De bekwame helper: wie, wat, hoe?

Verpleegkundige handelingen zijn bij wet bepaald en voorbehouden aan artsen, basisverpleegkundigen, verpleegkundigen verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ) en andere zorgverleners. Dit wordt bepaald op basis van hun bevoegdheid. Het statuut van de bekwame helper brengt daar voor bepaalde vastgelegde handelingen verandering in en ondersteunt zo mensen in hun dagelijkse zorgen.

Wie niet bevoegd is om verpleegkundige handelingen uit te voeren en dit toch doet pleegt een strafbaar feit. Toch heb je niet voor alle dagelijkse zorgen meteen gecertificeerde zorgverleners nodig. NETWERK VERPLEEGKUNDE ijvert al enkele jaren voor het wettelijk verankeren van het statuut van de bekwame helper. Dat werd in 2024 een feit. Voor het werkveld brengt dit veel vragen met zich mee. Wat mag de bekwame helper doen? Wie kan bekwame helper zijn? Hoe gaat de opleiding van een bekwame helper in zijn werk? Daarom ontwikkelde NETWERK VERPLEEGKUNDE een handige brochure waarin de wettekst stap voor stap klaar en duidelijk wordt uitgelegd. We zetten in ons magazine alvast de belangrijkste zaken op een rijtje.

Wie is de bekwame helper?

Een leerling met diabetes in de klas of in een jeugdinstelling, een persoon met een handicap die meegaat op reis, … Ze hebben allemaal op dagelijkse basis zorg nodig. Een verpleegkundige kan niet elke dag langskomen en dus de hulp van een bekwame helper nodig hebben. De bekwame helper is zelf geen arts of verpleegkundige, maar kan bepaalde verpleegkundige handelingen uitvoeren tijdens zijn of haar beroep of vrijwillige activiteit, buiten een zorginstelling. Daarvoor gelden een aantal voorwaarden. De belangrijkste is dat een persoon nooit verplicht mag worden om als bekwame helper op te treden en dat een arts of verpleegkundige ook niet verplicht kan worden om een handeling toe te vertrouwen aan een bekwame helper.

Wat doet de bekwame helper?

De bekwame helper wordt opgeleid door een arts, een VVAZ of een basisverpleegkundige. Diezelfde zorgverlener maakt een attest op waarin staat of de bekwame helper de specifieke verpleegkundige techniek kan en mag uitvoeren bij verschillende personen buiten een ziekenhuis of een woonzorgcentrum. Dit mag enkel in een stabiele situatie, wanneer er dus geen extra onderzoeken aan de orde zijn en zolang de gezondheidstoestand van de zorgvrager niet wijzigt. Let op, de zorgvrager of zijn vertegenwoordiger moet hier altijd toestemming voor geven.

Het meten van parameters (lengte, gewicht, temperatuur, hartslag, bloeddruk, zuurstofsaturatie, glycemie) is een Activiteit van het Dagelijkse Leven (ADL) die de bekwame helper mag uitvoeren zonder opleiding. Voor het nemen van andere parameters is die opleiding wel nodig. Daarnaast kan de bekwame helper ook bevoegd gemaakt worden voor volgende handelingen: hygiënische zorgen, functionele houding met technische hulpmiddelen, voedsel- en vochttoediening, meting glycemie, aspireren, subcutane medicatietoediening, O2-toediening, decubituspreventiemaatregelen, condoomkatheter, urinezak, TED-kousen, maatregelen om lichamelijke letsels te voorkomen (valpreventie), urinaire autosondage, enterale vocht- en voedseltoediening, gecontroleerde en geassisteerde niet-invasieve beademing.

Hoe krijg je het attest van bekwame helper?

Het attest voor een bekwame helper wordt opgemaakt in drievoud: één voor de arts of verpleegkundige, één voor de zorgvrager en één voor de bekwame helper. Dit kan enkel na een opleiding. De verpleegkundige beoordeelt na de opleiding of de bekwame helper de handeling goed uitvoert. Op basis daarvan stelt de verpleegkundige het attest op. De bekwame helper mag geen opleiding geven aan anderen en moet de zorg waarvoor hij of zij is opgeleid zelf uitvoeren.

De VVAZ of basisverpleegkundige die de opleiding geeft, is en blijft aansprakelijk voor de toelating aan persoon waarvan hij of zij wist dat deze persoon niet bekwaam genoeg is voor de handeling. Ook voor de inhoud van het attest en het onvoldoende toezicht houden op de bekwame helper kan je aansprakelijk worden gesteld.

Om het attest in orde te brengen stelde NETWERK VERPLEEGKUNDE een handig stappenplan op, verwerkt in een praktische brochure waarin alle do’s-and-don’ts op een rijtje gezet worden. Je vindt er ook enkele getuigenissen en een voorbeeld van hoe een attest er moet uitzien. Extra exemplaren van dat attest kan je ook terugvinden op de website netwerkverpleegkunde.be via de zoekterm ‘bekwame helper’.


Samen sterk tegen 2046

De Planningscommissie Medisch Aanbod binnen de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid in België houdt zich bezig met het plannen en organiseren van gezondheidszorgdiensten en het waarborgen van de juiste verdeling van medische professionals en middelen in ons land. Jaarlijks formuleert dit orgaan adviezen aan de minister van Volksgezondheid. Om dat te kunnen doen, simuleert men toekomstige scenario’s om de nodige maatregelen te kunnen treffen. Kristel De Vliegher, verpleegkundige en lid van de Planningscommissie, vertelt hoe die toekomst eruitziet en wat we nu al kunnen doen.

De Planningscommissie werkt met verschillende scenario’s om de gezondheidszorg in ons land zo goed mogelijk op te volgen en te organiseren. Op basis van deze scenario’s kunnen het beleid en het zorglandschap voorbereidingen treffen voor mogelijke aankomende evoluties en trends. “We weten al langer dat er door de vergrijzing van de bevolking een enorme zorgvraag op ons afkomt”, vertelt Kristel De Vliegher, diensthoofd verpleegkunde en innovatie bij het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen, en lid van de Planningscommissie. “Ook de pandemie was een boeiende leerschool. De zorg stond toen erg onder druk. Dat we ons anders zullen moeten organiseren om aan dergelijke uitdagingen tegemoet te komen, is duidelijk. Op basis van heel wat gegevens maakten we verschillende basis[1]– en alternatieve[2] scenario’s op voor 2046.”

Veranderende zorgbehoeften ondervangen

Aan de ontwikkeling van de scenario’s voor de Planningscommissie werken verschillende groepen en experts mee, zoals volksgezondheidsexperts, epidemiologen, economische en technologische analisten, biomedische ingenieurs, sociologen en psychologen, maar ook artsen, specialisten en verpleegkundigen. Zij geven inzichten in de medische praktijken en brengen trends in kaart van ziekten en behandelingen in het veld. Kristel: “De expertise uit het werkveld is cruciaal binnen deze groep. We zien sterke verschuivingen in de zorgconsumptie. Bijvoorbeeld: door de kortere ligduur in ziekenhuizen verplaatst een groot deel van de zorgen naar thuis, of doordat we sterker inzetten op zo lang mogelijk zelfstandig wonen zijn hier ook meer verpleegkundigen voor nodig. We merken bovendien een toegenomen comorbiditeit en meer psychologische aandoeningen bij jongeren en ouderen. Al deze voorbeelden vergen de juiste zorgprofessionals op de juiste plaats. In combinatie met het grote aantal pensioneringen dat eraan zit te komen, voel je dat het schoentje knelt.”

De toekomstscenario’s zijn opgesteld op basis van het aantal actieve verpleegkundigen[3] in ons land. Dat zijn er heel wat minder dan het aantal beroepsbeoefenaars gemachtigd om het beroep uit te oefenen. “We moeten ons echt afvragen waar al die mensen naartoe gaan en daar iets aan doen. Hoe komt het dat zij het verpleegkundige beroep verlaten? Nochtans hebben we alle handen nodig.”

Aantal verpleegkundigen duurzaam laten groeien

Gebaseerd op de instroom van zorgpersoneel tussen 2019 en 2022 en de toekomstige zorgbehoeften zouden er in ziekenhuizen 21.789 verpleegkundigen moeten bijkomen tegen 2046. In woonzorgcentra gaat het over 22.783 en bij de thuisverpleegkundigen over 19.831. In de laatste twee categorieën betreft het een verdubbeling van het huidige aantal. “Dat is niet verwonderlijk als we zien hoe sterk de zorgbehoeften stijgen”, aldus Kristel. “In een gematigd scenario voorspellen we dat het aantal 65-plussers tegen 2046 toeneemt met 15 procent, de groep patiënten jonger dan 65 jaar met 5 procent. In een sterk scenario is dat respectievelijk 30 en 10 procent. Die extra verpleegkundigen zijn nu gebaseerd op onze huidige manier van werken, maar met het oog op de kwaliteit van onze zorg moet het aantal patiënten per verpleegkundige dalen.”

Ook die cijfers bracht de Planningscommissie in kaart. In ziekenhuizen zijn er nu 8,12 patiënten per verpleegkundige. Voor optimale zorg moet dat aantal naar 6,1 patiënt per verpleegkundige. In woonzorgcentra moet het van 8,33 patiënten naar 6 patiënten per zorgverlener en in de thuisverpleging van 26 naar 24 patiënten per thuisverpleegkundige. “Door het aantal patiënten per verpleegkundige te verminderen willen we streven naar een betere kwaliteit van zorg, minder stress voor het personeel en meer tijd voor overleg en de coördinatie van zorg. Deze factoren dragen stuk voor stuk bij aan het welbevinden en dus hopelijk aan de retentie van ons waardevolle zorgpersoneel. Al is er nog een lange weg af te leggen voor we zover zijn.”

Op de juiste weg

België levert al enkele jaren stevige inspanningen om het verpleegkundig beroep opnieuw aantrekkelijker te maken. Er zijn al heel wat hervormingen in voege. Denk maar aan het koninklijk besluit (KB) waarin de definitie van verpleegkunde werd aangepast naar meer autonomie voor de verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ) en meer toevertrouwde medische handelingen, het KB rond de basisverpleegkundige, de verpleegkundig specialist, het gestructureerde zorgteam, activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en de bekwame helper. “Het effect van die hervormingen is uiteraard niet meteen zichtbaar”, benadrukt Kristel. “Toch zijn dit allemaal stappen in de goede richting. Ze dragen bij aan de werkdrukverlaging en geven verpleegkundigen meer autonomie. Deze hervormingen leiden tot betere samenwerkingen over alle settings heen waarin expertise en kennis gedeeld kunnen worden. Dat zal de job opwaarderen waardoor we op termijn een hogere instroom verwachten.”

Al zijn we er natuurlijk nog lang niet. Er moet niet alleen meer personeel komen, er moet ook grondig nagedacht worden over de financiering en organisatie van onze zorg. “We moeten de beschikbare middelen afstemmen op de realiteit. Enerzijds heeft de sector thuisverpleegkunde nood aan een nieuw financieringsmodel. Het huidige dekt namelijk de lading niet. Anderzijds moeten we ook nadenken over de verschuiving van middelen in het veld. Als de ligduur in het ziekenhuis verkort, moet dit dan ook niet gepaard gaan met een verschuiving van middelen naar de thuiszorgcontext? Dat vergt een heel nieuw organisatie- en financieringsmodel waar we samen met het beleid en de bestuursorganen van onze sector over moeten nadenken. In dat kader zijn we met een pilootproject ‘Nieuwe financiering in de thuisverpleegkunde’ gestart waarin we verschillende pistes willen onderzoeken.”

Herwaardering van verpleegkundigen

Behalve de huidige hervormingen en financiële strategieën zijn er nog heel wat kansen om het beroep van de verpleegkundige op te waarderen. In de adviezen van de Planningscommissie staan enkele voorstellen om nog meer in te zetten op het levenslang leren. “Verpleegkundigen zijn echt niet altijd op zoek naar een hoger loon”, benadrukt Kristel. “Het gaat ook over waardering, efficiëntie en specialisatie. Innovatie is een belangrijke tool die we meer moeten inzetten om onze verpleegkundigen te ondersteunen, niet te vervangen. Dan moeten we onze mensen wel meer betrekken van in het begin van de innovatie zodat het echt een meerwaarde biedt in hun dagelijkse werk. Dat moeten we aanmoedigen. We moeten onze arbeidsmarkt flexibeler organiseren met voldoende kansen om door te groeien, met meer zichtbaarheid van onze kwalitatieve opleidingen en met een attractief plan om mensen te rekruteren en in de sector te houden. Daarvoor moeten we evenwel eerst goed weten waar de pijnpunten liggen.”

De stem vanuit het veld vertolken

De stem van de verpleegkundigen zelf is in heel dit verhaal cruciaal. “We hebben het zorgpersoneel echt nodig om mee beleid te maken”, besluit Kristel. “Via werkgroepen willen we de vinger aan de pols houden om tot gedragen en doordachte adviezen te komen. Waarom zouden we ieder op zichzelf laten ploeteren? Door de handen in elkaar te slaan, klinkt de stem van het werkveld luid en duidelijk. Samen geven we de toekomst vorm zodat we blijven bouwen aan warme, kwaliteitsvolle en toegankelijke zorg.”

 

[1] De Verpleegkundigen workforce in 2046: toekomstprojectie op basis van de reële instroom tot 2022, Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen, Dienst Gezondheidszorgberoepen en Beroepsuitoefening, Directoraat-generaal Gezondheidszorg, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, maart 2024.

[2] De Verpleegkundigen workforce in 2046: alternatieve projecties op basis van de reële instroom tot 2022, Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen, Dienst Gezondheidszorgberoepen en Beroepsuitoefening, Directoraat-generaal Gezondheidszorg, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, maart 2024.

[3] PlanKad Verpleegkundigen 2019-2021, Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen, Dienst Gezondheidszorgberoepen en Beroepsuitoefening, Directoraat-generaal Gezondheidszorg, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, maart 2024.


Wat verwachten verpleegkundigen van de verpleegkundig specialist?

Met de twee nieuwe koninklijke besluiten over het statuut en de invulling van de nieuwe functie verpleegkundig specialist, staan heel wat veranderingen op til. Eind 2019 organiseerde NETWERK VERPLEEGKUNDE een brede bevraging naar de verwachtingen van verpleegkundigen over de taken van de verpleegkundig specialist die op masterniveau is opgeleid. Toenmalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block creëerde het eerste wettelijke kader voor deze functie. Waar staan we vijf jaar later?

We gaan even terug in de tijd. In 2019 creëerde de toenmalige minister voor het eerst een wettelijk kader voor de verpleegkundig specialist. Deze functie op masterniveau moet wetenschappelijke innovatie vertalen naar de klinische praktijk. Al was de functie in de Vlaamse praktijk niet helemaal nieuw. Verpleegkundig specialisten bouwden al eerder door hun jarenlange ervaring een vertrouwensrelatie op met artsen, verpleegkundigen, andere zorgverleners en zorgvragers. Door deze functie wettelijk te verankeren wilde men kwaliteitsprocessen verbeteren, de autonomie van deze functie juridisch versterken, een aansluitende financiering bekomen en tot slot een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep.

Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE werd eind 2019 samen met beroepsorganisaties acn en KPVDB een enquête georganiseerd in Vlaanderen, Wallonië en Duitstalig België. De kernvraag: wat verwachten verpleegkundigen van een verpleegkundig specialist? Met 461 respondenten voor de volledige vragenlijst kregen we inzichten om concrete aanbevelingen te doen in de toen aankomende adviezen binnen de Federale Raad voor Verpleegkunde en Technische Commissie voor Verpleegkunde over het statuut van de verpleegkundig specialist.

Waarom het statuut en de invulling van de functie verpleegkundig specialist in de wetgeving belangrijk is?

De functie van verpleegkundig specialist bestond eind 2019 gefragmenteerd in de praktijk en was niet wettelijk geregeld. Uit de bevraging bleek dat verpleegkundig specialisten vaak sterk afgebakende taken kregen met weinig autonomie. Hun wetenschappelijke bagage en expertise werd dus niet altijd optimaal benut. Ze bleven bovendien zeer vaak een actieve rol opnemen in de acute zorg en werden niet altijd vrijgesteld voor de taken en opdrachten die toebehoren aan de functie van een verpleegkundig specialist. Nochtans betekent een arts die niet altijd moet tussenkomen, sneller schakelen en meer continue opvolging van patiënten. Kortom: als verpleegkundig specialist wil je verder specialiseren, meer kennis vergaren. De vraag naar meer autonomie, met bijhorende aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid, was dan ook niet vreemd. Daar moest juridisch de ruimte en de mogelijkheden voor worden voorzien.

Wat werd op dat moment verwacht van een verpleegkundig specialist door verpleegkundigen zelf?

Kennis opbouwen bleek een belangrijk en zelfs prioritair aspect van de functie te zijn in 2019, zolang die kennis goed werd doorgegeven. Verpleegkundigen zien in een verpleegkundig specialist een mentor voor aanwijzing, expertise, begeleiding en coaching. Een team van verpleegkundigen verkiest om te leren van een verpleegkundig specialist eerder dan van een arts, bleek uit de bevraging. Die verwachting is niet altijd geijkt op afdelingsniveau, maar moet net ook afdelingen overschrijden aangezien coaching en kennis noodzakelijke voorwaarden zijn voor de functie. De verpleegkundig specialist vertaalt kennis naar elk niveau. Nog belangrijk daarbij is de ervaring met zorg aan het bed. Een verpleegkundige met een specialisatie is een verpleegkundige met haar voeten op de grond, die de voeling met de effectieve en acute zorg blijft behouden. Bovendien heb je als verpleegkundige een andere relatie met de patiënt en zijn context. Zo is de verpleegkundig specialist een brug tussen arts en patiënt en vult die een belangrijke leegte in.

Samengevat zagen verpleegkundigen in de functie van de verpleegkundig specialist een belangrijke meerwaarde om zelf mee te zijn met nieuwe inzichten en wetenschappelijke innovaties. Een collega in het team en op hun niveau die hiervoor bevoegd is, ervaarden ze als een grote meerwaarde. Dit biedt kansen tot bijscholing en begeleiding, maar ook tot ethische en sociale innovatie. Facetten die geen luxeproblemen zijn, wel een noodzaak. NETWERK VERPLEEGKUNDE leidde uit de resultaten af dat de functie van verpleegkundig specialist de aantrekking van het verpleegkundig beroep verhoogt. Het statuut zal doorgroeimogelijkheden bieden voor de VVAZ en gespecialiseerde verpleegkundigen. Vijf jaar later is het zover.

Erkenning van de verpleegkundig specialist

De verpleegkundig specialist staat vandaag ingeschreven in de zorgladder met een eigen functie- en competentieprofiel. Sinds 2019 staat ze ook in de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen (WUG). Die bepalingen worden vandaag aan de hand van twee nieuwe koninklijke besluiten (KB’s) aangevuld. Het eerste KB bepaalt de criteria om als verpleegkundig specialist erkend te worden, het tweede bevat de bevoegdheden van het statuut: de klinische activiteiten en medische handelingen die de verpleegkundig specialist[1] kan stellen. De KB’s werden eind april gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en treden op 1 januari 2025 in werking.

Volgens de wet toont de verpleegkundig specialist ‘een bijzondere deskundigheid in de verpleegkunde en initieert die voortdurende actualisering en vernieuwing van (evidencebased) verpleegkunde om de kwaliteit en veiligheid van verpleegkundige zorg te bevorderen’.

Katrien Vervoort, adviseur volksgezondheid op het kabinet van minister Frank Vandenbroucke, gaat dieper in op enkele belangrijke vragen.

Welke opleiding moet je genoten hebben?

“De verpleegkundig specialist is volgens het nieuwe KB een verpleegkundige verantwoordelijk voor de algemene zorg (VVAZ) met een masterdiploma in de verplegingswetenschap dat voorbereidt op de functie van verpleegkundig specialist en met minstens 3.000 effectieve uren praktijkervaring als VVAZ in een voltijds equivalent binnen een bepaalde zorgcontext of specialisatiedomein.”

Zijn er overgangsmaatregelen?

“Wie al als verpleegkundig specialist werkt maar beschikt over een andere master in de gezondheidswetenschappen, kan vier jaar lang een beroep doen op overgangsmaatregelen om toch het statuut van verpleegkundig specialist te bekomen. Al zal je hier wel je competenties met betrekking tot de rol van verpleegkundig specialist moeten aantonen.”

Eens een verpleegkundig specialist, altijd een verpleegkundig specialist?

“In het KB staan ook criteria om je erkenning als verpleegkundig specialist te behouden. Om zijn kennis en bekwaamheid te onderhouden en te ontwikkelen en zo verpleegkundige zorg te kunnen verstrekken overeenkomstig de evolutie van de verpleegkundige wetenschap, moet de verpleegkundig specialist een permanente vorming van minstens 80 effectieve uren per periode van vier opeenvolgende jaren volgen. Daarnaast moet je in die vier jaar ook minstens 1.500 praktijkuren werken als verpleegkundig specialist.”

Wanneer mag je bijkomende klinische activiteiten en medische handelingen stellen?

“Het tweede KB gaat over de klinische activiteiten en medische handelingen die je als verpleegkundig specialist mag stellen, en de voorwaarden die daaraan verbonden zijn. Deze komen bovenop de handelingen die je als VVAZ mag stellen, worden vastgelegd in een interprofessionele samenwerkingsovereenkomst (IPS) en gelden enkel voor jouw specifieke zorgcontext of specialisatiedomein en voor een bepaalde groep patiënten. Met andere woorden: je erkenning als verpleegkundig specialist is – volgens het eerste beschreven KB – niet gelinkt aan een zorgcontext of specialisatiedomein, de handelingen die je mag uitvoeren wel.”

Hoe zal worden gecontroleerd welke handelingen je mag uitvoeren?

“Je portfolio zal daar een belangrijke rol in spelen, net zoals de IPS die je met alle betrokken partijen ondertekent, waaronder de betrokken arts(en).”

Is er een aparte nomenclatuur voor verpleegkundig specialisten nodig?

“Dat is niet de bedoeling, een hervormde financiering in de verschillende sectoren biedt een meer duurzame vorm van financiering. Nomenclatuurfinanciering is niet de aangewezen financiering voor de verschillende rollen van de verpleegkundig specialist.”

Nieuwe kansen, maar ook mogelijke valkuilen

Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn we ervan overtuigd dat de verpleegkundig specialist in alle zorgdomeinen aan bod moet kunnen komen. Ook in de thuiszorg bijvoorbeeld, waar de verpleegkundig specialist deel kan uitmaken van een breder team en ingezet wordt op basis van de noden in het werkveld. Al mag het ontwerp de verpleegkundig specialist niet reduceren tot een loutere uitvoerder van – al dan niet gefactureerde – medische technieken. Dit is niet wat zowel verpleegkundig specialisten als vertegenwoordigers van de algemene verpleegkunde voor ogen hadden toen ze samenkwamen in de werkgroep Zorgladder en de werkgroep Functiedifferentiatie[2]. Hier gaven zij expliciet te kennen dat de verpleegkundig specialist een sleutelrol toekomt in de ondersteuning en ontwikkeling van het beroep en de collega’s.

Als laatste bevat het ontwerp van de verpleegkundig specialist de bevoegdheid om voor te schrijven. NETWERK VERPLEEGKUNDE ijvert al jaren om de bevoegdheid van ‘voorschrijven’ te laten starten vanaf het niveau van de VVAZ. Dit wordt nu ook zo voorzien maar is nog niet in voege. Hierbij zal het portfolio bepalend zijn voor wat wel en niet door een VVAZ en bijgevolg door een verpleegkundig specialist kan worden voorgeschreven.

De komende jaren zullen we met andere beroepsorganisaties, waaronder ook BVVS in dialoog blijven gaan voor de verdere uitwerking van de uitvoeringsbesluiten.

[1] Dit is een algemene term voor de internationaal erkende profielen van ‘clinical nurse specialist’ of ‘nurse practitioner’. In ons Belgische systeem gebruiken wij één functiebenaming, nl. de ‘verpleegkundig specialist’; wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, teneinde de hervorming van de verpleegkunde, de afschaffing van de Technische Commissies voor verpleegkunde en de paramedische beroepen en de aanpassing van de taken van de Federale Raden voor verpleegkunde en paramedische beroepen hierin op te nemen, Parl. St. Kamer, 2023-24, nr. 3890/001, 15; https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/3890/55K3890001.pdf.

[2] Kabinet minister Vandenbroucke, 2022-2023.

Wat zijn de bevoegdheden van een verpleegkundig specialist?

Als verpleegkundig specialist krijg je volgens dit nieuwe KB vijf bevoegdheden, die opgenomen moeten worden in de IPS, samen met afspraken rond overleg, patiëntenbespreking en rapportering.

  1. Beslissingen over de diagnostiek, behandeling en opvolging in de totaalzorg van de patiënt, na een primaire of door de arts gestelde diagnose.
  2. Doorverwijzen van patiënten naar andere zorgprofessionals.
  3. Voorschrijven van geneesmiddelen en gezondheidsproducten.
  4. Opstellen van medische attesten.
  5. Beslissen over de opname en het ontslag van patiënten.

Aan deze bevoegdheden zijn wel enkele voorwaarden gekoppeld. Zo mag de verpleegkundig specialist dit enkel autonoom doen als het om geroutineerde klinische activiteiten of handelingen gaat van een beperkte complexiteit en waarvan de risico’s te overzien zijn. Die complexiteit en waarschuwingscriteria worden eveneens vastgelegd in de IPS. Dat IPS vraagt bovendien periodieke evaluatie en bijsturing.


“De verandering voor ons beroep is ingezet met uitzonderlijke opportuniteiten en doorgroeikansen”

12 mei, internationale dag van de verpleegkundige. Dit jaar hebben we als verpleegkundigen ‘geen stilstand meer’ te vieren. De vele hervormingen en wetswijzigingen die op ons beroep afkomen stoten soms op weerstand tegen verandering, maar toch zijn ze hoognodig. Er ligt nog heel wat werk op de plank naar praktische uitvoering toe, waarbij de inspraak van alle verpleegkundigen uiterst belangrijk is. NETWERK VERPLEEGKUNDE roept daarom alle verpleegkundigen op om samen met hun leidinggevenden in dialoog te gaan.

Er zijn grote, belangrijke stappen gezet in de laatste maanden van 2023 en in het eerste deel van 2024. Het zijn fundamentele wettelijke bouwstenen om de verschillende verpleegkundige taken van de toekomst vorm te geven. De duidelijke functieladder, de wetswijzigingen in het kader van het gestructureerde zorgteam en de koninklijke besluiten (KB’s) rond de bekwame helper en ADL stuwen ons beroep richting nieuwe opportuniteiten en houden het werkveld terecht bezig. “Het onderwerp leeft, zoveel is duidelijk uit de vele reacties die we bij NETWERK VERPLEEGKUNDE van leden en niet-leden ontvangen”, zegt algemeen coördinator Ellen De Wandeler. “Er is dan ook een duidelijke nood om de versnipperde informatie die vandaag circuleert en soms ook onjuist is opnieuw te stroomlijnen. Daar ligt een belangrijke taak voor NETWERK VERPLEEGKUNDE weggelegd. We zijn verpleegkundigen. We dragen dezelfde achternaam ongeacht onze plaats van tewerkstelling. Het is belangrijk dat we als een familie, met één stem spreken. Er mag geen hiërarchie zijn. Elkaar ondersteunen is een bouwsteen van onze beroepsorganisatie.”

Klaarstomen voor komende uitdagingen

De onderlinge samenwerking tussen verpleegkundigen, en bij uitbreiding tussen zorgprofessionals algemeen, is nodig. De demografische uitdagingen die op ons afkomen zijn namelijk niet min. Zeer concreet staat de vergrijzing voor de deur. Maar wat betekent dit precies? Vanaf 2025 zijn er in Vlaanderen voor het eerst in onze geschiedenis minder min-18-jarigen dan 67-plussers. In 2023 was 19,75 procent van de Belgische bevolking ouder dan 65 jaar. Dit neemt de komende vijftig jaar toe met 57,5 procent.

“De arbeidskrapte vandaag, maar ook die van de komende jaren, vraagt onze aandacht en bewustwording”, zegt Ellen. “Willen we kwaliteitsvolle zorg blijven garanderen aan de huidige en komende generaties, dan moeten we vooruitdenken aan een nieuwe, toekomstgerichte rol voor de Verpleegkundige Verantwoordelijk Algemene Zorg (VVAZ). Die moeten we dan ook op korte termijn durven opnemen. Al in de jaren 70 lagen de geplande hervormingen op tafel. Die komen nu in een stroomversnelling. De weg is nog lang, maar de start is gegeven. De verandering is ingezet en hierbij zie ik voor ons beroep uitzonderlijke opportuniteiten en doorgroeikansen.”

Klinisch verpleegkundige expertise

Het heeft bijzonder veel inspanningen gevraagd om de VVAZ als enige beroep in de coördinerende rol binnen het gestructureerd zorgteam te houden. De coördinatie van zorg is dan ook een taak die vaak ook andere zorgberoepen zich willen toe-eigenen. “Het is een logische en absolute vereiste dat de klinisch verpleegkundige expertise voldoende aanwezig is, zowel bij de VVAZ als diens directe leidinggevenden. We hebben een coördinerende rol gevraagd aan het beleid, nu moeten we deze ook samen door de inzet van verpleegkundig leiderschap waarmaken.”

“We moeten onze verantwoordelijkheid als verpleegkundige groter durven plaatsen binnen een maatschappelijke context. Welke zorg willen we aanbieden als verpleegkundigen binnen de beperkte middelen van de toekomst? Ons verbergen en niet het woord durven voeren op de hoogste echelons van onze gezondheidszorg en zorginstellingen moet echt tot de verleden tijd gaan behoren. Als verpleegkundigen zijn we met veel. We moeten in die mate ook de nodige inspraak verwerven.”

Relatieve versus absolute tekorten

De rapporten van de OESO tonen aan dat in ons land 112 verpleegkundigen per 10.000 inwoners actief zijn. Voor Vlaanderen ligt dat cijfer op 118 verpleegkundigen, voor Wallonië op 109. Ter vergelijking: het gemiddelde van die OESO-landen is 88 verpleegkundigen per 10.000 inwoners. Toch blijkt uit een gesprek met Sabine Stordeur (zie pagina’s 18 tot 20 van dit magazine), directrice-generaal van het directoraat-generaal Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, dat er nuancering bij de cijfers nodig is, zeker voor wat betreft het aantal verpleegkundigen per 10.000 inwoners.

“Zo liet de FOD ons weten dat als we kijken naar de landen die het dichtst bij België liggen, dan het gemiddelde in West-Europa 124 verpleegkundigen en in Noord-Europa 135 verpleegkundigen per 10.000 inwoners bedraagt. Met 111 verpleegkundigen per 10.000 inwoners zit België dus onder deze twee cijfers. Hier moeten we gepast mee omgaan en dat vraagt de nodige inspanningen.”

Hoopvol voor de toekomst

“De verandering is ingezet”, besluit Ellen. “We zijn hoopvol over de stappen die op beleidsniveau gezet worden. Het maakt dat we er tijdens onze vijftigste Week van de Verpleegkundigen in Oostende echt een feesteditie van kunnen maken. We mogen best fier zijn op de evolutie die we als verpleegkundigen samen mee in gang hebben gezet. Als beroepsorganisatie zijn we ook trots op onze vele leden en vrijwilligers in de werkgroepen en regionale netwerken. Hun expertise en praktijkervaringen zijn voor onze organisatie van onschatbaar belang.”

“Waar de komende legislatuur absoluut werk nog van moet gemaakt worden is de noodzaak aan en de toegang tot opleiding en specialisaties en een correcte verloning binnen IFIC. We maken ons de komende maanden klaar met een memorandum die voor en na de verkiezingen zal dienen om ons beroep verder te professionaliseren. Er is nog veel werk aan de winkel. Als we ons blijven verenigen en samen toewerken naar die verandering, dan komen we er samen wel.”

Leden hebben toegang tot een digitaal platform waarop de webinars rond de nieuwe wetgeving zijn ondergebracht. Ben je lid en wil je toegang tot dit kanaal? Mail naar vorming@netwerkverpleegkunde.be.

Wat is NETWERK VERPLEEGKUNDE?

NETWERK VERPLEEGKUNDE is een pluralistische, niet-gesubsidieerde beroepsorganisatie met 7.400 betalende leden die zich richt tot alle verpleegkundigen. De organisatie heeft mandatarissen in diverse raden en commissies op federaal en gemeenschapsniveau. NETWERK VERPLEEGKUNDE vertegenwoordigt basisverpleegkundigen, HBO5-verpleegkundigen, verpleegkundigen verantwoordelijk algemene zorg (bachelor), gespecialiseerde verpleegkundigen (met inbegrip van verpleegkundig consulenten), verpleegkundig specialisten (master) en verpleegkundigen klinisch onderzoeker (PHD).

De leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn aanwezig op alle domeinen van het verpleegkundige werkveld. We maken geen onderscheid in specialisatie of plaats van tewerkstelling. Verschillende visies en standpunten stroomlijnen in zo’n grote groep is geen evidentie. Vooruitgang betekent inzetten op de visie van de meerderheid. En die meerderheid hebben we door de gedragenheid van de leden uit de verschillende werkgroepen en regionale netwerken van onze beroepsorganisatie.

De werkgroepen binnen NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn:

  • diabetesverpleegkundigen
  • thuisverpleegkundigen (zelfstandigen en in dienstverband)
  • directies verpleegkunde
  • verpleegkundigen gehandicaptenzorg
  • verpleegkundigen geestelijke gezondheidszorg
  • hoofdverpleegkundigen en middenkader
  • informaticasysteemverpleegkundigen
  • kinderverpleegkundigen
  • verpleegkundigen ouderenzorg
  • verpleegkundigen palliatieve zorg
  • pijnverpleegkundigen
  • verpleegkundigen spoed en intensieve zorgen
  • verpleegkundigen juridisch expert
  • verpleegkundigen infectiebeheersing
  • begeleidingsverpleegkundigen
  • verpleegkundigen medische beeldvorming
  • verpleegkundigen maatschappij en gezondheid
  • studenten verpleegkunde
  • wetenschappelijke ethiek
  • geschiedenis verpleegkunde

Zin om deel uit te maken van deze werkgroepen? Contacteer administratie@netwerkverpleegkunde.be.


Dit moet je weten over de nieuwe Wet Patiëntenrechten

De Wet Patiëntenrechten dateert uit 2002 en zag het levenslicht om het recht op zelfbeschikking voor patiënten te garanderen. Dit jaar kreeg de wettekst een update, afgestemd op het huidige zorglandschap, meer vanuit een focus op kwaliteitsvolle zorg. Samen met de Kwaliteitswet is zo een kader voor patiëntenrechten gecreëerd. We leggen professor gezondheidsrecht Tom Goffin (UGent en voorzitter van de Federale Commissie Rechten van de Patiënt) jouw concrete vragen voor.

De zeven rechten in de Wet Patiëntenrechten kregen een opfrissing. Daarbij is aandacht besteed aan drie belangrijke pijlers. “Zo verankerden we patiëntenrechten in het belang van de wil, doelen en voorkeuren van de patiënt”, zegt professor Tom Goffin. “Ook de patiënt als copiloot in zijn zorg is sterker verankerd, net zoals patiëntenrechten door de patiënt. Zo bepaalt hij zelf wie aanwezig mag zijn bij het zorgproces. De vernieuwde wet is een aanvulling op de algemene kwaliteitsvereisten en bepalingen rond risicovolle verstrekkingen die in de Kwaliteitswet zijn opgenomen. Patiëntenrechten gaan namelijk veel verder dan wat in deze nieuwe wettekst staat. Ze moeten samen met de Kwaliteitswet ingebed worden. Daarnaast bestaat er nog heel wat meer om de kwaliteit van zorg voor patiënten te waarborgen. Denk maar aan de accreditering, het Fonds Medische Ongevallen, sensibiliseringscampagnes, de ziekenhuiswet, het kwaliteitsdecreet, de deontologie, … De Wet Patiëntenrechten is geen doel, wel een middel voor kwaliteitsvolle en patiëntgerichte zorg. We hebben bij deze vernieuwing goed geluisterd naar het werkveld, om zo dicht mogelijk bij het huidige zorglandschap te staan.”

Hoe definieer je een patiënt?

“Een patiënt is een natuurlijk persoon die gezondheidszorg ontvangt, ‘al dan niet op eigen verzoek’. Dat is een actievere formulering dan wat er voordien stond. In de wet schreven we ook het recht op een vertrouwenspersoon in. Dat is een familielid, vriend of een andere beroepsbeoefenaar en verschilt van de door de patiënt aangewezen vertegenwoordiger. Als vertrouwenspersoon kan je een patiënt bijstaan doorheen het hele zorgtraject. Zo wordt onder meer het bezoekrecht, dat tijdens covid onder druk stond, gegarandeerd.”

Kan je als patiënt dan meerdere vertegenwoordigers of vertrouwenspersonen aanduiden?

“Een vertegenwoordiger en vertrouwenspersoon bepaal je zelf, maar nog niet veel mensen doen dit. Je kan er meerdere aanduiden, maar je moet wel een rangorde aangeven. Heb je geen vertegenwoordiger, dan geldt een cascadesysteem. Indien je als patiënt onder een beschermingsstatuut staat en er is een bewindvoerder aangesteld door de vrederechter, zal dit de eerste persoon zijn die kan optreden als vertegenwoordiger. Die rechter bepaalt wel of de Wet Patiëntenrechten onder de bevoegdheid van de bewindvoerder valt. Anders is het je partner, en zo verder. Ook daar is niets aan veranderd met deze wetswijziging. Let wel, een benoemde vertegenwoordiger zal altijd voorrang hebben op een bewindvoerder.”

Kan een minderjarige een andere vertegenwoordiger aanduiden dan iemand met ouderlijk gezag?

“Daar voerden we een uitbreiding door om het voor voogden en pleegouders makkelijker te maken. Een minderjarige die voldoende maturiteit en een redelijke beoordeling van zijn belangen aantoont, kan in theorie een andere vertegenwoordiger aanduiden. Op die manier kan een minderjarige ook zichzelf vertegenwoordigen. Bijvoorbeeld: een jonge kankerpatiënt kent de kankerbehandeling door en door en kan misschien wel beslissingen nemen over deze behandeling, maar dat wil niet zeggen dat hij ook voldoende kan oordelen over andere soorten zorgen die hij zelf nodig heeft. In de praktijk gebeurt dat dus niet.”

Hoe hou ik als verpleegkundige rekening met de Wet Patiëntenrechten?

“De Wet Patiëntenrechten is er enerzijds voor de patiënt en anderzijds voor wie een gezondheidszorgberoep uitoefent. Daarnaast bouwt deze nieuwe wettekst ook bepalingen in voor anderen die zorg verlenen zoals stagiairs, mantelzorgers en bekwame helpers. Een maatschappelijk werker valt hier bijvoorbeeld niet onder, omdat hij geen zorg verleent.”

De patiënt aan het stuur van zijn zorg, maar wat als die bepaalde zorgen weigert?

“De vernieuwde wet houdt inderdaad sterk rekening met patiëntautonomie en met wat de patiënt wil. Daarnaast is er ook de diagnostische en therapeutische vrijheid van de zorgverlener, die weet wat de patiënt nodig heeft. Die blijft ook onverkort geleden, al moet de zorgverlener door de Kwaliteitswet wel rekening houden met de wensen van de patiënt in de uitoefening van die diagnostische en therapeutische vrijheid.”

Mag de patiënt eisen dat er voldoende verpleegkundigen zijn?

“Neen. De patiënt heeft recht op een vrije keuze van zorgverlener, maar we weten dat dit onder druk staat door de tekorten. Wat we in dit recht wel versterkt hebben, is het informeren van de patiënt. Zo moet je actief de patiënt informeren over je individuele of collectieve verzekering voor beroepsaansprakelijkheid. Kan of mag een zorgverlener bepaalde zorgen niet toedienen omdat hij of zij bv. geschorst is, dan moet dit aan de patiënt gemeld worden. Op verzoek van de patiënt moet hij ook zijn beroepsbekwaamheid en ervaring aantonen.”

Hebben patiënten dan inzage in het portfolio?

“Het portfolio wordt bijgehouden in het kader van de Kwaliteitswet. De patiënt heeft geen inzage, maar wanneer hij ernaar vraagt is dit wel een handig hulpmiddel om je ervaring aan te tonen. Weiger je bepaalde zorgen toe te dienen, dan moet je te allen tijde de continuïteit van zorg waarborgen met een doorverwijzing naar iemand van dezelfde beroepsgroep en bekwaamheid. Ook daar duikt het portfolio weer op. Vanuit de federale overheid wordt volop gewerkt aan een register van praktijken om in kaart te brengen wie wat doet in de gezondheidszorg. Het zal de plicht zijn van de individuele zorgverlener om de informatie in die databank up-to-date te houden.”

De patiënt heeft rechten, maar ook plichten. Denk maar aan het geweld tegen zorgverleners. Hoe giet je dit in een wettekst?

“De gezondheidszorgbeoefenaar en de patiënt werken samen aan de optimale verstrekking van zorg en gedragen zich respectvol tegenover elkaar, andere patiënten en andere zorgverleners. Het verbod op agressie staat er dus niet letterlijk in, maar die respectvolle omgang impliceert dit wel. Ook therapietrouw en de zorgverlener correct informeren horen daarbij.”

Als patiënt heb je recht op kwaliteitsvolle informatie over je gezondheidstoestand. Hoe gaat dat in zijn werk voor patiënten die geen Nederlands spreken?

“Informatie moet kwaliteitsvol en op maat van de patiënt gegeven worden. Hoeveel informatie hij wil, dat bepaalt de patiënt zelf. Het recht op een tolk is niet opgenomen in de wet, maar wordt in het kader van kwaliteitsvolle informatie wel aangeraden op kosten van de patiënt.”

Wat met de taalkennis van de zorgverlener?

“Er is een andere wetswijziging in de maak die de taalbepalingen voor zorgverleners zal opnemen in de Kwaliteitswet. Bij het aanvragen van je visum zal je niet alleen je diploma moeten voorleggen, maar ook een bewijs van je taalkennis Nederlands, Frans of Duits.”

Gelden de taalvereisten ook voor de ouderenzorg, waar vaak verpleegkundigen uit onder meer India actief zijn? Of zijn er uitzonderingen voor bepaalde beroepen?

“De uitzonderingen gelden voor zorgverleners die een gespecialiseerde veelal eenmalige taak komen doen in België, bv. een chirurg met een heel bijzondere expertise die hier in België een specifieke operatie komt uitvoeren.”

Wat bedoelt de wet met het recht op geïnformeerde toestemming?

“De patiënt heeft het recht om geïnformeerd te worden over elke tussenkomst van een zorgverlener en vervolgens zijn toestemming al dan niet te geven. We willen daarbij streven naar shared decision-making. Het komt erop neer dat de patiënt toestemming moet geven voor het verlenen van zorg. Dat kan mondeling, schriftelijk, maar ook stilzwijgend. Kom je als verpleegkundige de kamer binnen met een bloeddrukmeter en stroopt de patiënt zijn mouwen al op, dan is dit stilzwijgend akkoord gaan.”

Mag de patiënt weigeren dat zaken worden toegevoegd aan het patiëntendossier of passages laten verwijderen, denk maar aan agressie tegen een zorgverlener?

“Neen. De patiënt heeft recht op een dossier, maar geen recht op geen dossier. Er is dus dossierplicht. Iets weigeren of laten schrappen op vraag van de patiënt mag niet, iets toevoegen wel in het kader van doelgerichte zorg. De minimale inhoud van een patiëntendossier is bepaald in de Kwaliteitswet.”

Moet je voortaan dan voor elk diagnose- of consultatieverslag bijkomende informatie zelf opvragen, aangezien de patiënt toegang heeft tot consultatieverslagen?

“Neen, de wet gaat over zorg verlenen. Patiënten krijgen dus geen inzage via achterliggende e-healthplatformen van zorgverleners. Ze kunnen wel hun eigen dossier inkijken, al dan niet bijgestaan of gedelegeerd naar een vertrouwenspersoon. Ze hebben ook recht op toelichting over de inhoud. Een patiënt kan ook een afschrift van het dossier vragen. De eerste versie is gratis, de tweede ten laste van de patiënt. Uitzonderingen die de patiënt niet kan zien, zijn gegevens over derden en de motivering van de therapeutische exceptie.”

In de praktijk hoor je vaak schrijnende voorbeelden van ouders die het dossier van hun overleden kind niet kunnen inkijken. Is daaraan gesleuteld?

“We hebben de post mortem-inzage inderdaad aangepast. Ouders konden het dossier van hun minderjarige kind enkel inkijken mits motivatie en via enkel via een zorgverlener. Zij hebben nu volledig recht op inzage en afschrift, zonder motivatie. Daarnaast hebben enkel bloedverwanten tot en met de tweede graad recht tot inzage, maar moeten ze hun aanvraag wel nog motiveren.”

Je moet patiëntendossiers minstens dertig jaar en maximaal vijftig jaar bijhouden na het laatste patiëntencontact. Binnenkort moet dit digitaal verlopen. Moet je bij inzage van het dossier historische persoonlijke notities toevoegen?

“Er zijn geen overgangsmaatregelen gestipuleerd van het papieren naar het digitale dossier. Je zou in principe die persoonlijke notities moeten toevoegen aan het patiëntendossier.”

Hoe informeer je als thuisverpleegkundige de patiënt over de zorgtarieven?

“Dit is een actieve verplichting, die ook online mag ingevuld worden. Heb je een website, dan kan je de informatie daar kwijt. Anders zal je werk moeten maken van een brochure of flyer. Dit zijn informatieve documenten of publicaties die je aan patiënten geeft. Ze dienen niet om reclame te maken. Je mag nooit patiënten ronselen, enkel bekendmaken dat je bestaat.”

De zeven patiëntenrechten

  1. Het recht op kwaliteitsvolle zorg
  2. Het recht op vrije keuze van zorgverlener
  3. Het recht op informatie over de gezondheidstoestand
  4. Het recht op geïnformeerde toestemming
  5. Het recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier
  6. Het recht op intimiteit en bescherming van het privéleven
  7. Het klachtrecht

Recht en bio-ethiek

Professor Tom Goffin (UGent) en professor emeritus Herman Nys (KU Leuven) brengen bij Lannoo een nieuwe editie uit van hun boek ‘Recht en bio-ethiek’. Dit biedt de noodzakelijke inzichten en voorbeelden om in versterkt vertrouwen zorg te bieden. Het is een basiswerk bij de rechtsregels in de gezondheidszorg en behandelt het juridisch statuut van wie zorg verleent en van wie zorg ontvangt. Zowel studenten en professionals in de rechten, als in de geneeskunde, verpleegkunde, zorg en welzijn kunnen met dit boek aan de slag.


Een nieuwe definitie van verpleegkunde: wat brengt dat met zich mee?

Er komen heel wat veranderingen en uitdagingen op ons beroep af. Bepaalde wetgeving is al in voege, andere wetteksten liggen bij de Raad van State, worden binnenkort gestemd in het parlement of staan klaar om van kracht te gaan. NETWERK VERPLEEGKUNDE zat voor deze nieuwe regelgeving mee aan tafel. Toch merken we de onzekerheid die nog heerst in het werkveld. Samen met Katrien Vervoort (adviseur volksgezondheid op het kabinet van bevoegd minister Frank Vandenbroucke) en Simon Malfait (zorgmanager UZ Gent en klinisch professor UGent) overlopen we de belangrijkste vragen van onze leden.

Waarom zijn deze hervormingen nodig?

Katrien: “De hervormingen kaderen binnen twee grote pijlers uit het huidige regeerakkoord: investeren in personeel en betere werkomstandigheden enerzijds, hervormen volgens kennis en kunde anderzijds. Daarbinnen is gewerkt rond de zorg- en leerladder, en rond taak- en functiedifferentiatie, taakdelegatie en taakverschuiving. De WUG (Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen) is lang als een hindernis ervaren. Samen met de taskforces en werkgroepen werkten we nu ankerpunten in deze wetgeving uit, die onze zorg klaar moeten stomen voor de toekomst. Zo biedt deze wet nieuwe kansen en opportuniteiten.”

Wat als je nu werkt met een HBO5-diploma op een kritische dienst in het ziekenhuis, is er een overgangsmaatregel of moeten HBO5-verpleegkundigen zich omscholen?

Katrien: “In het kader van de overgangsmaatregelen kunnen zij genieten van verworven rechten, waardoor ze gelijkgesteld worden met de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ). Wie dit schooljaar de HBO5-opleiding startte, zal afstuderen als basisverpleegkundige.”

Welke opleiding moet de praktijkassistent volgen?

Katrien: “Dit is een opleiding op HBO5-niveau van 1,5 jaar en zal wellicht vanaf 2025 aan de hogescholen georganiseerd worden. Belangrijk hierbij is dat deze functie niet settingspecifiek is en dus breder kan toegepast worden dan enkel in de huisartsenpraktijk. Het is een paramedisch beroep ter ondersteuning van andere zorgverstrekkers die naast het opnemen van bijvoorbeeld een onthaalfunctie, administratieve en logistieke taken, ook een beperkt aantal technisch-ondersteunende medische taken kan uitvoeren onder verantwoordelijkheid en toezicht van de arts, zoals het opnemen van bepaalde parameters, staalafname of de registratie van een ECG of spirometrie.”

Wat doet de bekwame helper dan precies en waarom moest die wetgeving herzien worden?

Katrien: “We creëerden een legaal kader voor de bekwame helpers. Het zijn personen die in het kader van hun beroep of een vrijwillige activiteit buiten een zorginstelling iemand verzorgen die in het dagelijkse leven bepaalde verpleegkundige verzorging nodig heeft. Denk bijvoorbeeld aan een leerkracht op school of een leider van de jeugdbeweging die een kind met diabetes bijstaat, een verzorgende in de thuiszorg die helpt met de steunkousen, een medewerker in een voorziening voor personen met een handicap, … Naar analogie met de mantelzorgers werd voor hen een afwijking op de strafbaarheid van de onwettige uitoefening van de verpleegkunde voorzien, waardoor ze, met respect van de voorwaarden, deze zorg niet alleen op een legale maar ook een kwaliteitsvolle manier kunnen opnemen. De arts of verpleegkundige kan hierbij bepaalde verstrekkingen aan een bekwame helper delegeren, die deze, na de nodige opleiding, kan uitvoeren. Er wordt onder meer ook in een regelmatige herevaluatie van de situatie voorzien. De lijst met verstrekkingen is vastgelegd in een KB. De overheid werkt ook aan een website bekwamehelper.be waarop je binnenkort alle info, een FAQ en standaardformulieren vindt. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het KB. Wellicht zal de regeling in de loop van maart van kracht gaan.”

Kan de bekwame helper ingezet worden in voorzieningen voor mensen met een beperking?

Katrien: “Zeker. Enkel in instellingen die vallen onder de ziekenhuiswetgeving en in woonzorgcentra kan het niet, omdat daar verpleegkundige zorg voorhanden is. De bekwame helper is er niet om de verpleegkundige te vervangen.”

Mag de bekwame helper medicatie klaarzetten?

Simon: “Dit staat niet in de lijst van handelingen die gedelegeerd mogen worden, dus neen. Subcutane injecties toedienen mag bijvoorbeeld wel na een opleiding door een arts of verpleegkundige. Het blijft aan de verpleegkundige om in te schatten wat wel en niet kan, uiteraard wel steeds binnen de krijtlijnen van het KB. Met andere woorden: niet elke bekwame helper zal dezelfde taken gedelegeerd krijgen.”

Waarom mag een leerkracht insuline spuiten, maar een zorgkundige niet?

Simon: “Dat is een andere situatie. De leerkracht die bij een leerling insuline spuit, is een een-op-eenrelatie onder de wetgeving van de bekwame helper. De zorgkundige heeft een meer algemene bevoegdheid als zorgverstrekker voor tal van patiënten en werkt vanuit een holistische aanpak. Dus niet specifiek voor die ene leerling. De contexten van beide situaties zijn dus zeer sterk verschillend.”

Delegeren naar de bekwame helper is prima, maar houdt dit niet nog meer administratie in voor de VVAZ?

Katrien: “We merkten dat dit risico wel bestond, daarom kreeg de wetgeving rond ADL vorm. Ons doel bij deze hervormingen was hoe dan ook om de administratie te allen tijde zo beperkt mogelijk te houden. Daar tegenover plaatsen we wel de nuance dat om op beleidsniveau zaken in gang te zetten, je data nodig hebt. Als verpleegkundige zal je dus altijd wel een bepaalde vorm van administratie moeten blijven voeren. Vanuit de overheid zullen sjablonen aangeleverd worden.”

Wat moest dan precies veranderen aan de wetgeving rond ADL?

Katrien: “ADL (Activiteiten behorende tot het Dagelijkse Leven) zijn handelingen die binnenkort niet langer noodzakelijk voorbehouden zijn aan verpleegkundigen of andere zorgverleners. Het gaat over een beperkte lijst van activiteiten die, hoewel ze behoren tot de gezondheidszorg, binnenkort ook op een legale manier door een niet-gezondheidszorgbeoefenaar mogen worden uitgevoerd volgens geldende voorwaarden, en dit zonder delegatie door een arts of verpleegkundige. Belangrijk: de begunstigde moet hiermee akkoord zijn, bij elke wijziging van de gezondheidstoestand moet er worden doorverwezen naar een gezondheidszorgbeoefenaar, en een arts of verpleegkundige kan ook steeds zeggen dat gezien de context of de situatie de handelingen uitgevoerd moeten worden door een bevoegd gezondheidszorgbeoefenaar. Voorbeelden van ADL zijn hygiënische zorgen bij personen met ADL-dysfunctie waarbij er geen bijzondere kwetsbaarheid is, vocht- en voedseltoediening bij personen zonder slikstoornissen langs orale weg helpen verrichten, het meten van bepaalde parameters of het toedienen van medicatie via onder meer de orale weg. Dit Koninklijk Besluit wordt net zoals het KB van de bekwame helper momenteel gefinaliseerd en zal tegelijkertijd met de bekwame helper ingaan.”

Wie zal ADL-handelingen kunnen uitvoeren? Zal een onthaalmedewerker bij een ziekenhuisopname bijvoorbeeld de parameters kunnen opnemen?

Katrien: “ADL kan door iedereen worden uitgevoerd, dus ook door niet-zorgverstrekkers en zonder delegatie door een arts of verpleegkundige. Die laatste kunnen wel aantonen dat gezien de context of situatie er geen sprake is van ADL en een bevoegde zorgprofessional de handeling moet uitvoeren. Of een onthaalmedewerker al dan niet de parameters mag opnemen bij een ziekenhuisopname, hangt van de afspraken in dat ziekenhuis af. Gaat het voor die zorginstelling om een zorghandeling, dan moet een praktijkassistent of een verpleegkundige dit opnemen.”

Als we kijken naar het gestructureerd zorgteam, hoe zal dat vorm krijgen?

Katrien: “De toekomst voor de zorg is er een van samenwerking. Daarom werkten we aan wetgeving rond verpleegkundige zorg in teamverband, het zogenoemde gestructureerde zorgteam. De VVAZ zal bepaalde technisch-verpleegkundige verstrekkingen die worden vastgelegd in een KB kunnen delegeren naar andere gezondheidszorgbeoefenaars vanaf het bachelorniveau en mits een opleiding. De VVAZ coördineert en houdt toezicht.”

Komt er binnen het gestructureerd zorgteam een lijst van handelingen die gedelegeerd kunnen worden naar gezondheidszorgbeoefenaars? Zal bijvoorbeeld een zorgkundige een thoraxdrain kunnen verzorgen na bijscholing?

Katrien: “Er komt een negatieve lijst met handelingen die nooit gedelegeerd kunnen worden binnen een gestructureerd zorgteam. Merk ook op dat je binnen het gestructureerde zorgteam nog niet mag delegeren naar zorgkundigen of praktijkassistenten, maar enkel naar gezondheidszorgbeoefenaars met minimum het opleidingsniveau van de basisverpleegkundige. Dus naast de basisverpleegkundige zal er gedelegeerd kunnen worden naar bepaalde paramedische beroepen (logopedist, ergotherapeut, …) of naar beroepen met een masterniveau (klinisch psychologen/orthopedagogen, kinesitherapeuten, …).”

Hoe vermijd je dat de uit te besteden handelingen gereduceerd worden tot uitvoerende taken? In welke mate wordt er geïnvesteerd in klinisch redeneren?

Simon: “Klinisch redeneren en klinisch leiderschap zullen meer vervat moeten zitten in de bacheloropleiding. Iedereen moet gemotiveerd worden om die nieuwe, coachende rol op zich te nemen. Anders riskeren we te verzanden in taakverpleging. De VVAZ zit aan het stuur en kan bijvoorbeeld ook beslissen om bepaalde taken niet te delegeren. Daarbij gaan we steeds uit van het bekwaam-is-bevoegdprincipe en van samenwerken in vertrouwen. De andere zorgverleners mogen op hun beurt ook weigeren om een handeling uit te voeren als ze zich daar niet comfortabel bij voelen.”

Kunnen instellingen deze opleidingen in ‘leren delegeren’ zelf organiseren?

Simon: “Zeker, wanneer ze over een duidelijk competentiekader beschikken en de opleiding aantoonbaar is in het portfolio van de medewerker.”

In een gestructureerd zorgteam wisselt het team regelmatig af. Hangt de delegatie dan af van de specifieke verpleegkundige of mag het patiëntendossier een staand order bevatten dat elke zorgkundige die bepaalde taak mag uitvoeren?

Simon: “Neen, die taken zijn nominatief. Het voordeel van het gestructureerde zorgteam is dat je bepaalde personen handelingen laat uitvoeren die vroeger niet mochten. Dat hangt dus af van persoon tot persoon. Daarom is het portfolio zo belangrijk, om je opleidingsniveau en je competenties aan te tonen. Let wel op, je zal in een eerste fase nog niet kunnen delegeren naar een zorgkundige.”

Heeft de VVAZ altijd toegang tot het portfolio om te beoordelen of die kan/wil delegeren? Hoe zit dat dan met de privacywetgeving?

Simon: “Je hebt als zorgverlener de keuze om je portfolio al dan niet open te zetten. Het is een beetje zoals je diploma’s tonen wanneer je solliciteert. Niemand zal een verpleegkundige aannemen als die persoon niet het juiste diploma kan voorleggen. Vertrouwen is het sleutelwoord.”

Hoe worden de nieuwe functies geïntegreerd in de bestaande personeelsnormen? Zal dit niet leiden tot goedkopere zorg omdat er andere zorgmedewerkers ingeschakeld worden dan verpleegkundigen?

Katrien: “Normering is een bevoegdheid van de deelstaten. Gezien de brede hervorming van het verpleegkundig beroep, wordt in een volgende stap best de normering aangepakt. Een goede verpleegkundige norm moet hier wel de basis blijven.”

Aangezien de verantwoordelijkheid van de VVAZ toeneemt, vallen zij dan ook binnen een andere IFIC-categorie?

Katrien: “IFIC is een bevoegdheid van de sociale partners. Daar zal verder bekeken moeten worden welke vertaling in IFIC de brede hervorming al dan niet moet krijgen.”

En wat met de verloning in de thuiszorg? Hoe zit het met de facturatie van prestaties wanneer een taak gedelegeerd wordt of wanneer de bekwame helper opgevolgd moet worden door de VVAZ?

Katrien: “Binnen de Overeenkomstencommissie van het RIZIV wordt best bekeken hoe de delegatie naar en opvolging van een bekwame helper kan worden opgenomen in de financiering. Voor ons is dit maar een eerste stap. Wij pleiten voor een new deal voor de thuisverpleging, waarbij zowel de organisatie als de financiering van de thuisverpleging op een fundamenteel andere manier worden aangepakt, met meer ruimte voor preventie en lokale samenwerking. Dit is voor ons een belangrijke prioriteit voor de volgende legislatuur.”

Zes doelen van de wetswijzigingen

  1. Drie nieuwe verpleegkundige functies volgens de wet van 28 juni 2023:
  • Basisverpleegkundige (HBO5-opleiding vanaf schooljaar 2023-2024)
  • Verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) (bachelor + HBO5-opleiding tot en met schooljaar 2022-2023)
  • Klinisch verpleegkundig onderzoeker (doctoraat)
  1. De versterking van de scope of practice en autonomie van de VVAZ:
    herziening van de verpleegkundige technische verstrekkingen en medische handelingen
  2. Implementatie van de verpleegkundig specialist:
    erkenningscriteria en bevoegdheden van verpleegkundigen met een masterdiploma
  3. Versterking van de mogelijkheden tot ondersteuning op vijf manieren:
  • Logistiek assistent
  • ADL
  • Zorgkundigen
  • Praktijkassistent
  • Bekwame helper
  1. Verpleegkundige zorg in teamverband:
    het gestructureerde zorgteam met de VVAZ in een coördinerende rol
  2. Uitbreiding bevoegdheden andere zorgberoepen

Actiepunten voor de toekomst

  • Samenwerken in team
  • Interdisciplinariteit
  • Microteaching en coaching
  • Klinisch leiderschap
  • Kritisch denken
  • Zelfreflectie
  • Leiderschap: vanuit de basis de wetpraktijk aanpassen
  • Mondigheid ten aanzien van de directie: samen met deze wetswijzigingen aan de slag gaan en het gestructureerde zorgteam vorm geven.


Hoopvolle tendensen inschrijvingscijfers voor opleidingen verpleegkunde

Nu de academiejaren en schooljaren volop aan de gang zijn, hebben we een goed zicht op de inschrijvingscijfers van 2023-2024 voor de verschillende opleidingen verpleegkunde. Zoals steeds houdt Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt deze nauwgezet in de gaten. “Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed, al zijn er enkele uitzonderingen.”

Laten we starten met het minder positieve nieuws: de inschrijvingscijfers voor HBO5 vertonen een lichte daling van zes procent. Het aantal studenten voor de volledige opleiding ging van 6.957 studenten in 2022 naar 6.613 dit jaar. Dat is gezien de actualiteit en de onduidelijkheid die rond het statuut heerst niet onverwacht en ook geen dramatisch cijfer. De omvorming van de HBO5-opleiding naar die voor basisverpleegkundigen brengt nu eenmaal onzekerheid met zich mee. Des te meer omdat er veel onduidelijkheid was rond wat basisverpleegkundige kan en mag doen in welke context . “Daardoor kwam het zorgberoep vaak negatief in de media en dat heeft onvermijdelijk een impact op de instroom”, zegt Candice De Windt. “Dat staat haaks op de vele positieve verhalen en evoluties die ik dagelijks in het werkveld en in het onderwijs zie. Een opleiding verander je niet zomaar in enkele weken tijd. Al biedt de huidige situatie wel unieke kansen. Dat gebeurt vandaag in constructief overleg tussen werkgevers, HBO5-scholen en de bacheloropleidingen. We schatten dat als we dit grondig willen doen, we hier de nodige tijd voor moeten nemen, en het zal gradueel opgebouwd worden. Dit zal een aantal jaren in beslag nemen. We willen inzetten op een nog sterkere opleiding op niveau vijf, met de nodige flexibiliteit met studiepunten, mogelijkheden tot inzetten op (deel)vrijstellingen en een haalbaar brugprogramma naar de bachelor toe.”

Of andere, nieuwe zorgopleidingen op dat niveau geen inschrijvingen wegsnoepen van basisverpleegkunde? “Neen, dat denk ik niet. De nieuwe functie van praktijkassistent is administratief georiënteerd en eigenlijk missen we nog een sterke opleiding op graduaatsniveau. Iets wat naast de opleiding voor basisverpleegkundigen kan staan en die toch naar het domein zorg en welzijn leidt.”

Stijging voor de bacheloropleiding

Waar we bij HBO5 een daling noteren van zes procent, stellen we bij de bachelor verpleegkunde een stijging van 5,99 procent vast. Zo zitten in de bacheloropleiding nu 7.695 studenten, waarvan 70 procent jonger dan 25 jaar. Vooral het aantal generatiestudenten stijgt met 4,75 procent en dat is zeer goed nieuws. “Het wil zeggen dat we achttienjarigen opnieuw weten te motiveren”, zegt Candice tevreden. “Waar de beeldvorming rond HBO5 eerder negatief was, zien we dat dit bij de bachelor toch anders ligt. Pas op, we zitten nog altijd niet op het niveau van 2016, toen de bachelor hervormd werd naar vier jaar. Dat komt door de lagere cijfers van de voorgaande jaren. Als we op dit elan verder gaan, komt het wel goed. Al zullen de tekorten in functie van de zorgvraag zich zonder andere maatregelen blijven voordoen.”

Door de verschillende benamingen zijn de cijfers voor de masters niet eenvoudig te analyseren, toch merken we dat de schakelprogramma’s zeer stabiel blijven, met een instroom van jaarlijks ongeveer 440 studenten.

Wat met BBT en BBK?

Sinds de afschaffing van de banaba’s in 2016 zaten de inschrijvingen voor deze opleidingen in een dip. “Die cijfers vallen nu best mee (zie tabel, nvdr.). Al moet ik toegeven dat niet alle opleidingen die vandaag worden aangeboden effectief worden ingericht. Een postgraduaat inrichten voor slechts enkele studenten is duur. Het aanbod loopt ook overal wat gelijk, waardoor vaak dezelfde meer populaire postgraduaten aangeboden worden. Daar zit zeker een kans tot optimalisatie als de hogescholen samenwerken en hun kennis en middelen verdelen. Kijk naar wat het werkveld nodig heeft en bundel de krachten.”

Extra middelen en initiatieven

De opleiding voor zorgkundigen wordt op veel niveaus en via verschillende trajecten aangeboden. Zo bestaat sinds september 2023 in Vlaanderen een instroomkanaal waar je zonder kwalificatie al aan de slag kan gaan en dat leidt naar een beroepskwalificatie. “Datzelfde traject bestaat ook voor kinderbegeleiders, persoonsbegeleiders, verzorgenden en logistiek medewerkers. Het is een ideale situatie voor zijinstromers, die op zoek zijn naar zekerheid. Via een premie en coaching bewandelen ze een ander carrièrepad, zijn ze aan het werk en vallen ze niet zonder inkomen. Daarnaast worden de andere betaalde trajecten naar zorgkundige en verpleegkundige in 2024 fors uitgebreid door VIA6 en wordt extra ingezet op de promotie van zorg en welzijn. Daarnaast komt er ook een onderzoek naar de in- en uitstroom in Vlaanderen in onze zorg- en welzijnssectoren. Welk verloop is er over de sectoren heen, waarom verlaat iemand het beroep, moeten we het retentiebeleid aanpassen? Door enkel in te zetten op instroom komen we er niet, inzet op retentie is minstens even essentieel. Daarnaast zorg moeten we ook aandacht besteden aan innovatie, technologie en vernieuwend hrm-beleid. Zo stellen we het imago van deze beroepen bij.”

Positieve balans voor zorg en welzijn

Wat deze cijfers volgens de Zorg- en Welzijnsambassadeur echt willen zeggen is dat er voor elke student die met verpleegkunde wil starten een plaats is. “Inzetten op de juiste oriëntering van studenten loont. Het nieuwe platform Careēr heeft daar zeker wat effect, waar we volop inzetten op de branding van zorg en welzijn met de sociale partners. Daarnaast mogen we de vele andere initiatieven zoals ingericht door VIVO, VDAB, de beroepenrally’s in het vijfde en zesde leerjaar, … niet vergeten. We reiken actief de hand naar het onderwijs en laten studenten inzien dat er in zorg en welzijn zowel nood is aan opleidingen met een arbeidsmarktsfinaliteit, als met een doorstroomfinaliteit en dat diezelfde opleidingen daar alle mogelijkheden toe bieden.”

Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed. “Dat is typisch in periodes van economische crisis”, zegt Candice nog. “Zorg en onderwijs doen het dan altijd goed omdat ze werkzekerheid bieden. We zien dat onder meer de inschrijvingen voor vroedkunde en voor logopedie en audiologie stijgen, net zoals voor voedingsgerelateerde opleidingen. Dat laatste komt door de maatschappelijke aandacht voor het thema. Algemeen genomen stijgen de inschrijvingen in het hoger onderwijs met 3,5 procent, goed voor in totaal 148.349 studenten. De graduaatsopleidingen inkantelen op het opleidingsniveau vijf in de hogescholen was een verstandige keuze met een positief effect. Een hogeschool heeft een andere aantrekkingskracht voor studenten dan een CVO, bijvoorbeeld. Er is een toename van 11 procent (22.569 studenten) in de graduaatsopleiding en van 2,45 procent (116.661 studenten) voor de professionele bachelors. Ik ben tevreden met de cijfers voor 2023-2024, maar we moeten alert blijven. Wie instroomt, moet ook blijven. We zijn allemaal ambassadeurs voor ons beroep. Laten we dat positief uitdragen en studenten positief motiveren en begeleiden.”


Verpleegkundige consultaties: hoe, wat, wanneer en waarom?

Eind 2023 bracht het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een rapport uit over verpleegkundige consultaties[1]. Dat wekte heel wat mediabelangstelling op, net zoals vragen in het werkveld. Is een consultatie dan niet enkel voorbehouden aan artsen? Neen, want in de praktijk blijkt dat verpleegkundigen steeds vaker bepaalde consulten uitvoeren. Dat gebeurt voornamelijk bij patiënten met een complexe zorgvraag. Het KCE ging in deze studie na of de raadplegingen veilig, nuttig en kwaliteitsvol zijn en hoe ze in de toekomst verder kunnen worden uitgebouwd in België.

In het buitenland zien we dat verpleegkundigen al langer meer uitgebreide verantwoordelijkheden op zich nemen, zoals het uitvoeren van consultaties. Dat bood de onderzoekers van het KCE de kans om internationaal onderzoek en best practices te raadplegen over dit type consulten in verschillende domeinen zoals cardiovasculaire aandoeningen, oncologie, respiratoire ziektes, diabetes, … Ook de huisartsgeneeskunde en ziekenhuiscontexten kwamen aan bod. Dat leidde tot een zeer grondig literatuuronderzoek van zo’n 473 studies. Het BVVS en professoren Mieke Deschodt en Fabienne Dobbels (KU Leuven) en Tom Goffin (UGent) zetten hier mee hun schouders onder.

Uit het rapport blijkt dat verpleegkundige consultaties even goede, en soms zelfs betere, resultaten opleveren dan de klassieke aanpak bij een arts. Bovendien blijken ze ook volkomen veilig te zijn. Toch zit het werkveld met heel wat vragen. Die leggen we voor aan verpleegkundige van opleiding en KCE-onderzoeker Jens Detollenaere.

Wat zijn verpleegkundige consultaties?

“We constateren dat de expertise en competenties van verpleegkundigen in ons land alleen maar toenemen. Verpleegkundige consultaties kaderen binnen de nood aan innovatieve zorgmodellen om de zorg van morgen te organiseren. We moeten afstappen van een ziektegerichte aanpak en meer kijken naar de patiënt die voor ons zit. Daarom focusten we in dit onderzoek ook op complexe aandoeningen en niet louter op chronische ziektes. Er bestaat geen gevalideerde definitie van verpleegkundige consultaties. Waar het om draait is de interprofessionele samenwerking met andere zorgverleners en de mogelijkheid om een patiënt autonoom en evidencebased te kunnen opvolgen. Verpleegkundigen bieden informatie, advies, ondersteuning en opvolging vanuit een holistisch perspectief. Dat gebeurt op vraag van de arts, andere zorgverleners, patiënten of op initiatief van de verpleegkundige. Het consult kan verschillende vormen aannemen: face-to-face, via telefoon of videocall, een e-consult of aan het bed.”

Wat zegt de wet?

“Daarvoor betrokken we professor Tom Goffin bij het onderzoek. Hoewel er vandaag geen juridisch kader is, kunnen verpleegkundigen activiteiten uitvoeren tijdens verpleegkundige consultaties zolang ze binnen de A-, B- en C-handelingen plaatsvinden. Op dit moment zijn, de consulten niet voorbehouden voor specifieke verpleegkundige profielen. In bepaalde gevallen, flirten verpleegkundigen met de grenzen van wat wettelijk toegelaten is. Voor alle duidelijkheid: een verpleegkundige mag niet voorschrijven. Al vindt het in de praktijk soms wel plaats.”

Wat doen verpleegkundigen tijdens deze consultaties?

“Verpleegkundigen staan in voor de diagnose en gevorderde gezondheidsbeoordeling van patiënten, net zoals voor diagnostische testen of onderzoeken. Daarnaast kunnen ze beslissen over therapeutische behandelingen, doen ze aan preventie, zetten ze in op gezondheidspromotie en gedragsverandering, verwijzen ze patiënten door en hebben ze de bevoegdheid om patiënten in ziekenhuizen en andere diensten op te nemen en/of te ontslaan. Algemeen genomen geven verpleegkundigen aan veel autonomie te ervaren in hun job door deze consultaties.”

Zijn verpleegkundige consultaties nuttig?

“Je moet als zorgsector inspelen op de veranderende behoeften van patiënten met complexe aandoeningen. Daarnaast kunnen we niet rond de personeelstekorten en de vaak lange wachttijden voor een afspraak bij een arts. Uit onderzoek blijkt dat, ondanks de schaarste aan verpleegkundigen, zij wel de juiste beroepsgroep zijn om bepaalde consultaties over te nemen. Bovendien kunnen deze raadplegingen complementair of subsidiair zijn voor de afspraken bij een arts. Dat is een continuüm afhankelijk van de ervaring en opleiding van de verpleegkundige, maar ook van de noden van de individuele patiënt of patiëntengroep.”

Komen alle verpleegkundige profielen in aanmerking?

“In principe wel. Wel zien we dat in het buitenland het merendeel van de verpleegkundigen die zulke consultaties uitvoeren minstens een bachelordiploma hebben, vaak aangevuld met een beroepstitel, beroepskwalificatie, postgraduaat of master. Bij de specialisaties zien we vaak wondzorg, eerstelijnszorg, oncologie en diabetes. Het is dan ook aangewezen dat verpleegkundige consultaties gebeuren door een verpleegkundige met gevorderde klinische expertises en competenties.”

Als verpleegkundige consultaties voorbehouden zijn aan hoger opgeleide verpleegkundigen, komt er dan een overgangsregeling voor verpleegkundigen die wel de ervaring maar niet het diploma hebben?

“Het kabinet Vandenbroucke werkt aan de uitvoeringsbesluiten, maar hoe die concreet eruit zullen zien is nog onduidelijk. Ze worden begin 2024 verwacht.”

Er is nu al een tekort aan verpleegkundigen. Versterken deze consultaties dat niet?

“In de literatuur wordt beschreven dat deze vorm van autonoom werken de aantrekkelijkheid van het beroep en van de patiëntenzorg kan verhogen, met meer carrièremogelijkheden, instroom en retentie van verpleegkundigen als resultaat.”

Zijn verpleegkundige consultaties in alle contexten aangewezen?

“Het onderzoek toont aan van wel. In de internationale best-practices zien we dat verpleegkundige consultaties in alle zorgcontexten geïmplementeerd zijn. Op dit moment zien we dat in België verpleegkundige consultaties geconcentreerd zijn in grote algemene of universitaire ziekenhuizen. Ook in de eerstelijnszorg worden de consulten in een vierde van de gevallen toegepast. De resultaten van ons onderzoek rapporteren geen verpleegkundige consultaties in Belgische woonzorgcentra. Nochtans kunnen deze consultaties belangrijk zijn voor de zorgcontinuïteit. De verpleegkundige die er dagelijks is, heeft namelijk een goed zicht op de noden van elke bewoner. Het kan dan ook een prioriteit zijn om verpleegkundige consultaties in de woonzorgcentra uit te bouwen.”

Wat is het effect op patiënten?

“Uit ons onderzoek blijkt dat de uitkomsten voor patiënten bijzonder positief zijn. Ze kunnen minstens even goede – en soms zelfs betere – resultaten opleveren dan de klassieke aanpak of een consultatie bij een arts. Hun levenskwaliteit en gezondheidsgedrag gaan erop vooruit, net zoals hun therapietrouw. De consultaties zijn ook effectiever op het vlak van mortaliteit en patiënttevredenheid.”

En voor zorginstellingen? Waarom zouden zij inzetten op verpleegkundige consultaties?

“Er is slechts beperkte evidentie om te spreken over een kostenreductie door verpleegkundige consultaties. Bovendien is het effect op heropnames of ongeplande spoedbezoeken minder rechtlijnig. Hoe dan ook is het aangeraden om als zorgorganisatie de impact van deze consultaties te analyseren op het vlak van rolverdeling en werkdruk. Giet in een interprofessioneel afsprakenkader welke verpleegkundige profielen en competenties nodig zijn om consultaties uit te voeren. Uit de literatuur blijkt dat het aangewezen is om af te stappen van het denken in handelingen en om een verpleegkundige competent to practice te maken.”

Komt er een nomenclatuur voor verpleegkundige consultaties?

“Op dit moment bestaat al een nomenclatuurcode voor verpleegkundige consultaties in de thuiszorg. Voorlopig mag dit consult maar één keer per jaar aangerekend worden, maar dat is te weinig wanneer je de continuïteit van zorg wil optimaliseren. In het buitenland zien we dat verpleegkundige consultaties niet via een fee-for-servicesysteem vergoed worden, wel aan de hand van een forfait. Dit moet in België dringend herwerkt worden naar een systeem dat verpleegkundige consultaties aanmoedigt binnen een interprofessioneel kader. Zo mag de verpleegkundige niet meer als kost, maar wel als meerwaarde gezien worden om veilig en in vertrouwen samen te werken.”

De studie gebeurde op basis van buitenlandse bronnen, hoe zit het dan in België?

“We doen in het rapport specifieke aanbevelingen voor de implementatie van verpleegkundige consultaties in de Belgische context. Daarom voerden we naast een literatuuronderzoek ook een uitgebreide survey uit bij 638 Belgische verpleegkundigen. Toch mogen we niet ontkennen dat in ons land nog wat werk aan de winkel is, onder meer om een algemeen juridisch en financieel kader op te stellen. De internationale best practices geven ons een aantal handvaten. Onder meer voor het opstellen van samenwerkingsprotocollen of richtlijnen rond het verschuiven van enkele medische activiteiten. Test bijvoorbeeld een jaar lang uit of een verpleegkundige correct voorschrijft en welke opleiding daarvoor nodig is. Daarnaast hangt in het buitenland de toegang tot de master verpleegkundig specialist af van je ervaring en expertise. Het portfolio, dat verplicht is sinds de invoering van de Kwaliteitswet, is daarvoor een handige tool.”

Wat moet concreet gebeuren om verpleegkundige consultaties in ons land verder te ontwikkelen?

“Start vanuit een behoefteanalyse ten opzichte van het huidige zorgaanbod: wat heeft de patiënt nodig? Dan pas zie je welke bijdrage verpleegkundige consultaties voor een bepaalde patiëntengroep kunnen betekenen, en in welke mate deze meer complementair of subsidiair moet zijn. Hier zal eventueel wat sensibilisering nodig zijn, omdat consultaties traditioneel door een arts gebeuren. Betrek hier de beroeps- en patiëntengroepen actief bij. Daarnaast is het ook aangeraden om het praktijkregister eindelijk te implementeren. Dit is een bijzonder handig planningsinstrument voor verpleegkundigen. Tot slot moeten de opleidingen versterkt worden met competentiegerichte benaderingen en modulaire programma’s voor bijscholing. De implementatie in België zal dus stap voor stap moeten gebeuren, op basis van pilootprojecten, zeker in zorgcontexten waar verpleegkundige consultaties nog niet geïmplementeerd zijn.”

[1] Detollenaere Jens, Dauvrin Marie, Deschodt Mieke, Cerulus Marie, Dobbels Fabienne, Heeren Pieter, Vinck Imgard, Goffin Tom, Van den Heede Koen. Verpleegkundige consultaties voor patiënten met complexe aandoeningen. Health Services Research (HSR). Brussels. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2023. KCE Reports 373A. DOI: 10.57598/R373AS.


Goed verzekerd het jaar in met NETWERK VERPLEEGKUNDE

Een onoplettendheid gebeurt soms sneller dan je denkt. Daarom is het als verpleegkundige, loontrekkend of zelfstandig, nuttig om een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen af te sluiten. Als beroepsorganisatie nam NETWERK VERPLEEGKUNDE al in 1994 het voortouw om zo’n verzekering te ontwikkelen specifiek voor verpleegkundigen. Een polis die gekend staat als de meest volledige en voordelige op de markt. Want hoe groot of hoe klein de schade ook is, er wordt geen vrijstelling aangerekend.

Waarom een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen?

De verzekering die NETWERK VERPLEEGKUNDE aanbiedt dekt schade aan derden die een verpleegkundige tijdens de uitoefening van het beroep kan veroorzaken. Zowel de zelfstandig verpleegkundigen, als de verpleegkundigen in zorginstellingen kunnen deze verzekering afsluiten. Voor zelfstandigen spreekt de meerwaarde van de verzekering voor zich. De verpleegkundige in dienstverband is via de zorginstelling wel verzekerd door de werkgever, maar bij problemen, zoals een klacht van een zorgvrager of een juridische procedure, dekt deze polis ook de rechtsbijstand. Deze verzekering via NETWERK VERPLEEGKUNDE dekt de schadevergoeding aan derden, als de aansprakelijkheid van de verzekerde bewezen is. Door de extra waarborg ‘dekking voor juridische experten’ kan een expert je vertegenwoordigen in medische commissies. Verpleegkundigen hebben ook recht op verdediging bij schuldig verzuim, als de opzettelijkheid wordt uitgesloten.

Wanneer komt de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid tussen?

Ook in 2023 kon onze verzekering heel wat verpleegkundigen helpen. Soms gaat het om eenvoudige, dagelijkse handelingen die schade berokkenen aan de zorgvrager of aan het materiaal. Zo liet een verpleegkundige per ongeluk het bedieningsbakje van een elektrisch bestuurbaar bed vallen. De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid betaalde de herstellingskosten terug, zonder vrijstelling voor de verpleegkundige in kwestie.

Er zijn nog andere voorbeelden te rapen. Zo morste een verpleegkundige een flesje ontsmettingsalcohol op een eiken tafel, brak de glazen deur door een windvlaag toen een verpleegkundige het huis binnenkwam, raakte de verpleegkundige de huissleutels van een patiënt kwijt of viel de tablet van een zorgvrager met een beperking van het bed op de grond. De herstelling of vervanging werd in deze vier gevallen vergoed door de verzekering.

Al kunnen de voorbeelden ook gerelateerd zijn aan werk- en verzorgingsmateriaal of hulpmiddelen. De steunkousen van een patiënt werden bijvoorbeeld stuk getrokken bij het aandoen. De verzekering vergoedde een nieuw paar. In een ander geval trapte de verpleegkundige op de bril van de patiënt, raakte het gebit verloren in de was of ging de rolstoel kapot door een handeling van de verpleegkundige. Ook daar kwam de verzekering tussen.

Wanneer komt de rechtsbijstand tussen?

De verzekering rechtsbijstand helpt verpleegkundigen wanneer een juridische tussenkomst van een advocaat nodig is. Dat betekent niet meteen een rechtszaak, maar kan ook gaan over een bemiddeling door een ervaren professional. Wanneer je met zulke situaties te maken krijgt, komt de rechtsbijstandspolis van je verzekering tussen.

Recent werden zo opnieuw enkele verpleegkundigen geholpen. Zo was er een situatie waarin de verpleegkundige beticht werd van diefstal. Een advocaat kwam tussen om een gesprek te bemiddelen en de situatie uit te klaren. Zonder extra kosten voor de verpleegkundige. Een andere verpleegkundige werd gestalkt via sociale media door een patiënt. Ook hier behartigde een advocaat de belangen van deze verpleegkundige. Dat gebeurde ook bij het ontslag van een diensthoofd en bij een klacht door de moeder van een patiënt die onder toezicht stond van een thuisverpleegkundige voor het tijdig innemen van anticonceptie.

Ledenvoordeel voor geconventioneerde zelfstandige verpleegkundigen

NETWERK VERPLEEGKUNDE werkt samen met CPS Verzekeringen om elke aangesloten verpleegkundige te ondersteunen in zijn/haar waardevol werk. Dat doen we al meer dan 25 jaar met de meest uitgebreide burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering volledig op maat van verpleegkundigen en zorgkundigen. Deze verzekering beschermt hen en hun praktijk tegen onverwachte situaties. Bij CPS Verzekeringen staat bovendien een team van deskundige adviseurs klaar die kunnen helpen bij het kiezen van de juiste polis die past bij de specifieke behoeften van iedere verpleegkundige en zorgkundige.

Als trouwe partner van NETWERK VERPLEEGKUNDE lanceert CPS Verzekeringen een uitzonderlijke actie voor geconventioneerde zelfstandige verpleegkundigen. Zij kunnen aansluiten bij het pensioenspaarplan aan een verlaagde instapkost van 2,5 in plaats van 4 procent. Leden die er ook een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten, betalen zelfs maar 1,5 procent.

Deze vorm van pensioensparen noemt het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) en biedt via het RIZIV enkele voordelen:

  • Je spaart op een voordelige manier.
  • Je ontvangt een gewaarborgde rente.
  • Je geniet van een extra pensioen op je pensioenleeftijd.

Wat moet je doen om van de voorwaarden van deze RIZIV-toelage te genieten?

  • Geconventioneerd zijn.
  • Verstrekkingen geleverd hebben tijdens het premiejaar van minstens 33.000 euro en maximum 150.000 euro. Bij periodes van inactiviteit kunnen deze bedragen verlaagd worden.
  • Je activiteit tijdens het premiejaar uitoefenen in hoofdberoep.
  • Je contract moet ingaan op uiterlijk 31 december van het jaar waarop je sociaal voordeel van toepassing is.

De toelage voor het premiejaar 2022 bedraagt 548,77 euro. Voor meer informatie kan je altijd terecht op consult@cpsverzekeringen.be. Zij doen het nodige om alle formaliteiten in orde te brengen zodat je de toelage ontvangt waar je recht op hebt.


NETWERK VERPLEEGKUNDE verwelkomt twee nieuwe werkgroepen

Enthousiast, leergierig en geëngageerd. Deze woorden omschrijven het best de leden van de werkgroepen van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Ook aan een kritisch constructieve ingesteldheid ontbreekt het hen niet. Want door hun open blik werden recent twee nieuwe werkgroepen in het leven geroepen. Achter de schermen voerden beide groepen al wat voorbereidend werk en onderzoek uit om vanaf nu actief op de voorgrond te treden. We stellen je graag deze nieuwkomers voor: de werkgroep Praktische Ethiek en de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde.

Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde

Deze werkgroep werd in 2018 al opgericht, als achttiende lid van de European Association for the History of Nursing. Na de eerste jaren vooral een netwerk uit te bouwen van onder andere academici, onderzoekers en docenten van opleidingen verpleegkunde, is het tijd om de verworven inzichten en kennis te verspreiden en nieuwe leden aan te werven.

“Florence Nightingale is over het algemeen bekend. Maar er zijn ook heel wat Belgische verpleegkundigen met een internationale impact”, vertelt historicus en voorzitter van de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde Luc De Munck enthousiast. “Weet je bijvoorbeeld dat Ghislaine Van Massenhove in 1974 na een jarenlange strijd de erkenning van het statuut van de verpleegkundige verkreeg? Of dat de zuster Jules-Marie Heymans de grondlegger is van de eerste universitaire verpleegkundige opleiding op het Europese vasteland? Ook de lijst van de huidige verpleegkundige handelingen danken we aan de inzet van onze voorgangers.” Dat wil de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde meer onder de aandacht brengen. Met de steun van NETWERK VERPLEEGKUNDE wordt dit plan concreet.

De werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde wil een forum bieden aan alle zorgprofessionals met interesse in de geschiedenis van verpleegkunde in België. Een van de voornaamste kanalen om deze kennis te verspreiden is de facebookpagina van de vereniging die sinds 2020 actief is. Daarop worden regelmatig artikels en interessante nieuwtjes gepost. Voor de toekomst droomt de werkgroep onder andere over het lanceren van een website en een lezingenreeks over de geschiedenis van de verpleegkunde in België.

Eerste realisaties

De werkgroep bestaat momenteel vooral uit verpleegkundigen, docenten van verschillende opleidingen en academici, maar versterking en uitbreiding van het doelpubliek is welkom. Luc: “Nu we meer naar buiten treden, hopen we op enthousiaste leden vanop de werkvloer. Ik ben er zeker van dat er verpleegkundigen zijn met interesse in het thema die een zinvolle bijdrage kunnen leveren. Ik denk bijvoorbeeld aan getuigenissen over verschillende generaties heen.”

Vorig jaar ontwikkelde de werkgroep een educatief pakket met een korte documentairefilm en begeleidende info. Het pakket werd als proefproject aangeboden aan enkele hogescholen en werd daar positief onthaald. Vanaf het najaar van 2023 zal het pakket dan ook beschikbaar zijn in alle bacheloropleidingen verpleegkunde in Vlaanderen. Een tweede wapenfeit van de werkgroep is zichtbaar in het vernieuwde hoofdkantoor van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Luc: “Alle vergaderzalen kregen de naam van een invloedrijke Belgische verpleegkundige. We voorzagen een mooie foto en een korte biografie. Zo prikkelen we de bezoekers en gebruikers van de zalen.”

Lid worden van de werkgroep

“Hoe het engagement er voor deze werkgroep uitziet en wanneer, waar of waarover we vergaderen, bespreken we in overleg met alle leden en geïnteresseerden. De bedoeling is vooral om een geëngageerde groep samen te brengen die de geschiedenis van verpleegkunde in België een warm hart toedraagt en de liefde voor het onderwerp in Vlaanderen helpt verspreiden.”

Werkgroep Praktische Ethiek

Omdat zorgen altijd waardengedragen handelen is

De werkgroep Praktische Ethiek, of WEPE,  is een pluralistisch platform voor ethiek op de werkvloer waar elke levensbeschouwing haar plaats krijgt. Ze hebben twee belangrijke doelen. Enerzijds het verenigen van zo veel mogelijk initiatieven in Vlaanderen die zich inzetten voor zorgethiek, van ziekenhuizen tot woonzorgcentra en de thuiszorg. Anderzijds het brengen van de ethische reflectie naar de werkvloer met laagdrempelige methodieken en het sensibiliseren van zorgverstrekkers.

“Wepe is er zich van bewust dat de nood aan ethische reflectie heel hoog is omdat de uitdagingen voor de gezondheidszorg bijzonder groot zijn”, zegt coördinator Julien Libbrecht. “We zijn in de eerste plaats een werkgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE, maar staan ook open voor andere disciplines. We willen namelijk zoveel mogelijk zorgverleners achter deze visie scharen.”

De werkgroep rekent daarvoor op enkele mogelijke kanalen. Zo zijn er de verschillende activiteiten, terug te vinden via wepe.be. Er zijn ook heel wat opleidingen en webinars over goede zorg. “Dit jaar kaderen die in ons jaarthema schaarste in de zorg”, vertelt Julien. “We doen ook casusbesprekingen. Mensen die met hun hoofd en hart dagelijks in de praktijk staan, worden regelmatig geconfronteerd met de prangende vraag: Wat moet ik doen om goed te handelen? Soms gaat het om morele dilemma’s: situaties waarin alle mogelijke uitwegen schade veroorzaken. Het is niet uitzonderlijk dat dit leidt tot morele stress. Tijdens casusbesprekingen krijgen zorgmedewerkers ruimte om zulke situaties in groep te bespreken op basis van verschillende methodieken waarvan bewezen is dat ze wel effectief bijdragen aan een gestructureerde reflectie binnen een zorgpraktijk.”

Goede zorg

Niet alleen zorgverleners, maar ook zorgteams worden geconfronteerd met vragen of knelpunten waar ze als team geen antwoord op vinden. WEPE ondersteunt hen via verschillende professionals die gespecialiseerde methodieken beheersen voor overleg in de zorg.

“WEPE wil vooral een ethisch platform zijn, waarin ruimte wordt gecreëerd voor theorievorming over een ethische zorghouding”, zegt Julien nog. “Dat doen we op verschillende manieren. Via onze website dragen we bij tot het nadenken over goede zorg. Via onze casusbesprekingen denken we aan de hand van gevalideerde methodieken na over concrete situaties in de zorg. Vanuit deze casussen publiceren we regelmatig ook artikels over ethiek van de zorg, onder meer in dit tijdschrift.”

Deel uitmaken van de werkgroepen is voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE gratis. Een werkgroep staat open voor iedereen die interesse heeft in het specifieke onderwerp. Voor de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde kan je contact opnemen met voorzitter Luc De Munck (luc_de_munck@hotmail.com). Voor de werkgroep Praktische Ethiek met coördinator Julien Libbrecht (julien.libbrecht@skynet.be, 0496 33 36 65 of wepe.be).