact van woorden en samenwerken met anderen maken alvast een wereld van verschil.”
AI waarschuwt voor eetbui of bingedrinken
Wat als je smartphone of je smartwatch je kon vertellen wanneer je het risico loopt op een eetbui of om te bingedrinken jij daardoor tijdig maatregelen kan nemen? Nieuw onderzoek van de Mind-Body Research groep van de KU Leuven en de Universiteit van California in Berkeley verduidelijkt de omstandigheden die deze events veroorzaken bij mensen met boulimia nervosa en een alcoholgebruikstoornis.
Onderzoekers van de Mind-Body Research groep van de KU Leuven en de Universiteit van California in Berkeley volgden 120 patiënten tijdens een periode van twaalf maanden. Naast hun eet- en drinkgedrag bestudeerden ze ook verschillende emotionele, gedrags- en contextuele factoren aan de hand van de experience sampling methode (ESM). Die houdt in dat de deelnemers hun gedrag en ervaringen verschillende keren per dag rapporteren – in dit geval acht keer op specifieke dagen in de week.
De oorzaak achterhaald
Uit de analyse van die gegevens – gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Psychological Medicine – bleek dat er verschillende voorspellers zijn voor eetbuien en bingedrinken. De belangrijkste waren het tijdstip van de dag en het ervaren van een drang om te eten of drinken. Ook sociale context en emotionele factoren spelen een belangrijke rol. “Deze inzichten zijn een belangrijke stap voorwaarts in het begrijpen en aanpakken van de complexiteit bij boulimia nervosa en alcoholgebruikstoornis”, vertelt onderzoeker Nicolas Leenaerts (KU Leuven). “Door gebruik te maken van artificiële intelligentie kunnen we beter voorspellen wanneer eetbuien en bingedrinken zullen optreden en effectiever ingrijpen.”
Wat betekent dit voor patiënten?
De inzichten uit het onderzoek maken namelijk just-in-time adaptieve interventies mogelijk. Die interventies bieden ondersteuning wanneer de patiënt die het meeste nodig heeft. Wanneer je een app gebruikt om je emoties en gedrag te rapporteren, kan een algoritme de risico’s voorspellen en een waarschuwing versturen, afgestemd op de situatie waarin je je op dat moment bevindt. Die aanpak kan de effectiviteit van behandelingen voor boulimia nervosa en alcoholgebruikstoornissen aanzienlijk verbeteren.
Ook uit de studie blijkt dat de sociale context en emotionele toestand van patiënten significant verschilde bij eetbuien en bingedrinken. Positieve emoties en bepaalde sociale situaties bleken bijvoorbeeld meer voorspellend voor bingedrinken, terwijl negatieve emoties nauwer verbonden zijn met eetbuien. Context is dus cruciaal. Leenaerts: “Dit inzicht stelt ons in staat tussenkomsten te ontwikkelen die niet alleen op tijd komen, maar ook contextueel relevant zijn en rekening houden met de emotionele toestand van patiënten.”










