Tool berekent optimale bestaffing van verpleegkundigen
Hoeveel verpleegkundigen en welke skill mix nodig zijn op een bepaalde afdeling om kwaliteit van zorg te garanderen, blijft voor heel wat zorginstellingen een moeilijk vraagstuk. Met de Safer Nursing Care Tool trachten Britse ziekenhuizen hier een onderbouwd antwoord op te bieden. Toekomstmuziek voor onze Belgische gezondheidszorg? UAntwerpen-docent Filip Haegdorens deelt zijn inzichten.
Als verpleegkundige en docent aan de UAntwerpen deed Filip Haegdorens onderzoek naar de verpleegkundige bestaffing en skill mix in een team, en de impact ervan op de uitkomst bij patiënten in de acute ziekenhuizen. “We weten dat achteruitgang van patiënten met ernstige uitkomsten, zoals onverwacht overlijden, samenhangt met bestaffing”, legt hij uit. ”Uit een van onze studies blijkt dat verschillende factoren daarin meespelen, waaronder het diploma van de verpleegkundigen, de proportie bachelorverpleegkundigen ingezet in acute afdelingen en het aantal verpleegkundigen. Hierrond bestaat al voldoende evidentie, ook internationaal. We weten dus dat er een associatie is tussen het aantal patiënten per verpleegkundige en de kwaliteit en veiligheid van zorg. De vraag is hoeveel verpleegkundigen we dan moeten inzetten en met welke opleiding om een optimale zorg te kunnen bieden?”
Vandaag bestaan geen richtlijnen over het aantal verpleegkundigen en de skill mix. Het berekenen van bestaffing gebeurt meestal op basis van historische data en van deskundige expertise van zorgverleners, zoals hoofdverpleegkundigen. De Safer Nursing Care Tool (SNCT) tracht hierop een antwoord te bieden. “Deze expert-consensustool is ontwikkeld door een groep van ziekenhuizen in het Verenigd Koninkrijk binnen de National Health Service (NHS), vanuit een nood om verpleegkundigen te kunnen toewijzen aan diensten en optimaal in te zetten rekening houdend met de zorgzwaarte en de dringendheid van zorg.”
Expert-consensusformule
De SNCT laat verpleegkundigen gedurende twintig dagen op twee vaste momenten per dag meten hoeveel patiënten in een bepaald niveau van zorg gecategoriseerd worden. De vier niveaus zijn opgedeeld volgens een aantal factoren. Heeft de patiënt wel of geen nood aan zuurstof, aan monitoring of aan regelmatige observatie? Is er sprake van verwardheid of delirium? Heeft de patiënt ondersteuning nodig bij dagelijkse activiteiten en in welke mate? Heeft een patiënt een lage of eerder hoge early warning score?
Filip: “Op basis van die gegevens kunnen de verpleegkundigen een formule toepassen die het aantal voltijdse equivalenten van verpleegkundigen berekent, nodig voor hun specifieke afdeling. De performantie van deze tool is in 2020 onderzocht door de universiteit van Southampton in een relatief grote sample. Daarbij zijn verpleegkundigen bevraagd of ze het gevoel hadden dat er belangrijke verpleegkundige zorg gemist is. Uit dat onderzoek blijkt dat verpleegkundigen dit effectief bevestigen wanneer de bestaffing op een afdeling lager ligt dan wat is aangegeven door de SNCT. Dit toont niet alleen de associatie aan, maar bewijst ook dat verpleegkundigen een vrij goede inschatting kunnen maken van wat nodig is om kwaliteit van zorg te garanderen. De tool blijft natuurlijk een indicatie en het professionele oordeel van hoofdverpleegkundigen over de aanbeveling is noodzakelijk. Toch is die interessant om eventueel in onze zorginstellingen toe te passen. De tool is publiek beschikbaar, mits licentie, en kan dus nu al deel uitmaken van het kwaliteitsbeleid van een specifieke instelling. Al ben ik voorstander van een verdere studie om een vertaalslag te maken van de SNCT naar ons werkveld.”
Risico op glaucoom inschatten met AI-assistent
Glaucoom is een onomkeerbare oogaandoening waarbij de oogzenuw beschadigd wordt. Hierdoor verliest de patiënt zijn zicht en wordt hij zonder behandeling op termijn blind. Risicopatiënten, zoals mensen met diabetes, tijdig screenen en behandelen is een must. Alleen is zo’n screening tijdrovend en duur. Met de nieuwe AI-assistent van het UZ Leuven en de KU Leuven ontwikkelden Belgische onderzoekers een krachtig, innovatief algoritme om glaucoom vroegtijdig op te sporen.
Als oogaandoening is glaucoom goed behandelbaar, als het tijdig wordt opgemerkt. Glaucoom tast de oogzenuw aan, waarbij zenuwcellen afsterven en je als patiënt delen van je zicht verliest. De afgestorven cellen kunnen niet vervangen worden. Alleen weet meer dan de helft van de mensen met glaucoom niet dat ze de aandoening hebben. Meestal wordt de ziekte toevallig ontdekt. “Vaak ontstaat de zenuwschade door een te hoge oogdruk, maar bij een kwart van de patiënten is dit niet het geval. Om deze groep mensen te identificeren, moeten we de oogzenuw evalueren. Zoiets neemt veel tijd in beslag en is duur”, zegt prof. dr. Ingeborg Stalmans, hoofd van de glaucoomkliniek aan het UZ Leuven en van de onderzoeksgroep oogheelkunde aan de KU Leuven. “Vandaag bestaat er geen kostenefficiënte manier om risicopatiënten op te sporen en te screenen. Daarom startten we een onderzoek om glaucoom via artificiële intelligentie (AI) te detecteren.”
Volledig diagnostisch dossier als input
AI inzetten bij glaucoom is niet nieuw. Toch is het onderzoek van prof. dr. Stalmans samen met postdoctoraal onderzoeker Ruben Hemelings revolutionair. “Ons AI-algoritme scoort niet alleen goed op de datasets uit het UZ Leuven, maar ook op die van andere zorginstellingen uit andere landen en continenten”, bevestigt prof. dr. Stalmans. “Een AI-model herkent maar wat het gezien heeft. Beelden van een andere camera, met een andere belichting en van een andere populatie zijn moeilijker te interpreteren. Daarom bestaat ons algoritme uit twee stappen. Eerst is er de bewerking van de data zodat de beelden worden omgezet naar een standaardformaat. Dan volgt de analyse, waarbij we ons baseren op de cup-to-disc (C/D) ratio.” Die C/D-ratio heeft de verhouding weer van de grootte van de papil (de kop van de oogzenuw) en de uitholling (cup) ervan. Bij glaucoom komt er steeds meer uitholling. Een ratio 0 betekent geen glaucoom, bij een ratio 1 is er een totale uitholling. “Met deze ratio geven we meer informatie aan het algoritme. Bovendien is ons diagnostisch label van elk beeld gebaseerd op het volledige klinische dossier van de patiënt. Dat dossier omvat naast de C/D-ratio, ook de oogdruk, de gezichtsvelden, de scan van de oogzenuw, de familiale voorgeschiedenis, … Zo hebben we een unieke database samengesteld met robuuste diagnostische labels, waardoor ons algoritme kon leren uit erg betrouwbare data en daarom zeer performant is.”
Hoger glaucoomrisico voor mensen met diabetes
De AI-assistent is ontwikkeld om glaucoom sneller en efficiënter op te sporen bij risicopatiënten. “Omdat het gezichtsverlies onomkeerbaar is, willen we zo vroeg mogelijk ingrijpen”, aldus prof. dr. Stalmans. “Mensen met diabetes zijn zo’n risicogroep, net als mensen met felle bijziendheid, ouderen en personen met een familiale voorgeschiedenis. Mensen met diabetes laten in principe jaarlijks hun ogen controleren, om diabetische retinopathie, waarbij het netvlies wordt aangetast, op te sporen. De AI-assistent kan dat beeldmateriaal analyseren en zo weten we ineens ook of er een risico op glaucoom is.” Het AI-algoritme is een ondersteunende tool. Wanneer het een foto van een patiënt analyseert, geeft het een laag of hoog risico aan. In dat laatste geval is een uitgebreid onderzoek door een oogarts vereist. Wat de AI-assistent interessant maakt, is dat die op termijn kan worden ingezet in diverse zorgomgevingen. Bijvoorbeeld via een oogcamera bij huisartsen, apothekers en verpleegkundigen. Zo verlaagt het ook de drempel voor patiënten.
De onderzoekers voerden een pilootproject uit in Portugal bij mensen met diabetes. “Daaruit blijkt dat het systeem goed werkt. Nu volgt een prospectieve studie, waarin we nagaan of onze opzet kosteneffectief is. Tegelijk willen we bepalen hoe regelmatig een foto moet genomen worden en we dus de glaucoomtest moeten herhalen om het glaucoomrisico tijdig in te schatten.”
Hoe insuline slimmer maken?
Al sinds de jaren 30 zoekt men manieren om insuline te verbeteren voor mensen met diabetes en pancreasproblemen. Prof. dr. endocrinoloog Chantal Mathieu (UZ Leuven) levert belangrijke bijdragen aan dit onderzoek en adviseert farmaceutische en technologische bedrijven. Ze geeft ons een hoopvolle stand van zaken.
De bètacellen zijn de enige cellen in ons lichaam die insuline aanmaken. Dit slimme mechanisme ontvangt signalen uit het hele lichaam, stemt de bloedsuikerspiegel daarop af en stuurt insuline naar de lever, het vetweefsel en de spieren. “Vergelijk het met een thermostaat die via een sensor de temperatuur in huis monitort en bijstelt”, legt prof. dr. Chantal Mathieu uit. “Bij personen met diabetes type 1 zijn de bètacellen vernietigd door hun immuunsysteem. Zij moeten zelf de insuline meten en toedienen. Wie lijdt aan diabetes type 2, heeft wel nog bètacellen maar werken onvoldoende.”
Insuline is een eiwit dat parenteraal onder de huid of in een bloedvat geïnjecteerd wordt. Tot de jaren 90 gebeurde dat met de natuurlijke insuline die er een uur over deed om opgenomen te worden vanonder de huid en vier tot zes uur in het lichaam actief bleef. “Dat noemen we regular insuline”, zegt prof. dr. Mathieu. “Daarna werd de stap gezet naar ‘snelle’ insulineanalogen die sneller in het bloed terechtkwamen en ook sneller uitwerkten. Eind jaren 90 kwamen er langwerkende analogen, die trager zijn, en stabieler en langer werken.”
Snelle en trage insuline
Personen met diabetes type 1 hebben een basisnood aan traagwerkende insuline. Telkens ze eten komt daar een injectie met een sneller type insuline bij. Een ‘slimme’ insulinepomp stuurt dit op een slimme manier aan. Bij diabetes type 2 en zwangerschapsdiabetes volstaat traagwerkende insuline vaak.
“Insuline is vandaag beter aangepast op de behoeften van de personen die het nodig hebben. Dat kan je al slim noemen. Toch staat de behandeling nog ver van de werking van de bètacellen”, licht prof. Mathieu toe. “Bovendien heeft het toedienen van insuline enkele nevenwerkingen. Insuline die je onderhuids inspuit komt in het bloed terecht en kan leiden tot hypoglycemie, wat gevaarlijk is voor de hersenen. Een tweede nevenwerking is gewichtstoename. De bètacellen in de pancreas laten insuline los via een portaalsysteem naar de lever. Zo’n 96 tot 98 procent van die insuline blijft in de lever om zo de bloedsuikerspiegel te verlagen, 2 tot 4 procent circuleert naar de perifere systemen: het vetweefsel en de spieren. Spuit je insuline via de huid in, dan komt dat eerst en meer via perifeer bloed in de spieren en het vetweefsel terecht en minder in de lever. Je gaat het vetweefsel en de spieren als het ware ‘over-insuliniseren’, met gewichtstoename tot gevolg.”
Er wordt nog steeds veel onderzoek verricht, onder meer naar insuline in pilvorm. “Maar insuline is een gevoelig hormoon. De dosering is belangrijk. Dien je tien of vijftien eenheden toe, dan maakt dat een wereld van verschil. Leverspecifieke insuline gaf enkele jaren terug hoopvolle resultaten, maar de ontwikkeling werd stopgezet door overdreven leververvetting.”
Twee belangrijke pistes
De academische, technologische en farmaceutische wereld blijven hard werken aan alternatieven voor frequente inspuitingen, aan preventie en aan genezing. Al blijven die laatste voorlopig een droom. “We willen insuline die alleen op de spieren, het vetweefsel of de lever werkt om glucose uit het bloed te halen als de bloedsuikerspiegel te hoog is en om de poorten in de doelorganen terug te sluiten bij lage glucose”, zegt prof. Mathieu.
Daarvoor worden twee specifieke benaderingen onderzocht. Enerzijds een insuline die onderhuids vastgehouden wordt met bindingen of harsen bij een normale of lage bloedsuikerspiegel en die in het bloed komt wanneer de bloedsuikerspiegel stijgt. Anderzijds een insuline die snel onder de huid in het bloed circuleert en zich pas hecht aan de receptoren van de doelorganen bij een te hoge bloedsuikerspiegel.
“De resultaten van deze studies zijn bemoedigend. Deze insulines veroorzaken minder pieken en dalen, met als gevolg betere bloedsuikercontrole en minder risico op hypoglycemie. Deze evoluties betekenen meer comfort voor wie insuline moet krijgen en minder werkdruk voor verpleegkundigen. Ik ben ervan overtuigd dat ik de tijd nog zal meemaken waarin we diabetes type 1 voorkomen en genezen, en via dat onderzoek ook mensen met diabetes type 2, zwangerschapsdiabetes, mucoviscidose of pancreasproblemen kunnen helpen.”
Ook met diabetes heb je het recht vergeten te worden
Een ongeluk komt nooit alleen. Wie chronisch ziek is of een levensbedreigende aandoening heeft geleden, weet hoe waar dit spreekwoord is, wanneer ze een woninglening of beroepskrediet proberen te bekomen. De schuldsaldoverzekering valt bij hen een pak duurder uit, of wordt zelfs geweigerd. Daarom voerde België in 2019 het ‘recht om vergeten te worden’ in. Een van de opdrachten van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) bestaat erin de lijst van de betrokken ziekten regelmatig te herzien. Dat deden ze recent voor diabetes type 1.
Als je zelf een woning kocht, heb je er vast ook eentje: een schuldsaldoverzekering. Die garandeert de terugbetaling van je hypotheek of beroepskrediet als je overlijdt voor de schuld is afbetaald. Wanneer je als kandidaat-verzekeringnemer lijdt aan een chronische ziekte of een ziekte die de levensverwachting verkort, verhogen de verzekeraars soms de premie, ter compensatie van het verhoogde gezondheidsrisico. Ze kunnen dit zelfs weigeren, omdat ze het risico op vroegtijdig overlijden te hoog vinden.
Door die hogere premie of de weigering wordt het in sommige gevallen onmogelijk om je krediet te verkrijgen. Daarom werd in 2019 in België het ‘recht om vergeten te worden’ ingevoerd, dat in specifieke situaties deze weigeringen en premieverhogingen verbiedt. De wetgeving is van toepassing op mensen die volledig genezen zijn van bepaalde kankers en mensen met bepaalde chronische ziekten. Wie die vrijstelling geniet, ligt vast in referentieroosters die het KCE regelmatig opnieuw beoordeelt. Dat gebeurde onlangs voor mensen met diabetes type 1 (DT1), die in ons land een verhoogde premie betalen voor een schuldsaldoverzekering.
Analyse en voorstellen van het KCE
De analyse van KCE-onderzoekers toont aan dat Belgen met DT1 inderdaad een hogere mortaliteit hebben dan de algemene bevolking. Deze oversterfte werd waargenomen in alle bestudeerde subgroepen, maar bleef over het algemeen wel laag (3,3 meer sterfgevallen per 1.000 inwoners), behalve bij personen met ernstig chronisch nierfalen (32,7 meer sterfgevallen per 1.000 inwoners).
Voor personen met DT1 zonder diabetesgerelateerde complicaties stelt het KCE voor om maximale premieverhogen in te voeren, dan wel de verhoogde premie te spreiden over iedereen die een schuldsaldoverzekering afsluit bij een bepaalde verzekering. Door dit solidariteitsmechanisme betaalt iedereen een iets hogere premie en kunnen mensen uit deze groep net als ieder ander een krediet afsluiten. Voor personen met diabetesgerelateerde complicaties – behalve deze met ernstig chronisch nierfalen – beveelt het KCE enkel maximale premieverhogen aan. Een bovengrens dus aan hoeveel hoger hun premie mag zijn.
De analyse en voorstellen van het KCE zijn een eerste stap. Wat voorligt moet nu onderzocht worden door het Opvolgingsbureau voor de tarifering schuldsaldoverzekering en voorgelegd aan de beleidsmakers. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Ouders en omgeving blijvend begeleiden na diabetesdiagnose
Wanneer een kind of jongere de diagnose diabetes krijgt, dan is dat niet alleen heel ingrijpend voor die persoon zelf, maar ook voor de familie, naasten en school. Dat weten ze in het kinderdiabetescentrum van het Jessa Ziekenhuis in Hasselt als geen ander. Daarom wordt elke persoon met diabetes er ondersteund door een multidisciplinair team. Orthopedagoog Lindsay Jehaes maakt hiervan deel uit en begeleidt kinderen, jongeren en ouders op weg naar een kwaliteitsvol leven met diabetes.
De diagnose diabetes bij een kind of jongere confronteert ouders plots met veel vragen. Kan mijn kind naar het verjaardagsfeestje van een vriend(in)? Hoe gaan we om met traktaties op school? Mag mijn tiener nog voetballen? Kan mijn dochter zwemmen met een insulinepomp? Wat als mijn tiener begint te experimenteren met alcohol? Het zijn maar een aantal voorbeelden waarmee orthopedagoog Lindsay Jehaes van het Jessa Ziekenhuis dagelijks wordt geconfronteerd: “Zo’n diagnose is heel intens voor de ouders en overspoelt hen met heftige emoties. Het is onze taak om terug rust te brengen en te bekijken wat een gezin nodig heeft. Hierbij richten we ons niet louter op het medische aspect, maar overlopen we ook bezorgdheden uit de thuissituatie. Zijn er bijvoorbeeld financiële moeilijkheden? Of spelen er andere ontwikkelingselementen mee, zoals autisme of ADHD? Op basis van een totaalbeeld van het kind of de jongere en het gezin stellen we dan een plan van aanpak voor.”
Van het gezin tot de school
Het Jessa Ziekenhuis werkt binnen het kinderdiabetescentrum met een multidisciplinair team van kinderartsen-diabetologen, diëtisten, verpleegkundigen die eveneens diabeteseducatoren zijn en orthopedagogen. Lindsay: “Dit team ontmoet elke persoon die de diagnose krijgt. Tegelijk sturen we standaard iemand naar de school om betrokken leerkrachten en zorgcoördinatoren te briefen. Voor ons is het essentieel dat ouders zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over hoe ze met die nieuwe situatie kunnen omgaan. Ouders zijn vaak zelf op zoek naar voorspelbaarheid nu hun leven er ineens helemaal anders uitziet.”
Na de opstart wordt een persoon met diabetes jaarlijks opgevolgd door het voltallige team. Om de twee tot drie maanden ziet het kind of de jongere een kinderarts, een verpleegkundige en een diëtist. “Ik ontmoet de kinderen of jongeren dus minstens één keer per jaar. Toch zijn we altijd beschikbaar voor vragen, zowel via mail als telefonisch. Indien nodig gaan we op huisbezoek. We hebben bovendien een 24/7 wachtdienst voor urgente zaken. Tijdens het jaarlijkse consult neem ik zowel het kind of de jongere, als de ouders apart. Zo hoor ik wat wel of niet goed loopt. Niet elke jongere durft spontaan contact met me op te nemen, hoewel ik dat promoot. In sommige gezinnen is psychologische begeleiding een gevoelig onderwerp. Vandaar dat het jaarlijkse moment zo belangrijk is. Daarnaast organiseren we een drietal keer per jaar bijeenkomsten met lotgenoten, voor zowel de kinderen als de ouders, en gebruiken we sociale media om hen als community bij elkaar te brengen.”
Angst en schuldgevoelens
Een andere uitdaging bij veel ouders is de constante angst. “Heel wat ouders slapen erg slecht eens de diagnose er is. Ze zetten hun wekker om geen alarm te missen of horen alarmen terwijl die er niet zijn. De mentale last voor ouders is dan ook groot”, aldus Lindsay. “Velen kampen met schuldgevoelens, omdat ze denken dat zij de diagnose veroorzaakten. Ons werk draait dus voor een groot deel rond het geruststellen van de ouders en het informeren van alle betrokkenen. Hoe beter iedereen op de hoogte is, hoe beter ze onderling kunnen afstemmen. Daar heeft iedereen baat bij.”
Lindsay benadert elk kind zo holistisch mogelijk. “Dat reikt verder dan louter diabetes. Als er een vermoeden van een ontwikkelingsproblematiek is bijvoorbeeld, dan zoeken we met de ouders naar de juiste hulp. We streven naar een hoge levenskwaliteit voor iedereen: het kind of de jongere, de familie, de vrienden en de school. We merken trouwens dat gezinnen bij wie het kind op jongere leeftijd de diagnose kreeg, relatief gemakkelijk door de tienerjaren komen. Het kind wordt ouder en zelfstandiger. Tieners die een diagnose krijgen, verzetten zich doorgaans meer. Toch zien we in het algemeen dat de meeste gezinnen na verloop van tijd hun weg hierin vinden. Dat we altijd bereikbaar zijn voor hen vormt een bijkomende geruststelling, ongeacht hoe lang iemand al patiënt is.”
Apotheker als belangrijke schakel in netwerk rond personen met diabetes
Net als artsen, (thuis)verpleegkundigen, diëtisten, psychologen en endocrinologen spelen ook apothekers een belangrijke rol in de zorg voor personen met diabetes. De taken die ze opnemen, reiken zelfs een pak verder dan hun kernopdracht. Volgens apotheker David Vergucht, oprichter van apotheek Vidafar in Nevele, liggen op het vlak van preventie en een multidisciplinaire aanpak nog heel veel kansen voor het rapen.
Een van de kerntaken van apothekers is zorgvragers voorzien van de juiste medicatie, al dan niet op voorschrift, en hen daarover informeren. Waarvoor dienen bepaalde medicijnen? Hoe neem je ze correct in? Wat zijn mogelijke neveneffecten? Voor personen met diabetes is extra aandacht nodig op het vlak van regelmaat en therapietrouw. “Diabetes vraagt een heel persoonlijke behandeling op verschillende niveaus”, vertelt apotheker David Vergucht. “Dat vergt een uitgekiend medicatieschema dat nauwkeurig opgevolgd moet worden. Hiervoor doe je een beroep op je apotheker. We nemen uitgebreid de tijd om zorgvragers te informeren over welke medicijnen ze allemaal moeten nemen, wanneer en waarom. Daarnaast leggen we uit hoe bepaalde symptomen zich uiten onder invloed van hun medicijnen of wat de nevenwerkingen zijn volgens hun specifieke medicatiecocktail. Want dat verschilt per medicijn en per persoon.”
Naast medicijnen kan je bij de apotheker terecht voor verzorgingsmaterialen. Denk aan glucosemeters of wondverzorgingsoplossingen. “Ook hier geven we niet gewoon de producten mee. We zetten alle instellingen goed en oefenen samen met de zorgvrager in hoe ze de materialen gebruiken. Zo hebben we meer zekerheid dat er juist geprikt en gemeten wordt. Daarnaast bieden we allerhande accessoires aan die het dagelijkse gebruik van insulinepompen en sensoren comfortabeler maken.”
Intense vertrouwensband
Personen met diabetes komen vaker bij hun huisapotheker over de vloer dan de doorsnee zorgvrager. Dat leidt tot diepere gesprekken en een wederzijds vertrouwen. David: “Patiënten die we regelmatig zien, leren we steeds beter kennen. We hebben het bijvoorbeeld over beweging en gezonde voeding, gewichtsbeheersing of over specifieke ongemakken die de persoon ervaart. Dat zijn vaak geen nieuwe zaken, want ook hun arts, specialist of verpleegkundige neemt dit op. Toch zijn we als apotheker opgeleid om zulke informatie op een eenvoudige manier mee te geven en te vertalen naar de praktijk. Bovendien maakt herhaling dat de informatie beter blijft hangen.”
Signalen capteren
Volgens David liggen er evenwel nog mooie kansen voor het rapen op het vlak van een multidisciplinaire samenwerking. “We mogen elkaar absoluut niet zien als concurrenten, maar als partners. Door samen te werken creëren we een ondersteunend netwerk voor de zorgvrager. Ook wij capteren signalen, het lijkt me in sommige cases relevant om als huisapotheker mee rond de tafel te zitten bij een multidisciplinair overleg. Hoe sterker dat netwerk, hoe beter we de persoon met diabetes kunnen opvangen.”
Op de foto van links naar rechts: Apr. David Vergucht, Apr. Ciska Neyt, Apr. Efimia De Wachter en Apr. Silke Van Steenkiste.
Bekwame helper zijn is een enorme verantwoordelijkheid
Toen een van de jonge kinderen op de basisschool TalentenSprong in Waregem de diagnose diabetes kreeg, besloot de school twee medewerkers op te leiden als bekwame helper. Een van hen is de directeur Ann Pepermans: “Het vergt een hele aanpassing op organisatorisch vlak, maar we dragen deze verantwoordelijkheid met hart en ziel, voor het welzijn van het kind.”
De basisschool Talentensprong in Waregem was al vertrouwd met diabetes toen een van hun leerlingen tijdens de zomervakantie van 2023 de diagnose kreeg. “In het verleden waren de kinderen met diabetes wel een stuk ouder. Het is de eerste keer dat we een jong kind met diabetes hebben”, legt directeur Ann Pepermans uit. “Op vraag van de ouders stapten we mee in het verhaal en volgde ik samen met onze kinderverzorgster Elvina Algoet de opleiding tot bekwame helper in het UZ Gent. Het diabetescentrum gaf op school uitleg over wat diabetes precies inhoudt en waar onze medewerkers op moeten letten.”
Niet te onderschatten impact
Voor Ann en Elvina is de rol van bekwame helper een bijkomende verantwoordelijkheid die enige organisatie vergt. Ann: “Toen de diagnose pas gesteld was, kwamen we overeen met de ouders en het UZ Gent om eerst als back-up te dienen. Enerzijds schommelden de waarden van de leerling te veel, anderzijds voelden we ons nog niet voldoende vertrouwd met de materie. Een verpleegkundige kwam ’s middags naar school om insuline toe te dienen. Dat bleek niet altijd even praktisch. Daarom nemen Elvina en ik sinds dit schooljaar deze taak op ons. Momenteel loopt dat goed, al moeten we toegeven dat het een bijkomende planning vraagt. We stemmen af wie welke middag aanwezig is. Lukt het ons niet om er te zijn, dan schakelen we de ouders van het kind in.”
Niet alleen voor de bekwame helpers is het een heuse aanpassing, ook valt de impact op de klas niet te onderschatten. “Bij de start van het schooljaar deden we een intakegesprek met de klastitularis, de ouders en de zorgcoördinator. De medeleerlingen werden vorig jaar ingelicht over de diagnose. Verder hangt een gedetailleerd stappenplan uit in de kleuterafdeling, de leraarskamer, de zorgklas en de refter. Zo is iedereen op de hoogte en weet wat te doen. De klaswerking ondervindt natuurlijk dat er een leerling met een specifieke zorgnood is. Als de sensor een alarm geeft, verwittigen de andere kinderen de leerkracht mocht die het niet opgemerkt hebben. Die weet trouwens perfect wanneer ze de bekwame helper moet inschakelen.”
Open communicatie
Vandaag zijn er twee bekwame helpers op de school en dit jaar zal een derde collega de opleiding volgen. “Dat geeft ons meer flexibiliteit en zekerheid, en is absoluut een aanrader voor andere scholen. We hebben veel steun aan elkaar”, aldus Ann. “Bij twijfel bellen we de ouders of richten we ons tot het UZ Gent. Het diabetescentrum is altijd bereikbaar, wat een enorme geruststelling is. Het team wist trouwens perfect voor welke leerling wij de opleiding volgden en kent het kind door en door. Dat geeft een goed gevoel. We weten dat we bij het UZ Gent terechtkunnen met de zaken die ons bezighouden, ook als het niet direct gelinkt is aan diabetes.”
De opleiding die Ann en Elvina volgden, was volledig geënt op de recente wetgeving rond de bekwame helper. “Zodra die werd bekrachtigd, kregen we ons attest. Verder gaf het CLB meer toelichting over de nieuwe wet. De samenwerking met het CLB verloopt trouwens heel goed. Tijdens het maandelijkse overleg komt dit specifieke dossier uitgebreid aan bod. Onze aanpak van open communicatie met iedereen werpt zijn vruchten af. De medeleerlingen zijn vertrouwd met de nieuwe context, de ouders zijn bijzonder dankbaar en we zijn erin geslaagd de rust te behouden op school. In elke teamvergadering bespreken we de leerlingen die extra zorg nodig hebben. Als er een relevante update is, wordt die daar gedeeld. Zo blijft het thema leven en spelen we kort op de bal.”
BEELD: links: Elvina Algoet, rechts: Ann Pepermans
Ons Zoetje: leven met diabetes
Leven met diabetes, mag je daar wel grapjes over maken? Van comedian Koen Dewulf wel. In zijn voorstelling ‘Ons Zoetje’ deelt hij zijn ervaring als vader van twee kinderen met diabetes. Op een ludieke en hoopgevende manier, met woord en zang. Zijn oudste zoon opperde zelf het idee een voorstelling te maken over diabetes. “Zijn diagnose kregen we toen hij dertien maanden oud was. Onze jongste zoon toen hij negen jaar was”, zegt Koen. Leven met diabetes zit voor het gezin Dewulf verweven met het leven zelf. Discipline, structuur, opvolging, Koen en zijn vrouw nemen het er graag bij als het om de gezondheid van hun kinderen gaat. “In het begin was het uiteraard een shock, maar intussen is het deel van wie we zijn. Dat benadruk ik ook in mijn voorstelling. Het hoeft geen belemmering te zijn om een normaal leven te leiden. Dat bewijzen onze drie kinderen elke dag opnieuw.”
Wil je Koen graag zelf aan het werk zien? Ga naar koendewulf.be/boekingen.
Hier vind je een preview van ‘Ons Zoetje’.
“Een two-man-job, met de verpleegkundige als sidekick”
Nieuwe technieken en behandelingen zijn in volle ontwikkeling. MSK-embolisatie is een van die recente therapieën, die onder meer wordt ingezet tegen de pijnklachten van patiënten met knie-artrose. “Door overtollige vertakkingen van bloedvaten in pijnzones uit te schakelen, behalen we heel mooie resultaten bij de meeste patiënten”, aldus dr. radiologisch specialist Quinten Verhalleman.
De behandeling van patiënten met muscoskeletale aandoeningen volgt niet altijd een vast stramien. Vaak ondergaan deze patiënten infiltraties, revisies van ingrepen, … en ervaren dan nog steeds veel pijn. Onder meer knie-artrose en een aantasting van de pezen of de gewrichtskapsels zijn zulke aandoeningen, die een grote impact op het dagelijkse leven kunnen hebben. “Bij een arteriografie van bijvoorbeeld knieën met een artroseproblematiek zijn veel kleine bloedvaatjes te zien die er eigenlijk niet zouden moeten zijn en die bevinden zich typerend in pijnzones. Het ontstaan van deze extra bloedvaten is te vinden in een destructie van het kraakbeen en het bot. Die plaats wordt ingenomen door nieuwe bloedvaten en zenuwen, die overmatig geprikkeld worden en zo resulteren in pijn”, legt dr. Quinten Verhalleman uit. In het UZ Antwerpen en binnenkort ook in het Roeselaarse AZ Delta pakt de radioloog deze kleine bloedvaatjes aan om de pijnklachten van patiënten te verminderen. We katheteriseren de verschillende arteries die het gewricht en de geassocieerde structuren bevloeien en sluiten deze overbodige vertakkingen in de pijnzones selectief af met kleine tijdelijke of permanente partikels.”
Minimaal invasief en eindeloos herhaalbaar
De zogenaamde MSK-embolisatie is onder meer een ideale tussenoplossing voor patiënten die nog te jong zijn om bijvoorbeeld een nieuwe knie te krijgen. Dokter Verhalleman: “Een nieuwe knie is ingrijpender en kan je vaak maar één keer krijgen. Deze techniek kunnen we eindeloos herhalen. Bovendien is het minimaal invasief. We doen enkel een kleine punctie via de lies.” De studies zijn vrij recent. Toch is een duidelijk positieve tendens merkbaar. “Na drie en na zes maanden merkt een duidelijke meerderheid van de patiënten een significante verbetering op het vlak van pijn en functionaliteit. Na een jaar is dat iets minder maar nog steeds aanzienlijk beter dan voor de behandeling. Gezien het hier om zeer nieuwe technieken gaat, is het effect op lange termijn nog niet volledig gekend, maar de oudste studies tonen een langdurige pijnvermindering aan.”
Tweede paar handen cruciaal
In de beginfases van de studie naar deze nieuwe techniek werd soms wat onvoldoende selectief behandeld, weet dokter Verhalleman. Dat veroorzaakte last aan de huid, door ‘verdwaalde’ partikels. Om dat euvel te voorkomen worden tegenwoordig coldpacks gebruikt. Die koelen de huid rond de behandelde zone. De koude doet de oppervlakkige bloedvaten dichtknijpen en die sluiten zich zo af voor de partikels. “Wanneer je als arts de bloedvaten afgaat en nauwgezet partikels injecteert, heb je uiteraard geen handen vrij. Bovendien sta je steriel en kan je dus niet zomaar even iets anders doen in de operatiezaal. Een tweede professional, vaak een verpleegkundige, is dan de onmisbare plus one. Die verplaatst de coldpacks, positioneert het been anders, reikt instrumenten aan, bedient de angiografietafel, kan de verschillende voorgaande en huidige medische beelden mee helpen interpreteren en zo meer. De patiënt is tijdens deze procedure ook wakker. Een verpleegkundige is de persoon bij uitstek om met deze patiënt te communiceren en die waar nodig te instrueren of gerust te stellen”, vindt dokter Verhalleman.
Binnen AZ Delta zullen zes interventionele verpleegkundigen een specialisatie volgen om te kunnen assisteren bij deze ingreep. Momenteel wordt deze nog niet zo frequent uitgevoerd, maar dat aantal zal wellicht snel toenemen. MSK-embolisatie biedt namelijk ook voordelen voor patiënten met een tenniselleboog, heupproblemen, hielspoor, pijnklachten aan de schouder, … kunnen helpen. De techniek is in volle opmars. “Heel wat patiënten winnen zo weer aan levenskwaliteit en kunnen alledaagse taken weer pijnvrij of toch een stuk comfortabeler uitvoeren. Het verdere potentieel van deze ingreep zullen we dus zeker verder ontginnen, in tandem met de gespecialiseerde verpleegkundigen.”
AI-modellen als waardevolle ondersteuning op radiologie
De mogelijkheden van artificiële intelligentie (AI) lijken oneindig en we hebben nog maar het topje van de ijsberg gezien. Ook voor de zorgsector heeft de nieuwe technologie veel potentieel. “Het dataverhaal vertalen naar werkbare tools binnen de klinische workflow is een uitdaging”, weet datascientist Nathalie Mertens van RADar. “Specifieke toepassingen met AI kunnen evenwel tijd vrijmaken en de focus terug meer op zorg voor de patiënt leggen.”
De opportuniteiten van AI voor de medische wereld worden vandaag al verzilverd op de werkvloer. Zo zijn al enkele gebruiksklare apps op de markt. Leer- en innovatiecentrum RADar, ontstaan in de schoot van AZ Delta, traint dagelijks ook zelf modellen. De letterlijke en figuurlijke nabijheid van de technische experts en de medische professionals maakt dat de getrainde modellen aansluiten bij de actuele noden van artsen en verpleegkundigen. Datascientist Nathalie Mertens van RADar: “Een mooi voorbeeld is de automatische segmentatie van organen op basis van radiologiebeelden. We zijn erin geslaagd om dat model in een mooie app te verpakken en te integreren in ons PACS-systeem. De arts hoeft enkel nog te valideren. Praktische ondersteuning voor het medische personeel zonder extra werk, daar mikken we op.”
Van decision making tot administratieve vereenvoudiging
Artificiële intelligentie kan op vele vlakken worden ingezet. Toch situeert de vraag vanop de werkvloer (in AZ Delta) zich vandaag vooral op het vlak van klinische decision support. Door meer courante of gekende gevallen sneller te diagnosticeren met behulp van AI-modellen, blijft meer tijd over om minder eenvoudige gevallen te onderzoeken. “Let wel: onze AI-modellen zijn en blijven ondersteunend voor de arts. Ze zijn geen beslissingstool op zich. Er is telkens validatie nodig en er gaat een nauwkeurige klinische studie vooraf aan de ingebruikname in de ziekenhuisworkflow”, benadrukt Nathalie Mertens. “Onze modellen zijn trouwens geen statische maar dynamische tools. We moeten ze regelmatig hertrainen met nieuwe data, onder meer om bij te blijven met de snel veranderende medische technieken en met nieuwe inzichten in bepaalde pathologieën.”
Hulpmiddel voor de verpleegkundige
Tegelijk biedt AI interessante opportuniteiten voor verpleegkundigen als ondersteuning bij hun dagelijkse activiteiten. Denk maar aan automatische rapportage of het ondersteunen van handelingen bij bijvoorbeeld het maken van een scan. “Verwerkt AI automatisch een deel van de administratieve last, dan krijgt de verpleegkundige meer tijd voor de taak als zorgpersoon. Ook op die manier zetten we AI in ten voordele van de patiënt.”
Nathalie Mertens ziet in de toekomst ook kansen om AI in te zetten voor trainingsdoeleinden of in de vorm van chatbots die heel praktijkgericht advies kunnen geven. “De vragen die we effectief vanop de werkvloer krijgen, vormen de basis van ons projectenpakket. Er zijn heel wat lopende projecten. We werken met acht fulltime datawetenschappers en hebben elk minstens een tweetal grote en enkele kleinere projecten lopen. En dan nog moeten we bepaalde vragen weigeren. Ik verwacht dat er op korte termijn aanvragen voor meer verpleegkundige ondersteuningstools zal komen. Uiteraard gaan we daar dan vol enthousiasme en ambitie mee aan de slag.”
EUSOMA-accreditatie als kwaliteitslabel voor borstscreeningscentra
Een aantal ziekenhuizen in ons land heeft al een EUSOMA-accreditatie. Aan die Europese erkenning hangen uitgebreide en strenge voorwaarden vast. Zo is EUSOMA een garantie op kwalitatieve en correcte zorg voor borstkankerpatiënten, van diagnose tot behandeling en nazorg. “Ook het verpleegkundige team en hun expertise dragen bij aan het al dan niet behalen van de accreditatie”, weet Bart Smolders, hoofdverpleegkundige radiologie in het Jessa Ziekenhuis, een van de zorginstellingen met het EUSOMA-label.
Het Jessa Ziekenhuis in Hasselt behaalde zijn EUSOMA-accreditatie in 2022. In totaal zijn er al acht gecertificeerde borstklinieken in België, met ook het Borstcentrum in Aalst, Brasschaat, Isala en Clinique du Sein in Brussel, en de borstklinieken van AZ Sint-Lucas, AZ Groeninge en AZ Delta. De dienst radiologie is een belangrijke pijler in het verhaal van de borstkliniek. Hoofdverpleegkundige radiologie in het Jessa Ziekenhuis en lid van de werkgroep Medische Beeldvorming van NETWERK VERPLEEGKUNDE, Bart Smolders: “Het begint meestal met een screenings- of diagnostische mammografie. Ook daarna blijft radiologie een sturende factor. Zo gebeuren puncties onder NMR, echografische en radiografische begeleiding en geeft een NMR-mammo een volledig beeld van de pathologie om het type tumor en de juiste behandeling te helpen bepalen. Borstradiologen en heel wat verpleegkundigen pakken dit heel correct en nauwgezet aan. De accreditoren, vaak zelf uit het werkveld, brengen dit in kaart en bekijken of de aanpak voldoet aan strenge richtlijnen. Zijn er bijvoorbeeld voldoende gespecialiseerde verpleegkundigen aanwezig in het team en zien zij elk jaar voldoende patiënten?”
Interne dubbelcheck houdt team scherp
In de procedure richting EUSOMA staan heel uiteenlopende voorwaarden. Onder meer een interne en externe steekproef van beeldvorming en de interpretatie ervan draagt bij aan een kwaliteitsvolle zorg. “Onze technologen en verpleegkundigen worden beoordeeld door de radiologen en door de overheid”, licht Bart Smolders toe. “Van elke verpleegkundige/technoloog wordt per twee kwartalen een tiental onderzoeken gereviewd door de eigen radiologen. Tien mammografieën worden opnieuw geëvalueerd om te verzekeren dat de interpretatie correct is en dat de aandacht bij het team niet verslapt. In het Jessa Ziekenhuis hebben we zeventien verpleegkundigen op de dienst radiologie binnen het borstcentrum. Dat zijn dus 170 foto’s waarvan de beeldkwaliteitsparameters opnieuw overlopen worden. Een serieuze klus, maar een die een grote meerwaarde oplevert voor de patiënt.”
Best practices delen en elkaar versterken
EUSOMA is een ziekenhuisbreed verhaal. Toch kijkt Bart Smolders graag ook even buiten de ziekenhuismuren. “Onze aanwezigheid in de werkgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE laat toe om terug te vallen op collega-hoofdverpleegkundigen, ook als het over het behalen van deze belangrijke accreditatie gaat. Omgekeerd nemen collega’s soms contact op met vragen of om pijnpunten te bespreken. Er is veel openheid. Door procedures en inzichten uit te wisselen houden we de zorgkwaliteit samen hoog. EUSOMA is in dat verhaal een kwaliteitslabel waarmee je jezelf kan toetsen aan internationale standaarden met als uiteindelijk doel om je kwaliteit van zorg verder te optimaliseren.”