Ontwikkeling van een competentieraamwerk voor verpleegkundig specialisten: een co-design proces

Van Hecke A. et al. – Journal of Advanced Nursing

Doelstelling

Het doel van de studie was om een uitgebreid competentiekader te ontwikkelen voor verpleegkundig specialisten in België.

Methoden:

Deze studie bestond uit twee opeenvolgende fasen (november 2020- december 2021): (1) het ontwikkelen van een competentieraamwerk voor verpleegkundig specialisten in België door het onderzoeksteam, gebaseerd op literatuur en (2) groepsdiscussies of interviews met en schriftelijke feedback van belangrijke stakeholders. Er werden elf groepsdiscussies en zeven individuele interviews gehouden met verschillende groepen belanghebbenden met in totaal 117 deelnemers.

Resultaten:

Er werd een uitgebreid competentieraamwerk met 31 sleutelcompetenties en 120 faciliterende competenties ontwikkeld op basis van het Canadian Medical Education Directions for Specialists Competency Framework. Deze competenties werden gegroepeerd in zeven rollen: klinisch expert en therapeut, organisator van kwaliteitszorg en leider in innovatie, professioneel en klinisch leider, samenwerker, onderzoeker, communicator en gezondheidsbevorderaar.

Conclusie:

Het ontwikkelde competentieraamwerk heeft overeenkomsten met andere internationale raamwerken. Dit raamwerk benadrukt de autonome rol van de verpleegkundig specialisten en biedt houvast in een duidelijke taakverdeling en -verschuiving naar andere professionals. Het kan een solide basis vormen voor het leveren van hoogwaardige, patiëntgerichte zorg door verpleegkundig specialisten in de komende jaren.

Implicaties voor het beroep:

Dit competentieraamwerk kan richting geven aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs voor verpleegkundig specialisten in België en vormt een startpunt voor toekomstige evaluatie van de haalbaarheid en bruikbaarheid in onderwijs en klinische praktijk. Verpleegkundig specialisten en managers in de gezondheidszorg kunnen het kader ook gebruiken als instrument voor persoonlijke en professionele ontwikkeling, prestatiebeoordeling en verdere afstemming van deze functieprofielen in de klinische praktijk. Tot slot kan dit kader beleidsmakers informeren en begeleiden in de richting van wettelijke erkenning van verpleegkundig specialisten in België en inspireren tot de ontwikkeling van geavanceerde verpleegkundige profielen in landen waar deze profielen nog in de kinderschoenen staan.

Bron: Van Hecke, A., Decoene, E., Embo, M., Beeckman, D., Bergs, J., Courtens, A., Dancot, J., Dobbels, F., Goossens, G. A., Jacobs, N., Van Achterberg, T., Van Bogaert, P., Van Durme, T., Verhaeghe, S., Vlaeyen, E., & Goossens, E. (2024). Development of a competency framework for advanced practice nurses: A co-design process. Journal of Advanced Nursing, 00, 1–13. https://doi. org/10.1111/jan.16174


Casus: zo ga je als thuisverpleegkundige om met de recente wetswijzigingen

Recent veranderde er heel wat in de wetgeving voor verpleegkundigen met het koninklijke besluit (KB) over de bekwame helper. Hoe passen we deze veranderingen toe in de thuiszorg? Aan de hand van een concrete casus zoomen we hierop in.

Arnaud is basisverpleegkundige en gaat iedere dag tweemaal langs bij Antoon voor een subcutane inspuiting. Eenmaal per dag bij Antoon thuis en één keer bij Antoon op school. Antoon vraagt Arnaud of zijn leerkracht Jan, die instemt, deze inspuiting niet mag geven op school en of zijn zus Mieke deze thuis mag geven. Zo wordt Antoon op school minder geconfronteerd met zijn ziekte en ervaart hij thuis meer vrijheid. Voor Arnaud als verpleegkundige doet deze vorm van delegatie een beroep op zijn competenties om mensen verpleegkundige handelingen aan te leren, zorg te coördineren en op die manier de autonomie van zijn patiënt te versterken.

Volgens de oude wetgeving

Jan, die in het kader van zijn beroep als leerkracht handelt, pleegt een strafbaar feit. Arnaud, die Jan leert inspuiten, is aansprakelijk. Mieke valt onder de regelgeving van de mantelzorger waardoor zich hier geen probleem stelt.

Sinds de nieuwe wetgeving

Het nieuwe KB bekwame helper maakt het mogelijk dat Arnaud bepaalde verpleegkundige handelingen delegeert mits de nodige opleiding, toezicht en evaluatie. Arnaud gaat aan de slag met zowel het opleiden van Jan als van Mieke. Alles wordt zorgvuldig genoteerd in het patiëntendossier, alsook de toestemming van Antoon. De VVAZ van het thuiszorgteam volgt zo mee op.

Arnaud komt hierna nog één keer langs per maand zowel op school als thuis en is steeds bereikbaar bij vragen of problemen. Arnaud volgt op deze manier de gezondheid van Antoon nauw op.

Op dit moment is er nog geen nomenclatuur voorzien voor de handelingen die Arnaud als thuisverpleegkundige stelt. Hier wordt koortsachtig aan gewerkt binnen de muren van het RIZIV.

Bekwame helper

  • Buiten een zorginstelling, in het dagelijkse leven in tijdelijke en/of uitzonderlijke omstandigheden voor één welbepaalde patiënt.
  • Met toestemming van de zorgvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
  • Met opleiding en instructie door arts of verpleegkundige: welke verstrekking, de duur, welke patiënt, uitschrijver, waarschuwingscriteria en regeling voor overleg en (her)evaluatie.
  • Regelmatige herevaluatie van de situatie en de gezondheidstoestand van de patiënt.
  • Voor bepaalde handelingen:
    • parameters opnemen
    • hygiënische zorgen
    • functionele houding met technische hulpmiddelen
    • voedsel- en vochttoediening
    • meting glycemie
    • aspireren
    • subcutane medicatietoediening
    • O2-toediening
    • decubituspreventiemaatregelen
    • condoomkatheter
    • urinezak
    • TED-kousen
    • maatregelen om lichamelijke letsels te voorkomen (valpreventie)
    • urinaire autosondage
    • enterale vocht- en voedseltoediening
    • gecontroleerde en geassisteerde niet-invasieve beademing


Zit tinnitus vooral tussen je twee oren of toch niet?

Wie zelf last heeft van oorsuizen, is vast niet verbaasd over hoe vaak mensen met tinnitus te horen krijgen dat ze moeten doen alsof het er niet is. Een stelling die tot veel frustraties leidt wanneer de fluittoon je belemmert in je dagelijkse leven. Enige nuance is dus op zijn plaats. “Begrijpen wat het is en wat het met je doet, is de start van elke tinnitustherapie”, zegt Annick Gilles, hoofd van de tinnituskliniek in het UZ Antwerpen.

Laten we een eerste misverstand uit de wereld helpen: tinnitus komt heus niet alleen bij jongeren voor die na een te luid concert geteisterd worden door een blijvende fluittoon. “De meeste mensen met tinnitus zijn vijftig jaar of ouder”, vertelt Annick Gilles, hoofd van de tinnituskliniek in het UZ Antwerpen. “Vanaf de leeftijd van veertig jaar treedt natuurlijke slijtage aan het gehoor op. Dat uit zich bijvoorbeeld in anderen minder goed verstaan in rumoerige omgevingen, zoals een restaurant. Onze hersenen krijgen minder signalen binnen, hoewel ze dit verwachten en hierop geprogrammeerd zijn. Het resultaat? Ze produceren zelf een fluittoon, ruis of ander geluid om dat verlies te compenseren.” Naast natuurlijke gehoorachteruitgang is onnatuurlijke gehoorschade door lawaaiblootstelling de tweede voornaamste oorzaak van tinnitus. “Zet dus het volume van je smartphone op een matig niveau en bescherm je oren tijdens een concert, fuif, … Voldoende sensibilisering over de impact van geluid blijft noodzakelijk.“

1 op de 5 volwassenen heeft oorsuizen

Vandaag heeft één op de vijf volwassenen tinnitus. “We worden ouder en dat vertaalt zich in een toenemend aantal gevallen van oorsuizen”, gaat Annick verder. “Al moeten we dit nuanceren: van die twintig procent ervaart niet iedereen de symptomen als even belemmerend. Bij ongeveer de helft van die personen beïnvloedt tinnitus de kwaliteit van hun dagelijkse leven. Zij hebben last van concentratiemoeilijkheden, slecht slapen, aandachtstoornissen, angst of neerslachtigheid. Deze patiënten kloppen bij ons aan.”

Knowhow en counseling

Een pasklare oplossing voor elke patiënt is er niet, al is de basis voor iedereen dezelfde. “Als patiënt moet je eerst goed begrijpen wat tinnitus is en leren wat het met je doet. De hersenen maken een fluittoon aan omdat het signaal dat ze verwachten, er niet komt. Dit onderstreept het belang van een correcte ondersteuning van het gehoor. Minder geluidsprikkels verhogen dus de kans op oorsuizen. Een gehoortoestel kan hierop een antwoord bieden voor sommige patiënten. Daarnaast weten we dat tinnitus niet alleen gekoppeld is aan het geluidsgebied in de hersenen, maar ook aan dat van aandacht en emoties. Ben je als patiënt heel erg bezig met de fluittoon, dan creëert dat een negatief leereffect. Je hersenen denken dat het belangrijk is en blijven het signaal aanmaken. De stelling ‘doe maar alsof het er niet is’ bevat dus een bron van waarheid. Voor sommige patiënten is dat advies dan ook voldoende.”

Voor elke patiënt is knowhow en een vorm van psycho-educatieve counseling aangewezen. Wie last heeft van symptomen als angst of paniek, heeft baat bij verdere ondersteuning. “Vaak zetten we bij hen in op cognitieve gedragstherapie waarbij we doemdenken en paniekgevoelens omzetten naar constructieve gedachten. We leren hun technieken aan om ermee om te gaan. Tinnitus is vaak een barometer van hoe het met je mentale toestand gesteld is. Zo ervaren veel patiënten meer last als ze moe zijn, stress of een mindere weerstand hebben. Heb je als verpleegkundige een patiënt die klaagt over tinnitus, dan raad ik aan uit te leggen wat het precies is en hoe het werkt. Daarna verwijs je de persoon het best door naar een NKO-arts. Die sluit uit of er pathologische oorzaken zijn, zoals een tumor, nek- of kaakklachten. Vanuit ons expertisecentrum kijken we steeds naar het grotere plaatje. We maken de som van de gehoor- en emotionele status, want tinnitus is altijd een en-enverhaal.”

Wie is Annick Gilles?

Annick Gilles is hoofd van de TINTRA (Tinnitus Treatment & Research centre Antwerp) tinnituskliniek en van de Audiologische dienst van het UZ Antwerpen. Daarnaast coördineert ze wetenschappelijk onderzoek en heeft ze een aanstelling als professor aan de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit Antwerpen en als lector aan de Hogeschool Gent. In juni 2022 bracht ze het boek ‘(h)OREN(dol)?! Alle antwoorden op je vragen over tinnitus’ uit. Hierin biedt ze correcte en begrijpelijke antwoorden op de vele vragen waarmee tinnituspatiënten worstelen. Ook voor zorgverleners is het een handig instrument om hun patiënten beter te ondersteunen.


Tarieven afficheren verplicht voor zelfstandige thuisverpleegkundigen

Wanneer een patiënt zorg krijgt, is het uiteraard belangrijk dat hij in de eerste plaats weet wat hij moet betalen en daarmee een geïnformeerde beslissing kan nemen over de behandeling. Daarom is het ook als zelfstandige thuisverpleegkundige in sommige gevallen verplicht om je tarieven te afficheren of vooraf kenbaar te maken aan je patiënten. Hoe dit precies in zijn werk gaat, lichten we hieronder toe.

Met de wet van 27 oktober 2021 werd voorzien in een verplichting voor zorgverleners om de tarieven van hun meest gangbare vergoedbare verstrekkingen te afficheren. Ook zelfstandige thuisverpleegkundigen die zorgen verlenen in een praktijkruimte vallen onder deze wet. Het RIZIV ontwikkelde, in samenwerking met de sector, affiches om patiënten gemakkelijk te informeren over de prijs van de meest gebruikelijke verstrekkingen.

Welke thuisverpleegkundigen moeten afficheren?

Voor zelfstandige thuisverpleegkundigen is het afficheren van hun tarieven enkel verplicht als ze zorgen verstrekken in een praktijkruimte. De affiche die door het RIZIV ter beschikking wordt gesteld en die sinds 1 maart 2024 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd, bevat namelijk enkel de tarieven voor in de praktijkruimte.

Waar moet je afficheren?

Heb je een eigen praktijkruimte? Dan komt de affiche daar. Werk je op ambulante basis in een ziekenhuis of in een kabinet? Dan moet in elke praktijkruimte waar handelingen gesteld worden door een zelfstandige verpleegkundige een affiche opgehangen worden. Je kan er wel voor kiezen de affiche elektronisch weer te geven, zoals op een tv-scherm. Ook op je website moet je de affiche weergeven, of een link ernaartoe.

Welke informatie moet op de affiche staan?

De affiches bevatten informatie die je duidelijk en voorafgaand aan een verstrekking aan patiënten moet geven over de meest voorkomende verstrekkingen binnen je opdracht.

De bedragen per verstrekking van:

  • de tussenkomst van de verplichte ziekteverzekering;
  • het remgeld;
  • het maximumsupplement (indien van toepassing);
  • het totaal van deze bedragen.

Je moet zelf ook de volgende gegevens invullen:

  • conventiestatus (volledig of niet geconventioneerd);
  • voor zorgverleners die in medische huizen werken: de kosten van zorg die wordt verstrekt als onderdeel van het forfaitaire bedrag.

Zelf zaken toevoegen op de affiche mag, maar maak het niet te ingewikkeld.

Waar vind je deze affiches?

Verschillende affiches voor al dan niet geconventioneerde verpleegkundigen vind je op de website van het RIZIV, alsook een lijst met veelgestelde vragen en antwoorden.


Zuster Jules-Marie Heymans, pionier van de verpleegkunde in België

Op 25 mei wordt in Leuven een biografie over zuster Jules-Marie Heymans voorgesteld, maar de auteur ervan – voorzitter van de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde en onderzoeker aan de KU Leuven Luc De Munck – dompelt je nu al onder in het leven en werk van deze pionier van de Belgische verpleegkunde.

Maria Bertha Augusta Heymans werd geboren in Gent op 3 juli 1897. Van jongs af was het haar wens om in de verpleegkunde terecht te komen. Na haar middelbare studies in Eeklo volgde Maria daarom een eenjarige cursus bij de Zusters van Liefde in Gent, als voorbereiding op het diploma van ziekenverpleegster dat ze in 1917 met grote onderscheiding behaalde. Aansluitend stimuleerde vader Heymans, hoogleraar aan de Gentse universiteit, zijn dochter om aan die universiteit geneeskunde te studeren. Ze slaagde eerst in de kandidaturen natuurwetenschappen en nadien in de kandidaturen geneeskunde.

Eerste vrouwelijke en religieuze arts

Ondertussen was Maria begin 1922 ingetreden bij de congregatie van de Zusters van Liefde in Gent. Na zijn initiële verzet gaf haar vader toe op voorwaarde dat ze verder mocht studeren. Ook voor de congregatie was die opleiding essentieel, want zo kon Maria – ondertussen zuster Jules-Marie – later ingezet worden voor leidinggevende onderwijs- en beheerstaken.

Zuster Jules-Marie zette haar studies geneeskunde voort aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In 1926 studeerde ze er af als een van de eerste drie vrouwelijke artsen en als eerste religieuze. Al werkte ze daarna nooit als arts of verpleegkundige. In die tijd werd zusters niet naar hun voorkeur gevraagd, maar kregen ze van de congregatie een taak opgelegd. Zuster Jules-Marie werd aangesteld als directeur van het Sint-Vincentiusziekenhuis en de daaraan verbonden verpleegstersschool van de congregatie in Gent.

De school van zuster Jules-Marie

In 1939 voelden de Belgische bisschoppen nood aan een aanvullende hogere opleiding voor katholieke verpleegsters. Lesgevers kregen toen geen pedagogische scholing en ook het kaderpersoneel in ziekenhuizen miste de nodige vorming. Daarom werd een opleiding ingericht die hieraan tegemoetkwam. Zuster Jules-Marie werd, door haar ervaring in de verpleegstersschool van Gent, naar voren geschoven als directrice.

De Universitaire Normaalschool voor Verpleegsters-Monitrices opende in oktober 1939 de deuren in Leuven. Het was de eerste voortgezette opleiding voor verpleegsters in België. De school groeide uit tot het levenswerk van zuster Jules-Marie. Niet voor niets werd gesproken over ‘de school van zuster Jules-Marie’. Het programma van de opleiding bevatte niet alleen cursussen over het beroep van verpleegster, maar ook algemene, wetenschappelijke en pedagogische vakken. Zuster Jules-Marie gaf zelf meerdere cursussen en begeleidde ook de didactische oefeningen. In het vijfentwintigjarig bestaan van de school volgden 376 studenten de opleiding.

 

Daarna werd de school geïntegreerd in het Centrum voor Ziekenhuiswetenschappen, dat voortaan licentiaatsdiploma’s in medisch-sociale wetenschappen en ziekenhuisbeleid kon uitreiken aan A1-gediplomeerde verpleegsters. Vanaf 1964 werd zuster Jules-Marie, ondertussen een van de eerste vrouwelijke lectoren aan de Leuvense universiteit, directrice van het voorbereidend jaar tot die nieuwe licentie.

Inzet voor het NVKVV

Na haar emeritaat in 1967 kreeg zuster Jules-Marie van haar congregatie toestemming om vrijwilligerswerk te doen op het secretariaat van het NVKVV, het huidige NETWERK VERPLEEGKUNDE, de beroepsorganisatie waarvan ze jarenlang technisch-pedagogisch raadgeefster was. Zo kon ze zich verder inzetten voor verpleegkundigen en contact houden met het werkveld. Ze bleef vrijwilligster tot 1985 en overleed op 31 maart 1986.

Lees een uitgebreider artikel van Luc De Munck over het leven en werk van zuster Jules-Marie op netwerkverpleegkunde.be. Hij schreef ook het boek ‘Altijd de eerste. Zuster Jules-Marie Heymans (1897-1986). Pionier van de verpleegkunde in België’, dat je via de website kan bestellen.

 

Foto: bron Erfgoedhuis Zusters van Liefde


Bepalen van de interne lengte van de nasogastrische sonde

De neus-oorlel-xiphoïd (NEX) afstand is de meest gebruikte methode voor het bepalen van de interne lengte van de nasogastrische (NG) sonde, maar is inadequaat en wordt niet ondersteund door evidentie[1]. In een recente gerandomiseerde, gecontroleerde studie werd een alternatief voorgesteld, de gecorrigeerde neus-oorlel-xiphoïd afstandsformule (coNEX-methode): (neus-oorlel-xiphoid afstand × 0.38696) + 30.37 + 6 cm (Torsy et al., 2020), die al getest werd in een observationele efficacy studie. De toepasbaarheid van de coNEX-methode in de klinische praktijk is echter onzeker.

Doelstelling

Deze studie had tot doel de klinische effectiviteit van de coNEX-methode in het bepalen van de interne lengte van de NG-sonde bij volwassen patiënten, opgenomen op hospitalisatie en intensieve zorgen afdelingen, te beoordelen.

Methode

Tussen oktober 2020 en november 2022 werden 358 volwassen patiënten die een NG-sonde nodig hadden in een algemeen ziekenhuis in België geïncludeerd. De primaire uitkomstmaat bestond uit de tippositie, bepaald door de verpleegkundig specialist (VS) nutritie, aan de hand van een RX-thorax. De secundaire uitkomstmaten, verkregen uit een gerandomiseerde substeekproef van honderd participanten, waren de helderheid van rapporteren en de tippositie bepaald door de beoordelend radiologen.

Resultaten

De tip van de NG-sonde, beoordeeld door de VS nutritie, was in alle gevallen correct gepositioneerd (> 3 centimeter onder de onderste slokdarmsfincter). In de gerandomiseerde substeekproef van honderd patiënten werd 37,0 procent van de NG-sondes niet of dubbelzinnig gerapporteerd door de beoordelend radioloog. De radiologen hanteerden daarenboven negen verschillende omschrijvingen voor de definiëring van de goede positie van de NG-sonde.

Conclusie

De tip van de NG-sonde, beoordeeld door de VS nutritie, was in deze klinische effectiviteitsstudie in alle gevallen correct gepositioneerd. Dit ligt in lijn met de eerder uitgevoerde prospectieve observationele efficacy studie van Torsy et al. (2020). De coNEX-methode heeft bijgevolg het potentieel om zich te ontpoppen tot een veiliger alternatief voor het bepalen van de inwendige lengte van NG-sondes in vergelijking met bestaande methoden. Uit de gerandomiseerde, gecontroleerde studie van Torsy et al. (2018), waarin de NEX-methode vergeleken werd met de Hanson-formule, bleek namelijk dat beide methoden bij meer dan twintig procent van de patiënten de vereiste in te brengen lengte voor een correcte plaatsing onderschatten (< 3 cm onder de onderste slokdarmsfincter).

Ook het hoge percentage niet of dubbelzinnige rapportage door de beoordelend radiologen en de grote variatie in definiëring van de goede positie van de NG-sonde pleiten voor een meer gestructureerde verslaggeving over de positie van de NG-sonde op een RX door radiologen, bijvoorbeeld aan de hand van een checklist.

[1] Chen et al., 2014; Santos et al., 2016; Torsy et al., 2018.

In 2021 behaalde Eva De Lange haar bachelordiploma verpleegkunde. In 2023 voegde ze daar een masterdiploma verpleegkunde, met afstudeerrichting verpleegkundig specialist, aan toe. Als onderwerp voor haar masterproef koos ze voor de correcte plaatsing van een nasogastrische sonde. Een vaak toegepaste, maar niet-risicovrije verpleegtechnische verstrekking. Met deze masterproef sleepte ze zowel de prijs Alumni Verpleegkunde en Vroedkunde als de prijs van de Vereniging van Vrienden van de Biomedische Bibliotheek aan Universiteit Gent in de wacht.


Hoofdverpleegkundigen behouden: de prangende uitdaging

De rol van hoofdverpleegkundige wordt beschouwd als de meest complexe rol binnen de gezondheidszorg [1]. Aangezien 30,4 procent van de hoofdverpleegkundigen de intentie heeft om hun rol binnen twee jaar na aanstelling te verlaten [2], dringt de vraag zich op hoe we deze beroepsgroep kunnen behouden. Zit het antwoord verscholen in het ‘verouderde’ model van Karasek en Theorell [3]om hen van meer autonomie en steun te voorzien?

Autonomie

Verpleegafdelingen van hoofdverpleegkundigen die meer autonomie ontvangen om het werk zelf te plannen worden gekenmerkt door meer medicatiefouten, nosocomiale infecties en lagere patiënttevredenheid. Bovendien voelen hoofdverpleegkundigen zich minder ondersteund door de organisatie en worden ze als afstandelijker ervaren door het team. Meer autonomie heeft wel een positieve invloed op de flexibiliteit en professionele ontwikkeling4 van de hoofdverpleegkundige.

Steun

Directieleden moeten hoofdverpleegkundigen ondersteunen in het afbakenen en prioriteren[4]. Deze steun stimuleert de werktevredenheid, het algemeen welzijn en de motivatie om in de rol van hoofdverpleegkundige te blijven[5]. Toch ervaren hoofdverpleegkundigen een gebrek aan erkenning en mentorschap, wat kan leiden tot eenzaamheid en burn-out5.

Bekwaamheid en opleiding

Hoofdverpleegkundigen die zich bekwaam voelen en toegang hebben tot opleidingsmogelijkheden zijn gemotiveerder om in hun huidige rol te blijven. Opvallend is dat hoofdverpleegkundigen zich zelden bekwaam genoeg voelen om hun rol op te nemen en een gebrekkige toegang ervaren tot opleidingsmogelijkheden.

Conclusie

Hoofdverpleegkundigen verwaarlozen vaak hun eigen kwetsbaarheid voor stress, wat kan leiden tot lichamelijke en mentale klachten. Dit kan persoonlijke en organisatorische kosten teweegbrengen. Hierdoor is het noodzakelijk om een gepast ondersteunings- en opleidingsprogramma op te zetten.

Lukas Billiau en Simon Malfait zijn beide verpleegkundige. Samen voeren ze onderzoek naar strategisch belangrijke onderwerpen, waarbij Lukas zich binnen zijn doctoraat toespitst op de rol van de hoofdverpleegkundige.

[1] Sveinsdóttir et al. (2017). The content of nurse unit managers’ work: a descriptive study using daily activity diaries. Scandinavian Journal of Caring Science.

[2] Warden et al. (2021). Current turnover intention among nurse managers, directors, and executives. Nursing Outlook.

[3] Karasek & Theorell (1990) Healthy Work: Stress, Productivity, and the Reconstruction of Working Life. Choice Reviews Online.

[4] Clays & Bolliger (2023). Meer autonomie in je job is een tweesnijdend zwaard. UGent@Work.

[5] Boned-Galán et al. (2023). Nurse Manager Span of Control in Hospital Settings: An Integrative Review. Nursing Reports.

6 Keith et al. (2020). Factors That Influence Nurse Manager Job Satisfaction: An integrated Literature Review. Journal of Nursing Management.


Eerste lijn voorbereiden op virus X

Kan onze eerste lijn een nieuwe pandemie de baas? Deze vraag vormde het startpunt voor het FiLi-Vi-X-project, een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, het UZA, het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en Radboudumc in Nijmegen. FiLi-Vi-x staat voor: het voorbereiden van eerstelijnsgezondheidswerkers in de Vlaamse gezondheidszorg op een onbekend virus, zeg maar ‘virus X’. Artsen en verpleegkundigen uit pre-hospitaal en spoedgevallendiensten  spelen hierin een cruciale rol en die paraatheid omvat vele uitdagingen. Uit de eerste resultaten blijkt dat er een grote nood is aan bewustwording en bijkomende opleiding. Met het ontwikkelen van een opleidingspakket willen de onderzoekers de eerste lijn ondersteunen en voorbereiden. Als model voor Virus X, gebruiken zij virale hemorragische koorts. Dit specifiek ziektebeeld behoort tot de high-impact pathogenen en vereist specifieke maatregelen en procedures.

Eerstelijnsgezondheidswerkers, waaronder huisartsen, ambulanciers en het personeel op spoedgevallendiensten, zullen de eersten zijn die met een nieuwe dreiging worden geconfronteerd. Het is essentieel dat zij goed opgeleid zijn en ongewone of hoogrisicosituaties herkennen en correct aanpakken. Want een gemiste diagnose kan snel tot een lokale uitbraak en zelfs verdere verspreiding leiden, ook binnen de zorginstelling. “Sinds 2014 bestaan al specifieke procedures en trainingen voor virale hemorragische koorts (VHK). Die focussen zich voornamelijk op het veilig transporteren van hoogrisicopatiënten en decontaminatie van de opvangruimte, maar dat zijn eigenlijk de laatste stappen in de responsketen”, zegt projectcoördinator van het FiLi-Vi-X-onderzoek dr. Annelies Mondelaers. “De eerste stap is het herkennen van een risicovolle situatie. Wanneer er vermoeden is van een patiënt met een hoogbesmettelijke infectieziekte, is het belangrijk dat hierop adequaat wordt gereageerd door extra informatie in te winnen en alarm te slaan bij de juiste instanties, zodat verdere verspreiding wordt voorkomen. Die vaardigheden willen we met dit project aanreiken aan de eerstelijnsgezondheidswerkers.”

Eerste resultaten

FiLi-Vi-X staat voor het voorbereiden van eerstelijnsgezondheidswerkers in de Vlaamse gezondheidszorg op ‘virus X’. Het project startte in september 2023 en is een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA), het Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen (ITG) en de Radboudumc in Nijmegen. “In de eerste fase van het project onderzochten we hoe het momenteel gesteld is met de kennis, houding en ervaring op de werkvloer met betrekking tot de huidige richtlijnen in België rond preventie en aanpak van patiënt met (vermoeden van) virale hemorragische koorts.”, gaat dr. Annelies Mondelaers verder. “Via het uitsturen van een uitgebreide vragenlijst naar de eerstelijnsgezondheidswerkers en de organisatie van focusgroepdiscussies met diverse stakeholders, waaronder de verschillende beroepsverenigingen van artsen, verpleegkundigen en ambulanciers, onderwijsdeskundigen, gezondheidsautoriteiten, defensie, de noodcentrale 112, ITG en Artsen zonder Grenzen, werd een duidelijk beeld verkregen over de belangrijkste leernoden, gewenste leermethoden en praktische drempels bij het volgen van een opleiding rond VHK. De resultaten van de bevraging geven aan dat bijkomende opleiding en informatie noodzakelijk is. Het is tijd voor actie.”

Zichtbaarheid en bewustwording

Wie op korte termijn al concreet met het thema aan de slag wil, kan in augustus een vijfdaagse internationale opleiding volgen. “Na de succesvolle pilooteditie in 2023 organiseren we een tweede editie van de zomercursus Pandemic Preparedness in samenwerking met onze IDEALiTER-partners. We nodigen hiervoor experten uit van over heel Europa en maken gebruik van innovatieve onderwijsmethoden”, aldus dr. Annelies Mondelaers. “De cursus gaat door van 26 tot 30 augustus op de UAntwerpen. We zijn ook aanwezig ook op tal van nationale en internationale congressen om de zichtbaarheid en het netwerk van het project te vergroten en het belang van pandemische paraatheid te benadrukken. De uitrol en verdere valorisatie van het opleidingspakket binnen de context van pandemische paraatheid zien wij niet enkel binnen Vlaanderen/België, maar ook op Europees niveau waar ook een sterke vraag is naar dergelijke trainingen/opleidingen.”

Meer info over de zomercursus Pandemic Preparedness? Klik hier.


De wijsheid van de groep

In deze rubriek gaan we zoek naar prangende ethische uitdagingen die zich voordoen in de praktijk. Tegelijkertijd ontdekken we welke methodes ons kunnen helpen om deze uitdagingen bespreekbaar en hanteerbaar te maken. We gaan hiervoor te rade bij collega’s in de zorg die dagelijks met ethische vraagstukken worden geconfronteerd.

Katrien Ruytjens, ethiekcoördinator bij Emmaüs vzw sinds september 2023, heeft een jarenlange ervaring als docent en procesbegeleider in de zorg- en welzijnssector. Ze beschouwt zichzelf als één van de vele ethiekondersteuners in de zorg. Als theoloog legt ze de nadruk op het bredere perspectief, waarbij ze oog heeft voor maatschappelijke en spirituele ontwikkelingen.

De uitdaging

Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?

“Ik hecht veel belang aan de vraag wat onze verantwoordelijkheid binnen de zorg is. Verantwoordelijkheid is een kernaspect in het zorgmodel van Joan Tronto, maar op individueel niveau niet altijd makkelijk te identificeren en op te nemen. Zeker wanneer we zelf maar een schakel zijn in de zorg, kan het moeilijk zijn om er vat op te krijgen of er niet door ontmoedigd te worden. Dan kan het helpen om de opdracht kleiner te maken en dichter bij onszelf te brengen.”

“Volgens Tronto is elke vorm van zorg verlenen ingebed – ‘ingenesteld’, zou ze zeggen – in andere zorg. In elk nestje kunnen we verantwoordelijkheid nemen, al was het maar door present en betrokken te zijn bij wat een patiënt op dat moment doormaakt. Wanneer we die verantwoordelijkheid zo kleiner maken, is dat een goed tegengif tegen morele stress.”

“Tegelijkertijd mogen we onze verantwoordelijkheid gerust ook wat groter zien en in een maatschappelijke, politieke context plaatsen. Wat willen we als zorgsector uitdragen? In de huidige context, en met de verkiezingen in zicht, is het belangrijk om dat met elkaar te bespreken. Om het met een feministische slogan te zeggen: ‘het persoonlijke is politiek’. Heel concreet: als je op het einde van een gesprek over een ethische vraag naar buiten zou gaan met een slogan op je t-shirt, welke zou dat zijn? Contact maken met waar je voor staat, versterkt je om bewust bij te dragen aan onze collectieve verantwoordelijkheid.”

De tool: check-in

Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?

“In dagelijkse zorgsituaties ervaren we vaak tragiek: situaties die niet noodzakelijk ethisch van aard zijn, maar die ons diep raken. Denk bijvoorbeeld aan een patiënt met vroegdementie die door een team met warmte en deskundigheid wordt omringd, maar op een gegeven moment besluit om euthanasie aan te vragen. Zo’n situatie vereist geen oplossingsgericht denken, er valt niks op te lossen. De kern is het verdriet en de onmacht die het met zich meebrengt. Al kunnen we die gevoelens en het gebrek aan controle kleiner maken door ze met elkaar te delen en een plaats te geven.”

Hoe ga je daarbij te werk?

“Vanuit het perspectief van deep democracy heb ik geleerd hoe waardevol het is om tijd te maken om als groep echt in gesprek gaan. Dit is een methode uit de psychotherapie gericht op inclusieve besluitvorming en conflicthantering. Ze stimuleert aandacht en waardering voor diverse opvattingen en gaat ervan uit dat er collectieve wijsheid schuilt in tegenstrijdige en zelfs botsende meningen en ervaringen.”

“Voor mij vormt het een vertrekpunt om elke vergadering of groepsgesprek te beginnen met een ‘check-in’. Dit houdt in dat ik bij elke deelnemer pols naar de vragen, ervaringen en emoties waarmee ze op dat moment aanwezig zijn. De vraagstelling kan heel divers zijn, variërend van ‘hoe voel je je vandaag?’ tot het reageren op een anekdote of krantenartikel.”

“De methode is om twee redenen belangrijk. Ten eerste biedt ze iedereen de mogelijkheid om vanaf het begin een inbreng te doen en gehoord te worden. Elke stem telt. Ten tweede is de werkvorm inhoudelijk sturend: hij brengt ons naar het hier en nu van vragen of kwesties die op dat moment leven. Zo krijgen mensen de ruimte om te delen waar ze mee zitten. Hierdoor geef je eveneens ruimte aan de wijsheid van de groep, ook aan degenen die anders niet het woord nemen en andere ideeën hebben.”

Wie volgt?

Aan wie wil je de vraag naar ethische uitdagingen en bruikbare tools doorgeven?

“Aan Henk Maes, diensthoofd patiëntenbegeleiding bij het AZ Sint-Lucas in Gent. Hij staat dagelijks voor uitdagende situaties en unieke ervaringen. Ik ben benieuwd naar zijn perspectief en wat hij in zijn rol tegenkomt.”


Ben je verzekerd voor schuldig verzuim?

Het aantal zaken dat als schuldig verzuim wordt ingeleid, neemt de laatste jaren toe. Heel wat verzekeringspolissen sluiten dit uit waardoor je als verpleegkundige niet gedekt bent en dus volledig zelf instaat voor de juridische stappen en kosten. Met de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van NETWERK VERPLEEGKUNDE is dat niet zo, tenminste wanneer het gaat om schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout. Em. prof. dr. Jan Vande Moortel en juridisch expert Dimitri De Glas lichten dit toe.

Het Belgische strafwetboek maakt een onderscheid tussen onopzettelijke doodslag of slagen en verwondingen, opzettelijke doodslag of slagen en verwondingen, en schuldig verzuim. Net als de meeste verzekeringen, dekt de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van NETWERK VERPLEEGKUNDE in geen geval enige vorm van opzettelijke doodslag of slagen en verwondingen. Waarin de BA-verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE verschilt van andere polissen, is dat die wel schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout dekt. Em. prof. dr. Jan Vande Moortel legt uit: “Het parket kan schuldig verzuim op twee manieren interpreteren. Er bestaat schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout en opzettelijk schuldig verzuim, waarbij de persoon doelbewust weigert iemand te helpen. In de meeste gevallen gaat het bij schuldig verzuim om het verkeerd inschatten van een situatie. Bijvoorbeeld, je oordeelt als verpleegkundige dat de toestand van de patiënt geen ziekenhuisopname vergt, terwijl dit wel nodig was. Denk aan iemand die in een woonzorgcentrum op zijn hoofd valt na het gebruik van een tillift. De persoon lijkt oké maar bezwijkt alsnog ten gevolge van een hersenbloeding. Wanneer er sprake is van schuldig verzuim door een inschattingsfout ben je met NETWERK VERPLEEGKUNDE wel verzekerd.”

Evolutie in interpretatie

De laatste jaren zien we een verschuiving in de manier waarop het parket naar bepaalde situaties kijkt. “Het parket oordeelt nu vaker dat iemand geen adequate hulp bood, waardoor het aantal zaken die worden ingeleid als schuldig verzuim, toeneemt”, vult Dimitri De Glas aan. Als verpleegkundige is hij onder meer werkzaam op de dienst spoedgevallen in het AZ Sint-Jan in Brugge en ondersteunt er ook de juridische dienst. “Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn we ermee vertrouwd dat gerechtelijke experts in de verpleegkunde worden aangesteld. Bij een juridisch conflict wordt vaak een comité van deskundigen samengesteld, met onder meer een arts maar zonder verpleegkundige. Bij NETWERK VERPLEEGKUNDE betrekken we altijd een verpleegkundig expert, wat een verschil maakt voor de cliënt.”

Een voorbeeld hiervan is een casus waarbij een verpleegkundige verantwoordelijk werd gehouden voor het niet opbellen van een neurochirurg in het weekend om mee te delen dat de toestand van een patiënt verslechterde. Er was nood aan een dringende operatie. De verpleegkundige had wel de arts-assistent van wacht geïnformeerd. De aangestelde arts-deskundige die de zaak analyseerde, besloot dat de verpleegkundige de neurochirurg had moeten opbellen en dus in de fout was gegaan. Als juridisch expert in deze casus ging Dimitri na wat de normale manier van werken was in die specifieke zorginstelling: “De zorginstelling had een goed wachtsysteem uitgebouwd. Volgens die procedure had de verpleegkundige de arts-assistent van wacht moeten opbellen, wat ook gebeurd is. Het was de taak van de arts-assistent van wacht om de neurochirurg in te lichten. Wanneer je in zo’n geval geen verpleegkundig expert in het comité van deskundigen hebt, worden zulke elementen vaak over het hoofd gezien. Heel wat verzekeraars, advocaten en zelfs artsen zijn hier niet van op de hoogte. Met de BA-verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE ben je dus beter beschermd.” Een bijkomend voordeel van de verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE is dat je al een tussenkomst van een advocaat mag vragen voorafgaand aan een procedure, zodat een bemiddeling kan worden opgestart. Bij andere verzekeraars moet er een rechtszaak of proces-verbaal zijn voor je een advocaat kan inschakelen. “Een bemiddeling kan tot resultaat hebben dat de verzekeringsmaatschappij een schadevergoeding uitbetaalt, zodat geen procedure door de patiënt en/of familie moet opgestart worden. Het kan dus een goed alternatief zijn dat minder lang duurt en minder ingrijpend is voor de betrokken verpleegkundige.”