Nieuwseditie maart 2021

Aanbevelingen vanuit Het Palliatief Debat

Het Palliatief Debat is een brede maatschappelijke raadpleging over de toekomst van palliatieve zorg in Vlaanderen, die plaatsvond tussen maart 2020 en februari 2021. Vanuit onze NVKVV-werkgroep Palliatieve Zorg worden de eerste resultaten en bevindingen van dit project toegelicht.

‘Twee jaar geleden werden met financiering van vzw Kom op tegen Kanker twee projecten gestart over de toekomst van palliatieve zorg,’ vertelt Veerle Coupez, voorzitter van de NVKVV-werkgroep Palliatieve Zorg en docent Verpleegkunde bij Howest. ‘Het eerste project is COMPAS (Constructing and Modeling Future Palliative Care Service Organisation), een onderzoek van UGent waarbij de onderzoekers via een wetenschappelijke methode een ontwerp willen maken van de toekomstige zorgorganisatie van palliatieve zorg. Ze zullen daarbij vooral aandacht hebben voor de organisatie van de zorg. Onze werkgroep nam deel aan de interviews en focusgroepen van deze studie. Het tweede project is Het Palliatief Debat, met als centrale vraag ‘hoe we beter kunnen zorgen voor wie niet meer beter wordt?’. Dit project startte begin vorig jaar en zit nu in een afrondende fase.’

Een breed maatschappelijk project in verschillende fases

Tijdens de eerste fase van het Palliatief Debat werd een startnota opgemaakt over de status van palliatieve zorg in Vlaanderen op basis van de actuele inzichten uit de wetenschappelijke literatuur. Deze nota werd vervolgens afgetoetst bij een expertenpanel. ‘Onze werkgroep werd vertegenwoordigd in dit expertenpanel,’ vertelt Veerle Coupez. ‘Zo konden we  onze expertise ter beschikking stellen en de visie van verpleegkundigen op palliatieve zorg een plaats geven.’

In maart 2020 werd een eerste grote publieke fase van Het Palliatieve Debat gelanceerd.  Zowel het publiek als een brede waaier van stakeholders kregen de mogelijkheid om op de website of via online debatmomenten ervaringen te delen en actuele pijnpunten of problemen binnen de palliatieve zorg aan te dragen, maar ook om ideeën naar voor te brengen. Omwille van de COVID-19-pandemie werd deze fase verlengd tot november 2020.

Hierna volgde een verdiepingsfase waarbij de maatschappelijke thema’s en ideeën uit de eerdere fases verder verdiept werden via een Burgerforum en de Avonden van de Palliatieve Zorg. ‘Het Burgerforum vond ik een bijzondere ervaring,’ vertelt Veerle Coupez. ‘Het gaat om een groep van 24 burgers die tijdens drie weekenden werd uitgedaagd om op een onderbouwde en betekenisvolle manier na te denken over de toekomst van palliatieve zorg in Vlaanderen en een aantal beleidsadviezen te formuleren. Als expert was ik uitgenodigd op het laatste weekend. Ik mocht er niet, zoals ik gewend ben, uitleg komen geven over palliatieve zorg. Ik was er ‘sparring partner’ over het onderwerp opleiding palliatieve zorg. Voor mij was het verfrissend om deze gesprekken te volgen. Al bijna vijftien jaar zit ik in ‘een palliatief nest’, nu hoorde ik andere stemmen.’

Naast het Burgerforum waren er ook de Avonden van de Palliatieve Zorg die online in verschillende provincies plaats vonden. Op deze avonden werden medewerkers van zorgorganisaties binnen en buiten de palliatieve zorg, zorg- en welzijnswerkers en vrijwilligers uitgenodigd om verder na te denken over hoe de resultaten uit de eerdere fases te vertalen naar haalbare ambities en streefdoelen. ‘Tijdens deze Avonden viel me op dat de sector kritisch naar zichzelf kijkt en dat er ongelooflijk veel enthousiamse en engagement is om palliatieve zorg verder uit te bouwen  We mogen niet vergeten hoeveel er al is.  Ik zit zelf zo midden in de ontwikkeling van onze sector dat ik soms vergeet hoeveel vooruitgang we al boekten,’ vertelt Veerle Coupez.

Het taboe rond palliatieve zorg doorbreken

Op basis van het Burgerforum werd een rapport samengesteld met 47 aanbevelingen. Deze conclusies en aanbevelingen werden bezorgd aan Vlaams minister van Welzijn en Volksgezondheid, Wouter Beke. De aanbevelingen zijn gegroepeerd rond verschillende thema’s (zie kader).

‘De belangrijkste aanbeveling is dat palliatieve zorg voor iedereen toegankelijk moet zijn. Er is een grote tevredenheid over de gespecialiseerde zorg in Palliatieve Eenheden, door Palliatieve Support Teams of Palliatieve Thuiszorg. Maar een grote groep mensen vindt de weg naar deze palliatieve zorg helaas niet.’

‘Een andere aanbeveling is dat er niet vroeg genoeg met palliatieve zorg gestart kan worden. Het is een blijvende vaststelling dat palliatieve zorg te laat wordt opgestart. De gemiddelde termijn van palliatieve zorg in België is 10 dagen, voor oncologie-patiënten 16 dagen. Dit is absurd kort. Je zou met palliatieve zorg moeten starten vanaf de diagnose van een levensbedreigende aandoening gesteld wordt,’ vertelt Veerle Coupez. ‘Daarom is ook een van de andere aanbevelingen van het rapport om in te zetten op het doorbreken van het taboe rond palliatieve zorg. Nog te veel mensen associëren palliatieve zorg met terminale zorg en doodgaan. Terwijl een palliatieve zorg houding er net voor zorgt dat ze kwaliteitsvoller en vaak ook langer leven. Bovendien wijst onderzoek uit dat palliatieve zorg ervoor zorgt dat mensen drie keer meer kans hebben om te sterven waar ze willen, dat het zorgt voor een hoger welbevinden van patiënt, mantelzorger én zorgverlener en bovendien minder kost. Om het taboe te doorbreken, werd er tijdens het Burgerplaform en de Avonden nagedacht over een andere naam voor palliatieve zorg, zoals bijvoorbeeld ‘warme zorg’ of ‘comfortzorg’. Maar uiteindelijk gaat het niet om de naam, het belangrijkste is dat we ervoor zorgen dat het taboe verbroken kan worden en de brede bevolking geïnformeerd is over wat palliatieve zorg precies is.’

Een neutraal Vlaams expertisecentrum Palliatieve Zorg?

‘Een voor mij verrassende aanbeveling is het voorstel om een neutraal Vlaams expertisecentrum rond palliatieve zorg op te richten,’ vertelt Veerle Coupez. ‘In dat centrum zouden kennis, ervaringen en best practices uitgewisseld worden met zorgverleners. De vraag voor dat centrum komt deels voort uit het feit dat het netwerk van experts in palliatieve zorg nu versnipperd is: je hebt LEIF, de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen, de netwerken palliatieve zorg en dan de verschillende experten en onderzoekers verbonden aan hogescholen en universiteiten. Het lijkt me een zinvolle aanbeveling om structuren in het leven roepen die meer samenwerking tussen deze experts bevorderen.’

Basisopleiding palliatieve zorg

‘Het rapport wijst op het belang van een palliatieve zorg houding en voldoende basiskennis en vaardigheden palliatieve zorg bij alle actoren in zorg en welzijn. Ondanks vele inspanningen, blijft dit een pijnpunt, ‘ aldus Coupez. ‘We werken nu aan een basispakket palliatieve zorg dat doorheen de opleiding van studenten Verpleegkunde verweven wordt. Zo krijgen ze niet enkel aparte lessen Palliatieve Zorg, maar zijn kerncompetenties die je nodig hebt om palliatieve zorg te verlenen opgenomen in andere vakken in het curriculum, zoals bijvoorbeeld bij de lessen communicatie. We hopen zo op een nieuwe generatie afgestudeerde verpleegkundigen met voldoende basiskennis en durf om de principes van palliatieve zorg in de praktijk om te zetten. Howest kreeg onlangs financiering voor een Erasmus+- project, een internationaal samenwerkingsproject waarbij we met enkele Europese landen en de European Accociation Palliative Care zullen werken aan werkvormen om palliatieve zorg beter aan bod te laten komen binnen de Europese opleidingen Verpleegkunde.’

Met hernieuwd enthousiasme vooruitblikken

‘Ik kijk met grote tevredenheid terug op Het Palliatief Debat. Het zorgt ervoor dat ik met hernieuwd enthousiasme naar de toekomst van de palliatieve zorg kijk. De verschillende aanbevelingen geven de richting aan waarin we ons verder kunnen ontwikkelen.’

Thema’s aanbevelingen Burgerrapport Palliatieve Zorg

  1. Palliatieve zorg voor iedereen toegankelijk maken
  2. Het palliatief zorgtraject verbreden en verdiepen
  3. Palliatieve zorg toekomstgericht organiseren
  4. Focus leggen op maatwerk en zelfregie
  5. Zelfbeschikking mogelijk maken en eerbiedigen
  6. Inzetten op sensibilisering, informatie en communicatie
  7. Beter opleiden en vormen om te komen tot een hogere kwaliteit van (ver)zorgen

Het volledige rapport vindt u op www.hetpalliatiefdebat.be

 

MVG

Minimale verpleegkundige gesprekken

Wat drijft je als verpleegkundige?  Peter Maes (57 jaar), lid van de Werkgroep Thuisverpleegkundigen en oprichter van thuisverplegingsgroep New Care Ken, vertelt over zijn werk als thuisverpleegkundige.

Ik legde een bochtig parcours af in mijn carrière. Na een technische opleiding studeerde ik verpleegkunde. Vijf jaar lang werkte ik als nachtverpleegkundige, in combinatie met werk voor een industrieel bureau. Daarna zei ik de verpleegkunde tijdelijk vaarwel en werkte ik tien jaar buiten de zorgsector. Toch voelde ik het opnieuw kriebelen om in de verpleegkunde aan de slag te gaan. Ik werkte tien jaar bij een grote thuisverplegingsorganisatie en startte daarna mijn eigen thuisverplegingsgroep. Nog steeds doe ik zelf mijn rondes, maar daarnaast doe ik ook het beheer van onze groep.

Thuisverpleging is een vak apart. Je komt bij mensen thuis, je wordt deel van hun leven. Dit betekent dat je werk veel meer inhoudt dan verpleging alleen. Een voorbeeld: in het huis van een van mijn patiënten lag al geruime tijd een tegel los. Een gevaarlijke situatie met risico op vallen voor mijn patiënte. Na mijn ronde heb ik mijn werkkledij aangetrokken en ben ik dat tegeltje gaan herstellen. De waardering nadien was ongelooflijk

Ik ben nog nooit een dag tegen mijn zin gaan werken. Als thuisverpleegkundige kom je in honderden gezinnen en ze zijn allemaal anders. Telkens moet je je kunnen inleven in hun situatie. Bijzonder aan onze job is ook dat wij vaak lange trajecten aangaan met onze patiënten. We komen soms jaren bij hen aan huis en bouwen een diepgaande relatie uit.

Een 93-jarige patiënt verrastte me ooit met een verjaardagskroon. Hij had die kroon zelf geknutseld. Dat is een van de mooiste herinneringen uit mijn carrière. En ook deze: tijdens een ronde merkte ik dat een deel van mijn patiënten die dag al verpleging over de vloer had gehad. Een collega had om me te verrassen enkele patiënten overgenomen, om zo mijn dag lichter te maken.

Mijn job doet me stilstaan bij de vergankelijkheid van het leven. Veel van mijn patiënten zijn oncologie-patiënten. Het doet me beseffen dat het morgen anders kan. ‘Waarom werk je dan nog zo hard?’ wordt me soms wel eens gevraagd. Ik denk omdat mijn werk me zoveel terug geeft. De waardering die we krijgen is onbetaalbaar.

Ik vraag me soms af waar al mijn energie vandaan komt. Ik speel muziek en krijg ook veel energie van marathonlopen. Tijdens de middagpauze trek ik mijn loopschoenen en geniet ik van het sporten. Een combinatie van inspanning en ontspanning.


Nieuwseditie februari 2021

Een duidelijke richtlijn voor fixatie en afzondering

Afzondering en fixatie is een controversieel thema binnen de Geestelijke Gezondheidszorg. Soms zijn er echter uitzonderlijke situaties waarbij deze uitzonderlijke maatregelen genomen moeten worden. Op vraag van de Vlaamse Overheid werd onderzocht hoe verder ingezet kan worden op preventie, maar ook hoe de praktische uitvoering van afzondering en fixatie zorgvuldig kan verlopen. Dit resulteerde in praktische aanbevelingen en een nieuwe versie van de Vlaamse richtlijn.

Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin publiceerde recent een onderzoeksrapport over de ontwikkeling van intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in het kader van agressie en escalatie. 1  De geformuleerde aanbevelingen zijn van toepassing voor zowel de residentiële geestelijke gezondheidszorg (jongeren, volwassenen en ouderen) als voor de residentiële jeugdzorg 2. Daarnaast werd ook een aanpassing gepubliceerd van de eerdere multidisciplinaire richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële geestelijke gezondheidszorg 3.

Dr. Jasper Vanhoof, onderzoeker bij het Academisch Centrum voor Verpleeg- en Vroedkunde van KU Leuven en lid van de NVKVV Projectgroep verpleegkundig specialist, werkte mee aan het onderzoeksrapport, de intersectorale aanbevelingen en de aanpassing van de multidisciplinaire richtlijn. ‘Twee jaar geleden vond er een eerste studie plaats over afzondering en fixatie binnen de residentiële geestelijke gezondheidszorg,’ vertelt Jasper Vanhoof. ‘Die studie richtte zich vooral op preventie en daaruit ontstond de eerste multidisciplinaire richtlijn. Over de praktische uitvoering vond men weinig wetenschappelijke literatuur. Daarom werd besloten om rond dat stuk een nieuwe studie op te zetten waarbij Vlaamse expert-professionals en ervaringsdeskundigen bevraagd werden en waarvan de aanbevelingen ook zouden gelden voor gebruik in de residentiële jeugdzorg.’

Een eenduidige richtlijn met concrete handvaten

‘De studie zorgt voor een eenduidige richtlijn binnen de geestelijke gezondheidszorg en jeugdzorg,’ vertelt Vanhoof. ‘De richtlijn bevat concrete aanbevelingen rond het toepassen van fixatie (fysieke interventie en mechanische fixatie) en afzondering, zoals technieken, handelingen, materialen en leeftijden. De richtlijn bevat ook aanbevelingen voor de tijdsduur van de interventies: voor een mechanische fixatie bijvoorbeeld wordt aanbevolen dat deze in de regel niet langer dan vijftien minuten mag duren. Na 15 minuten wordt er geadviseerd om afzondering te overwegen als alternatief. Er is de mogelijkheid om de aanbevelingen aan te passen aan de situatie van een individuele zorgvrager. Maar wanneer de interventie langer duurt, dienen er bijkomende waarborgen gegeven te worden. Zo moet er uiterlijk elke 4 uur een lichamelijk en psychisch onderzoek van de zorgvrager plaatsvinden, en dient er een second opinion gevraagd te worden aan een bevoegde hulpverlener van buiten de afdeling.. Daarnaast is en blijft observatie en evaluatie van de zorgvrager cruciaal, evenals een correcte registratie. Hoe dan ook mag een persoon nooit langer dan 24 uur mechanisch worden gefixeerd.’

Preventie blijft cruciaal

‘Naast de intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie, zorgden we ook voor een aanvulling op de eerdere multidisciplinaire richtlijn,’ vertelt Vanhoof. ‘Want preventie blijft nog altijd het belangrijkste. De tweede versie bevat nog meer praktische tips en handvaten voor het beleid, de zorgteams en de individuele zorgverleners om ermee aan de slag te gaan, en is helemaal up-to-date. Momenteel is deze multidisciplinaire richtlijn enkel gericht op voorzieningen binnen de geestelijke gezondheidszorg. maar er komt nog een vervolgstudie. Deze zal gericht zijn op preventie en toepassing van fixatie en afzondering in de brede jeugdhulp (voorzieningen voor minderjarigen binnen en buiten de geestelijke gezondheidszorg) en ook voor andere finaliteiten dan agressie en escalatie.’

Nooit eerder hadden we zo’n breed onderbouwd instrument

Riet Willems, verpleegkundig specialist en lid van de NVKVV werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg, was betrokken bij het opstellen van de nieuwe richtlijn. Ze vertegenwoordigde in naam van NVKVV het verpleegkundig perspectief in deze materie. ‘We zijn heel tevreden dat er nu een duidelijke Vlaamse richtlijn is,’ vertelt Riet Willems. ‘De onderzoekers hebben ervoor gezorgd dat alle perspectieven ten aanzien van afzondering en fixatie mee genomen werden in hun studie: de klinische praktijk, wetenschappelijke literatuur, juridische aspecten en het ervaringsperspectief van zorggebruikers en familie. Bovendien is de richtlijn helder en praktisch goed uitgewerkt. Nooit eerder hadden we zo’n breed onderbouwde richtlijn als instrument om onze dagelijkse verpleegkundige praktijk in de GGZ aan te toetsen. Het uitgangspunt van de richtlijn is terecht dat in de eerste plaats breed moet ingezet worden op preventie. Maar ze geeft tegelijk handvaten om wanneer het echt niet anders kan, op een zo verantwoord en zorgvuldig mogelijke manier te interveniëren. De visie dat personen in hoogste nood, nabijheid en intensieve zorgen nodig hebben, gaf bijvoorbeeld richting aan de praktische aanbevelingen.’

Ambitieuze aanbevelingen

‘Heel wat elementen van de richtlijn zijn in de meeste ziekenhuizen ingeburgerd, maar daarnaast zijn er ook enkele ambitieuze aanbevelingen die gericht zijn op de toekomst en die momenteel voor de meeste voorzieningen nog niet realiseerbaar zullen zijn,’ vertelt Willems. ‘Zo stelt de richtlijn bijvoorbeeld dat je bij afzondering dient te streven naar continu wederzijds visueel contact en dat er minimaal elk kwartier observaties bij de afgezonderde persoon moeten uitgevoerd worden in zijn of haar fysieke aanwezigheid, dus niet via een camera of door een raampje in de deur. Met de huidige personeelsbezetting is dit vaak niet realiseerbaar. Wanneer je bijvoorbeeld met twee verpleegkundigen op dienst bent, is het niet altijd haalbaar om elk kwartier binnen te gaan bij de afgezonderde persoon zonder de basisveiligheid van de hele afdeling in gevaar te brengen. De richtlijn houdt hier gelukkig wel rekening mee door randvoorwaarden te formuleren. De inspanningen die gedaan werden met het zorgpersoneelsfonds zijn een eerste stap in de goede richting om de bestaffing in residentiële geestelijke gezondheidszorg te optimaliseren, maar ze zijn momenteel nog onvoldoende om de ambitieuze aanbevelingen in de praktijk te kunnen omzetten.’

‘Voor mij is deze richtlijn een belangrijke stap, maar niet het einde van een verhaal,’ vertelt Riet Willems. ‘Het is nu de gedeelde verantwoordelijkheid van de Vlaamse Overheid, ziekenhuizen, teams en individuele zorgverleners om de richtlijn in de praktijk om te zetten. Ondersteuning in de vorm van projectfinanciering zoals die er eerder was voor de aanpassing van de infrastructuur kan belangrijk zijn voor alle doelgroepen, niet enkel voor jongeren. Ook het delen van goede praktijken met elkaar en het voorzien van de juiste opleiding voor alle zorgverleners zal belangrijk zijn.’

Het onderzoeksrapport, de intersectorale aanbevelingen en de nieuwe richtlijn voor de p zijn te raadplegen via de website van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en gezin. Je vindt de rapporten onder ‘Publicaties’, bij ‘De Werking van zorg en welzijn in de praktijk’.

Sluit je je graag aan bij de NVKVV Werkgroep Verpleegkundigen Geestelijke Gezondheidszorg? Stuur een mailtje naar info@nvkvv.be.

‘Deze richtlijn is niet het einde van een verhaal. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid om ze om te zetten in de praktijk.’

‘Het uitgangspunt blijft preventie, maar nu hebben we ook handvaten voor wanneer het echt niet anders kan. ‘

1 Vanlinthout, E., De Cuyper, K., Vanhoof, J. et al. (2020). De ontwikkeling van intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in de context van agressie en escalatie. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

2 Vanlinthout, E., De Cuyper, K., Vanhoof, J., et al. (2020). Intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in residentiële GGZ-voorzieningen en voorzieningen voor minderjarigen buiten de GGZ. Voor toepassing in de context van agressie en escalatie. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

3 Peeters, T., Vanlinthout, E., De Cuyper, K., et al. (2020). De preventie en toepassing van afzondering en fixatie in residentiële geestelijke gezondheidszorg. Een multidisciplinaire richtlijn met zicht op de toekomst (Versie 2). Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

 

MVG

Minimale verpleegkundige gesprekken

Wat drijft je als verpleegkundige?  Christine De Bosschere (57 jaar), lid van de Werkgroep Palliatieve Zorg en docent bij de Bacheloropleiding Verpleegkunde van de Arteveldehogeschool Gent, vertelt over de boeiende wendingen in haar carrière.

Twintig jaar lang werkte ik gepassioneerd als verpleegkundige. In combinatie met een gezin met vijf kinderen was dat niet altijd evident, maar ik wilde kost wat kost als verpleegkundige aan de slag blijven. Toen ik een vacature onder ogen kreeg van de hogeschool, solliciteerde ik. ‘Wedden dat ik het kan?’, lachte ik. In september 2020 begon ik aan mijn 17de academiejaar als docent.

De eerste jaren miste ik het contact met patiënten enorm. Maar gelukkig zijn er mijn studenten, die ik graag aansteek met mijn liefde voor verpleegkunde. Ik probeer hen bij te brengen aandacht te hebben voor de beleving van patiënten, voor wat het betekent om ziek of stervende te zijn.

Palliatieve zorg is mijn grote passie. Ik maakte de opstart in België mee en specialiseerde me. Ik vind het belangrijk om ‘aanwezig’ te zijn voor stervende patiënten. Een stage in Sint Christopher’s Hospice in Engeland 1999 heeft me helemaal in vuur en vlam gezet voor palliatieve zorgcultuur.

Waar ik het meeste trots op ben, is het internationaal project IPPE (interdisciplinary programme on palliative and end-of-life care) waarvan ik coördinator ben en dat nu voor de 14de keer doorgaat.  Het is een project waarbij jaarlijks studenten, docenten, verpleegkundigen, artsen en mensen uit het werkveld naar onze school komen om 14 dagen intens te leren en te delen.

Ik heb een koffer vol mooie herinneringen overgehouden aan mijn job als verpleegkundige. Ook nu in het onderwijs ben ik geregeld ontroerd bij het lezen van de ervaringen of zelfreflecties van mijn studenten. Ik ben zo fier op hen, op hoe zij het verschil maken.

Een Tsjechische arts stelde me een bijzonder vraag. Hij vroeg me om zijn coach te worden voor de opstart van palliatieve zorg in zijn universitair ziekenhuis.  We startten toen een intensief coachingsproject. Onlangs kreeg ik bericht dat één van de verpleegkundigen van dat project uitgeroepen is tot de meest verdienstelijke verpleegkundige van Tsjechië. Een zaadje dat door mij gegroeid is.

Bij de Werkgroep Palliatieve zorg van NVKVV kom ik thuis. We hebben allemaal dezelfde gedrevenheid voor levenseindezorg.  Op school voel ik me op dat vlak soms alleen.  Elke collega heeft z’n eigen specialisatie.

Energie haal ik uit de natuur, mijn kinderen en mijn kersvers eerste kleinkind. Sinds twee jaar hebben mijn man en ik een mobilhome en trekken we er regelmatig op uit.


Nieuwseditie januari 2021

Hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm, een voorwaarde voor kwaliteitsvolle zorg

Begin 2021 verschijnt het Koninklijk Besluit dat vastlegt hoe het Zorgpersoneelfonds van 402 miljoen euro, dat eind 2019 in het federale parlement werd goedgekeurd, wordt ingezet. Het werkveld vraagt met aandrang om het budget deels te gebruiken om de hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm te zetten. Alleen zo kunnen hoofdverpleegkundigen hun job kwalitatief invullen.

Het Zorgpersoneelfonds heeft als doel om de arbeidsomstandigheden van verpleegkundigen te verbeteren, om het beroep aantrekkelijker te maken en om de verpleegkundige equipes uit te breiden. Het geld zal onder meer gebruikt worden om 10% meer verpleegkundigen aan te werven, om mentorprojecten en psychosociale ondersteuning te financieren en om ondersteunend personeel aan te werven dat verpleegkundigen kan ontlasten.

In een ministeriële omzendbrief van 14 oktober 2020 was te lezen dat er budget voorzien zou worden om de hoofdverpleegkundige te financieren boven op de personeelsnorm. In het ontwerpadvies van de Federale Raad voor de Ziekenhuisvoorzieningen werd deze voorwaarde ook geopperd. Dit is een belangrijke eis van het werkveld.

Een vraag die al jaren gesteld wordt

‘We ijveren al sinds de jaren negentig voor het losmaken van de hoofdverpleegkundige uit de personeelsnorm,’ vertelt Servaas Sierens. Hij is lid van de NVKVV Werkgroep Verpleegkundigen Geestelijke Gezondheidszorg, maar trok jarenlang mee aan de kar bij de Vlaamse Werkgroep Functiewaardering Hoofdverpleegkundigen (een overkoepelende werkgroep van hoofdverpleegkundigen in Vlaanderen). ‘Het gebeurt nog altijd te vaak dat hoofdverpleegkundigen mee diensten draaien en inspringen op de werkvloer. Wanneer zij dagelijks instaan voor directe patiëntenzorg, hebben zij geen tijd voor hun eigenlijke functie, namelijk coaching, vernieuwing en organisatie van de zorg.’

‘Na jarenlang ijveren voor het boven de norm zetten van de hoofdverpleegkundige, was ik blij met het voorontwerp van 7 juli 2020 waarin deze voorwaarde is opgenomen. We zien deze voorwaarde liefst verankerd in de wet, zodat we in de toekomst niet steeds meer moeten aandringen op een engagement van werkgevers om hoofdverpleegkundigen boven de norm te plaatsen.’

De job van hoofdverpleegkundige is sterk veranderd

De noodzaak om hoofdverpleegkundigen buiten de personeelsnorm te plaatsen, heeft alles te maken met de inhoud van de functie. Deze is de laatste decennia fel gewijzigd.

‘Dertig jaar geleden was de hoofdverpleegkundige een expert die alle verpleegtechnische handelingen goed kon uitvoeren,’ vertelt Rita de Laat van de NVKVV Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader en zorgmanager bij het Heilig Hart Ziekenhuis Leuven. ‘De hoofdverpleegkundige was vroeger vooral iemand die ervoor zorgde dat correct werd uitgevoerd wat artsen bepaalden en dat de afdeling draaide. Deze ‘manager’-rol is belangrijk en omvat onder andere het opstellen van dienstroosters, het opname-en ontslagbeleid. Maar ondertussen is de functie van hoofdverpleegkunde veel uitgebreider. Een hoofdverpleegkundige is ook een coach, hij of zij begeleidt individuele verpleegkundigen in hun job en draagt zo bij tot meer kwalitatieve zorg. Daarnaast is een hoofdverpleegkundige ook een teamleider. Ze zorgen ervoor dat teams goed functioneren. En dat is belangrijk, want performante teams leveren betere patiëntenzorg. Tenslotte is het een belangrijke taak van hoofdverpleegkundigen om te innoveren. Ze moeten out-of-the-box kunnen denken. Vaak denken ze creatief mee met het beleid.’

Deze nieuwe invulling van de functie Hoofdverpleegkundige valt moeilijk te verzoenen met dagelijks meedraaien op de werkvloer. ‘Een job als hoofdverpleegkundige, dat vraagt tijd en inzet. Het is geen job die je erbij kan doen, naast het draaien van shiften. Dat hoofdverpleegkundigen inspringen voor directe patiëntenzorg op de werkvloer, moet een uitzondering zijn, geen regel,’ vertelt Rita de Laat.

Prinsen en prinsessen

Door hoofdverpleegkundigen buiten de norm te plaatsen, kunnen ze hun functie op een kwaliteitsvolle manier uitvoeren. Maar er zijn nog meer factoren die ertoe kunnen bijdragen dat hoofdverpleegkundigen efficiënt worden ingezet. ‘Het tekort aan verpleegkundigen plaatst onze sector voor uitdagingen,’ vertelt Rita de Laat. ‘Toch denk ik dat sommige opportuniteiten nu niet voldoende benut worden. Zo ben ik van mening dat de rol die facilitaire diensten kunnen spelen, nog te weinig benut wordt. De hoofdverpleegkundige moet nog te veel extra tijd steken in het opvolgen van zaken zoals een pc die niet werkt, een kapotte lamp op een patiëntenkamer, een beloproep die niet werkt,… Of er wordt te gemakkelijk gevraagd aan verpleegkundigen om er iets bij te nemen als er een personeelsprobleem is bij een ondersteunende dienst. Er is een mentaliteit waarbij men denkt ‘verpleegkundigen zijn er altijd, ze kunnen dat er wel bijnemen’. Terwijl ik ervoor pleit dat ondersteunende diensten verpleegkundigen behandelen als prinsen en prinsessen die zo snel mogelijk bediend moeten worden. Op die manier kan de kostbare tijd van verpleegkundigen veel efficiënter benut worden. Daarnaast kan het ook helpen om zorgkundigen en logistieke medewerkers in te schakelen om verpleegkundigen werk uit handen te nemen zoals bijvoorbeeld het rondbrengen van maaltijden. Maar er blijft volgens mij een limiet aanwezig van hoeveel patiënten een verpleegkundige aankan, ook al wordt hij of zij goed ondersteund door zorgkundigen en logistieke medewerkers.’

Een hoofdverpleegkundige heeft een brede impact

[picture: 21NUV001 Pieter Vergaert, caption: Pieter Vergaert, voorzitter Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader]

Hoofdverpleegkundige is een aantrekkelijke, maar uitdagende job. ‘Als verpleegkundige sta je in voor de zorg van jouw patiënten, als hoofdverpleegkundige kan je het verschil maken voor alle patiënten op je dienst,’ vertelt Pieter Vergaert, voorzitter van de NVKVV Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader en zorgmanager bij AZ Sint-Elisabeth in Zottegem. ‘Je hebt een brede impact op de zorgkwaliteit van je dienst en hebt een stem in het beleid.’

Hoofdverpleegkundige zijn is een pittige job die heel wat specifieke kwaliteiten vereist. ‘Een goede verpleegkundige is niet altijd een goede hoofdverpleegkundige,’ vertelt Pieter Vergaert. ‘Een hoofdverpleegkundige is een manager, een coach, een innovator en een leider. Een hoofdverpleegkundige heeft een sandwichfunctie: ze zitten tussen hun team en de directie. Ze krijgen onder andere te maken met nieuwe richtlijnen die moeten doorgevoerd worden, vragen om shiften te wisselen, ongenoegens van teamleden, accreditaties die behaald dienen te worden. Er komt heel wat op hen af.  Daarom is het ook logisch dat je hen buiten de personeelsnorm zet, zo kunnen zij hun takenpakket op een goede manier uitvoeren. Heel wat ziekenhuizen hebben die keuze gelukkig ook al gemaakt. Zo dragen ze bij tot kwaliteitsvolle zorg.’

Opleiding en ondersteuning

‘Hoofdverpleegkundigen moeten goed opgeleid én ondersteund worden. Vanuit onze werkgroep besteden we hier ruim aandacht aan. We trachten onze kennis zo breed mogelijk te delen en andere hoofdverpleegkundigen te inspireren met nieuwe inzichten door middel van onze congresdag. Binnen de Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader NVKVV gaan we voornamelijk in dialoog met elkaar: ‘hoe pak jij die zaken aan? Hoe gaan jullie hiermee om?’ We wisselen informatie uit met elkaar: projecten die we uitvoerden op onze dienst, interessante literatuur en nieuwe inzichten. Via het NVKVV krijgen we toegang tot actuele beleidsinformatie, vaak voor we hiervan horen in de pers of in onze organisatie. Onze Werkgroep is divers samengesteld uit hoofdverpleegkundigen en zorgmanagers van verschillende organisaties en diensten. Die kruisbestuiving is nuttig en leerrijk.’

‘Dat hoofdverpleegkundigen inspringen voor directe patiëntenzorg op de werkvloer, moet een uitzondering zijn, geen regel.’

‘Een hoofdverpleegkundige is een manager, een coach, een innovator en een leider.’

Sluit je je graag aan bij de NVKVV Werkgroep Hoofdverpleegkundigen & Middenkader of de NVKVV Werkgroep Verpleegkundigen Geestelijke Gezondheidszorg? Stuur een mailtje naar info@nvkvv.be.

 

MVG

Minimale verpleegkundige gesprekken

Wat drijft je als verpleegkundige? Wat boeit je, wat maakt je dag? Petra Archie (50 jaar), lid van de Werkgroep Verpleegkundige Directies en directeur patiëntenzorg in AZ Groeninge Kortrijk, vertelt over het engagement dat zij opneemt.

Een roeping, zo zou ik mijn keuze voor verpleegkunde omschrijven. Als kind wist ik al dat ik verpleegkundige wilde worden, dat is nooit veranderd. Ik ben mezelf ook altijd blijven bijscholen. Ik volgde klinische vormingen, een kaderopleiding en behaalde een master Verpleegkunde.

NVKVV heeft mijn carrière sterk beïnvloed. Gezien mijn grote interesse in opleidingen kwam ik al snel in contact met NVKVV. Ik werkte op Spoed- en Intensieve Zorgen en sloot me aan bij de regionale Werkgroep Kritieke Diensten. Daarna maakte ik de overstap naar de nationele werkgroep. Dankzij NVKVV heb ik veel bijgeleerd. Zo kreeg ik de kans om een mandaat op te nemen in de Technische Commissie Verpleegkunde. Dit zorgde ervoor dat ik oog leerde hebben voor het beleidsmatige. Mijn engagement bij NVKVV heeft me geholpen om een visie te ontwikkelen op mijn job en op de toekomst van verpleegkunde.

Een beleidsfunctie was niet mijn ambitie. Via de werkgroepen bij NVKVV ontmoette ik René Tytgat, zorgmanager Kritieke Diensten bij AZ Sint-Jan Ziekenhuis. Toen hij met pensioen ging, moedigde hij me aan om me kandidaat te stellen voor die functie. Dat hij in me geloofde, haalde me over de streep om deel te nemen aan de examens die werden uitgeschreven. Ik was de enige die geslaagd was, er was dus nog moeilijk een weg terug.

Na dertien jaar afscheid nemen van de werkvloer, was zonder twijfel het moeilijkste moment in mijn carrière. De directe patiëntenzorg ligt me nog steeds nauw aan het hart. In het beleid dat ik nu mee bepaal, zet ik in op presente zorg. We moeten als verpleegkundige het verschil maken voor elke individuele patiënt.

Verpleegkundigen moeten durven ongehoorzaam zijn. Regels en procedures zijn nodig in de zorg, maar we moeten er soms goed overwogen van durven afwijken in het belang van de patiënt. Zo maak je het verschil, zo bied je goede zorg. Verpleegkundigen moeten beschikken over de nodige kennis en professionaliteit, maar daarnaast is de juiste attitude belangrijk. Patiënten onthouden niet of je de juiste procedure hebt toegepast, wel dat je met hen begaan was.

De natuur geeft me rust. We hebben het geluk dat ons ziekenhuis vlakbij een natuurgebied ligt. Maar ook het inrichten van een mooie, groene omgeving rond het ziekenhuis is een van de dingen waarvan ik blij ben dat ik mee de verdere inrichting ervan mag bepalen.


Nieuwseditie december 2020

Vaccineren tegen griep en covid-19, een morele plicht

Een griepvaccinatie beschermt jezelf en je patiënten tegen het griepvirus. Daarom is het zeker in deze coronatijden een morele plicht om je als verpleegkundige te laten vaccineren. Maar wat met het corona-vaccin? En is er een vaccinatiebeleid voor studenten verpleegkunde?

Griepvaccinatie, nu zeker een must

Verpleegkundigen lopen omwille van hun vele contacten met patiënten niet enkel een hoger risico op infectie met het griepvirus, ze kunnen ook een belangrijke rol spelen bij de verspreiding van het griepvirus wanneer ze zelf niet gevaccineerd zijn. Gezien het aantal griepvaccins in België beperkt is, wordt het vaccin dit jaar in fases verdeeld. Het griepvaccin wordt momenteel enkel toegediend aan persoon uit de prioritaire doelgroep, categorie A. Dit zijn personen met een risico op complicaties en personen werkzaam in de zorgsector. Ook verpleegkundigen horen bij categorie A.
Ivan Bauwmans is mandataris voor NVKKV bij Vaccinet. Vaccinet maakt deel uit van het Agentschap Zorg en Gezondheid van de Vlaamse overheid en waakt over het vaccinatiebeleid. ‘Er dreigde een tekort aan griepvaccins,’ vertelt Bauwmans. ‘Daarom wordt de vaccinatie tijdelijk enkel voorbehouden voor de prioritaire doelgroep, categorie A. We merken dat er een grotere vraag is naar griepvaccins momenteel. Mensen willen vermijden om ziek te worden van én corona én griep. Er werden nu extra griepvaccins besteld. We zullen de vaccinatiegraad opnieuw evalueren en dan kan mogelijks overgegaan worden tot vaccinatie van categorie B.’

Categorie A
o Groep 1: personen met een risico op complicaties
• alle zwangere vrouwen, ongeacht de fase van de zwangerschap
• alle patiënten vanaf de leeftijd van 6 maanden die lijden aan een onderliggende chronische aandoening, ook indien gestabiliseerd, van de longen (inclusief ernstige astma ), het hart (uitgezonderd hypertensie), de lever, de nieren, aan metabole aandoeningen (inclusief diabetes), BMI > 35, aan neuromusculaire aandoeningen of aan immuniteitsstoornissen (natuurlijk of geïnduceerd)
• alle personen vanaf 65 jaar
• personen die in een instelling verblijven
• kinderen vanaf 6 maanden tot 18 jaar die een langdurige aspirinetherapie ondergaan
o Groep 2: personen werkzaam in de gezondheidssector
o Groep 3: personen die onder hetzelfde dak wonen als
• de risicopersonen uit groep 1
• kinderen jonger dan 6 maanden

Categorie B
o Personen tussen 50 en 65 jaar

Verpleegkundigen hebben dus recht op een griepvaccinatie. ‘Nog meer dan andere jaren is het belangrijk dat er onder zorgverleners een maximale vaccinatiegraad bereikt wordt,’ vertelt Guido Demaiter, verpleegkundig ziekenhuishygiënist in het AZ Groeninge en communicatieverantwoordelijke van de werkgroep Infectiebeheersing van NVKVV. ‘Elk jaar zorgt het griepseizoen voor drukke maanden in de ziekenhuizen. Dit jaar komt de opvang van COVID-19 patiënten daar bovenop. Om de werkdruk zo laag mogelijk te houden, hebben we voldoende verpleegkundigen nodig. Collegialiteit is dus een extra argument om je als verpleegkundige tegen de seizoensgriep te laten vaccineren.’

Ben je als verpleegkundige verplicht om je tegen griep te laten vaccineren? ‘Een griepvaccinatie is een morele plicht als verpleegkundige. Het vergt slechts een kleine inspanning en bovendien bieden de meeste werkgevers de vaccinatie gratis aan. Maar je bent niet wettelijk verplicht om je te laten vaccineren. Enkel de inenting tegen hepatitis B is wettelijk verplicht.’

Werkgevers in de zorgsector dragen onder andere deze twee verplichtingen: ten eerste moeten ze werknemers beschermen tegen bepaalde risico’s waaraan zij worden blootgesteld tijdens hun werk. Ten tweede moeten ze patiënten beschermen tegen een negatieve wijziging van de gezondheidstoestand, waarvan de oorzaak niet gelegen is in de initiële aandoening. Vaccineren is een mogelijkheid om aan deze verplichtingen te voldoen. Werkgevers moeten hun werknemers dus informeren over de mogelijkheid tot vaccinatie en ze moeten inentingen aanbieden, maar ze kunnen de vaccinaties niet gedwongen opleggen, tenzij de vaccinatie wettelijk verplicht is. Werkgevers kunnen dus niet in een arbeidscontract of in een CAO opnemen dat vaccinaties verplicht zijn.
Hoewel een griepvaccinatie niet wettelijk verplicht is, wordt ze sterk aanbevolen. De Hoge Gezondheidsraad formuleerde een sterke aanbeveling voor zorgverleners om zich te laten vaccineren en de Vlaamse overheid heeft als doelstelling om een vaccinatiegraad van 80% te bereiken onder deze doelgroep. ‘Heel wat zorginstellingen bereiken die 80% niet,’ vertelt Guido Demaiter. ‘Ze proberen hun zorgpersoneel te motiveren om zich te laten vaccineren en in heel wat zorginstellingen zijn er vaccinatiecampagnes. Jammer genoeg blijven er hardnekkige misvattingen circuleren zoals dat je ziek wordt door het griepvaccin of dat het je immuunsysteem geen goed doet. Voor alle duidelijkheid, deze misvattingen kloppen niet.’
‘Er blijven inderdaad misvattingen circuleren over het griepvaccin,’ vertelt Ivan Bauwmans. ‘Het is belangrijk om mensen goed in te lichten over het vaccin. Het beschermt immers geen 100 %, je kan nog in beperkte mate ziek worden, of ziek worden van een griepvirus van een andere familie dan waarvoor je gevaccineerd werd. Bovendien is het belangrijk om niet te vroeg te vaccineren, het vaccin biedt een tijdelijke immuniteit en wanneer je in september al vaccineert, is die gedeeltelijk al uitgewerkt wanneer het griepvirus in januari en februari circuleert.’

En het corona-vaccin?

Momenteel is er nog geen vaccin tegen COVID-19, maar wat wanneer dit er komt? Zou een COVID-19 vaccinatie verplicht kunnen worden voor verpleegkundigen? De juridische dienst van NVKVV boog zich over deze vraag, waarbij een afweging gemaakt moet worden tussen vrijheid en solidariteit.
Artikel 1 van de gezondheidswet van 1 september 1945 machtigt de koning om nodige maatregelen te treffen om besmettelijke ziekten, die een algemeen gevaar opleveren, te voorkomen of te bestrijden. Volgens dit artikel zou een COVID-19 vaccinatie verplicht kunnen worden. Ook de wetgeving rond openbare orde zou aangewend kunnen worden om een vaccinatie te verplichten wanneer aangetoond kan worden dat deze vaccinatie verplicht dient te worden ter vrijwaring van de volksgezondheid.
Toch is het niet zeker dat er een wettelijke verplichting zal zijn. Op dit moment zijn de bestaande verplichte vaccinaties beperkt. Een vaccinatie verplichten stelt de overheid immers voor een moeilijke ethische kwestie. Volgens de leden van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek kan de overheid in principe overgaan tot verplichte vaccinatie indien er ernstige redenen voor handen zijn. Bij deze beslissing moet de overheid rekening houden met elementen zoals het mortaliteitscijfer, de besmettelijkheid, de verspreidingsgraad van het virus, de effectiviteit, efficiënte en eventuele risico’s van het vaccin. Het maatschappelijk nut van het vaccin zal aan bovenstaande elementen getoetst moeten worden. Het is wel zo dat het algemeen belang in dergelijke situaties boven het belang van het individu staat.
Momenteel is er nog te weinig geweten over het coronavirus op zich en is het afwachten tot het vaccin en de effecten ervan beoordeeld kunnen worden. Een wettelijke verplichting zal dus nog niet voor de nabije toekomst zijn. Uiteraard ondersteunt NVKVV dat zoveel mogelijk werknemesr de voordelen van vaccinatie onderschrijven en zich laten vaccineren in het belang van kwaliteitsvolle zorg voor de zorgvragers als kwaliteitsvolle zorg voor collega-zorgverleners. Ook de Hoge Gezondheidsraad heeft al een aanbeveling uitgevaardigd.
‘Binnen Vaccinet verkennen we momenteel verschillende denkpistes betreffende de implementatie van een COVID-19-vaccin,’ vertelt Ivan Bauwmans. ‘Om een groepsimmuniteit te bereiken, zou je tot 80% van de bevolking moeten vaccineren. Dat is een hoge vaccinatiegraad, die we bijvoorbeeld bij influenza nooit halen. Hoe pak je dat aan? Daarover wordt nu nagedacht. Ook wat betreft de logistieke organisatie, steken we nu de koppen bij elkaar.’

Graag een eenduidig vaccinatiebeleid voor studenten

Ook studenten staan mee op de werkvloer en komen in contact met patiënten. Zijn zij verplicht om zich te laten vaccineren? ‘Er is geen uniform beleid rond vaccinatie in onderwijsinstellingen behalve voor de verplichte hepatitis B vaccinatie bij de start van de opleiding,’ licht Guide Delmaiter toe. ‘De andere vaccinaties organiseert elk onderwijsinstelling mogelijks zelf en daar hebben we minder zicht op.’
‘De Werkgroep Infectiebeheersing van NVKVV heeft een duidelijk vaccinatiebeleid voor studenten voor ogen, een beleid dat ruimer gaat dan de seizoensgriep en hepatitis B. Dan spreken we ook over het aftoetsen van de vaccinatie tegen mazelen, en van pertussis of kinkhoest voor verpleegkundigen die met zuigelingen en kleine kinderen werken. Voor de jongere studenten die door Kind en Gezin en door het CLB tijdens de schooltijd gevolgd zijn, is dat meestal geen probleem. Maar wanneer oudere studenten of instromers uit andere landen met de opleiding verpleegkunde starten, moet het duidelijk zijn welke vaccinaties ze gehad hebben en of die nog aangevuld moeten worden.’
NVKVV stelde zowel aan de VHLORA (Vlaamse Hogescholenraad) als aan het kabinet van minister Weyts, Vlaamse minister voor onderwijs, de vraag om éénduidige afspraken voor een vaccinatiebeleid te formuleren.
De juridische adviesgroep van NVKVV onderzocht de juridische aspecten van vaccinaties bij studenten. Een omzendbrief van 24 februari 2016, die principieel niet bindend is, stelt dat de stagegever, de aanbieder van de werkplek, een risicoanalyse moet opmaken. Op basis van deze analyse moet de stagegever de nodige preventiemaatregelen en moet er aan de student gemeld worden welke vaccinaties moeten gebeuren. De juridische adviesgroep concludeert dat de stageverlenende instelling de verantwoordelijkheid draagt voor de eventuele vaccinaties. De onderwijsinstelling is natuurlijk wel medeverantwoordelijk aangezien elke onderwijsinstelling een zo veilig mogelijke stageplaats wil aanbieden aan de studenten.


Nieuwseditie november 2020

Week van de Verpleegkunde

De Week, maar dan anders

Dit jaar vond de Week van de Verpleegkunde plaats onder bijzondere omstandigheden. Zoals altijd in het Kursaal van Oostende, maar zonder verpleegkundigen in het publiek deze keer. Hoe beleefden werkgroepleden, sprekers en medewerkers deze unieke editie?

We missen de deelnemers

‘Net nu we tijdens ons studiedag focussen op contact, verbinding en de relatie, moeten we onze deelnemers missen,’ vertelt Liesbet Van Bos, werkgroeplid van de Werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg. ‘De digitale Week biedt wel het voordeel dat deelnemers de sessies nu rustig thuis kunnen bekijken en bovendien blijft de inhoud ook bewaard,’ vult werkgroeplid Christophe Casteleyn aan.
‘Onze studiedag focust op verbinding. Verbinding met jezelf als psychiatrisch verpleegkundige, maar ook met je patiënten en met de wereld,’ vertelt Christophe Casteleyn. ‘Zo bieden we een boeiende lezing aan over Horatio, een Europese vereniging voor en door psychiatrisch verpleegkundigen. Horatio vertegenwoordigt de stem van de patiënt, zijn familie en psychiatrisch verpleegkundigen op Europees niveau. Daarnaast promoot de organisatie ook de ontwikkeling en het onderwijs van onze beroepsgroep. Het valt op dat in verschillende Europese landen dezelfde thema’s leven: wat maakt de rol van de psychiatrisch verpleegkundige uniek? Hoe maken we de overgang naar ‘community care’? Hoe gaan we om met stigmatisering?’
‘De relatie, het contact met je patiënt is het meest essentiële van onze rol als psychiatrisch verpleegkundige,’ vertelt Liesbet Van Bos. ‘Het is de basis van al ons werk. Daarom willen we die relatie tijdens onze studiedag centraal zetten.

Blij dat het congres digitaal doorgaat

‘Het voelt vreemd hier in het lege Kursaal, ‘ vertelt Kenny De Cuyper, voorzitter van de werkgroep Ouderenzorg. ‘Het is jammer dat we nu de interactie met onze collega-verpleegkundigen missen. Maar we zijn blij dat het congres digitaal kan doorgaan, we hebben immers heel wat inspirerende lezingen geprogrammeerd vandaag. We kozen voor thema’s die aandacht verdienen maar die vaak onderbelicht blijven. Zo bevat ons programma dit jaar een lezing over suïcidepreventie. De impact van een suïcide is groot en we hebben er binnen ouderenzorg regelmatig mee te maken.’
‘Tijdens onze studiedag bieden we verder inhoudelijke, praktische lezingen aan die antwoorden bieden op thema’s die leven binnen de ouderenzorg. Zo hebben we enkele lezingen over hoe om te gaan met de werkdruk en de complexiteit van ons werk, maar ook infectiepreventie en de begeleiding van ouderen met psychische trauma’s staan op het menu.’

Deze 46ste editie is speciaal

‘Dit is mijn 46ste Week van de Verpleegkunde, het is de eerste keer dat dit in zulke speciale omstandigheden verloopt,’ vertelt Marc Dupon, vrijwilliger voor het NVKVV. ‘Al sinds de eerste Week van de Verpleegkunde ben ik erbij. Ik zorg voor de logistieke organisatie, de contacten met onze sponsers en de aansturing van onze gemotiveerde ploeg vrijwilligers. De organisatie van de Week stond al grotendeels op punt toen het congres in maart moest afgelast worden omwille van de coronacrisis.’
‘Normaal gezien loop ik tijdens de week rond in de hal en de zalen om eventuele problemen op te lossen en anders ben ik terug te vinden in ‘mijn kot’, een lokaal achter de schermen van waaruit ik alles in goede banen leid. Dan bruist het hier van de energie en lopen vrijwilligers in en uit. Dat is allemaal veel rustiger nu.’

De week is mijn passie

‘Ik vind de Week belangrijk voor onze beroepsgroep. Door het congres te organiseren zet het NVKVV het belang van vorming voor verpleegkundigen in de schijnwerpers. Daarnaast staat ontmoeting centraal, hier in het Kursaal ontmoeten verpleegkundigen van verschillende ziekenhuizen, organisaties en disciplines elkaar. Het organiseren van de Week is een passie voor mij. Het geeft me morele kracht en voldoening. Ik geniet ervan wanneer alles perfect verloopt en tot in de puntjes verzorgd is. Ik hoop dit werk nog vele jaren te kunnen blijven doen.’

Hoedje af voor NVKVV

‘Het is rustig in het Kursaal en dat voelt vreemd. Deze manier van werken is helemaal anders. De studiedag verloopt op deze manier wel minder stressvol voor mij,’ vertelt Luc Verept, dagvoorzitter van de Studiedag Wondzorg. ‘Ik heb bewondering voor NVKVV dat zij het congres toch laten doorgaan. Veel organisaties gooiden gewoon de handdoek in de ring en lastten congressen of vormingen af. NVKVV heeft gezocht naar een oplossing en deze ook gevonden.’
‘Het thema van onze Studiedag is ‘Helden in de wondzorg’. We willen de diversiteit in ons vak en de nieuwe ontwikkelingen aan bod laten komen. Heel wat lezingen bevatten casus-besprekingen en sluiten dicht aan bij de praktijk. Zo stellen we interessante nieuwe technologieën voor zoals het gebruik van shock-wave technieken bij wondzorg. Ik verzorg zelf ook een lezing over de nieuwe LPRF-methode, waarbij men op basis van het bloed van de patiënt membramen maakt die de wondheling stimuleren. Wie onze studiedag volgt, is weer helemaal mee met de recentste ontwikkelingen.’

Meer uitwisseling met andere disciplines

‘We delen onze zaal in het Kursaal met de sprekers van de Studiedag Ouderenzorg,’ vertellen Marc Hermans en Bart Rens van de Werkgroep Kritieke Diensten. ‘Dit zorgt voor een boeiende uitwisseling. We volgen nu elkaars lezingen, wat tijdens een normaal congres meestal niet mogelijk is. Ook de deelnemers zullen thuis de lezingen van alle studiedagen digitaal kunnen bekijken, wat een verrijking is. We focussen tijdens onze studiedag op innovaties, zodat onze verpleegkundigen helemaal mee zijn.’

Spreken voor een bijna lege zaal

Dieter Smis (KDG Hogeschool) is een van de sprekers die tijdens deze bijzondere Week een lezing verzorgde. ‘Het is een bizarre ervaring om op deze manier te spreken. Normaal gezien interageer ik met het publiek of maak ik grapjes, dat loopt nu anders. Toch ben ik blij dat het congres op deze manier kan doorgaan.’
‘Mijn lezing gaat over It’s TimeToTalk, een gestructureerde debriefing over niet-technische vaardigheden na levensbedreigende interventies. Momenteel is dit soort debriefings nog niet ingeburgerd, terwijl ze een grote meerwaarde vormen. Zulke debriefings verhogen vooral de teamwerkvaardigheden. Geoptimaliseerd teamwerk zorgt dan weer voor een stijging van patiëntveiligheid en kwaliteit van de zorg.’

Author: Ellen Van Pelt


Nieuwseditie oktober 2020

WIN aan het woord

Nooit was ziekenhuishygiëne zo belangrijk

De verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten blikken terug op uitzonderlijke tijden. Wat is hun verhaal? De NVKVV Werkgroep Infectiebeheersing (WIN) vertelt over hun werk tijdens de corona-epidemie.

De verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten waren nauwelijks bekomen van de eerste coronapiek en de herorganisatie van de zorg wanneer de tweede coronagolf zich deze zomer in ons land nestelde en er nu allicht nog virusgolven op ons afgestormd komen. De leden van de werkgroep Infectiebeheersing (WIN) vertellen over hun ervaringen en bezorgdheden.

Waardering

‘Je was een echte duizendpoot. Nooit zal ik vergeten wat jij ons in deze crisis gegeven hebt want wat hebben wij veel van je gevraagd’, is een van de reacties die een lid van de WIN ontving van haar leidinggevende. Ook een medewerker verwoordde: ‘Het was fijn een luisterend oor en bereidheid te vinden om mee te zoeken naar hoe we dingen best en veilig konden aanpakken’. Over de waardering die ze ontvingen zijn de leden van de WIN het eens. Verpleegkundigen, artsen, specialisten: ieder waardeerde hun kennis en kunde over infectiepreventie en hun psychosociale ondersteuning.

Wat behoort tot het domein van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten? Dat ligt heel breed: ze bepalen de beschermingsmaatregelen voor medewerkers en patiënten in een instelling en de patiëntenflow in functie van infectiebeheersing. Ze werken actiekaarten uit, houden richtlijnen up-to-date en helpen die implementeren. Ze hebben daarin een belangrijke communicatierol en bepalen mee het screeningsbeleid. Ze werken samen met externe infectie- en controle experten en coachen de medewerkers op alle diensten in het volgen van het infectiebeleid, een beleid dat ze zoveel mogelijk optimaliseren en waar ze waken over de kwaliteit er van, welke dreiging er ook op patiënten en medewerkers afkomt, een ziekenhuisbacterie of een ongekend coronavirus.

Infectiepreventie werd prioritair

De dreiging van een epidemie met een tekort aan beschermingsmateriaal was al op de laatste gezamenlijke vergadering van de WIN op 17 januari 2020 en vóór de start van de coronacrisis een feit. Iedereen was toen al op zoek naar een oplossing. Op het moment dat de eerste piek van Covid-19 effectief van start ging, werd het steeds duidelijker dat infectiepreventie, in alle mogelijke facetten, prioritair werd en niet louter een formele verplichting. Binnen de ziekenhuizen werden verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten bedolven onder het werk. Ze moesten hectisch sturen en bijsturen op een moment dat er onvoldoende materiaal en inzicht in het virus was. Ze kregen vragen om hun expertise te delen met andere instellingen en deden dat met heel hun hart.

IFIC niveau 19 is een must

Een eerste conclusie uit die hectische periode is dat de huidige functieomschrijving van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist in IFIC op niveau 17 een onderwaardering is. De WIN streeft naar IFIC-19 omdat dat niveau beter aansluit bij de competenties en functiebeschrijving van een verpleegkundige-ziekenhuishygiënist. Tijdens de eerste piek waren zij een spil, een aanspreekpunt, een coach, een coördinerend figuur. Ze hadden de handen vol met urgente maatregelen, de briefing van medewerkers, collega’s en artsen, en met de participatie in de crisiscel, met het uitschrijven en implementeren van richtlijnen. Dat werk is helemaal wat het IFIC-niveau 19 vooropstelt: “Het coördineren van het infectiepreventie –en controlebeleid en het formuleren van adviezen in samenwerking met andere zorgverstrekkers teneinde zorginfecties te verminderen en de kwaliteit van de zorgverlening in het ganse ziekenhuis te optimaliseren.” Vóór de coronacrisis werd het werk van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten niet steeds herkend. Door de epidemie werd die nu tastbaarder en concreter zichtbaar in de werking van een organisatie.

In die vaststelling ligt een eerste duidelijke vraag van de werkgroep WIN aan de overheid: een niveauverhoging in het IFIC-kader van code 6162 van niveau 17 naar niveau 19 voor de verpleegkundigen-ziekenhuishygiënist. Als het verworven barema van middenkader, dat in het KB van 26/04/2007 en in de omzendbrief van 19/07/2007 voorzien werd, niet kan aangehouden worden in het nieuwe verloningssysteem van IFIC, dan zal het tekort aan verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten alleen maar verder toenemen. Daarnaast mag het invoegen van deze functie in het kader ook niet leiden tot een besparing op hun aantal.

Samenwerken is meer dan een (werk)woord

De verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten kregen heel wat vragen van andere instellingen, zoals van de woonzorgcentra, om ondersteuning in de aanpak van de COVID-19 epidemie. Zij hielpen meedenken over de organisatie van de zorg en ondersteunden de woonzorgcentra met advies en richtlijnen. En doorheen de verdere crisis versterkte die samenwerking nog. Daarnaast werkten ze ook samen met externe experten om een goed beleid uit te werken.

Soms was er daarbij verwarring over wat hoort bij het federaal beleid (zoals de ziekenhuizen) en wat hoort onder de bevoegdheid van de gemeenschappen (zoals ouderenzorg). Een transfer van werkkrachten is daardoor niet altijd zo vanzelfsprekend. Middenin een crisis een verdere samenwerking op touw zetten, was vrij complex maar de WIN is het idee van een structurele samenwerking erg genegen en wil bekijken hoe dat in de toekomst nog beter georganiseerd kan worden.

Daarom pleit de werkgroep voor een structurele en duurzame vorm van samenwerking, vergoed volgens een correct barema. Dat betekent een investering: tijdelijke projectsubsidies, zoals al toegekend werden in het kader van de samenwerking tussen ziekenhuizen en OCMW, zijn goed als verkennende fase maar die samenwerking moet een essentieel en structureel gegeven worden, ook na de COVID-19 epidemie. Projecten zijn een tijdelijke pleister op een chronische wonde. De WIN herinnert de overheden hierbij aan de pilootprojecten die 16 jaar geleden reeds liepen maar nooit een structurele uitvoering kenden door het tekort aan financiële middelen.

Daarnaast vraagt de WIN een duidelijke afbakening van werkopdracht, vergoeding en werkvoorwaarden van verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten extra muros. De vorm van samenwerken moet uitgeklaard worden: vraagt de organisatie om digitale ondersteuning, om coaching of om hulp op de werkvloer? Met de huidige aantallen verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten en de nieuwe coronagolven die we nog verwachten, lukt dat niet. De ervaringen uit de COVID-19 moeten leiden tot een stevigere bestaffing.

Lessen voor de toekomst

Duidelijke afspraken scheppen rust en ruimte om efficiënt te kunnen werken. Daarom vraagt de werkgroep dat de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten mee betrokken worden bij beslissingen over de uitrol van de procedures en over het financiële aspect. Ze weten dat een verpleegkundige-ziekenhuishygiënist een adviserende en geen beslissende rol in die gesprekken heeft maar infectiepreventie en beleid dienen hand in hand te gaan en gedragen te worden door de volledige organisatie, in elke sector binnen de zorg, om effect te sorteren.

Daarnaast betekent samenwerken op een breder vlak een extra werkopdracht voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënisten. Meer en meer zullen zij de ‘hygiëne-spil’ vormen tussen ziekenhuizen en andere instellingen. Dat betekent een terugkoppeling naar de artsen en specialisten en dat vraagt een goed protocol, een duidelijke regelgeving en een correcte verloning.

 

Author: Annick Vansevenant


Nieuwseditie september 2020

De unieke plek van de verpleegkundigen

Henk Cuvelier is de nieuwe voorzitter van het NVKVV.

De bestuursleden van het NVKVV verkozen Henk Cuvelier tot voorzitter van de Raad van Bestuur. Hij volgt Koen Balcaen op die een maximaal mandaat van 8 jaar heeft afgerond. Henk Cuvelier, enthousiast en gedreven, vertelt over zijn visie en motivatie.

‘Het appél van het NVKVV neem ik graag op. Het is, denk ik, het juiste moment in mijn leven en in mijn carrière om daar tijd en ruimte voor vrij te houden en verantwoordelijkheid voor op te nemen.’ Aan het woord is Henk Cuvelier, verpleegkundig en paramedisch directeur van het AZ Nikolaas en de nieuwe voorzitter van het NVKVV. Hij vervolgt: ‘Ik zie het als mijn taak om binnen en buiten de beroepsorganisatie een verbindende factor te zijn. Binnen de organisatie naar de leden, naar de verpleegkundigen in de werkgroepen en regionale netwerken, naar de medewerkers en naar ieder die zich op een of andere manier engageert in het NVKVV. Buiten de organisatie wil ik graag voor verbinding zorgen met andere beroepsorganisaties voor verpleegkunde, zorgorganisaties en het beleid. Drie accenten wil ik hierbij leggen: verder werken aan een positief imago voor het verpleegkundig beroep, duidelijke profielen in de verpleegkundige zorg uitbouwen en samenwerken in een netwerk van organisaties om elkaar te versterken.’

Verpleegkunde: een pracht van een beroep

Het imago van de verpleegkunde een boost geven, staat al jaren op het programma van het NVKVV en op het verlanglijstje van het beleid. Er werden al veel inspanningen voor geleverd. ‘Dat blijft nodig’, legt Henk Cuvelier uit. ‘Verpleegkunde is een pracht van een beroep. Er is geen intenser en intiemer beroep dan verpleegkunde. Dat toonde de voorbije coronaperiode: hoe puur kan de zorg zijn! Verpleegkundigen hebben op de bres voor mensenlevens gestaan. Opkomen voor patiënten, bewoners en cliënten, en iets voor hen kunnen betekenen, maakt het beroep zo waardevol. De verpleegkundige is bij uitstek de belangenbehartiger van de zorgvrager. Die boodschap mogen we duidelijk laten horen. Daarnaast biedt een carrière in de verpleegkunde eindeloos veel mogelijkheden, je hebt een grote variatie in hoe je je beroep uitbouwt in een professioneel kader. En als je zin hebt om eens een andere weg in te slaan, horizontaal of verticaal, dan kan dat.’

Duidelijke profielen, een duidelijke leerladder

Henk Cuvelier bepleit verder: ‘We hebben alle medewerkers binnen de zorginstellingen als eerstelijn nodig voor de zorg van morgen, zowel de mensen in dienstverband als zelfstandige thuisverpleegkundigen. Dat gaat volgens mij samen met de nood aan duidelijke profielen, duiding van verantwoordelijkheden, kennis, competenties en een duidelijke leerladder. De verloning moet op maat hiervan worden afgestemd. Enkel zo kan het verpleegkundig beroep zich verder ontwikkelen en professionaliseren. Hier moeten we aandacht hebben voor alle verpleegkundigen waar die ook werken: de ziekenhuizen, woonzorgcentra, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg, de thuiszorg, sociale diensten, gevangeniswezen…. Zo kan het bijvoorbeeld niet dat een verpleegkundige een hoger loon krijgt afhankelijk van de dienst of van de dienst in de zorginstelling waar ze werkt of afhankelijk van de bevoegdheid waaronder de tewerkstellingsplek valt, met name de federale of de regionale overheid. Verpleegkundigen verdienen dezelfde waardering, waar ze ook werken.’

Samen met anderen

Een derde accent dat de nieuwe voorzitter van het NVKVV graag meeneemt voor de volgende jaren is samenwerken. Henk Cuvelier: ‘Door samen te werken kunnen we een antwoord bieden op alle uitdagingen die voor ons liggen. Hier denk ik onder meer aan een intensere samenwerking tussen de regionale netwerken NVKVV en zorgorganisaties in hun regio of eerstelijnszone om bijvoorbeeld vorming en netwerkmomenten aan te bieden. De surplus hiervan is dat het je de kans geeft om elkaar lokaal te ontmoeten en het je blikveld verruimt. Ook de werkgroepen van het NVKVV kunnen verbinding zoeken met beroepsorganisaties van gespecialiseerde verpleegkundigen om elkaars werking te versterken. Ook het digitaal leren kan naast de vorming en de netwerkmomenten uitgewerkt worden. De verpleegkundige is de enige zorgverlener met een continue aanwezigheid aan bed van de patiënt, 24 uur op 24. Die unieke plaats maakt dat verpleegkundigen bij uitstek een coördinerende rol kunnen opnemen in het belang van de patiënt. Verpleegkundigen zijn de grootste beroepsgroep in de zorgverlening. Zij mogen daar duidelijk en goed vertegenwoordigd zijn en hun eigen inbreng hebben op het bestuurlijke niveau.’

Het merk ‘NVKVV’

Henk Cuvelier: ‘Samen met de Raad van Bestuur, een enthousiaste en jonge ploeg, en het team van het NVKVV wil ik verder inzetten om van dé beroepsorganisatie voor verpleegkundigen een merk te maken met een duidelijke missie en visie die we helder en transparant naar buiten brengen met de communicatietools die we daarvoor hebben: de nieuwe website, de nieuwsbrief, onze sociale media, het tijdschrift, het jaarverslag en meer. De boodschap die we brengen is dat we trots zijn op verpleegkundigen. En dat zij fier mogen zijn op wat ze uitdragen. Ik wil alle verpleegkundigen aanmoedigen om zich te blijven inzetten, leren, vernieuwen en samen te werken. Vertel aan anderen wat je doet en maak het verschil voor de patiënt.’

Wie is Henk Cuvelier?

Henk Cuvelier (52) is verpleegkundig en paramedisch directeur van het AZ Nikolaas, een ziekenhuisgroep uit het Waasland. Hij is master verpleegkundige (medisch sociale wetenschappen en ziekenhuisbeleid) en volgde eveneens de specialisatie ‘Intensieve zorgen en dringende hulpverlening’ en extra managementopleidingen.

Hij startte zijn loopbaan in 1992 als verpleegkundige op een afdeling Intensieve Zorgen en werd nadien hoofdverpleegkundige op verschillende afdelingen in het Jan Palfijnziekenhuis in Gent. Vanaf 2000 startte hij als diensthoofd verpleging in het toenmalige Maria Middelares Ziekenhuis in Sint-Niklaas en begeleidde de fusie met het AZ Waasland tot het AZ Nikolaas in 2007. Sinds 2015 is hij verpleegkundig en paramedisch directeur van het AZ Nikolaas.

Henk Cuvelier is sinds zijn afstuderen lid van het NVKVV. Hij werd lid van de Raad van bestuur in 2019 en sinds 23 juni 2020 is hij voorzitter van de Raad van Bestuur van het NVKVV.

Maak kennis met de Raad van Bestuur van het NVKVV: www.nvkvv.be/page?page=over-nvkvv

Author: Els Put

De Week van de verpleegkundigen gaat digitaal.

Kennis en ontmoeten blijft!

De Week van de Verpleegkundigen 2020 in Oostende gaat door van 30 september tot 2 oktober 2020 als een van de weinige vormingsactiviteiten voor verpleegkundigen dit jaar, maar niet zoals voorgaande jaren met enkele duizenden deelnemers op één plek, in het Kursaal in Oostende. Dat is dit jaar niet mogelijk door de COVID-19 epidemie.

Sprekers komen naar Oostende waar hun presentatie geregistreerd wordt. Die kan je nadien bekijken op onze website. Er is meer: wanneer je ingeschreven bent voor 1 studiedag, krijg je toegang tot de presentaties van alle studiedagen want meerdere studiedagen brengen onderwerpen die je kunnen aanspreken. De video’s en presentaties [pdf’s?] blijven online tot ???? Wel de kennis en informatie, niet de verplaatsing: spreekt het je aan?
Na je inlog op het digitaal platform van de Week ontvang je een attest van deelname op naam. Dat verandert niet!

Ben je al ingeschreven voor een studiedag tijdens de Week? Dan hoef je niets te doen: je krijgt van ons een mailtje met je toegangscode tot de presentaties van de Week. Ben je nog niet ingeschreven? Schrijf je in via www.nvkvv.be

De Week komt naar je toe

De Week staat voor kennis: experten uit elk domein van de verpleegkunde brengen nieuwe ontwikkelingen, vernieuwde inzichten, nieuwe technieken en producten. Daarnaast biedt de Week van de Verpleegkundigen je elk jaar de kans om elkaar te ontmoeten en te netwerken. Dat kan dit jaar op het eigen Forum van de Week waar we je willen uitnodigen om berichten en foto’s te posten.

Inspiratie voor die posts krijg je van ons via de postbode: wanneer je ingeschreven bent, ontvang je een goodiebag die je meevoert naar een dag aan zee, met onder meer een recept voor een heerlijke en gezonde mocktail. De rest verklappen we nog niet! Behalve dit: je ontvangt ook een bon met korting voor deelname aan de Week 2021 want samen maken we de toekomst van de verpleegkunde!

MVG
Minimale verpleegkundige gesprekken

Wat drijft je als verpleegkundige? Wat boeit je, wat maakt je dag? En welk engagement neem je op? Mieke Caelen (34) vertelt over haar keuze voor pediatrie kinderverpleegkunde en voor de werkgroep kinderverpleegkundigen NVKVV.

‘Iets kunnen betekenen‘

Later iets doen met kinderen, dat wou ik al toen ik nog een tiener was. Kiezen voor de studies verpleegkunde en later de specialisatie Pediatrie was gewoon een logische stap. Ik studeerde aan de UCLL in Hasselt en werk nu op de NICU (Neonatale Intensive Care Unit) in Veldhoven (NL).

Zorgen voor kinderen en hun ouders, de totaalzorg voor een kind, het technische aspect van een neonatologie afdeling, het is helemaal wat ik graag doe, elke dag opnieuw!

Mijn mooiste moment tot nu toe? Een mama die me vroeg of ze een foto van me mocht maken terwijl ik haar dochtertje een flesje gaf, net voor haar ontslag. Een foto om in het fotoboek van haar baby te plakken omdat ik zoveel voor haar betekend had in haar eerste, te vroege, weken. Die foto is kostbaar voor me.

Moeilijke momenten zijn er ook. Bijvoorbeeld de ontreddering die je merkt bij jonge ouders wanneer er, na een perfecte zwangerschap, zuurstoftekort bij de baby is door een moeilijke bevalling en een baby’tje een slechte start maakt. Je tracht hen te steunen, te laten praten, hen te laten weten dat ze bij jou terechtkunnen. En je tracht eerlijk te zijn, want dat hebben ze nodig.

Ook het verdriet om het verlies wanneer een te vroeg geboren baby’tje overlijdt, is een moeilijk moment. Je tracht dan in te schatten wat ouders nodig hebben. Of ze terecht kunnen bij familie en vrienden. Of andere hulp nodig hebben. Het grote verdriet van ouders raakt mij.

Maar ik doe mijn job heel graag, die geeft me zoveel energie. Ik hou er van om elke dag opnieuw de beste zorg te geven, nieuwe inzichten en materialen te leren kennen, te groeien in wat ik doe. En iets te kunnen betekenen. Ik werk ook graag mee aan het uitschrijven van protocollen en volgde extra opleidingen zoals het postgraduaat wondzorg. Levenslang leren, hé.

Daarom ook stapte ik vorig jaar in de werkgroep kinderverpleegkundigen van het NVKVV. Om te blijven evolueren, collega’s te leren kennen en kennis en inzichten door te kunnen geven aan anderen onder meer via de studiedag voor kinderverpleegkundigen tijdens de jaarlijkse Week van de verpleegkunde in Oostende en via de Ronde van Vlaanderen voor hoofdverpleegkundigen Pediatrie.

En een breder kader krijg ik ook tijdens de vergaderingen van de Federale Raad voor Verpleegkunde waar ik in zetel voor de werkgroep. Het is verrijkend om vanuit verschillende hoeken, zoals de instellingen en het onderwijs, naar de noden van verpleegkundigen te kijken en beleid te kunnen meemaken. Ik leer zoveel nieuwe dingen en krijg een bredere kijk. Die deel ik met de collega’s van de werkgroep waardoor boeiende discussies ontstaan en we allen met meer kennis in het werkveld kunnen staan. Dat is een cadeau.

Ook deel uitmaken van de werkgroep kinderverpleegkundigen? Maak via de website kennis met de leden en sluit je aan! https://www.nvkvv.be/page?orl=113882&ssn=&lng=1&pge=555&show=1&are=1719

Author: Els Put


Nieuwseditie juli/augustus 2020

De eerste lichting van de vierjarige opleiding verpleegkunde

Meerwaarde en kinderziekten

De eerste studenten van de vierjarige bacholoropleiding verpleegkunde studeerden in juni af. Emma, Vincent en Andrès vertellen over hun ervaringen in het vierde jaar verpleegkunde en kijken uit naar hun start als verpleegkundige.

In het vierde jaar van de bacheloropleiding verpleegkunde volgden Emma Ghysels, Vincent Therry en Andrès Verhoeven, leden van de werkgroep Studenten NVKVV, les en liepen ze twee keer 400 uren stage; de verdiepende stage of contractstage. Zij zijn het erover eens dat het vierde jaar een meerwaarde is voor de opleiding verpleegkunde maar hun ervaringen tonen er ook de kinderziekten van. Het grootste pijnpunt is het aanbieden van een kwalitatieve contractstage voor alle studenten, een verdiepende stage die de nadruk legt op klinisch redeneren en leadership.

Jullie waren de eerste studenten die kennis maakten met de verdiepende stage. Hoe verliep die?

Vincent: We hadden mogen aangeven binnen welke domeinen we ons graag wilden verdiepen tijdens het vierde jaar. Ik koos voor pediatrie en spoedgevallen. Die twee contractstages hebben mijn kennis uitgebreid en me doen groeien in zelfstandigheid. Voor mij waren deze verdiepende stages duidelijk anders dan de stages tijdens de vorige drie jaar. Ik werd uitgedaagd om zelfstandig te werken onder begeleiding. Doordat de stages langer duurden, had ik een ander contact met mijn begeleiders, we werden bijna collega’s. Mijn zelfvertrouwen groeide aanzienlijk.

Emma: Mijn verdiepende stage verliep heel goed. De eerste drie jaar focusten mijn stages vooral op verpleegkundige technieken terwijl ik tijdens deze stage ervaring opdeed in de totaalzorg rond een patiënt. Ik had het geluk om op een fijne stageplaats terecht te komen. De eerste weken liep ik mee en leerde ik de afdeling kennen, daarna kreeg ik mijn eigen patiënten toegewezen. Mijn begeleiders en de instelling gaven me het vertrouwen om zelfstandig de zorg voor mijn patiënten op te nemen. Zo had ik toegang tot patiëntendossiers en de medicijnkast. Voor mij was deze stage een grote meerwaarde.

Andrès: Ik ben met grote verwachtingen aan mijn stage begonnen. Tot mijn teleurstelling bleek deze stage voor mij niet zoveel te verschillen van de stages die ik de jaren voorheen deed. Ik had niet het gevoel dat ik op een andere manier begeleid werd of dat ik meer verantwoordelijkheid kreeg. Ik heb zelf initiatief genomen om meer klinisch redeneren en leadership te ontwikkelen maar werd hier niet in begeleid. Tijdens het derde jaar deden we een managementstage die veel leerkansen bood. Mijn contractstage voelde na die stage aan als een stapje terug.

Zien jullie verbeterpunten voor het vierde jaar verpleegkunde?

Andrès: Er zouden meer stageplekken moeten worden aangeboden. Nu lopen we lang stage op dezelfde plek. Ik ben een voorstander van stagetrajecten waarbij je op verschillende afdelingen ervaring kan opdoen. Zo lijkt een combinatie van medische beeldvorming, operatiekwartier en een heelkundige afdeling me boeiend.

Emma: ‘Tijdens het vierde jaar hadden we elke maandag les. Het was zwaar om het studeren te combineren met stage. Naar mijn gevoel was er te weinig studietijd. Het zou misschien beter zijn om minder vakken aan te bieden in het vierde jaar.
De verdiepende stage liep bij mij goed maar ik hoor ontevredenheid bij sommige medestudenten over die stage. Ik denk dat het belangrijk is dat studenten een goede begeleiding krijgen tijdens deze stage en dat ze op stageplekken terecht komen waar ze veel leerkansen krijgen. Dan is dit vierde jaar een grote meerwaarde voor onze opleiding.

Vincent: Ik ben erg tevreden over hoe mijn vierde jaar verliep. Het enige minpunt is de grote onduidelijkheid die er vaak was over de invulling van het vierde jaar en over de eventuele vergoeding voor de contractstage , zowel voor ons als studenten als voor onze docenten was dit niet gemakkelijk.

Hoe blikken jullie terug op jullie vierjarige opleiding verpleegkunde?

Emma: Wanneer ik terugdenk aan mezelf tijdens mijn eerste stage en hoe ik me nu ontwikkeld heb, dan denk ik ‘wat een verschil’. Ik heb ontzettend veel geleerd tijdens mijn studies. Het vierde jaar zorgt er bovendien voor dat ik me veel beter voorbereid voel en meer zelfvertrouwen heb om aan de slag te gaan als verpleegkundige.

Andrès: Ik ben er trots op dat ik mijn studies tot een goed einde heb gebracht en dat ik tot de eerste lichting van de vierjarige opleiding behoor. Ik denk dat het succesvol afronden van het vierde jaar een meerwaarde kan zijn bij sollicitaties. Ik voel me klaar voor de werkvloer. Al moet ik eerlijk bekennen dat ik dat gevoel ook al had na mijn derde jaar.

Vincent: Voor mij was dat vierde jaar nodig. Ik denk niet dat ik na drie jaar met evenveel zelfvertrouwen afgestudeerd zou zijn. Vorig jaar voelde ik me nog niet klaar voor de werkvloer. Dankzij dit laatste jaar ben ik gegroeid in zelfstandigheid. Het was een extra leerkans om de realiteit van de werkvloer te kunnen ervaren tijdens de verdiepende stage.

Banaba-opleidingen stoppen na het volgende schooljaar. Nadien is er enkel nog een postgraduaatsopleiding of een masteropleiding. Willen jullie graag specialiseren? Of starten met werken als verpleegkundige?

Andrès: Ik heb al een contract getekend, dus ik ga eerst een jaar werken. Daarna wil ik graag aan de masteropleiding verpleegkunde beginnen. Maar het is wel jammer dat de banaba-opleidingen afgeschaft worden.

Vincent: Tijdens mijn stage op een spoedafdeling werd het me duidelijk dat die plek echt iets voor mij is. Tegelijk merkte ik dat ik nog extra kennis en vaardigheden nodig heb om op zo’n afdeling te kunnen werken. Ik grijp dus mijn kans om volgend jaar de laatste lichting van de banaba-opleidingen te volgen. Ik vind het jammer dat die vanaf 2021 zal verdwijnen vooral omdat het postgraduaat een pak duurder is. Het verdwijnen van de banaba-opleiding zorgt voor veel onduidelijkheid. Nu is het zo dat vijftig percent van het personeel van een kritieke dienst een bijzondere beroepstitel (BBT) in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg moet hebben waardoor het behalen van een banaba-diploma je meer kansen biedt om op zo’n afdeling te werken. Zal dit zo blijven? Ik neem in elk geval het zekere voor het onzekere en ga de opleiding volgen. Die zal me in elk geval de nodige extra kennis en ervaring geven.

Emma: De boodschappen die we nu krijgen over specialiseren vind ik erg verwarrend. Het is voor mij onduidelijk hoe de postgraduaatsopleiding precies wordt ingevuld. Daarom stel ik het nog even uit om te specialiseren. Ik heb een contract aangeboden gekregen op mijn stageplaats en ga eerst werken. Ik overweeg om later te specialiseren in intensieve zorgen, maar ik wil eerst de mogelijkheden goed verkennen. Bovendien heb ik al keuzevakken Acute Zorg gevolgd. Voor ik een specialisatie-opleiding start, wil ik graag uitzoeken of die me nog meer te bieden heeft dan de keuzevakken die ik al volgde.

Author: Ellen Van Pelt

 

MVG
Minimale verpleegkundige gesprekken

Wat drijft je als verpleegkundige? Wat boeit je, wat maakt je dag? Stijn Watson (27) vertelt over zijn puzzel die klopt.

‘Blij dat ik die keuze gemaakt heb’

Ik miste het contact met mensen, het sociale engagement tijdens mijn eerste academiejaar industrieel ingenieur en ik switchte naar de opleiding verpleegkunde. Die heeft ook een technische invalshoek, dat zit dus helemaal goed. Maar ook de zorg voor mensen, het coachen, en het nadenken over de zorg van morgen, is mijn ding. Die puzzel klopt.
Ik ben blij dat ik de keuze voor verpleegkunde gemaakt heb. Verpleegkunde heeft nog te vaak het imago dat je enkel met ‘wassen en plassen’ bezig bent en dat je alleen een horizontale carrière voor je hebt. Maar dat klopt helemaal niet. Mensen die ambitieus zijn, het hart op de juiste plaats hebben en iets voor en met mensen willen doen, vinden in verpleegkunde absoluut hun job.
Over het belang van een beroepsorganisatie en over het vrijwaren van de specifieke plek van verpleegkundigen in de gezondheidszorg, daarover vertelde een docent tijdens het vak sociaal recht tijdens mijn opleiding. Dat en de waardevolle inhoud van het tijdschrift Nursing maakten dat ik me aanmeldde als lid bij het NVKVV.
Het lag me, verpleegkunde in de kijker helpen zetten in een dynamische ploeg, al heb ik net mijn bestuursfunctie bij het regionaal netwerk Gent-Eeklo even on hold gezet omdat ik bij een andere vzw net een project gestart ben en ik mijn engagement niet slechts half wou opnemen. Een moeilijke keuze.
Totaalzorg kunnen geven tijdens mijn stage was een eerste mooi moment. Iets voor een patiënt kunnen betekenen heeft me altijd al een drive gegeven en nu als hoofdverpleegkundige krijg ik ook een blij gevoel bij het coachen van mijn ploeg op het oncologisch dagziekenhuis in het AZ Maria Middelares in Gent.
Een moment dat me bijblijft is de opluchting op het gelaat van een patiënte nadat ik haar man kon helpen. Zij was op een dag erg ongerust over zijn toestand en ik bracht hem in contact met een arts die na een onderzoek meteen medicatie opstartte. Ze ontspande zichtbaar.
Afscheid moeten nemen van een patiënt, of zorg dragen voor een familielid van een collega, wanneer verdriet dichtbij komt, dat hakt er wel eens in, dat zijn moeilijke momenten.
De wetenschap dat ik wel weet waar de dag begint maar niet waar hij eindigt, doet me ’s morgens opstaan. Elke dag is onvoorspelbaar en brengt nieuwe uitdagingen aan.
Rust vind ik bij mijn vriendin, bij haar kan ik veel ventileren. En op mijn fiets: het traject van thuis naar werk en terug maakt mijn hoofd leeg. Sporten in mijn vrije tijd heeft ook dat effect. En sociale contacten doen deugd.

Author: Els Put


Nieuwseditie juni 2020

Voor de generaties studenten na ons

Joffrey en Dries stellen de nieuwe werkgroep Studenten van het NVKVV voor.

In december 2019 startte de werkgroep Studenten van het NVKVV: een jonge, dynamische werkgroep met geëngageerde leden die vast besloten zijn om voor verandering te zorgen. De werkgroep heeft ondertussen zijn eerste vergaderingen achter de rug.
We blikken terug en vooruit met voorzitter Joffrey Vermunicht en werkgroeplid Dries Suetens. Ze volgen beide de bacheloropleiding verpleegkunde aan Thomas More Mechelen en zitten in het derde jaar.

Hoe is jullie werkgroep ontstaan?

Joffrey en Dries: Eind 2019 trokken we aan de alarmbel. Verschillende hogescholen hadden een vergoeding beloofd in het vierde jaar van de opleiding verpleegkunde. Hierdoor hebben veel studenten gekozen voor die opleiding in het huidig vierjarig traject. Maar die belofte werd ingetrokken door een beslissing van de regering. We merkten hoe sommige bachelorstudenten twijfelden aan hun studiekeuze omdat ze het moeilijk hadden de opleiding af te ronden omwille van financiële moeilijkheden. Als studenten staan we immers zelf in voor de onkosten van de stage, zoals de vervoersonkosten. Bovendien gaat het om een aanzienlijk aantal uren stage (2300 uur door Europa opgelegd) en kunnen die onkosten flink oplopen. We besloten dat we actie moesten ondernemen. Al snel kregen we steun van het NVKVV dat onze stem hoorde en kracht bijzette. Het NVKVV stelde voor om een werkgroep op te richten om onze vragen aan het beleid verder vorm te geven.

Via sociale media en via het NVKVV hebben we dan een oproep verspreid om leden voor onze werkgroep aan te trekken. Daarop hebben heel wat studenten gereageerd. Ondertussen zijn we met negen leden, maar onze achterban is uiteraard veel groter.

We zijn erg blij dat we steun krijgen van het NVKVV. We kunnen gebruik maken van hun expertise en zij zorgen er bovendien voor dat we op de hoogte blijven van alle nieuwe ontwikkelingen.

Wat zijn de belangrijkste thema’s die de werkgroep behandelt?

Joffrey en Dries: Een eerste thema waar we rond werken is de verdiepende stage in het vierde jaar. We zijn bezorgd over twee belangrijke elementen: de inhoudelijke uitwerking en de vergoeding. Voor de inhoudelijke uitwerking, is het de bedoeling dat we als studenten tijdens deze stage vaardigheden leren die specifiek zijn voor onze bacheloropleiding zoals bijvoorbeeld klinisch redeneren of leiderschap. In de praktijk worden studenten van het vierde jaar soms ingeschakeld om personeelstekorten op te lossen en zijn er te weinig leerkansen.

Daarnaast willen we ook ijveren voor een vergoeding van de stage tijdens het vierde jaar. Dat is geen gemakkelijke kwestie. Wanneer werkgevers bijvoorbeeld een onkostenvergoeding zouden betalen aan vierdejaars zullen zij in ruil daarvoor bepaalde eisen stellen, hoewel dat niet zou mogen. We blijven zoeken naar een goede oplossing. Studenten werken in hun vierde jaar zelfstandiger en met weinig begeleiding tijdens de stage. Zij kunnen zelfstandig taken opnemen zoals in de thuisverpleging waar ze nu zelfstandig op ronde mogen gaan. Dat opent deuren: de stagevergoeding zou aan geleverde prestaties gekoppeld kunnen worden en studenten zouden alsnog enkele belangrijke competenties kunnen ontwikkelen die eigen zijn aan een vierde jaar, denk maar aan leiderschap, verantwoordelijkheidszin en zorgcoördinatie.

Welke andere thema’s behandelen jullie binnen de werkgroep?

Joffrey en Dries: Een ander belangrijk thema dat we met onze werkgroep willen aanpakken, is de functiedifferentiatie tussen HBO5-studenten en bachelorstudenten. We pleiten voor deze differentiatie om de bacheloropleiding weer aantrekkelijker te maken. Nu lijken er weinig redenen te zijn om nog voor een bacheloropleiding verpleegkunde te kiezen in plaats van voor de HBO5 opleiding, de voortgezette beroepsopleiding: beide opleidingen leveren dezelfde titel ‘verpleegkundige’ op en er is momenteel amper een loonverschil. Op de werkvloer wordt er ook weinig onderscheid gemaakt. Waarom zouden studenten dan nog kiezen voor een bacheloropleiding die een jaar langer duurt? Het klopt volgens ons niet dat er twee opleidingsniveaus bestaan met een verschillende invulling van de cursussen en een verschillende opleidingsduur, en die beiden leiden tot dezelfde beroepstitel of het visum ‘verpleegkundige’. Het is ook niet correct dat heel wat HBO5-scholen niet transparant zijn over het aantal stage-uren om te voldoen aan de Europese norm. Als de ene opleiding opgetrokken wordt met 1 jaar om aan zowel het competentieprofiel als de Europese opgelegde stage-uren te voldoen, hoe bekomt een andere opleiding dat dan zonder enige verlening van de studieduur?

We willen graag een duidelijke functiedifferentiatie én opleidingsdifferentiatie. HBO5- en bachelorverpleegkundigen hebben immers elk hun eigenheid en waarde. De Federale Raad Verpleegkunde, waar het NVKVV in vertegenwoordigd is, stelde al een hele tijd geleden duidelijke functieprofielen op. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘zorgspecialisten’ (HBO5) en ‘verpleegkundigen’ (bachelor). We vinden dat een prima voorstel dat voor duidelijkheid zorgt in de opleiding en op de werkvloer. De onderhandelingen over deze profielen lopen echter moeizaam, omdat er gestruikeld wordt over het feit dat de HBO5-opleiding dan niet langer tot de titel ‘verpleegkundige’ leidt. Het voorstel ligt al lange tijd op verschillende tafels, maar het lokt felle discussies uit en het is geen eenvoudige materie. Nochtans, als men vooruit wil met de aantrekkelijkheid van de opleiding verpleegkunde en de opleiding op HBO5-niveau, dan ligt hier de sleutel tot succes.

De huidige stelsels zijn ook voor HBO5-studenten nadelig. Ze krijgen een meer praktische opleiding die een jaar korter is, maar op de werkvloer wordt uiteindelijk wel verwacht dat ze hetzelfde kunnen als een bachelorverpleegkundige wanneer ze dezelfde titel dragen, dezelfde functie invullen en dezelfde verloning krijgen.

Maken deze moeizame onderhandelingen jullie soms moedeloos?

Joffrey en Dries: We zouden moedeloos kunnen worden, maar daar geven we niet aan toe. We wisten vooraf dat veranderingen veel tijd zouden vragen. We weten dat de kans groot is dat we een functiedifferentiatie niet meer mee zullen meemaken voor we afstuderen. We doen dit dan ook niet voor onszelf, maar voor de generaties studenten die na ons komen. We willen blijven ijveren voor deze functiedifferentiatie en willen graag met de steun van NVKVV met een advies naar de overheid of naar het adviescomité verdiepende stage stappen.

Hoe combineren jullie je werk voor de werkgroep met jullie studies?

Joffrey en Dries: We hebben een drukke agenda, maar door goed te plannen lukt het ons wel. De werkgroep zelf vergadert in normale omstandigheden om de twee maanden, maar we nemen daarnaast ook deel aan adviesraden. Soms vallen vergaderingen midden in de examenperiode, dat is dan even hectisch, maar we houden daar rekening mee in onze studieplanning.

Zoeken jullie nog extra leden voor de werkgroep?

Joffrey en Dries: Ja, nieuwe leden zijn altijd welkom. Momenteel hebben we negen leden uit verschillende hogescholen. Onze droom is dat we van elke onderwijsinstelling een student in onze werkgroep hebben. We merken wel dat het voor studenten in het begin een zekere investering vraagt om zich in te werken in de materie van de werkgroep maar we helpen hen graag op weg.

Author: Ellen Van Pelt

Student-zijn in coronatijden

Studenten getuigen

De werkgroep Studenten van het NVKVV verzamelde tijdens de eerste weken van de coronacrisis getuigenissen om te horen wat er leefde bij studenten. Die reacties koppelden ze terug naar de studenten, de hogescholen en de partners in de zorg. Zo toonden ze hun meerwaarde als werkgroep.

In die communicatie pleitte de werkgroep in de eerste plaats voor de veiligheid van de studenten. Studenten-stagiairs zijn voor de arbeidsreglementering volledig gelijkgesteld met gediplomeerden. Ze moeten dus voor dezelfde patiënten, dezelfde beschermingsmiddelen krijgen als de verpleegkundigen op de afdeling waar ze stage lopen.
Daarnaast verzekerde de werkgroep de studenten dat ze, ondanks de crisis, recht hebben op verdiepende stage-uren en aansluitende stagebegeleiding, aangepast aan de verwachte leercompetenties. En dat, indien er geen aangepaste stageplaatsen zijn, de stage uitgesteld moet worden.

Succes!

De getuigenissen hierbij werden verzameld in het begin van de coronacrisis. We hopen dat nu, in de maand juni, het coronavirus zijn kracht verloren heeft en studenten zonder zorgen hun jaar en hun studies kunnen afronden. We wensen hen veel succes!

Getuigenissen

Onzekerheid: kan ik stage-uren inhalen, afstuderen?

Tweedejaarsstudent Karel de Grote Hogeschool: Ik heb besloten om mijn stage te stoppen omdat ik teveel risicopatiënten in mijn omgeving heb en er zelf 1 ben. Ik heb geen idee of ik een opdracht krijg of de stage ergens verder moet zetten of in de zomer kan inhalen. Op school zitten ze zelf met veel onzekerheid.

Vierdejaarsstudent AP Hogeschool: Ik zit in quarantaine omdat ik meermaals in contact gekomen ben met coronapositieve patiënten en vervolgens ook een symptoom vertoonde. Ik kan mijn stage-uren niet meer inhalen. Kan ik afstuderen in juni?

Angst: Geef ik een besmetting door, raak ik zelf besmet?

Derdejaarsstudent Thomas More: Drie van mijn gezinsleden behoren tot de risicogroep. Ik ben niet bang voor mezelf maar wel voor hen. Er is een vermoeden van corona op mijn afdeling maar geen goede bescherming. In ben van stage gehaald, uiteraard in te halen. Maar ik word wel gehoord.

Vragen: Wie begeleidt me? Evalueert me?

Vierdejaarsstudent AP Hogeschool: Is het nuttig om zonder begeleiding van school uit stage te lopen? En stagebegeleiding vanuit de instelling wordt gegarandeerd? Met veel spijt vertel ik u graag dat dit niet het geval is. Het is namelijk zo druk dat niemand je kan begeleiden.

Kracht: dit is een leermoment!

Derdejaarsstudent Thomas More: Ze hebben mijn hulp heel erg nodig en ik ben heel blij dat ik kan helpen, ook al is het zwaar.

Vierdejaarsstudent UCLL: We zijn allemaal bang, we willen niemand besmetten of zelf bezwijken. Maar wij maken nu het verschil voor patiënten in hun donkerste uren en voor alle verpleging die nu aan het ploeteren is. [….] Dit is ons moment, onze tijd en ons beroep.

Verzekering gewaarborgd inkomen

Een aanbod voor zelfstandig verpleegkundigen

Ben je zelfstandig verpleegkundige en wil je graag extra zekerheid wanneer je ziek wordt of een ongeval hebt? Dan biedt het NVKVV je een collectieve verzekering gewaarborgd inkomen met ruime verzekerde waarborgen tegen een gunstige premie.

Wanneer je arbeidsongeschikt wordt, ontvang je een bedrag van ongeveer 1.000 euro vanuit onze sociale zekerheid. Dat bedrag kan je aanvullen met de uitkering van de verzekering gewaarborgd inkomen: daarin heb je de keuze of je 40, 50, 60 of 75 euro bruto per werkdag dat je ziek bent, wilt ontvangen na een carensperiode van 30 dagen.

Om aan te sluiten bij deze collectieve verzekering mag je op het moment van aansluiting niet arbeidsongeschikt of ouder dan 50 jaar zijn.
Voor meer informatie ga je naar de website van het NVKVV: www.nvkvv.be > NVKVV > Lid worden > Verzekeringen, of je mailt naar info@cpsverzekeringen.be.

MVG
Minimale verpleegkundige gesprekken

Wat drijft je als verpleegkundige? Wat boeit je, wat maakt je dag? En welk engagement neem je op? Lia Huysmans vertelt over haar carrière als verpleegkundige op het scharniermoment van haar pensionering.

‘De verpleegkundige heeft een stem gekregen’

Nooit gezien zijn de inspanningen die verpleegkundigen geleverd hebben tijdens de coronacrisis. Ongelofelijk hoe positief iedereen ingesteld is en flexibel meegewerkt heeft om afdelingen om te vormen en om te helpen waar de nood het hoogst was. Wel spijtig dat we hen, zeker in de beginperiode op de niet-Covid diensten, naar die oorlog moesten sturen met een minimum aan ‘wapens’, aan persoonlijke beschermingsmiddelen. Maar we hebben veel geleerd van deze pandemie.

Geen dag ben ik tegen mijn zin gaan werken. Tijdens mijn loopbaan heb ik kansen gekregen en die steeds met twee handen gegrepen. Bij mijn afscheid nu, bij het op pensioen gaan, kan ik terugkijken op een mooie carrière.

Mijn keuze voor verpleegkunde? Ik wou met mensen bezig zijn, professioneel iets kunnen betekenen voor anderen en niet achter een bureau terechtkomen. Deze laatste jaren is het toch zo gelopen als verpleegkundig diensthoofd Zorgzone Geriatrie & Revalidatie in GZA Antwerpen maar ik ben wel altijd voeling blijven houden met de werkvloer.

Tijdens mijn studentenjaren al startte mijn engagement bij het NVKVV en was ik lid van de jeugdraad. Later werd ik ook lid van werkgroep hoofdverpleegkundigen, van de Raad van Bestuur en het Dagelijks Bureau en was ik voorzitter van de werkgroep Stuurkracht van de Regionale Netwerken van het NVKVV.

Meewerken aan het KB over de functie van de hoofdverpleegkundigen, is één van die kansen die ik in mijn loopbaan gehad heb. Ik zweefde toen Michel Foulon, toenmalig algemeen coördinator van het NVKVV, me vroeg om deel uit te maken van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV – toen nog Nationale Raad voor Verpleegkunde of NRV) en heb het meteen rondverteld. Wat een eer!

Nu heb je als verpleegkundige in je werkdomein een stem naast die van de arts en de andere zorgverleners vanuit je eigen deskundigheid. Bij de start van mijn job was dat niet zo: je was als verpleegkundige ondergeschikt aan de arts. Die evolutie naar een eigen identiteit was goed en nodig. En dat bewustzijn als verpleegkundige mag nog groeien, we mogen nog duidelijker onze rol opnemen.

Het gevoel iets te kunnen betekenen, een meerwaarde voor mensen te kunnen zijn, zowel in mijn familie als in mijn werk, maakt me gelukkig.

En ongelukkig? We pleiten al jaren voor betere arbeidsvoorwaarden voor verpleegkundigen om voldoende ‘handen aan het bed’ te kunnen houden. De eerste Witte Woede-actie leek een nieuwe start maar werd helaas afgezwakt, een gemiste kans. Verpleegkundigen hadden toen wat meer faciliteiten mogen krijgen zodat meer jonge mensen de keuze voor verpleegkunde zouden maken. Er is toen ook niets gebeurd in het verhogen van het aantal verpleegkundigen op de afdeling, aan de budgetten. Spijtig!

Author: Els Put


Nieuwseditie Mei 2020

De dag van de verpleegkunde

In coronatijden

12 mei is de dag, 2020 het internationale jaar van de verpleegkundigen. Hét moment om verpleegkundigen in de bloemetjes te zetten. Ook het coronavirus zet de verpleegkundigen in de kijker en toont hun warme zorg en professionele aanpak. Drie verpleegkundigen vertellen hier over wat hen drijft in hun beroep, over hun engagement in een regionaal netwerk van het NVKVV en over wat een epidemie toont en leert.

Warme zorg

‘Warme zorg is essentieel in wat we doen. We sleuren elke dag met een pak materiaal maar voor een warme zorg moet je niets extra bij je hebben. Die komt vanuit je hart.’ Aan het woord is Peter van Roosendael (46). Hij is coördinator van de mobiele equipe en van het technische support team van het Wit-Gele Kruis in Antwerpen. ‘Ik heb een droomjob’, vertelt hij verder. ‘Een team coördineren, vormingen volgen en organiseren, elke dag mee op ronde zodat ik mag blijven thuiskomen bij patiënten: ik mag alles doen wat ik graag doe. Mijn job is heel gevarieerd, geen twee dagen zijn hetzelfde. De laatste 20 jaar, sinds mijn opleiding, is er zoveel veranderd. We hebben nu patiënten thuis met infusen, met nierdialyse en meer. Je kan niet anders dan voortdurend bijleren, expertise opbouwen. Continue vorming is essentieel en boeit me ook heel erg. Dat stukje van mijn job ligt me heel nauw aan het hart. En het coördineren van de mobiele equipe is erg leuk om te doen: voor de verpleegkundigen uit die equipe is elke dag anders. Ze krijgen briefings mee van hun collega’s als ze iemands patiënten – meestal onverwacht – overnemen en moeten vaak erg creatief zijn: boeiend maar ook vermoeiend voor hen! Knappe verpleegkundigen zijn het.

De kern van verpleegkunde ligt voor mij in het mogen zorgen voor mensen, in het verwerven van kennis om een goede zorg te kunnen geven, in het opbouwen van expertise en levenservaring om van je zorg warme zorg te kunnen maken. Nu meer dan ooit. Heel de wereld is door het coronavirus plots anders geworden. Mensen lopen rond met materialen die wij gewoonlijk gebruiken: handschoenen en maskers. Het voelt irreëel, surrealistisch. De eerste weken waren daarom ook wat beangstigend omdat niemand echt goed wist hoe om te gaan met Covid-19. Gelukkig hebben we bij het Wit-Gele Kruis een sterke omkadering die ons zo veilig mogelijk laat werken. Vanuit de communicatiedienst krijgen we voldoende updates om juist te werk te gaan en dat is nu écht belangrijk. Want dit zijn moeilijke tijden. We hebben vaak het gevoel machteloos toe te staan kijken.

Binnen mijn eigen equipe merk ik dat mensen nu eens te meer nood hebben aan ventileren. Eens kunnen zeggen: ‘Ik ben er toch niet gerust in, in wat er allemaal aan de hand is’, kan deugd doen. Als organisatie voelen we ons meer er meer als een grote familie. We zitten in hetzelfde schuitje en trekken ons aan mekaar op. De dikke knuffel die daarbij hoort, halen we later wel in.

De dag van de verpleegkunde

De dag van de verpleegkundigen, het jaar van de verpleegkundigen vind ik absoluut nodig. We zijn veel te weinig fier op wat we doen, we mogen dat gerust rondbazuinen. In de media hoor je over veel en hard werken en over te weinig loon, over teveel patiënten om voor te zorgen. Maar onze job is zoveel meer en zoveel mooier dan dat.’

Naast zijn werkopdracht bij het WGK Antwerpen is Peter van Roosendaal ook bestuurslid van het regionale netwerk Antwerpen van het NVKVV. Hij vertelt: ‘In het netwerk krijg ik de kans om mee te denken met collega’s en om zorg op te nemen voor mijn collega’s. Ik leer er de verschillende invalshoeken van de verpleegkunde kennen door het contact met de andere verpleegkundigen die ik er ontmoet: verpleegkundigen met pakken ervaring uit andere settings. Dat trekt mijn blikveld open.’

Zorg en zelfzorg

‘We hebben een pracht van een job. Ik doe hem met hart en ziel en vol overtuiging. En dat vertel ik ook aan mijn collega’s: verzorg je patiënten zoals je zelf verzorgd wilt worden maar vergeet ook niet voor jezelf te zorgen. Bewaak je grenzen, zodat je vol energie in je beroep kan blijven staan.’ Die goede raad komt van Greta Jacobs (59). Ze is sinds 10 jaar zelfstandig thuisverpleegkundige in de regio Maaseik – Dilsen. Voordien was ze hoofdverpleegkundige in het ZOL in Genk. Voordat ze die verantwoordelijkheid opnam, volgde ze de Kaderopleiding van het NVKVV waarna ze zich bleef engageren in het regionale netwerk Limburg van het NVKVV. Dat doet ze nog steeds. Ze vertelt verder: ‘We zijn een hechte groep in het regionale netwerk Limburg, nu met minder ‘volk’ dan 30 jaar geleden, maar nog steeds met warme collega’s. We organiseren activiteiten en informatieavonden voor ieder die zijn blikveld wilt verruimen en als deeltje van het NVKVV geven we onze beroepsgroep een stem. In groep kunnen we immers meer dan ieder op zijn eigen eiland.

Wat me boeit in mijn job? Het contact met mensen, het zorgen voor mensen, het sociale. Iets kunnen betekenen voor anderen, en dat op een professionele manier, drijft me elke dag. Ook de collegialiteit onder verpleegkundigen, de steun en aandacht die we elkaar geven, is iets wat zo waardevol is. Je staat er niet alleen voor.

Coronacrisis

Daarvoor is het goed dat er nog steeds een dag van de verpleegkundigen is, en dit jaar ook het internationale jaar van de verpleegkundigen. De coronacrisis heeft de verpleegkundigen in de spotlights gezet. We krijgen nu veel waardering voor wat we doen. We hopen dat zich dat in de toekomst ook in structurele beslissingen zal vertalen. In meer collega’s op de werkvloer bijvoorbeeld. En in de thuiszorg zou het goed zijn om de verpleegkundige een coördinerende rol te geven om het overzicht te houden op de communicatie en coördinatie tussen alle disciplines rond de patiënt. We zien patiënten elke dag, we vangen veel signalen op. We hebben in ons team een goed contact met huisartsen, apothekers, kinesitherapeuten, familiehulp en mantelzorgers. Dat draait vlot. Dat hoort ook zo.

Nog even over de coronacrisis: We nemen extra voorzorgen op het vlak van hygiëne. Handontsmetting is een routine geworden. We zijn extra alert op mogelijke symptomen en proberen elke dag en bij elke patiënt de nadruk te leggen op de afstandsmaatregelen. Vooral de eerste week was het moeilijk om onze oudere patiënten te doordringen van de ernst. Hen geruststellen is ook een grote opdracht. Anderzijds is het rustiger werken, de rust op de wegen, geen ochtendfiles maar vooral de vriendelijkheid, de solidariteit geeft een warm gevoel!’

Aandacht, ruimte en tijd voor verpleegkunde

‘Goed dat de dag voor verpleegkundigen er is. Goed dat er aandacht, ruimte en tijd naar verpleegkunde gaat. Vaak verschijnen er prachtige verhalen, ervaringen of getuigenissen die hartverwarmend zijn en die kunnen niet genoeg in de spotlights komen. De dag van de verpleegkundige creëert een momentum om het beroep om de veelzijdigheid ervan in beeld te brengen en het debat aan te gaan over die uitdagingen.’ vertelt Vanessa Gauwe (42). Ze is docent in de bacheloropleiding Verpleegkunde aan de Arteveldehogeschool in Gent en bestuurslid van het regionaal netwerk NVKVV Gent-Eeklo. Ze vervolgt: ‘De verpleegkunde staat voor grote uitdagingen zoals de schaarste aan verpleegkundigen en de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande verhoogde werkdruk terwijl we ook aandacht willen houden voor een goede kwaliteit van zorg, zorg die oog heeft voor de mens achter de patiënt. Een andere uitdaging lijkt mij de differentiatie binnen het beroep en hoe we in een duidelijk kader kunnen samenwerken. We hebben alle verpleegkundige handen immers nodig!

In alles wat ik doe is er een link met de eerstelijnsgezondheidszorg. Ik heb 17 jaar als verpleegkundige in de eerstelijn gewerkt en ben nu sinds 5 jaar aan de slag in de opleiding Verpleegkunde aan de Arteveldehogeschool. Ik vind het heel fijn om met studenten te kunnen werken, hen te coachen en uit te dagen om op zoek te gaan naar hun talenten en hoe ze die best kunnen inzetten. Samen met mijn collega Pascale Vander Meeren heb ik een module over de eerstelijn mogen uitbouwen binnen de opleiding Verpleegkunde, een domein dat steeds belangrijker wordt. We willen de studenten in deze module de recente evoluties en een brede kijk meegeven op de boeiende taken van de verpleegkundige die in dit domein werken. Daarnaast maak ik deel uit van innovatieve onderzoeksprojecten zoals Academie voor de Eerste Lijn en ben ik coördinator van een postgraduaat ‘Verpleegkundige in de huisartsenpraktijk’.

Regionale netwerken

Ik maak ook deel uit van het bestuur van het netwerk NVKVV Gent-Eeklo. Het is fijn om samen met een jonge en gedreven bestuursploeg vormingen aan te bieden aan verpleegkundigen. De verpleegkundigen in onze bestuursploeg zijn heel divers: ze werken in verschillende ziekenhuizen of in de thuiszorg, in woonzorgcentra of in het onderwijs, mensen met een coördinerende functie of werkzaam op een afdeling. We vullen elkaar dus mooi aan en dat geeft een toffe dynamiek!’

Author: Els Put