Nieuwe adviezen en verslagen van de Planningscommissie
Net voor de jaarovergang publiceerde de Planningscommissie Medisch Aanbod nieuwe verslagen over de situatie op de arbeidsmarkt in 2021. Het gaat om drie rapporten die te maken hebben met de job van kinesitherapeuten, klinisch orthopedagogen en klinisch psychologen. De effectieve activiteit van deze drie beroepsgroepen werd geanalyseerd en geëvalueerd.
In 2021 waren 50.894 personen beroepsgemachtigd om de activiteit van kinesitherapeut uit te oefenen in ons land. Daarvan bevinden zich er 22.837 in de Vlaamse Gemeenschap. In totaal waren er 32.517 kinesitherapeuten beroepsactief in België, waarvan 18.456 in Vlaanderen. Jonge kinesitherapeuten (25 tot 30 jaar) bedragen 21 procent van alle actieve kinesitherapeuten. Van het totale aantal werkt 23 procent als loontrekkende, 60 procent als zelfstandige en 17 procent combineert beide.
Voor klinisch orthopedagogen ligt het aantal personen gemachtigd om het beroep uit te oefenen op 1.637. Daarvan is 97 procent ook beroepsactief. In de Franse Gemeenschap zijn er slechts 58 mensen gediplomeerd orthopedagoog. De verklaring daarvoor is dat de opleiding nog maar recent gestart is.
Wat de klinisch psychologen in ons land betreft, mogen 14.845 personen het beroep uitoefenen. Daarvan zijn er 13.915 actief, respectievelijk 7.941 in Vlaanderen en 5.974 in Wallonië. Van de volledige beroepsgroep zijn 86,6 procent vrouwen. Van de actieve klinisch psychologen werkt 37 procent in loonverband, 22 procent als zelfstandige en 41 procent combineert beide statuten.
Tot slot publiceerde de Planningscommissie nog een advies over de evolutie van de workforce van logopedisten tot 2024. Dat beroep is tussen 2013 en 2019 vervrouwelijkt met meer dan 95 procent vrouwelijke logopedisten. Er is ook een sterke jonge generatie (tot 35 jaar) actief, die meer dan 40 procent van de voltijdse equivalenten bedraagt. Bijna de helft van de actieve logopedisten werkt in loonverband, een vierde is zelfstandig.
Het aantal logopedisten in ons land is tussen 2013 en 2019 gestegen met 31 procent. De Planningscommissie verwacht dat het aanbod tot 2044 nog zal toenemen, al volgt de vraag naar logopediezorg dat aanbod niet. Een mogelijk overaanbod kan zich voordoen.
Alle rapporten raadpleeg je via overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten.
Oude bekenden aan het hoofd van het KCE
In Vizier Collectief op pagina 8, 9 en 10 van dit nummer lees je alles over het twintigjarig bestaan van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Daarvoor gingen we in december in gesprek met toenmalig algemeen directeur Marijke Eyssen. Zij keert nu terug naar haar onderzoeksfunctie. Sindsdien heeft het KCE met Ann Van den Bruel een nieuwe algemeen directeur en met Christophe Janssens een nieuwe adjunct algemeen directeur.
Ann Van den Bruel werkte tot 2010 zes jaar lang als arts-onderzoeker bij het KCE en werd daarna professor aan de universiteit van Oxford. Sinds 1999 combineert ze wetenschappelijk werk met haar praktijk als huisarts en in 2018 werd ze professor huisartsgeneeskunde aan de KU Leuven. Ze was ook nauw betrokken bij de New Deal voor huisartsen. “Ik kijk ernaar uit om terug te keren naar het KCE”, zegt Ann Van den Bruel. “Het is een sterke onderzoeksinstelling die zijn stempel drukte op de Belgische gezondheidszorg. Samen met het getalenteerde team wil ik voortbouwen op deze indrukwekkende erfenis.”
Ook Christophe Janssens is geen vreemde voor het KCE. In 2007 ging hij aan de slag als hoofd van de afdeling risicobeheer van de gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk binnen de FOD Volksgezondheid. Dat combineerde hij met de job van kinesitherapeut en een leeropdracht bij de UCLouvain. Elf jaar later kwam hij aan boord bij het KCE als programmadirecteur en tijdens de coronacrisis was hij vier jaar lang adjunct algemeen directeur ad interim. Nu is hij definitief in dit mandaat benoemd.
Onderwijs- en beroepskwalificatie basisverpleegkundige goedgekeurd
De Vlaamse Regering keurde de ontwikkeling van de onderwijskwalificatie Graduaat in de basisverpleegkunde goed. Dit is een afgebakend, ingeschaald geheel van noodzakelijke competenties om het beroep uit te oefenen. Gelijktijdig werd de erkenning voor de beroepskwalificatie basisverpleegkundige goedgekeurd.
OESO-rapport wil meer taken toewijzen aan verpleegkundigen
Een recent rapport[1] van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) pleit ervoor om meer taken toe te wijzen aan verpleegkundigen en apothekers om zo zorg betaalbaar te houden. Het onderzoek kijkt specifiek naar beleidsopties om gezondheidszorg te financieren, door stijgende levensduurte en beperkte budgetten.
De organisatie verwacht dat de uitgaven voor gezondheidszorg in de dertig OESO-landen tegen 2040 zullen stijgen tot 11,2 procent van het BBP, in verhouding met 8,8 procent in 2018. Er zijn volgens de OESO enkele opties om die extra uitgaven te financieren, waaronder een belastingverhoging of het aandeel voor gezondheidszorg in de overheidsuitgaven verhogen. Al is dit voor veel landen niet haalbaar. Daarnaast is er de mogelijkheid om de bijdrage van patiënten te verhogen of verlagen, maar dit staat in de weg van toegankelijke zorg voor kwetsbare mensen.
Een vierde scenario is inzetten op efficiëntie, bijvoorbeeld door meer digitalisering, het stimuleren van generieke geneesmiddelen en het werkterrein van verpleegkundigen en apothekers uitbreiden. Al waarschuwt de OESO dat hiervoor doorgedreven wetveranderingen nodig zijn. De vier voorstellen in het rapport sluiten elkaar niet uit en kunnen gecombineerd worden om gezondheidszorg in de toekomst betaalbaar te houden.
Nog volgens het rapport zijn betere lonen cruciaal voor de aantrekkelijkheid van een job in de zorg. Al is dit nu al de belangrijkste uitgave voor een zorginstelling. Enerzijds bedragen personeelskosten vaak zestig tot zeventig procent van de totale uitgaven, anderzijds is het nodig om te werken aan de aantrekkelijkheid van zorgberoepen.
[1] OECD (2024), Fiscal Sustainability of Health Systems: How to Finance More Resilient Health Systems When Money Is Tight?, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/880f3195-en.
Wetsontwerp versterkt rol verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg
Midden januari werd het wetsontwerp voor een grondige hervorming van het verpleegkundig beroep goedgekeurd op de federale ministerraad. Al sinds de jaren 70 maken verpleegkundigen hun standpunten en verwachtingen duidelijk. Toch staat het beroep al tientallen jaren stil. Daar komt met deze wet beweging in.
De verpleegkundige functies maakten de voorbije jaren een tweezijdige stroomversnelling mee. Enerzijds door de invoering van nieuwe functies zoals verpleegkundig specialist, verpleegkundig onderzoeker en basisverpleegkundige. Anderzijds door aankomende randwetgevingen zoals ADL, de bekwame helper en het gestructureerde zorgteam. Zo moet elke verpleegkundige functie in de toekomst haar rol ten volle kunnen opnemen.
De nood aan deze vernieuwingen drong zich op. De hoge werkdruk is niet langer houdbaar en de enorme zorgvraag die op ons afkomt maakt een grondige functie- en taakdifferentiatie cruciaal. Met enkel verpleegkundigen trekt ons zorgsysteem het niet. Wel kunnen ze in dit geval een coördinerende rol opnemen om de kwaliteit van zorg te waarborgen.
Vormgegeven met en door verpleegkundigen
Het nieuwe, goedgekeurde wetsontwerp is het resultaat van een denktank die door NETWERK VERPLEEGKUNDE, verpleegkundige juridisch experten en juristen werd opgestart in 2020. Die ontstond uit de nood aan verandering en het concreet maken van de nodige wetswijzigingen en werd gevolgd door federale overlegmomenten, taskforces, werkgroepen, adviezen, … Het zorglandschap van vandaag is niet meer hetzelfde als tien of twintig jaar geleden. Als beroepsorganisatie zijn we bijzonder tevreden dat we zo nauw betrokken werden bij dit proces.
Of het honderd procent is wat we wilden? Neen, maar veel van onze principes zijn wel opgenomen. Andere zaken moeten meer uitgediept, geschrapt of toegevoegd worden. Al moeten we hier de kanttekening maken dat het om een politiek akkoord gaat na jarenlange stilstand. Elke betrokken minister leverde een bijdrage en kwam zoveel mogelijk tegemoet aan de bezorgdheden van alle partijen. Een complexe taak, gezien de grote diversiteit van het verpleegkundig werkveld.
Hiërarchisch model
In het wetsontwerp is een belangrijke rol weggelegd voor de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) en voor de basisverpleegkundige. Het is een hiërarchisch model waarbinnen elke verpleegkundige functie tot haar recht komt. Vooraleer dit vorm krijgt in het werkveld, moeten nog heel wat praktische zaken uitgeklaard worden en uitvoeringsbesluiten geschreven. Vandaag verandert er dus nog niets. Het wetsvoorstel bevestigt enkel de gelijkstelling van de bevoegdheden van de respectievelijke huidige HBO5- en bachelorverpleegkundigen. De effectieve differentiatie zal pas in 2025 beginnen, wanneer de eerste basisverpleegkundigen afstuderen en ingezet worden.
Hoopvolle tendensen inschrijvingscijfers voor opleidingen verpleegkunde
Nu de academiejaren en schooljaren volop aan de gang zijn, hebben we een goed zicht op de inschrijvingscijfers van 2023-2024 voor de verschillende opleidingen verpleegkunde. Zoals steeds houdt Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt deze nauwgezet in de gaten. “Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed, al zijn er enkele uitzonderingen.”
Laten we starten met het minder positieve nieuws: de inschrijvingscijfers voor HBO5 vertonen een lichte daling van zes procent. Het aantal studenten voor de volledige opleiding ging van 6.957 studenten in 2022 naar 6.613 dit jaar. Dat is gezien de actualiteit en de onduidelijkheid die rond het statuut heerst niet onverwacht en ook geen dramatisch cijfer. De omvorming van de HBO5-opleiding naar die voor basisverpleegkundigen brengt nu eenmaal onzekerheid met zich mee. Des te meer omdat er veel onduidelijkheid was rond wat basisverpleegkundige kan en mag doen in welke context . “Daardoor kwam het zorgberoep vaak negatief in de media en dat heeft onvermijdelijk een impact op de instroom”, zegt Candice De Windt. “Dat staat haaks op de vele positieve verhalen en evoluties die ik dagelijks in het werkveld en in het onderwijs zie. Een opleiding verander je niet zomaar in enkele weken tijd. Al biedt de huidige situatie wel unieke kansen. Dat gebeurt vandaag in constructief overleg tussen werkgevers, HBO5-scholen en de bacheloropleidingen. We schatten dat als we dit grondig willen doen, we hier de nodige tijd voor moeten nemen, en het zal gradueel opgebouwd worden. Dit zal een aantal jaren in beslag nemen. We willen inzetten op een nog sterkere opleiding op niveau vijf, met de nodige flexibiliteit met studiepunten, mogelijkheden tot inzetten op (deel)vrijstellingen en een haalbaar brugprogramma naar de bachelor toe.”
Of andere, nieuwe zorgopleidingen op dat niveau geen inschrijvingen wegsnoepen van basisverpleegkunde? “Neen, dat denk ik niet. De nieuwe functie van praktijkassistent is administratief georiënteerd en eigenlijk missen we nog een sterke opleiding op graduaatsniveau. Iets wat naast de opleiding voor basisverpleegkundigen kan staan en die toch naar het domein zorg en welzijn leidt.”
Stijging voor de bacheloropleiding
Waar we bij HBO5 een daling noteren van zes procent, stellen we bij de bachelor verpleegkunde een stijging van 5,99 procent vast. Zo zitten in de bacheloropleiding nu 7.695 studenten, waarvan 70 procent jonger dan 25 jaar. Vooral het aantal generatiestudenten stijgt met 4,75 procent en dat is zeer goed nieuws. “Het wil zeggen dat we achttienjarigen opnieuw weten te motiveren”, zegt Candice tevreden. “Waar de beeldvorming rond HBO5 eerder negatief was, zien we dat dit bij de bachelor toch anders ligt. Pas op, we zitten nog altijd niet op het niveau van 2016, toen de bachelor hervormd werd naar vier jaar. Dat komt door de lagere cijfers van de voorgaande jaren. Als we op dit elan verder gaan, komt het wel goed. Al zullen de tekorten in functie van de zorgvraag zich zonder andere maatregelen blijven voordoen.”
Door de verschillende benamingen zijn de cijfers voor de masters niet eenvoudig te analyseren, toch merken we dat de schakelprogramma’s zeer stabiel blijven, met een instroom van jaarlijks ongeveer 440 studenten.
Wat met BBT en BBK?
Sinds de afschaffing van de banaba’s in 2016 zaten de inschrijvingen voor deze opleidingen in een dip. “Die cijfers vallen nu best mee (zie tabel, nvdr.). Al moet ik toegeven dat niet alle opleidingen die vandaag worden aangeboden effectief worden ingericht. Een postgraduaat inrichten voor slechts enkele studenten is duur. Het aanbod loopt ook overal wat gelijk, waardoor vaak dezelfde meer populaire postgraduaten aangeboden worden. Daar zit zeker een kans tot optimalisatie als de hogescholen samenwerken en hun kennis en middelen verdelen. Kijk naar wat het werkveld nodig heeft en bundel de krachten.”
Extra middelen en initiatieven
De opleiding voor zorgkundigen wordt op veel niveaus en via verschillende trajecten aangeboden. Zo bestaat sinds september 2023 in Vlaanderen een instroomkanaal waar je zonder kwalificatie al aan de slag kan gaan en dat leidt naar een beroepskwalificatie. “Datzelfde traject bestaat ook voor kinderbegeleiders, persoonsbegeleiders, verzorgenden en logistiek medewerkers. Het is een ideale situatie voor zijinstromers, die op zoek zijn naar zekerheid. Via een premie en coaching bewandelen ze een ander carrièrepad, zijn ze aan het werk en vallen ze niet zonder inkomen. Daarnaast worden de andere betaalde trajecten naar zorgkundige en verpleegkundige in 2024 fors uitgebreid door VIA6 en wordt extra ingezet op de promotie van zorg en welzijn. Daarnaast komt er ook een onderzoek naar de in- en uitstroom in Vlaanderen in onze zorg- en welzijnssectoren. Welk verloop is er over de sectoren heen, waarom verlaat iemand het beroep, moeten we het retentiebeleid aanpassen? Door enkel in te zetten op instroom komen we er niet, inzet op retentie is minstens even essentieel. Daarnaast zorg moeten we ook aandacht besteden aan innovatie, technologie en vernieuwend hrm-beleid. Zo stellen we het imago van deze beroepen bij.”
Positieve balans voor zorg en welzijn
Wat deze cijfers volgens de Zorg- en Welzijnsambassadeur echt willen zeggen is dat er voor elke student die met verpleegkunde wil starten een plaats is. “Inzetten op de juiste oriëntering van studenten loont. Het nieuwe platform Careēr heeft daar zeker wat effect, waar we volop inzetten op de branding van zorg en welzijn met de sociale partners. Daarnaast mogen we de vele andere initiatieven zoals ingericht door VIVO, VDAB, de beroepenrally’s in het vijfde en zesde leerjaar, … niet vergeten. We reiken actief de hand naar het onderwijs en laten studenten inzien dat er in zorg en welzijn zowel nood is aan opleidingen met een arbeidsmarktsfinaliteit, als met een doorstroomfinaliteit en dat diezelfde opleidingen daar alle mogelijkheden toe bieden.”
Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed. “Dat is typisch in periodes van economische crisis”, zegt Candice nog. “Zorg en onderwijs doen het dan altijd goed omdat ze werkzekerheid bieden. We zien dat onder meer de inschrijvingen voor vroedkunde en voor logopedie en audiologie stijgen, net zoals voor voedingsgerelateerde opleidingen. Dat laatste komt door de maatschappelijke aandacht voor het thema. Algemeen genomen stijgen de inschrijvingen in het hoger onderwijs met 3,5 procent, goed voor in totaal 148.349 studenten. De graduaatsopleidingen inkantelen op het opleidingsniveau vijf in de hogescholen was een verstandige keuze met een positief effect. Een hogeschool heeft een andere aantrekkingskracht voor studenten dan een CVO, bijvoorbeeld. Er is een toename van 11 procent (22.569 studenten) in de graduaatsopleiding en van 2,45 procent (116.661 studenten) voor de professionele bachelors. Ik ben tevreden met de cijfers voor 2023-2024, maar we moeten alert blijven. Wie instroomt, moet ook blijven. We zijn allemaal ambassadeurs voor ons beroep. Laten we dat positief uitdragen en studenten positief motiveren en begeleiden.”
Nieuwe bepalingen voor vroedkundigen
Op 13 november 2023 werd de wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid gepubliceerd. Onder meer de WUG werd aangepast over de vaccinatie van jonge kinderen door vroedvrouwen. Het artikel zegt nu het volgende:
- Vroedkundigen afgestudeerd voor 1 oktober 2018 mogen dezelfde verpleegkundige handelingen uitoefenen als gegradueerde verpleegkundigen.
- Vroedkundigen afgestudeerd na 1 oktober 2018 mogen technische en medische verpleegkundige handelingen uitvoeren binnen de verloskunde, fertiliteitsbehandeling, gynaecologie en neonatologie.
- Vroedkundigen mogen vaccinaties bij jonge kinderen tot en met de leeftijd van 2,5 jaar uitvoeren onder bepaalde voorwaarden.
Er volgt nog een KB waarin deze extra bevoegdheid wordt uitgewerkt. Zodra dit er is, brengt NETWERK VERPLEEGKUNDE je hiervan op de hoogte.
Benchmark spoed: aantal patiënten en personeelsbezetting stijgt niet evenredig
Begin 2023 gaven 47 Vlaamse spoedgevallendiensten in Vlaanderen hun gegevens anoniem door voor de monitoring van de benchmark spoed. Een succes, want de respons steeg van 45 naar 70 procent. Aan de dataverzameling in Wallonië wordt verder gewerkt. Deze bevraging werd georganiseerd door NETWERK VERPLEEGKUNDE, AFIU en VVVS. Het is geen exact wetenschappelijk onderzoek, maar monitort wel algemene tendensen op spoedgevallendiensten en is een handvat voor de kwaliteitsbewaking.
Gemiddeld vingen de respondenten van de bevraging 29.268 patiënten op in 2022. Dat betekent dagelijks gemiddeld 80 contacten. Dat zijn er meer dan de 28.406 patiënten of 77 per dag. Voor het aantal ambulante spoedgevallen ligt het gemiddelde op 20.919 patiënten (71 procent), voor opnamepatiënten op 8.257 (29 procent). In 2001 ging dat nog om respectievelijk 65 en 35 procent.
Het aantal verpleegkundigen stijgt niet evenredig mee. Waar spoedgevallendiensten in 2001 beschikten over 23 voltijdse equivalenten, zijn dat er 29,6 in 2022. Een verpleegkundige verwerkt op jaarbasis gemiddeld 1.072 patiënten, waar dat in 2001 nog 764 patiënten waren. Per voltijds equivalent stijgt het aantal patiënten met 40 procent, waar het aantal werkkrachten met slechts 28 procent omhoog gaat. De personeelsverdeling in 45 van de 47 ziekenhuizen uit de bevraging ziet eruit als volgt:
- 80 procent heeft een BBT spoed/kritische zorgen.
- 14 procent heeft een bachelordiploma.
- 42 procent van de spoedgevallendiensten respondenten hebben HBO5-verpleegkundigen in dienst, in totaal beslaat dit 2 procent van de verpleegkundigen op de Vlaamse spoedgevallendiensten.
- 44 procent van de spoedgevallendiensten in Vlaanderen heeft zorgkundigen vast in dienst, in totaal goed 3 procent van de verpleegkundige beroepsbeoefenaars op spoed.
- 21 van de 46 diensten geeft aan ambulanciers op de dienst ter beschikking te hebben. Dit komt overeen met 46 procent. Acht spoedgevallendiensten (17 procent) hebben ambulanciers en zorgkundigen structureel in hun personeelskader.
Meld bijwerkingen van medicatie
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) is bevoegd om de kwaliteit, veiligheid en doeltreffendheid van geneesmiddelen in ons land te bewaken. Via geneesmiddelenbewaking wil het FAGG de bijwerkingen van medicatie opsporen, analyseren en voorkomen. Door bijwerkingen duidelijk te melden worden patiënten beschermd en geneesmiddelen zo veilig mogelijk gemaakt.
Verpleegkundigen kunnen het FAGG ondersteunen bij geneesmiddelenbewaking door bijwerkingen te melden die ze tijdens hun praktijkvoering vaststellen. Het gaat om elke schadelijke of ongewenste reactie op een medicijn die de verpleegkundige vanuit een medisch standpunt belangrijk vindt. Daarbij hoeft geen oorzakelijk verband tussen het geneesmiddel en de bijwerking vastgesteld te zijn.
Deze bijwerkingen moet je melden:
- Bijwerkingen die leiden tot een levensbedreigende situatie of overlijden, een (verlengde) ziekenhuisopname, een aangeboren afwijking of een andere medische gebeurtenis.
- Nieuwe en onverwachte bijwerkingen waarvan de aard, ernst of evolutie niet overeenstemt met de bijsluiter.
- Bijwerkingen bij kinderen en andere kwetsbare bevolkingsgroepen zoals zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en oudere patiënten.
- Verdachte bijwerkingen: bekende bijwerkingen waarvan de frequentie, de ernst of de uitkomst abnormaal is.
- Bijwerkingen met een vaccin.
- Bijwerkingen bij het overschakelen van een geneesmiddel naar een ander.
- Bijwerkingen bij professionele blootstelling aan een geneesmiddel: blootstelling aan/contact met een geneesmiddel tijdens het uitoefenen van een beroep.
- Bijwerkingen van een geneesmiddel onder aanvullende monitoring, aangeduid met het symbool▼.
Meld daarnaast ook gevallen van misbruik en verkeerd gebruik van een geneesmiddel. Dit doe je via het online formulier (eenbijwerkingmelden.be), via e-mail (adr@afmps.be) of via een papieren meldingsfiche. Verkeerd gebruik van een geneesmiddel zonder bijwerkingen meld je via medication-errors@afmps.be.
Verpleegkundige consultaties: hoe, wat, wanneer en waarom?
Eind 2023 bracht het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een rapport uit over verpleegkundige consultaties[1]. Dat wekte heel wat mediabelangstelling op, net zoals vragen in het werkveld. Is een consultatie dan niet enkel voorbehouden aan artsen? Neen, want in de praktijk blijkt dat verpleegkundigen steeds vaker bepaalde consulten uitvoeren. Dat gebeurt voornamelijk bij patiënten met een complexe zorgvraag. Het KCE ging in deze studie na of de raadplegingen veilig, nuttig en kwaliteitsvol zijn en hoe ze in de toekomst verder kunnen worden uitgebouwd in België.
In het buitenland zien we dat verpleegkundigen al langer meer uitgebreide verantwoordelijkheden op zich nemen, zoals het uitvoeren van consultaties. Dat bood de onderzoekers van het KCE de kans om internationaal onderzoek en best practices te raadplegen over dit type consulten in verschillende domeinen zoals cardiovasculaire aandoeningen, oncologie, respiratoire ziektes, diabetes, … Ook de huisartsgeneeskunde en ziekenhuiscontexten kwamen aan bod. Dat leidde tot een zeer grondig literatuuronderzoek van zo’n 473 studies. Het BVVS en professoren Mieke Deschodt en Fabienne Dobbels (KU Leuven) en Tom Goffin (UGent) zetten hier mee hun schouders onder.
Uit het rapport blijkt dat verpleegkundige consultaties even goede, en soms zelfs betere, resultaten opleveren dan de klassieke aanpak bij een arts. Bovendien blijken ze ook volkomen veilig te zijn. Toch zit het werkveld met heel wat vragen. Die leggen we voor aan verpleegkundige van opleiding en KCE-onderzoeker Jens Detollenaere.
Wat zijn verpleegkundige consultaties?
“We constateren dat de expertise en competenties van verpleegkundigen in ons land alleen maar toenemen. Verpleegkundige consultaties kaderen binnen de nood aan innovatieve zorgmodellen om de zorg van morgen te organiseren. We moeten afstappen van een ziektegerichte aanpak en meer kijken naar de patiënt die voor ons zit. Daarom focusten we in dit onderzoek ook op complexe aandoeningen en niet louter op chronische ziektes. Er bestaat geen gevalideerde definitie van verpleegkundige consultaties. Waar het om draait is de interprofessionele samenwerking met andere zorgverleners en de mogelijkheid om een patiënt autonoom en evidencebased te kunnen opvolgen. Verpleegkundigen bieden informatie, advies, ondersteuning en opvolging vanuit een holistisch perspectief. Dat gebeurt op vraag van de arts, andere zorgverleners, patiënten of op initiatief van de verpleegkundige. Het consult kan verschillende vormen aannemen: face-to-face, via telefoon of videocall, een e-consult of aan het bed.”
Wat zegt de wet?
“Daarvoor betrokken we professor Tom Goffin bij het onderzoek. Hoewel er vandaag geen juridisch kader is, kunnen verpleegkundigen activiteiten uitvoeren tijdens verpleegkundige consultaties zolang ze binnen de A-, B- en C-handelingen plaatsvinden. Op dit moment zijn, de consulten niet voorbehouden voor specifieke verpleegkundige profielen. In bepaalde gevallen, flirten verpleegkundigen met de grenzen van wat wettelijk toegelaten is. Voor alle duidelijkheid: een verpleegkundige mag niet voorschrijven. Al vindt het in de praktijk soms wel plaats.”
Wat doen verpleegkundigen tijdens deze consultaties?
“Verpleegkundigen staan in voor de diagnose en gevorderde gezondheidsbeoordeling van patiënten, net zoals voor diagnostische testen of onderzoeken. Daarnaast kunnen ze beslissen over therapeutische behandelingen, doen ze aan preventie, zetten ze in op gezondheidspromotie en gedragsverandering, verwijzen ze patiënten door en hebben ze de bevoegdheid om patiënten in ziekenhuizen en andere diensten op te nemen en/of te ontslaan. Algemeen genomen geven verpleegkundigen aan veel autonomie te ervaren in hun job door deze consultaties.”
Zijn verpleegkundige consultaties nuttig?
“Je moet als zorgsector inspelen op de veranderende behoeften van patiënten met complexe aandoeningen. Daarnaast kunnen we niet rond de personeelstekorten en de vaak lange wachttijden voor een afspraak bij een arts. Uit onderzoek blijkt dat, ondanks de schaarste aan verpleegkundigen, zij wel de juiste beroepsgroep zijn om bepaalde consultaties over te nemen. Bovendien kunnen deze raadplegingen complementair of subsidiair zijn voor de afspraken bij een arts. Dat is een continuüm afhankelijk van de ervaring en opleiding van de verpleegkundige, maar ook van de noden van de individuele patiënt of patiëntengroep.”
Komen alle verpleegkundige profielen in aanmerking?
“In principe wel. Wel zien we dat in het buitenland het merendeel van de verpleegkundigen die zulke consultaties uitvoeren minstens een bachelordiploma hebben, vaak aangevuld met een beroepstitel, beroepskwalificatie, postgraduaat of master. Bij de specialisaties zien we vaak wondzorg, eerstelijnszorg, oncologie en diabetes. Het is dan ook aangewezen dat verpleegkundige consultaties gebeuren door een verpleegkundige met gevorderde klinische expertises en competenties.”
Als verpleegkundige consultaties voorbehouden zijn aan hoger opgeleide verpleegkundigen, komt er dan een overgangsregeling voor verpleegkundigen die wel de ervaring maar niet het diploma hebben?
“Het kabinet Vandenbroucke werkt aan de uitvoeringsbesluiten, maar hoe die concreet eruit zullen zien is nog onduidelijk. Ze worden begin 2024 verwacht.”
Er is nu al een tekort aan verpleegkundigen. Versterken deze consultaties dat niet?
“In de literatuur wordt beschreven dat deze vorm van autonoom werken de aantrekkelijkheid van het beroep en van de patiëntenzorg kan verhogen, met meer carrièremogelijkheden, instroom en retentie van verpleegkundigen als resultaat.”
Zijn verpleegkundige consultaties in alle contexten aangewezen?
“Het onderzoek toont aan van wel. In de internationale best-practices zien we dat verpleegkundige consultaties in alle zorgcontexten geïmplementeerd zijn. Op dit moment zien we dat in België verpleegkundige consultaties geconcentreerd zijn in grote algemene of universitaire ziekenhuizen. Ook in de eerstelijnszorg worden de consulten in een vierde van de gevallen toegepast. De resultaten van ons onderzoek rapporteren geen verpleegkundige consultaties in Belgische woonzorgcentra. Nochtans kunnen deze consultaties belangrijk zijn voor de zorgcontinuïteit. De verpleegkundige die er dagelijks is, heeft namelijk een goed zicht op de noden van elke bewoner. Het kan dan ook een prioriteit zijn om verpleegkundige consultaties in de woonzorgcentra uit te bouwen.”
Wat is het effect op patiënten?
“Uit ons onderzoek blijkt dat de uitkomsten voor patiënten bijzonder positief zijn. Ze kunnen minstens even goede – en soms zelfs betere – resultaten opleveren dan de klassieke aanpak of een consultatie bij een arts. Hun levenskwaliteit en gezondheidsgedrag gaan erop vooruit, net zoals hun therapietrouw. De consultaties zijn ook effectiever op het vlak van mortaliteit en patiënttevredenheid.”
En voor zorginstellingen? Waarom zouden zij inzetten op verpleegkundige consultaties?
“Er is slechts beperkte evidentie om te spreken over een kostenreductie door verpleegkundige consultaties. Bovendien is het effect op heropnames of ongeplande spoedbezoeken minder rechtlijnig. Hoe dan ook is het aangeraden om als zorgorganisatie de impact van deze consultaties te analyseren op het vlak van rolverdeling en werkdruk. Giet in een interprofessioneel afsprakenkader welke verpleegkundige profielen en competenties nodig zijn om consultaties uit te voeren. Uit de literatuur blijkt dat het aangewezen is om af te stappen van het denken in handelingen en om een verpleegkundige competent to practice te maken.”
Komt er een nomenclatuur voor verpleegkundige consultaties?
“Op dit moment bestaat al een nomenclatuurcode voor verpleegkundige consultaties in de thuiszorg. Voorlopig mag dit consult maar één keer per jaar aangerekend worden, maar dat is te weinig wanneer je de continuïteit van zorg wil optimaliseren. In het buitenland zien we dat verpleegkundige consultaties niet via een fee-for-servicesysteem vergoed worden, wel aan de hand van een forfait. Dit moet in België dringend herwerkt worden naar een systeem dat verpleegkundige consultaties aanmoedigt binnen een interprofessioneel kader. Zo mag de verpleegkundige niet meer als kost, maar wel als meerwaarde gezien worden om veilig en in vertrouwen samen te werken.”
De studie gebeurde op basis van buitenlandse bronnen, hoe zit het dan in België?
“We doen in het rapport specifieke aanbevelingen voor de implementatie van verpleegkundige consultaties in de Belgische context. Daarom voerden we naast een literatuuronderzoek ook een uitgebreide survey uit bij 638 Belgische verpleegkundigen. Toch mogen we niet ontkennen dat in ons land nog wat werk aan de winkel is, onder meer om een algemeen juridisch en financieel kader op te stellen. De internationale best practices geven ons een aantal handvaten. Onder meer voor het opstellen van samenwerkingsprotocollen of richtlijnen rond het verschuiven van enkele medische activiteiten. Test bijvoorbeeld een jaar lang uit of een verpleegkundige correct voorschrijft en welke opleiding daarvoor nodig is. Daarnaast hangt in het buitenland de toegang tot de master verpleegkundig specialist af van je ervaring en expertise. Het portfolio, dat verplicht is sinds de invoering van de Kwaliteitswet, is daarvoor een handige tool.”
Wat moet concreet gebeuren om verpleegkundige consultaties in ons land verder te ontwikkelen?
“Start vanuit een behoefteanalyse ten opzichte van het huidige zorgaanbod: wat heeft de patiënt nodig? Dan pas zie je welke bijdrage verpleegkundige consultaties voor een bepaalde patiëntengroep kunnen betekenen, en in welke mate deze meer complementair of subsidiair moet zijn. Hier zal eventueel wat sensibilisering nodig zijn, omdat consultaties traditioneel door een arts gebeuren. Betrek hier de beroeps- en patiëntengroepen actief bij. Daarnaast is het ook aangeraden om het praktijkregister eindelijk te implementeren. Dit is een bijzonder handig planningsinstrument voor verpleegkundigen. Tot slot moeten de opleidingen versterkt worden met competentiegerichte benaderingen en modulaire programma’s voor bijscholing. De implementatie in België zal dus stap voor stap moeten gebeuren, op basis van pilootprojecten, zeker in zorgcontexten waar verpleegkundige consultaties nog niet geïmplementeerd zijn.”
[1] Detollenaere Jens, Dauvrin Marie, Deschodt Mieke, Cerulus Marie, Dobbels Fabienne, Heeren Pieter, Vinck Imgard, Goffin Tom, Van den Heede Koen. Verpleegkundige consultaties voor patiënten met complexe aandoeningen. Health Services Research (HSR). Brussels. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2023. KCE Reports 373A. DOI: 10.57598/R373AS.