Nieuwseditie april 2019

De verpleegkundige in de toekomst

Wat ligt er voor ons?

Evoluties in de gezondheidszorg gaan razendsnel, verpleegkundige zorg wordt complexer, taken verschuiven. Hoe zal ons beroep er in de toekomst uitzien? En zijn we klaar voor die uitdagingen? Prof. Ann Van Hecke duidt het rapport ‘Future of Nursing’, Koen Balcaen geeft uitleg bij het Memorandum van het NVKVV.

Een groep van experts uit de Vlaamse universiteiten schetsten in het rapport ‘Future of Nursing: improving health, driving change: een toekomstgerichte visie op verpleegkunde’ een beeld van de verpleegkunde en van de verpleegkundige in de toekomst op basis van internationale literatuur, van de Europese richtlijnen over het verpleegkundig beroep en van de visie die tijdens de symposia over dit onderwerp in 2017 naar voor werden gebracht. Zij deden dat op vraag van Maggie De Block, minister van Volksgezondheid.

De opleiding

In het rapport tonen de experts de ontwikkelingen binnen de verpleegkundige opleiding en in het beroep en staan ze stil bij de voornaamste aanbevelingen voor de toekomst van de verpleegkunde. Een van die aanbevelingen is de keuze om de verpleegkundige beroepsuitoefening in de toekomst voor te behouden vanaf het niveau van bachelor. Prof. Ann Van Hecke, hoofddocent in het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde (UCVV) aan de Universiteit Gent is één van de coauteurs van dit rapport en legt uit: ‘Europa vraagt een bacheloropleiding voor een verpleegkundige en internationaal is het ook steeds meer een trend dat een verpleegkundige minimum een bachelordiploma heeft. Verpleegkundige zorg wordt alsmaar technischer en complexer en vraagt dat je overzicht kan houden, dat je de totaalzorg voor een patiënt in gedachten houdt en dat je, waar nodig, leiderschapskwaliteiten kan tonen met bijzondere aandacht voor multidisciplinair werken. Daarom beveelt het rapport ook aan dat een verpleegkundige minimum een bachelordiploma heeft. Dat wil niet zeggen dat we de HBO5-opgeleide zorgverleners niet nodig hebben in de zorg. We pleiten voor het nadenken over goede overgangsmaatregelen voor mensen die nu in het werkveld staan. Naar de toekomst toe vraagt Europa dat we inzetten op bachelorverpleegkundigen en dat lijkt ons een goede zaak.’

Prof. Van Hecke vervolgt: ‘Wat me tijdens het overleg bij het realiseren van het rapport opviel, is dat de discussies over de verschillende titels voor verpleegkundigen – we kennen nu de HBO5- en de bachelorverpleegkundigen – al sinds 1957 bestaan en dat er al een hele rits aan benamingen gebruikt werd: de A1-en de A2-verpleegkundige, de gegradueerde verpleegkundige, de gediplomeerde verpleegkundige, de gebrevetteerde verpleegkundige, de verpleegassistent, waarbij enkele termen nu een andere lading dekken dan voorheen. Dat is voer voor verwarring. We erven hier een lange geschiedenis waarin hopelijk op korte termijn meer duidelijkheid mag komen.  We zijn immers meer dan 60 jaar verder. En nog iets dat verraste: we bestudeerden onderzoek naar de effecten in andere landen waar de minimumvereiste van een bachelordiploma voor verpleegkundigen reeds ingevoerd werd. We vertrokken vanuit het vermoeden dat hier de instroom van verpleegkundigen gedaald zou zijn. Maar neen, die nam toe. Dat is voor ons ook een argument om te pleiten voor het behalen van een bachelordiploma om verpleegkundige te kunnen worden.’

Verpleegkundig specialist

Het rapport ‘Future of Nursing’ bespreekt niet alleen de instroom of de titel van bachelorverpleegkundigen maar geeft ook de verpleegkundig specialist (Advanced Practice Nursing – APN) een duidelijke plaats. Prof. Van Hecke: ‘Vaak groeien masterverpleegkundigen door naar leidinggevende en middenkaderfuncties, maar naast die eerder hiërarchische loopbaan is er voor hen ook een meer klinische carrière mogelijk, één waarin ze zich specialiseren in een zorgdomein en daar klinisch expert worden. Zij zijn dan de motor van innovatie, doen aan onderzoek, ontwikkelen richtlijnen, geven vorming maar blijven ook een deel van hun tijd in direct contact met de patiënt waar zij hun klinische expertise kunnen blijven inzetten en uitbouwen. Het rapport voorziet voor hen niet zozeer een plaats in de zorg ter vervanging van artsen om medische handelingen te doen maar verwacht van hen dat ze blijven kijken met een brede verpleegkundige bril naar de zorgnoden van de patiënt en dat ze garant staan voor een hoge kwaliteit van zorg. Daarvoor moeten ze klinisch inhoudelijk sterk staan. Het creëren van een directe toegang tot de universitaire opleiding verpleegkunde naast de bestaande bacheloropleiding, kan het huidige opleidingstraject aanzienlijk inkorten. Bovendien kan de directe toegang tot een universitaire opleiding verpleegkunde een mogelijke aantrekkingspool zijn voor 18-jarigen die voor een universitaire opleiding willen kiezen.’

In de zorg evolueren we naar steeds meer interdisciplinair en multidisciplinair samenwerken. Overleg met andere zorgverleners zal in de toekomst steeds een evidentie zijn. Prof. Van Hecke: ‘In multidisciplinaire teams is het belangrijk dat iedereen weet waar de ander voor staat en dat de verschillende professionals elkaar in hun expertise (h)erkennen om tot een goede samenwerking te komen in het voordeel van de patiënt. Daarin is het belangrijk dat we als verpleegkundige onze eigenheid als professional tonen. Veel gesprekspartners in multidisciplinaire teams zoals artsen, kinesitherapeuten en psychologen zijn academisch opgeleid. Om volwaardig gesprekspartner te kunnen en te mogen zijn, kan het helpen om minstens over een bacheloropleiding te beschikken en soms bij voorkeur over een masterdiploma.’

Permanente vorming

Permanente vorming en het bijhouden van een portfolio is een vierde aanbeveling in het rapport. Vandaag vraagt elk beroep dat je je horizon blijft verruimen. De halfwaardetijd van medische kennis bijvoorbeeld, is vandaag 3 tot 5 jaar: kennis veroudert snel. Prof. Van Hecke: ‘Permanente vorming is een noodzaak voor een kwalitatieve zorgverlening al is er momenteel in België geen verplichting voor verpleegkundigen om die te volgen. In het rapport vragen we dan ook dat er een voldoende groot aanbod aan vorming gecreëerd wordt, dat verpleegkundigen gemotiveerd worden om vorming te volgen en dat de werkgever hier middelen beschikbaar voor stelt. Een portfolio bijhouden is daarnaast ook een volgende logische stap zodat je die vorming en dus je competentie kan aantonen. Naast vorming kan een goede intervisie ook een mooi werkinstrument zijn om te blijven groeien in je vak.’

Memorandum NVKVV

In de aanloop naar de federale en de regionale verkiezingen in mei 2019 bracht het NVKVV een aantal werkpunten naar voor in haar Memorandum. De beroepsorganisatie wilt de volgende regering daar graag op aanspreken. Een aantal van die punten vinden we ook terug in de aanbevelingen uit het rapport ‘Future of Nursing: improving health, driving change: een toekomstgerichte visie op verpleegkunde’.

Koen Balcaen, voorzitter van het NVKVV, toetst af: ‘Eerst en vooral duwt de realiteit van vandaag ons met de neus op het feit dat de nood aan een toereikend aantal hoog opgeleide verpleegkundigen heel groot is. Verpleegkundigen hebben het, ongeacht de sector, niet gemakkelijk met de evoluties binnen de gezondheidszorg, de verantwoordelijkheid, de digitalisering, het wetgevend kader en de blijvende nood tot bijscholing en specialisatie.

Een Europese toets leert ons dat 17 van de 30 landen bewust en expliciet de keuze maken om aan verpleegkunde een minimumniveau van bachelor toe te kennen.  De resultaten van talrijke studies onderschrijven die noodzaak. We moeten dringend aan de slag met een Belgisch transitieplan op een doelgerichte manier en met respect en zorgvuldigheid naar het verleden, met duidelijke overgangsmaatregelen en met valorisatie van opgebouwde ervaring en bekwaamheid. Er moet dringend beleid gevoerd worden om de schaarse verpleegkundige resources in te zetten voor strikt verpleegkundige zorg zowel op vlak van preventie, acute en chronische zorg als in palliatieve zorg. Dat zal met zich meebrengen dat er nieuwe zorgberoepen gecreëerd moeten worden die ons in staat zullen stellen om de tsunami aan zorgbehoefte aan te pakken.

Levenslang leren

Daarnaast merken we dat de verpleegkundige specialisatiedomeinen zich niet beperken tot de traditionele domeinen van de bijzondere beroepstitels en bekwaamheden. In elk zorgdomein is er nood aan opleiding en training. Die beperkt zich niet tot het begin van de carrière maar strekt zich uit over de volledige loopbaan. Dat zal juist de carrièrekansen van verpleegkundigen eindeloos uitbreiden, een loopbaanswitch binnen verpleegkunde aanmoedigen en de uitstroom beperken.

De klinische ladder zoals die is uitgewerkt door de Federale Raad voor Verpleegkunde biedt excellente stappen: verpleegkundige, gespecialiseerd verpleegkundige, verpleegkundig consulent en verpleegkundig specialist. De wettelijke verankering van deze functies zal een extra boost geven aan de aantrekkelijkheid van een verpleegkundige loopbaan en aan duurzame bekwaming, aan de wetenschappelijke onderbouw en aan de vereiste plaats van de verpleegkundige in interprofessionele teams.

Patient/nurse ratio

Ten slotte is er het strijdpunt om naast kwantitatief ook kwalitatief over voldoende middelen te beschikken. Opnieuw is België niet de beste leerling van de Europese klas. Opnieuw is er voldoende evidentie die onderlijnt hoe een precaire patiënt/nurse ratio de uitkomst van de geleverde zorg hypothekeert. Een innovatief financieringsmodel voor verpleegkunde dat zich baseert op een bijdrage tot de gezondheidswinst van de patiënt is een beter uitgangspunt dan het huidige loonkost gerelateerde financiering van ziekenhuizen en WZC.’

Meer informatie

  • Sermeus W, Eeckloo K, Van der Auwera C, Van Hecke A., Future of Nursing: improving health, driving change: Lessen uit de internationale literatuur en studiedagen 2017, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 26B
  • Memorandum NVKVV – Wat verwachten verpleegkundigen van het beleid na de federale en regionale parlementsverkiezingen in 2019? nvkvv.be > Nieuws > Memorandum verkiezingen 2019, 3 december 2018.
  • Aiken et al, Nurse staffing and education and hospital mortality in nine European countries: a retrospective observational study; The Lancet; May 24, 2014; Volume 383, Number 9931, p1781-1860.
  • KB 27 09 2006 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden voor de beoefenaars van de verpleegkunde.

Els Put


Nieuwseditie maart 2019

Wat vind je van het NVKVV?

We ontvingen een mooie respons op onze enquête 2018

Tijdens onze enquête vorig jaar peilden we naar je mening over de werking en de uitstraling van het NVKVV. Die resultaten geven ons een goede impuls voor de verdere uitbouw van onze vereniging in deze veranderende tijden.

Veel staat op til en wat vroeger een evidentie was, is dat vandaag niet meer. Een beroeporganisatie moet daarom inzetten op actief en proactief omgaan met de snel evoluerende tendensen. Wat vandaag expertise is, is morgen misschien een achterhaald verhaal.

Als beroeporganisatie willen we ook verpleegkundigen helpen om zichzelf meer te herkennen en erkennen. De inhoudelijke noden van onze leden achterhalen, is daarom een eerste stap in onze acties waarin we onze beperkte middelen zo efficiënt mogelijk willen inzetten.

We onthouden de hoge scores voor vorming en beleid en bekijken of dat lidgeld naar omlaag kan. De komende periode gaan we verder met jullie informatie aan de slag.

Liesbeth Vanderstraeten ontvangt de waardebon van 125 euro. Zij schatte het aantal respondenten het meest correct in.

Dank aan iedereen die onze vragenlijst invulde!

Wie vulde de vragenlijst in?

808 Vlaamse verpleegkundigen uit alle provincies vulden onze vragenlijst in.

Iets meer dan de helft onder hen is lid van het NVKVV, 2 op tien waren vroeger lid van het NVKVV, een kwart van de respondenten is geen lid en is het nooit geweest.

We ontvingen reacties uit alle leeftijdsgroepen van 18 jaar tot 65+. Daarin waren de veertigplussers iets ruimer vertegenwoordigd dan van hun jongere collega’s.

3 op 4 respondenten werkt onder een bediendestatuut, 1 op 2 is bachelor verpleegkundige, 1 op 6 is gegradueerd verpleegkundige, 1 op 7 is verpleegkundig master.

Wie betaalt je lidgeld?

Bij 1 op 4 van de leden van het NVKVV die de enquête beantwoordden, betaalt de werkgever het jaarlijkse lidgeld. 3 op 4 respondenten betalen dat zelf. Op de vraag ‘wat vind je van dat bedrag?’ vinden 1 op 3 respondenten dat het bedrag van het jaarlijkse lidgeld (97 euro voor een werkend lid, 49 euro voor een student en 55 euro voor een gepensioneerde) gepast is, de helft van de respondenten vindt het bedrag aan de hoge kant en voor 1 op 10 is dat bedrag duidelijk te hoog.

Bij de respondenten die geen lid van het NVKVV zijn, vindt slechts 1 op 6 dat het lidgeld gepast is, voor 8 op 10 ligt het bedrag te hoog.

Dit onthouden we en we bekijken hoe we meer verpleegkundigen de kans kunnen geven om lid te worden van het NVKVV: meer leden betekent dat onze stem sterker klinkt bij het beleid, een belangrijke troef!

Dat werkgevers het lidgeld van hun werknemers financieren is een goede zaak. Daardoor maken ze duidelijk dat ook voor hen het aansluiten bij een beroepsorganisatie van belang is en dat informatie vanuit het NVKVV binnen de  instellingen kan doorstomen.

Waarom ben je lid of zou je lid willen worden?

3 op 4 leden duidden in de enquête aan dat ze een aansluiting bij het NVKVV belangrijk en nuttig vinden. Deelname aan studiedagen, vormingen en congressen was voor 2 op 3 onder hen de impuls om bij het NVKVV aan te sluiten.

Andere drijfveren om het lidmaatschap aan te gaan waren het ontvangen van informatie over het beroep, deel uitmaken van een professioneel netwerk, het verdedigen van de belangen van verpleegkundigen door het NVKVV bij het beleid en als laatste het ontvangen van het tijdschrift Nursing.

Hoe leerde je het NVKVV kennen?

1 op 2 van alle respondenten zette zelf de eerste stap naar het NVKVV, 2 op 5 leerde het NVKVV kennen in haar of zijn studententijd, 1 op 4 door de werkgever, 1 op 8 door een collega. In de antwoorden van de niet-leden speelt de kennismaking tijdens de studententijd de belangrijkste rol.

Wat vind jij dat het NVKVV moet doen?

Volgende onderwerpen scoorden hoog tot zeer hoog:

  1. De organisatie van vormingsavonden: 96%
  2. Visie en beleid formuleren over de verpleegkunde: 94%
  3. Informeren over juridische aspecten en loopbaan: 93%
  4. Specialisaties binnen de verpleegkunde ondersteunen in werkgroepen: 93%
  5. Aandacht voor verpleegkundigen in (sociale) media: 86%
  6. Aanbieden van een kwaliteitslabel/accreditatie/vormingen: 84%
  7. Aanbieden van een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid: 79%
  8. Toegang tot vacatures: 76%
  9. Organisatie van netwerkhappenings: 73%

De uitstraling van het NVKVV

3 op de 4 respondenten bevestigde dat het NVKVV een positieve uitstraling heeft. Ze vinden ook dat het NVKVV een sterkere positie zou moeten hebben en dat het NVKVV haar huidige rol zou moeten (kunnen) uitbreiden.

Werken aan uitstraling en professionalisering kunnen we niet alleen, daar hebben we onze leden voor nodig, leden die dat positieve duwtje in de rug geven. Enkel zo kunnen we uitgroeien tot een netwerk van verpleegkundigen die op zoek zijn naar dat tikkeltje meer in de uitbouw van hun beroep.

Het werk van het NVKVV: wat interesseert je?

De vormingen en studiedagen van het NVKVV krijgen een topscore: hierin zitten zowel de Vlaamse congresdagen zoals de Week van de Verpleegkundigen, het Diabetessymposium en het ICT-Colloquium als de vormingsavonden in de regionale netwerken en de specifieke vormingen die het NVKVV meestal in Brussel, maar ook op locatie, aanbiedt: 9 op 10 respondenten geven aan dat dit hen sterk interesseert.

Deelnemen aan een werkgroep is een optie voor 8 op 10 respondenten, 3 op 4 heeft interesse in het werk van het NVKVV in de Erkenningscommissies, de Technische Commissie Verpleegkunde, het RIZIV, de Federale Raad voor Verpleegkunde, de Federale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen en de AUVB (Algemene unie van verpleegkundigen in België).


Nieuwseditie januari/februari 2019

Werkgroep geestelijke gezondheidszorg ontmoet Europese collega’s van Horatio

‘Psychiatrische verpleegkundigen in EU staan voor gemeenschappelijke uitdagingen’

De werkgroep geestelijke gezondheidszorg (GGZ) van het NVKVV ontmoette de Europese vereniging van psychiatrisch verpleegkundigen Horatio op maandag en dinsdag 12 en 13 november 2018. Liesbet Van Bos, lid van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg, lid van de raad van bestuur van het NVKVV en referentiepersoon van het NVKVV voor Horatio, was erbij. Ze vertelt:

Wat is Horatio precies?

Liesbet Van Bos: ‘Horatio is een Europese belangenvereniging voor psychiatrisch verpleegkundigen. Ze leggen zich toe op alle aspecten die op Europees vlak in de geestelijke gezondheidszorg en in het vakgebied van de psychiatrische verpleegkunde leven. Ze doen bijvoorbeeld aanbevelingen om de zorg op alle mogelijke terreinen, van de opleiding tot de werkvloer, te verbeteren. Daarnaast werken ze aan de ontwikkeling, promotie en uitwisseling van ervaringen door middel van praktijk, educatie, onderzoek en management. Via onze beroepsorganisatie NVKVV is ook België lid van Horatio.’

Hadden jullie elkaar al eerder ontmoet?

‘Horatio organiseert ieder jaar in Europa een congres voor psychiatrisch verpleegkundigen. Een tiental jaar geleden was collega Christophe Casteleyn daar aanwezig en hij heeft toen de eerste contacten gelegd. Die waren heel betekenisvol en we leerden de organisatie beter kennen. Vier jaar geleden is het NVKVV officieel lid geworden. We kenden elkaar dus al langer maar dit was wel de eerste keer dat Horatio naar ons land kwam.’

Hoe was deze ontmoeting tot stand gekomen?

‘Horatio organiseert tijdens het jaarlijks congres telkens hun algemene vergadering waar alle betrokken leden aanwezig kunnen zijn. Tijdens die vergadering dit jaar stelde Horatio voor om in België een meeting te organiseren. Het leek hen een mooie gelegenheid om ook hier een actieve betrokkenheid op gang te brengen. Wij waren al langer vragende partij voor zo’n ontmoeting, dus wij waren natuurlijk meteen akkoord.’

Waarom wilden jullie hen zo graag ontmoeten?

‘We hadden gemerkt dat nog niet alle psychiatrisch verpleegkundigen Horatio kenden. De ontmoeting was dan ook in de eerste plaats bedoeld als kennismaking. Daarnaast wilden – en willen – we van elkaar leren. Horatio is verbonden aan belangrijke organisaties op Europees niveau zoals de International Council of Nursing (ICN). Hun kennis kan ook voor ons nuttig zijn, zowel op beleidsniveau als op overheidsniveau.’

Delen jullie dezelfde bezorgdheden?

‘Ja, eigenlijk wel. In de geestelijke gezondheidszorg worden overal nieuwe regelingen ingevoerd. Er is bijvoorbeeld overal een afbouw van het aantal bedden, in sommige landen zelfs van ziekenhuizen. De zorg verschuift van het ziekenhuis naar de thuissituatie, of – breder gezegd – naar de ‘maatschappij’ of ‘community’. De context van de zorg is aan het veranderen en dat heeft gevolgen voor de kern van onze job, namelijk de therapeutische relatie met onze patiënten. Er zijn veel vragen over de tijd en mogelijkheid van ‘trustbuilding’ of de mate waarin een vertrouwensband kan ontstaan tussen patiënt en verpleegkundige. Een ‘good practice’ is onder meer de continuïteit met dezelfde zorgprofessional waarbij een verpleegkundige vanuit het ziekenhuis de patiënt ook in de thuissituatie zal blijven opvolgen.

Daarnaast blijft het belangrijk om oog te hebben voor een herstelgerichte zorg in alle mogelijke zorgcontexten en is er naast de patiënt ook meer en meer oog voor de nabije familie of betrokkenen.

Ook de personeelstekorten zijn problematisch in heel Europa. In bepaalde landen is er in de geestelijke gezondheidszorg maar 1 zorgverlener per 100.000 inwoners. Dat is veel te weinig. Tegelijkertijd is er aandacht nodig om een leegte te voorkomen en dus geen afbouw van bedden of ziekenhuizen te voorzien zonder volwaardige alternatieven, ingebed in de maatschappij. Het zijn allemaal gedeelde zorgen en het is erg interessant om ervaringen uit te wisselen, om te horen hoe andere Europese landen ermee omgaan en hoe zij blijven waken over de kwaliteit van de zorg.’

Worden psychiatrisch verpleegkundigen in Europa hetzelfde opgeleid als hier in België?

‘Neen. Alle Europese landen dienen zich te houden aan de Bologna-akkoorden. Om die reden is de bacheloropleiding verpleegkunde in België nu een vierjarige generieke of algemene opleiding. In andere landen loopt de duurtijd en inhoud anders. Sommigen landen hebben wel een specialisatie in het laatste jaar specifiek voor verpleegkunde in een GGZ-context. Er zijn zelfs landen zoals Ierland, waar je een directe toegang hebt tot de opleiding psychiatrische verpleegkunde. Het gevaar daar is dan weer dat er juist te weinig generiek wordt opgeleid. Hier in België is er nog nood aan een verdere evenwichtsoefening: dat de opleiding vier jaar duurt, is op zich goed. Het draagt bij tot een verhoogde professionaliteit van ons verpleegkundig vakgebied. Tegelijkertijd mogen we de specialisatie ‘geestelijke gezondheidszorg’ niet uit het oog verliezen. Als die specialisatie wegvalt, zit het gevaar erin dat we terug  louter een uitvoerder van handelingen worden, iemand die bijvoorbeeld enkel medicatie geeft, en dat kan  niet. Er is ook nood aan diepte in onder andere het therapeutisch werken met patiënten en we leggen ook een nadruk op de roots en de identiteit van de psychiatrisch verpleegkundige anno 2018.’

Terug naar jullie ontmoeting. Is alles goed verlopen?

‘Heel goed. Er waren collega’s aanwezig van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg en van de beroepsorganisatie, maar ook van verschillende ziekenhuizen, hogescholen en de universiteit van Gent. De mensen van Horatio vonden het fijn om hen allemaal te ontmoeten, en voor ons was het een unieke kans om te netwerken. De mensen van Horatio bevestigden nadien dat ze ons, Belgen, heel vriendelijk en gastvrij vinden.’

Ben je zelf ook tevreden over het contact met Horatio?

‘Ja, heel erg. De waardering van Horatio voor de kracht en inzet van de verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg is voor mij een mooie herinnering. Ze zijn heel erg overtuigd van onze meerwaarde, en dat voelden we ook echt tijdens de ontmoeting. Hun gedrevenheid steekt aan om zelf ook de passie en het enthousiasme voor ons vak te behouden. Dat is belangrijk.’

Komt er nog een vervolg? Een nieuwe ontmoeting, of een andere manier van samenwerken?

‘Ongetwijfeld. Om te beginnen hebben we vanuit de werkgroep GGZ al enkele verpleegkundigen als expert aan Horatio gelinkt. De bedoeling is om meerdere experten voor te stellen, telkens vanuit een bepaald domein of specifieke expertise. De beroepsgroep zal ook lid blijven van de organisatie om zo transparant mogelijk expertise te kunnen blijven delen. De link met onderzoek, onderwijs en zeker en vast ook het werkveld is essentieel. Dus is het ook een belangrijk doel om te blijven inzetten op de kenbaarheid van de organisatie en die maximaal in het werkveld te brengen. Jaarlijks kan iedereen deelnemen aan het Europese congres voor psychiatrisch verpleegkundigen. Wie weet kan dergelijk congres wel ooit in België doorgaan.’

Meer informatie:

www.nvkvv.be > NVKVV > Werkgroepen > GGZ & Psychiatrie

www.horatio-web.eu


Nieuwseditie december 2018

Ontmoet je collega’s

De regionale netwerken van het NVKVV

Collega’s ontmoeten, kennis opdoen: dat kan allemaal dicht bij huis dankzij de regionale netwerken van het NVKVV. Een kennismaking.

Een plek voor verpleegkundigen om elkaar te ontmoeten, dat bieden de regionale netwerken van het NVKVV. Vorming is vaak de insteek, het persoonlijke contact de meerwaarde. Luc Heirstrate is voorzitter van de stuurgroep van de regionale netwerken van het NVKVV en projectmedewerker zorgbeleid bij het Wit-Gele Kruis van Antwerpen. Hij vertelt: ‘Als je mensen uit je regio en uit je beroepsgroep wilt ontmoeten, zijn de activiteiten van de regionale netwerken de perfecte plek.’ De netwerken van het NVKVV bieden verschillende keren per jaar in eigen streek een informatienamiddag of -avond over een verpleegkundig onderwerp aan. In sommige regio’s is dat een keer per maand, in andere meerdere keren per jaar. Iedereen is welkom, of je nu lid bent van het NVKVV of niet, dat maakt niet uit. 80 % van de deelnemers is immers geen lid van het NVKVV. Luc: ‘De thema’s van die activiteiten evolueerden in de tijd. Vroeger brachten we vaak verpleegkundige of medische onderwerpen maar die vorming wordt vandaag vaak door de grote instellingen zelf al georganiseerd. Vandaar dat we nu zoeken naar bijzondere onderwerpen of iets wat minder voor de hand ligt zoals agressie op de werkvloer of pluriculturele zorg. Ook is er een mooie kruisbestuiving met de werkgroepen van het NVKVV. We mogen delen in hun expertise om namiddagen of avonden te organiseren rond bijvoorbeeld pijn, vaccinatie en meer. We zoeken naar vernieuwende onderwerpen en interessante sprekers. Elke activiteit geeft ons eveneens de mogelijkheid om de werking van het NVKVV toe te lichten en verpleegkundigen te motiveren lid te worden.’ De lijst met de eerstvolgende activiteiten in de regio’s vind je – zoals elke maand – verder in deze Nieuwseditie van het NVKVV en op de website van het NVKVV.

Netwerken evolueren

‘Dertig jaar geleden trokken we volle zalen’, vervolgt Luc. Hij kan het weten want hij is al meer dan 30 jaar lid van het NVKVV en bestuurslid van het regionale netwerk Netevallei. ‘Ondertussen is het verenigingsleven is Vlaanderen overal wat teruggevallen. Ook het aantal bestuursleden ligt overal wat lager dan vroeger maar afstanden verkleinen eveneens en dat maakt dat verschillende regio’s elkaar gaan opzoeken en gaan samenwerken. Daardoor bundel je je inspanningen en werk je efficiënter. Limburg doet dat reeds verschillende jaren, in andere regio’s komt die tendens op zoals in West-Vlaanderen. Ook in de provincie Antwerpen organiseren we gezamenlijke activiteiten naast onze eigen avonden in de netwerken Antwerpen, Kempen en Netevallei.’ Het is een evolutie die we organisch laten evolueren. Ligt de toekomst bij provinciale netwerken? We zien wel. Elk netwerk werkt zijn activiteiten autonoom uit en evolueert op eigen ritme en volgens eigen inzicht. Vanuit ‘Brussel’, vanuit het hoofdkantoor van het NVKVV, krijgen de netwerken ondersteuning, zowel financieel als praktisch. Elk netwerk heeft een eigen bestuur en is ingebed in de vzw-structuur van het NVKVV.

Meer dan alleen informatie

Een regionaal netwerk van het NVKVV doet meer dan het aanbieden van vorming voor verpleegkundigen. De bestuursleden houden de vinger aan de pols in de gezondheidszorg in hun regio. Zij zijn door hun contacten de link met het werkveld en kunnen signaleren, vragen stellen en voorstellen doen aan het NVKVV over wat leeft bij de verpleegkundigen. Waar worden zij mee geconfronteerd? Met welke vragen blijven ze zitten, verpleegtechnisch, praktisch, contractueel….? Dat geeft het NVKVV de nodige input om actie te ondernemen, beleidsvoorstellen te formuleren of antwoorden door te geven. Zo krijgt het NVKVV als beroepsorganisatie input vanop de werkvloer en ontstaat er een wisselwerking tussen het regionale en nationale niveau in de organisatie. Luc: ‘Vanuit ‘Brussel’ krijgen we informatie uit eerste hand over nieuwe ontwikkelingen, beleidsvoorstellen en meer. Lid worden van een regionaal bestuur maakt dat je een echte bijdrage kan leveren aan het beroep en je beroepsgroep. Doordat je samen ‘aan de kar trekt’, krijg je een hechte band met je collega-bestuursleden en bouw je een netwerk van contacten uit. Voor mij heeft mijn instap in het bestuur mijn horizon opengetrokken. Ik leer constant bij. Je werkt ook in team; iets in groep tot stand brengen, geeft extra voldoening. Door mijn engagement werk ik ook mee aan het vorm geven van mijn beroep en kan ik verpleegkundigen en zorgkundigen versterken. Dat is een meerwaarde.’

De stuurgroep van de regionale netwerken ondersteunt de regionale netwerken. Enkele bestuursleden vanuit de verschillende regio’s komen een vijftal keer per jaar samen om de regionale netwerken te helpen. Zo werkten ze mee aan het huishoudelijk reglement dat zorgt voor structuur, financiering en doorstroming van informatie. En momenteel werkt de stuurgroep een draaiboek uit voor het organiseren van activiteiten in de regionale netwerken. Een oplijsting van wat je nodig hebt om een informatieavond op de rails te zetten, is een handig hulpmiddel in drukke tijden. Vanuit de stuurgroep zoeken we ook naar mogelijkheden om de bestuursleden van alle netwerken elkaar te laten ontmoeten. Dat resulteert in nog meer kruisbestuiving in ideeën, acties en samenwerking.

‘Een positief gevoel’

‘Collega’s ontmoeten is een meerwaarde!’ Dat vertelt Evelyne Punnewaert (26). Zij is voorzitter van het regionale netwerk Gent-Eeklo en werkt als verpleegkundige in het UZ Gent. ‘Tijdens mijn masteropleiding (Management en beleid van de gezondheidszorg) ging ik naar een vergadering van het NVKVV, een brainstormmoment over hoe de organisatie studenten meer kan betrekken bij haar werking. Ik kon er Koen Balcaen, directeur verpleegkunde van het UZ Leuven, en Lon Holtzer, zorgambassadeur van Vlaanderen, ontmoeten. Het werd een boeiende discussie die werkbare tips opleverde. Die vergadering heeft ertoe geleid dat ik me lid maakte. Eenmaal afgestudeerd en aan het werk, zocht ik hoe ik me binnen het NVKVV kon engageren.

Deelnemen aan een werkgroep, daarvoor was het nog te vroeg in mijn carrière maar in een regionaal netwerk vond ik wel mijn plaats. Ik legde contact met het netwerk Gent-Eeklo en ontmoette er fijne mensen, zowel jonge als ervaren verpleegkundigen. Omdat de plaats van voorzitter vacant kwam en ik een positief gevoel had bij het bestuur, heb ik me kandidaat gesteld om het regionale netwerk Gent-Eeklo te ‘trekken’. Met ons netwerk willen we kwalitatieve informatieavonden aanbieden aan verpleegkundigen uit onze regio en niet-leden warm maken om zich aan te sluiten bij het NVKVV. Ondertussen krijg ik de kans om mijn competenties en inzichten uit te bouwen en heel veel boeiende mensen te ontmoeten. Zo kijk ik er ook naar uit om bestuursleden van de andere regionale netwerken beter te leren kennen.’

Sluit je aan!

Een engagement in je eigen regio: je ontmoet collega’s en realiseert iets voor je beroep en voor je beroepsgroep. Je investeert ongeveer 1 avond per maand en krijgt er een boeiende kenniskring en up-to-date informatie voor terug.

Zeg het je wat? Contacteer de voorzitter van het regionale netwerk in je regio. Die vind je op www.nvkvv.be > Regionale netwerken. Of je stuurt een mailtje naar info@nvkvv.be.

Je bent van harte welkom!

Els Put


Nieuwseditie november 2018

Gespecialiseerde verpleegkundige, verpleegkundig consulent, verpleegkundig specialist

Naar een nieuwe functiedifferentiatie

De Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) gaf op 5 mei 2018 advies voor een nieuwe functiedifferentiatie voor verpleegkundigen aan minister Maggie De Block. Kathy De Gussemé toenmalig hoofdverpleegkundige diabetologie UZ Brussel, co-voorzitter van de werkgroep die het advies uitwerkte en lid van de werkgroep diabetesverpleegkundigen NVKVV, legt uit.

Hoe definiëren we een gespecialiseerde verpleegkundige enerzijds en een verpleegkundig specialist anderzijds? Welke specialisatiedomeinen kunnen we onderscheiden? Aan welke erkenningscriteria moeten elke van de functies voldoen, welke competenties moeten ze in huis hebben en onder welke voorwaarden kunnen ze werken? Dat is de vraag die minister De Block in september 2017 stelde aan de Federale Raad voor Verpleegkundigen (FRV). De adviesvraag kadert in een langer traject van een hertekening van de verpleegkundige functies. Maar waarom komt die hertekening er in de eerste plaats?

Kathy De Gussemé: ‘Verpleegkunde is de laatste jaren enorm geëvolueerd. Er ontstaan nieuwe en meer specialistische zorgnoden. Je zou kunnen zeggen dat de verpleegkundigen meegegroeid zijn met de geneeskunde waar ook steeds verder doorgedreven specialisaties ontstaan. Helaas zijn de competentieprofielen van de verpleegkundigen niet meegegroeid.’

Tevens was het de vraag van minister De Block om af te stappen van de vele bijzondere beroepstitels die sinds 2006 ontwikkeld zijn. ‘De achterliggende redenering’, zo stelt Kathy De Gussemé, ‘is dat verpleegkundigen nu zo gespecialiseerd worden dat ze niet meer breed inzetbaar zijn. Iemand met een bijzondere beroepstitel intensieve zorg en spoedgevallenzorg kan je niet op oncologie inzetten zonder dat die verpleegkundige zijn of haar premie verliest. Minister De Block wilde daarom onderzoeken of met name voor de gespecialiseerde verpleegkundige meer generieke specialisatiedomeinen gedefinieerd kunnen worden. Het is een moeilijke oefening, want hoe breed kan die gespecialiseerde kennis gaan? Dat zal de tijd moeten uitwijzen.’ De meer generieke specialisaties die minister De Block wil doorvoeren zijn acute zorg, chronische zorg, geestelijke gezondheidszorg, pediatrische zorg en transversale eerstelijnszorg.

Verschillende functies

Gespecialiseerde verpleegkundige en verpleegkundig specialist: de twee termen lijken erg op elkaar maar gaan wel degelijk over twee verschillende functies en functieniveaus. Wat houden ze precies in en wat is een verpleegkundig consulent?

Voor zowel de gespecialiseerde verpleegkundige als de verpleegkundig specialist geldt dat ze zich meer specialiseren dan de verpleegkundige die algemene zorgen aanbiedt. Maar daarnaast zijn er ook onderlinge verschillen. Kathy De Gussemé: ‘De twee grote verschillen zijn de opleidingsvereisten en het werkterrein. De gespecialiseerde verpleegkundige moet minimum een bachelordiploma hebben, voor een verpleegkundig specialist is een masterdiploma vereist. Deze laatste is wat men internationaal de Advanced Nurse Practitioner noemt, maar we kozen in het advies van de FRV voor de Nederlandstalige benaming. Wat het werkdomein betreft: de gespecialiseerde verpleegkundige zal eerder binnen een bepaald werkterrein of binnen een bepaalde afdeling werken. Terwijl van de verpleegkundig specialist verwacht wordt dat die eerder domeinoverschrijdend zal werken, dat hij of zij bruggen bouwt over de verschillende afdelingen en disciplines heen en een rol gaat spelen in netwerken op nationaal en internationaal niveau.’ Op hetzelfde niveau als de gespecialiseerde verpleegkundige staat ook de verpleegkundige consulent. Kathy De Gussemé: ‘Bij de functie van verpleegkundige consulent ligt de nadruk meer op (afdelingsoverschrijdend) advies geven. Maar advies geven kan ook een rol zijn van de gespecialiseerde verpleegkundige. Daarom zijn we niet al te diep op het onderscheid tussen beide functies ingegaan. Beiden beschikken over dezelfde competenties, maar bij de een zullen bepaalde competenties meer doorwegen dan bij de andere. ’

Verschillende rollen

In het advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde worden de diverse rollen van beide functies -gespecialiseerde verpleegkundige en verpleegkundig specialist- opgesomd. Belangrijk is dat de verpleegkundigen in beide functies rechtstreeks met patiënten werken. Daarnaast spelen ze omwille van hun specialisme een belangrijke rol in hun multidisciplinaire team. Bij de verpleegkundig specialist worden deze rollen nog aangevuld met opleiding geven, innovatieprojecten initiëren, en onderzoek doen.

Het is een goede zaak, vindt Kathy De Gussemé, dat het werk van de verpleegkundig specialisten ook in de eerste plaats gericht is op de zorg bij de patiënt. ‘Vandaag hebben we op de werkvloer maar weinig masters, die gaan immers eerder naar posities als hoofdverpleegkundige of stafmedewerker. Dat in de toekomst meer masters rechtstreeks met patiënten zullen werken, zal tot een enorme verbetering in de kwaliteit van de zorg leiden. Complementair aan de arts zullen verpleegkundig specialisten autonoom bepaalde taken kunnen opnemen, zoals bijvoorbeeld een verpleegkundig spreekuur binnen zijn of haar specialisatie.’

Een aantal vragen blijven in het advies van de Federale Raad voor Verpleegkundigen nog onbeantwoord. Zo is er nog geen specifieke verloning uitgewerkt en dus ook niet de overstap naar het huidige IFIC-systeem. Ook hoe de registratie zal gebeuren is nog niet bepaald.

Het standpunt van NVKVV

Het NVKVV sluit zich volledig aan bij het advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) over de verpleegkundig specialist. Dat advies (het functie- en competentieprofiel) werd op 8 mei 2018 unaniem goedgekeurd door alle betrokken partijen, de vertegenwoordigers van het onderwijs, de vakbonden en zorgkundigen incluis. We kunnen dus stellen dat het advies over de taalgrenzen heen door de gehele sector waar verpleegkundigen werkzaam zijn, gedragen wordt. Goed nieuws dus!

Vandaag is het aantal verpleegkundig specialisten beperkt, bestaat de functie enkel in de ziekenhuizen en is deze functie in Wallonië bijna niet gekend. Hopelijk komt met het advies hier snel verandering in en worden verpleegkundig specialisten in alle sectoren ingebed. Plaats voor de verpleegkundig specialist zal voor het verpleegkundig beroep in de toekomst een bijzondere meerwaarde betekenen.

Het is van belang hierbij te benadrukken dat het advies verpleegkundig specialist van 8 mei 2018 gefundeerd is op het advies van de FRV inzake het beroep- en competentieprofiel van de basisverpleegkundige. In de betrokken beleidsorganen FRV, TCV (Technische Commissie Verpleegkunde) en AUVB (Algemene Unie van Verpleegkundigen van België) is de consensus zeer duidelijk dat iedere verpleegkundige dezelfde competenties moet verwerven, alleen is het niveau van verdieping, complexiteit en uitvoering verschillend.

NVKVV-leden in de werkgroep van de FRV

  • Kathy De Gussemé: hoofdverpleegkundige ASZ Aalst, lid van de werkgroep diabetesverpleegkundigen NVKVV, co-voorzitter van de werkgroep van de FRV, verpleegkundig specialist diabetes
  • Marion Boriau: zorgzonemanager Moeder en kind / Geestelijke gezondheidszorg / Zintuigen, O.L.V. Ziekenhuis Aalst. Tot 2014: verpleegkundig specialist digestieve oncologie
  • Caroline Dolieslager: voorzitter werkgroep kinderverpleegkundigen NVKVV, hoofdverpleegkundige Zorgprogramma Pediatrie, UZ Gent, verpleegkundig specialist xxxx
  • Koen Van Landeghem: lid werkgroep pijnverpleegkundigen NVKVV, verpleegkundig specialist pijn, UZ Gent
  • Diego Backaert: lid raad van bestuur NVKVV, voorzitter werkgroep thuisverpleegkundigen NVKVV en secretaris werkgroep diabetesverpleegkundigen NVKVV, zelfstandig thuisverpleegkundige, diabeteseducator en verpleegkundig wondzorgconsulent regio Aalst

Vereiste studies en ervaring*

Gespecialiseerde verpleegkundige Verpleegkundige consulent Verpleegkundig specialist
Opleiding   Opleiding
Bachelor in verpleegkunde Bachelor in de verpleegkunde Bachelor in verpleegkunde
  Diploma gespecialiseerde verpleegkunde  
Minimum 20 ECTS in de specialisatie overeenkomstig niveau 6, waarvan tenminste 200 uur professionele stage in de specialiteit. Tenminste de helft van de uren professionele stage moet worden uitgevoerd in direct contact met de patiënt die onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de organisator van de vorming en de plaatsen van stage wordt verzorgd. 20 ECTS in de specialisatie overeenkomstig niveau 6, waarvan tenminste 200 uur professionele stage in de specialiteit. Tenminste de helft van de uren professionele stage moet worden uitgevoerd in direct contact met de patiënt die onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de organisator van de vorming en de plaatsen van stage wordt verzorgd. Master in 2 jaar (120 ECTS) overeenkomstig niveau 7, waarvan tenminste 200 uur professionele stage in de specialiteit. Tenminste de helft van de uren professionele stage moet worden uitgevoerd in direct contact met de patiënt die onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de organisator van de vorming en de plaatsen van stage wordt verzorgd.
Vereiste professionele ervaring
2 jaar 3 jaar 3 jaar

*Advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde betreffende de gespecialiseerde verpleegkundige, de verpleegkundige consulent en de verpleegkundig specialist

Author: Isabelle Rossaert


Nieuwseditie oktober 2018

Verpleegkunde: een beschermd beroep?

Een denkoefening voor de volgende decennia

Kan heel ons wettelijk kader niet wat eenvoudiger? Meester Jan Vande Moortel geeft in zijn nieuwe boek stof tot nadenken. Hij is juridisch adviseur van het NVKVV en sinds jaar en dag actief als advocaat en als – onder meer – docent aan de UGent. Hij buigt zich in dit boek over de beroeps- en titelbescherming in de gezondheidszorg in België en Vlaanderen. Zijn doctoraat voor het behalen van de graad van doctor in de rechten lag aan de basis van deze publicatie.

Welke handeling is een verpleegkundige handeling? En wie mag ze stellen? Een verpleegkundige, vroedkundige, zorgkundige, verzorgende, docent, mantelzorger, opvoeder, een ouder….? En waar: in Vlaanderen of in België? De wettelijke basis voor de uitoefening van ons verpleegkundig beroep is behoorlijk ingewikkeld en werd nog gecompliceerder door de opeenvolgende staatshervormingen. Enkele voorbeelden: op basis van de Vlaamse wetgeving mag een verzorgende een bloeddruk nemen maar volgens de federale wetgeving behoort het meten van een biologische parameter tot de verpleegkunde. Mits een mantelzorgattest mag een ouder sondevoeding geven aan een kind, maar die doen dat vaak al jaren zonder. Ze begrijpen niet dat daar nu administratie bij hoort om wettelijk in orde te zijn. En mag een verpleegkundige lasertherapie toepassen? De lijst van de technisch verpleegkundige handelingen is dringend aan een update toe. Of is heel ons wettelijk kader aan een update toe?

Wat kan beter: enkele voorstellen

Jan Vande Moortel pleit voor vereenvoudiging. ‘Laat ons gaan voor duidelijke, heldere wetten en van de kracht van ieders meerwaarde in zijn of haar beroep’, start hij zijn betoog. ‘Hoe zou het recht veel eenvoudiger en leesbaarder kunnen zijn? Laten we beginnen met een duidelijke omschrijving van de woorden en termen die in wetteksten gebruikt worden want de betekenis van bijvoorbeeld het woord ‘vertrouwenspersoon’ krijgt een andere invulling bij euthanasie dan in de wet op de patiëntenrechten. Voor niet-juristen is dat erg verwarrend. We zouden die termen kunnen samenbrengen in een juridisch woordenboek zoals we het Zakwoordenboek der Geneeskunde van Coëlho allemaal kennen.’ Prof. Vande Moortel laat het niet bij dat ene voorstel: ‘Wanneer een wet meermaals naar het hof van Cassatie doorverwezen wordt, is er dan niets mis met die wet? Zou het geen wetmatigheid moeten zijn dat, als een wet voor verschillende interpretaties vatbaar is, die door de wetgevende macht verbeterd, aangepast of herschreven wordt? Dat zou heel wat cassatieverzoeken kunnen vermijden en mensen heel wat energie en kosten kunnen besparen. Daarnaast zou elke nieuwe wet best een doelmatigheidstest ondergaan: is deze wet zinvol, praktisch, oplossingsgericht? Of veroorzaakt ze vooral meer administratie en controles? Tot slot zouden veel fouten in wetteksten kunnen vermeden worden indien, na een wetswijziging door de wetgever, een gecoördineerde tekst wordt goedgekeurd.

Een juridisch leefbaardere gezondheidszorg, was het vertrekpunt van Jan Vande Moortel bij het uitwerken van zijn boek: ‘In de gezondheidszorg is er een doorgedreven bescherming van de beroepsuitoefening: een verpleegkundige bijvoorbeeld, heeft een eigen lijst handelingen die hij of zij mag stellen. Daarnaast is er een titelbescherming: een wet bepaalt welk diploma of getuigschrift je nodig hebt om op een bepaalde plek in de zorg te werken. Maar is die uitgebreide vorm van bescherming wel nodig of zinvol? Als we vertrekken van de wet op de patiëntenrechten die bepaalt dat een bewuste en bekwame meerderjarige patiënt zelf de regie over zijn gezondheidstoestand in handen mag nemen, dan kan die ook zelf beslissen wie een handeling bij hem uitvoert. Dat kan bijvoorbeeld zijn partner zijn om de wonde aan zijn been te verzorgen, of een arts in een ziekenhuis om een appendix te verwijderen, zonder dat daar meer reglementering voor nodig is. In dat kader zou een patiënt dus ook zorgen kunnen laten uitvoeren door een beroepsbeoefenaar die geen beschermde beroepstitel heeft.’ Is de patiënt er klaar voor, voelt hij zich daar veilig bij, om die regie in handen te nemen en om verantwoorde en veilige keuzes te maken? Jan Vande Moortel: ‘Een bekwame patiënt zal kiezen voor veiligheid en zekerheid. Geef hem die eigenwaarde, dat beslissingsrecht. Hij is daar klaar voor.’

Bescherming

Jan Vande Moortel vervolgt: ‘Anders is het natuurlijk wanneer we spreken over minderjarigen of over ‘onbekwamen’ zoals personen met dementie of psychiatrische patiënten. Daar lijkt het logisch dat zij zorg ontvangen van beroepsbeoefenaars met een beroepstitel. Die titel verkrijg je na het behalen van het diploma zonder dat daar een lijst van handelingen moet bijhoren: die lijsten van handelingen kunnen immers nooit de evolutie in de gezondheidszorg en wetenschap bijbenen.’ Holt het afschaffen of het beperken van de lijst van verpleegtechnische handelingen het verpleegkundig beroep niet uit? Jan Vande Moortel reageert: ‘Het denken in lijstjes en beperkingen is niet meer van deze tijd. Je verdedigt je belangen als verpleegkundige of als zorgverlener door te tonen wat je waard bent, waar je kracht, je zorg, je deskundigheid ligt. Zorg dat je goed bent en erkenning volgt vanzelf.’

En hij vervolgt: ‘In dit hele scenario ontvangt een patiënt – bekwaam, minderjarig of onbekwaam – enkel terugbetaling van medische kosten via de ziekteverzekering wanneer de zorg uitgevoerd werd door een zorgverlener met een beroepstitel. Dat is een stimulans om hem voor goed opgeleide zorgverleners te helpen kiezen. En het is een opdracht voor de overheid om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bewaken door de beroepstitels te beschermen en te controleren of iemand (nog) over de vereiste deskundigheid beschikt om een titel te dragen. Die beroepstitel geldt idealiter in alle Europese lidstaten zodat verpleegkundigen en alle zorgverleners makkelijker over de grenzen heen aan de slag kunnen gaan. Een doorgedreven vereenvoudiging helpt de zorg vooruit.’

De strafrechtelijke bescherming van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg

(On)aanvaardbaar in deze eeuw?

Jan Vande Moortel,

Wolters Kluwer, 2018, 89,04 €

Juridisch advies

Zit je met een juridische vraag in je maag? Het NVKVV helpt je naar antwoorden zoeken en legt je vraag voor aan de Juridische Adviesgroep van het NVKVV. Je vraag wordt vertrouwelijk behandeld en valt onder het beroepsgeheim.

Voor leden van het NVKVV is deze service gratis bij een eerste vraag. Niet-leden betalen een vergoeding.

Op zoek naar juridisch advies? Stuur je vraag naar Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van het NVKVV, via e.dewandeler@nvkvv.be.

Meer informatie vind je op de website van het NVKVV: www.nvkvv.be > Juridisch advies > Je vraag

Els Put


Nieuwseditie september 2018

BelRAI: Vlaanderen start met de implementatie.

Een instrument met veel voordelen maar ook nog enkele vragen

De komende jaren zal de zorgsector stap voor stap BelRAI invoeren, een assessmentinstrument dat zorgplanning en samenwerking aanzienlijk zal vergemakkelijken. Prof. Anja Declercq, die aan de wieg stond van de Belgische versie van het internationaal gevalideerde instrument, geeft tekst en uitleg.

De diverse overheden in ons land keurden op 26 maart 2018 het protocolakkoord over de invoering van het beoordelingsinstrument BelRAI goed. Vlaanderen zal dit instrument allicht als eerste volledig uitgerold hebben. Maar wat is BelRAI precies en waar dient het voor?

‘RAI was oorspronkelijk een letterwoord voor Residence Assessment Instrument’, legt professor Anja Declercq, onderzoekster bij Lucas, het centrum voor zorgonderzoek en consultancy van de KULeuven, uit. ‘Het werd in de jaren tachtig in de Verenigde Staten ontwikkeld als een instrument om de kwaliteit van de zorg beter in kaart te brengen en de zorgplanning te ondersteunen. Later werd het instrument geïnternationaliseerd en uitgebreid naar andere zorgsectoren zoals thuiszorg, palliatieve zorg, geestelijke gezondheidszorg…. en kreeg het de naam interRAI.’

Samenwerkingsinstrument

De geschiedenis van de Belgische variant van interRai begint in 2005, toen toenmalig minister van Volksgezondheid Frank Vandebroucke de opdracht gaf te zoeken naar een instrument dat op termijn schalen zoals de Katz-schaal kon vervangen. Het gezochte instrument moest internationaal gevalideerd zijn, bruikbaar in verschillende sectoren, ondersteunend bij de zorgplanning en moest leiden tot meer interdisciplinariteit. InterRAI kwam als beste uit de vergelijking.

In ons land stond prof. Declercq mee aan de wieg van de Belgische versie. Die verschilt inhoudelijk niet van de internationale versie al was het wel nodig om de vragenlijst aan te passen aan de lokale omstandigheden en te vertalen naar Belgisch Nederlands, Frans en Duits. Gaandeweg bleek immers dat taalnuances erg belangrijk waren. Daarnaast werd de nodige software ontwikkeld en getest. De interRAI instrumenten worden jaarlijks bijgesteld op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten en die aanpassingen worden dan ook in BelRAI geïmplementeerd.

CAP’s en RUG’s

BelRAI is, net als zijn internationale moederschaal, een elektronische vragenlijst waarmee zorgverstrekkers een beoordeling kunnen geven van alle aspecten van de gezondheidstoestand en het psychosociale welzijn van de patiënt.

Achter de vragenlijst zitten verschillende algoritmes die onder meer schalen en Clinical Assessment Protocols genereren. ‘Die CAPS lichten op als er een probleem is dat je kan verbeteren of voorkomen’, legt prof. Declercq uit. ‘Bijvoorbeeld als je maatregelen kan treffen om vallen te voorkomen of incontinentie te verbeteren. Ze gaan niet oplichten als iemand ernstig dementerend is of volledig incontinent is, omdat je daar wellicht niets meer aan kan veranderen.’

De CAP’s geven dus input voor de zorgplanning. ‘Maar het is niet zo dat de BelRAI automatisch een zorgplan genereert’, benadrukt prof. Declercq. ‘Je kan perfect mensen met eenzelfde BelRAIprofiel hebben, maar voor wie een verschillend zorgplan wordt opgesteld. BelRAI is een toolbox, maar uiteindelijk geldt het oordeel van de zorgverstrekker en stel je een zorgplan op in samenspraak met de patiënt en hou je rekening met zijn wensen en prioriteiten.’

Daarnaast genereert de BelRAI ook kwaliteitsindicatoren en zorgzwaarte-indicatoren, de zogenaamde Ressource Utilisation Groups (RUG’s). Op termijn zal de Vlaamse Overheid die gebruiken om de zorgfinanciering te bepalen. Maar eerst moet BelRAI ingebed zijn voor zorgplanning en kwaliteitsopvolging.

Communicatie troef

Dé grote troef van BelRAI is dat het instrument gedeeld wordt onder alle zorgverstrekkers rond een patiënt. Iedereen deelt één gemeenschappelijk dossier, wat de overgang van bijvoorbeeld ziekenhuis naar thuissituatie of van de thuissituatie naar het rusthuis vergemakkelijkt, maar ook de communicatie tussen de verschillende zorgverstrekkers binnen de thuiszorg. Laat je je als verpleegkundige vervangen door een collega tijdens je verlof, dan is die meteen mee. Ook heb je een goed zicht op het werk van bijvoorbeeld de kinesitherapeut of de maatschappelijk werker. Iedereen vult dezelfde schaal in en gebruikt dezelfde beoordelingsnormen. Goed aan het instrument is ook dat het de evolutie van de patiënt bijhoudt en dat je bijgevolg de efficiëntie van het zorgplan kan meten.

Assessment en screener

De volledige BelRAI assessment is bedoeld voor mensen met een complexe problematiek. Je vult die niet bij het eerste contact in, maar na enkele weken, zodat je de patiënt voldoende hebt kunnen observeren. Na enkele maanden, herevalueer je, afhankelijk van de toestand van de patiënt. Ook als er een grote verandering heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname, herbekijk je die secties in de schaal die van belang zijn.

Daarnaast heb je voor minder complexe zorgsituaties de BelRAI screener. Die bestaat uit vijf vragen en peilt naar problemen rond IADL, ADL, cognitieve problemen, psychische problemen en gedragsproblemen. Blijkt een van die problemen aan de orde te zijn, dan klikt daarover een sectie vragen open. Maximaal gaat het in de screener om 35 vragen.

Het volledige BelRAI assessment daarentegen is een behoorlijk omvangrijke vragenlijst die peilt naar de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de patiënt en naar de sociale aspecten. Het thuiszorginstrument bevat een 300-tal items. Op drie vragen over het emotioneel welbevinden na, die je aan de patiënt of diens mantelzorger stelt, zijn de antwoorden gebaseerd op observaties. ‘De eerste keer de schaal invullen neemt toch wel gauw een uur in beslag’, geeft prof. Declercq toe. ‘Dat doe je niet noodzakelijk bij de patiënt zelf en je hoeft het niet noodzakelijk in een keer te doen. Je kan het werk ook verdelen over de verschillende zorgverstrekkers.’, zegt Declercq. ‘Bij een herbeoordeling zullen tien tot twintig minuutjes allicht volstaan. Maar het is inderdaad een serieuze tijdsinvestering.’

Noodzakelijke investeringen

Vermoedelijk zal de verpleegkundige, zeker in de thuiszorg, een centrale rol spelen bij het opstarten van het dossier. Maar heeft die hier wel de tijd voor, de druk bij de verpleegkundigen is nu al zo hoog? ‘Dat is een legitieme vraag en ik hoop dat de overheid daar oog voor heeft’, zegt prof. Declercq. ‘Het RIZIV overweegt hiervoor een nomenclatuur te voorzien. Voorlopig beschouwt de overheid het invullen van de BelRAI als een onderdeel van de reguliere zorg. De BelRAI vervangt andere schalen zoals de Katz-schaal of de BEL Profielschaal. Het is zeker niet de bedoeling dat je dubbel werk gaat doen.’ Een tablet of laptop voor de verpleegkundigen is daarbij allicht een must en dat betekent een investering die voor zelfstandige verpleegkundigen misschien een harde dobber kan zijn. Bovendien heb je een internetverbinding nodig. ‘De BelRAI screener zal wel offline op een smartphone ingevuld kunnen worden’, licht prof. Declercq toe.

Vermits BelRAI persoonlijke data deelt, moet de privacy goed beschermd zijn. Patiënten moeten toestemming geven door met hun elektronische identiteitskaart in te loggen op e-health.

De Federale overheid is eigenaar van de BelRAI software en stelt die gratis ter beschikking. Verder biedt ze ook de nodige opleidingen aan. Ideaal krijgt een BelRAI gebruiker een opleiding van drie dagen, gespreid in de tijd en met intervisiemomenten achteraf. Het Kwaliteitscentrum voor diagnostiek vzw heeft de opdracht gekregen die opleidingen te verzorgen en zal wellicht ook trainers opleiden. Ook in de hogescholen worden nu al opleidingen gegeven rond BelRAI.

Tijdspad

Hoe snel een en ander uitgerold wordt hangt deels van de politiek af. De screener wordt momenteel in de regio Dendermonde getest. In de woonzorgcentra start een grote implementatiefase van het BelRAI Long Term Care Facilities instrument. Prof. Declercq: ‘Tegen eind 2019 zouden 3500 bewoners van de woonzorgcentra geïncludeerd moeten zijn en tegen 2020-2021 zouden we daar een behoorlijke uitrol moeten hebben. Bedoeling is dat de woonzorgcentra starten met een of meerdere afdelingen en vervolgens intern uitbreiden. Ook in de geestelijke gezondheidszorg en de door Vlaanderen gesubsidieerde revalidatiesector worden de eerste stappen gezet. BelRAI wordt per sector uitgerold en je kan op verschillende momenten instappen. Ik ga er van uit dat we in Vlaanderen binnen dit en vijf jaar volop de BelRAI gebruiken.’

Isabelle Rossaert


Nieuwseditie juli/augustus 2018

Welkom op het 21ste Diabetessymposium

Zorg met een warm hart

Vernieuwing in diabeteszorg en warme aandacht voor de patiënt zijn de invalshoeken voor het 21ste Diabetessymposium. Genezen van type 1 diabetes, burn-out bij patiënt en verpleegkundige, een artificiële pancreas, aandachtspunten voor een warme zorg en meer staat op het programma. Wat ontbreekt er nog? Jouw deelname!

‘”Zorg met een warm hart” is de rode draad doorheen de beide dagen van het Diabetessymposium’, legt Marleen De Pover, organisator van het jaarlijkse Diabetessymposium van het NVKVV, verpleegkundige en diabeteseducator, uit. ‘We starten en eindigen met lezingen over mangomomenten. Prof. Kris Vanhaecht van het Leuvens Instituut voor Gezondheidszorgbeleid van de KULeuven start het Diabetessymposium op maandag 12 november en legt de relatie tussen mangomomenten en kwaliteit van zorg uit. In zijn studie naar mangomenten wilt hij zoeken naar concrete gegevens die de zorg warmer en rijker maken voor patiënt en verpleegkundige en hoe mangomomenten de kwaliteit en de veiligheid van zorg kunnen verbeteren. Chronische zorg kan ook een energievreter zijn. Prof. Vanhaecht vermoedt dat mangomomenten een sterke hefboom kunnen zijn in het voorkomen van burn-outs bij verpleegkundigen.

De tweede dag van het Diabetessymposium eindigen we met een getuigenis over patiëntenparticipatie. Krista Bracke, Radio 1 producer en presentator, vertelt over haar ervaringen als patiënt met een auto-immuunziekte en over haar herstel en revalidatie na een aanval van streptococcus pyogenes, de vleesetende bacterie die haar lichaam invalideerde.’

Nieuw dit jaar

Tot enkele jaren geleden focuste de eerste dag van het Diabetessymposium op de behandeling van diabetes type 1, de tweede dag op behandeling en preventie van diabetes type 2. Die onderverdeling werd losgelaten en nu hebben beide dagen dezelfde invalshoek: kwaliteitszorg met een warm hart. De aangeboden onderwerpen op beide dagen zijn complementair aan elkaar.

Nieuw dit jaar is dat je niet alleen voor 1 dag of voor beide dagen, maar ook voor een halve dag kan inschrijven. Zo kunnen verpleegkundigen die zich geen hele dag vrij kunnen maken, toch een deel van het programma bijwonen. De organisatie geeft ook extra aandacht aan de preventie van diabetes met een leefstijlbeurs voor een gezond en actief leven. Patiënten en geïnteresseerden kunnen opnieuw de beurs in de namiddag bezoeken en er deelnemen aan de gratis informatiesessies.

Oude waarden blijven. Marleen De Pover: ‘We blijven zoeken naar De Pluim en we reiken die ook dit jaar uit aan het beste diabetesproject waar een diabeteseducator bij betrokken is. Ook studenten kunnen hun bachelorproef over de zorg voor een diabetespatiënt indienen om mee te dingen naar de twee awards van bedrijven. Al die prijzen worden op dinsdag 13 november 2018 tijdens de middagpauze uitgereikt. Ik ben blij dat we ook dit jaar dit rijke en gevarieerde programma kunnen aanbieden. Het onderwerp is in evolutie en blijft boeien, jaar na jaar.’

Praktisch

  • Wat: 21ste Diabetessymposium NVKVV
  • Wanneer: maandag 12 en dinsdag 13 november 2018
  • Waar: ICC, Citadelpark Gent
  • Doelgroep: diabeteseducatoren, referentieverpleegkundigen diabetes, diëtisten, podologen, psychologen, huisartsen, maatschappelijke werksters en ieder met een bijzondere interesse voor deze patiëntengroep
  • Deelnameprijs: zie website, korting voor NVKVV-leden
  • Informatie: diabetessymposium.be

12 aandachtspunten voor een warme zorg

Krista Bracke brengt haar ervaring als patiënt tijdens het Diabetessymposium

Het leek eerst een onschuldig griepje maar bijna tien jaar geleden, op 30 januari 2009, werd Krista Bracke (50), Radio1-producer en presentator, toch opgenomen in het Maria Middelares-ziekenhuis in Gent. Ze werd enkele keren gereanimeerd en was lange tijd erg kritiek: ze had een infectie met streptococcus pyogenes, de vleesetende bacterie, die haar lichaam van binnenuit verwoestte. Door die infectie verloor ze beide voeten en onderbenen en ook een deel van haar rechterhand. Een aangeboren immuunstoornis, die pas na meerdere longontstekingen ontdekt werd, maakte die aanval nog agressiever en sneller. Krista verbleef anderhalve maand in het Brandwondencentrum van het UZ Gent en vier maanden in het Revalidatiecentrum. Nadien bleef ze nog lange tijd intensief ambulant revalideren. Krista was toen een jonge moeder met 2 kleine zoontjes. Nu zijn dat grote kerels van 11 en 13 jaar. Koen, haar man, stond en staat aan haar zijde.

Een mangomoment

Dapper en onwrikbaar trachtte Krista terug te leven, te stappen, de zorg voor haar gezin weer op te nemen. Haar eerste opdracht was opnieuw leren ademen. Krista vertelt: ‘Het ademen zonder toestel, zonder de beademing, was intens moeilijk. Ik werd stilaan radeloos. Ik wist dat als dat me niet zou lukken, ik nooit uit die kamer wegraakte. Anneke, een verpleegkundige, voelde mijn paniek en raadde me aan: “Een volgende keer denk je aan de zee, aan het ritme van de golven, af en aan. En je laat je adem dat ritme volgen.” Dat bleek een kantelmoment te zijn. De volgende keer dat ik weer moest oefenen om zelfstandig te ademen, dacht ik aan de zee en bleef ik rustiger. Weer zelf ademen lukte nét iets beter, ik was eindelijk op de goede weg. Anneke had op dat moment de juiste woorden tegen me gezegd, dat was mijn redding.

Dat moment is voor mij een mangomoment, een klein gebaar, een eenvoudige zin die zoveel voor mij betekende. Toen ik er jaren later Anneke op aansprak, wist ze helemaal niet meer dat ze me dat aangeraden had. Ze had intuïtief, vanuit haar buikgevoel gesproken en mij enorm geholpen. Vertrouwen op je intuitie is een van de twaalf aandachtspunten die ik tijdens mijn presentatie op het Diabetessymposium naar voor wil brengen; aandachtspunten voor een warme zorg. De basis voor dat twaalfpuntenprogramma ligt in mijn ervaring als patiënt. Maandenlang lag ik in het ziekenhuis,  er waren aartsmoeilijke momenten en soms ook wel mooie. Ik heb er heel geëngageerde en warme mensen ontmoet. En ja, soms viel een contact, een moment, een handeling al eens tegen. Dat zijn punten waar we uit kunnen leren. Die heb ik samengebracht in een lijstje.

Een 12-puntenplan

Bovenaan die twaalfpuntenlijst staat empathie. Aanvoelen en beseffen wat een patiënt nodig heeft, is niet altijd evident, zeker niet op kritieke diensten, maar het maakt wel een wereld van verschil voor een patiënt. Toen ik in het Brandwondencentrum lag, kwam een van de poetsvrouwen steeds eerst naar me toe voor ze startte met haar werk. ‘Hallo, dag Krista, ik kom je kamer poetsen. Het is een mooie dag vandaag.’ Eenvoudige woorden die voor mij zo belangrijk waren want een beetje menselijke warmte weegt in zo’n kritieke situaties veel meer door dan de machines die je in leven houden. Tenminste, zo ervaar je dat want een beetje warme aandacht doet de immense pijn die je doorstaat, heel even verzachten. Je moet weten: ik kon niets meer, lag roerloos in bed, kon zelfs geen vinger meer bewegen, niet zelfstandig ademen, niet spreken. En dus zat ik de hele tijd gevangen in mijn hoofd, met een heleboel vragen.

Nu sta ik er weer helemaal: ik stap en wandel met protheses en leer rennen met blades. Ik fiets en rijd met de auto. Ik zorg voor mijn gezin en kan weer tango dansen. Maar bij dat alles moet ik als een koorddanser het breekbare evenwicht van mijn lichaam in ere houden. Stappen bijvoorbeeld kost tonnen energie, ik moet op tijd rustpauzes inlassen anders wordt de druk op mijn stompen teveel. En af en toe loert er bovendien weer een longontsteking om de hoek. Maar ik word nog steeds sterker, ik maak nog steeds progressie. Wie weet, kan ik op termijn terug naar het werk. Maar ik heb geleerd me geen zorgen te maken over de toekomst. Ik leef nu.’


Nieuwseditie juni 2018

Studenten over de vernieuwde bacheloropleiding verpleegkunde

‘Graag wat meer zekerheid over dat vierde jaar’

Twee jaar geleden startten de eerste bachelorstudenten met de vierjarige opleiding verpleegkunde. Het NVKVV sprak met drie enthousiaste studenten over hun opleiding en de invulling van het vierde jaar. Ze hebben goede tips en helemaal geen spijt van hun keuze!

Wist je dat …

het NVKVV meewerkt aan het vormgeven van het vierde jaar van de opleiding verpleegkunde? De beroepsorganisatie was een actieve speler in de aanloop van en tijdens de denkdag Contractstage die Zorgnet-Icuro samen met zorgambassadeur Lon Holtzer organiseerden op maandag 19 februari 2018 en aan het uitwerken van het witboek dat overhandigd werd aan minister van Onderwijs Hilde Crevits. Ook tijdens de Week van de Verpleegkundigen bracht het NVKVV samen met de zorgambassadeur op vrijdag 23 maart 2018 een studiedag over het Stageboek Verpleegkunde.

Verpleegkunde is echt mijn ding

‘Voor mensen zorgen heb ik al van jongs af aan willen doen al wist ik lang niet op welke manier,’ vertelt Ruben Van Dam (19). Hij is eerstejaars bachelorstudent verpleegkunde aan de UCLL in Leuven en staat voor zijn laatste maand les voor de examens er aan komen. Hij vertelt over zijn keuze voor verpleegkunde: ‘Mijn mama, ook een verpleegkundige, nam me wel eens mee naar haar afdeling en daar werd ik verliefd op de job. Ik kreeg erg veel bewondering voor het werk dat verpleegkundigen doen. Dit eerste jaar, de voorbije stages en lesperioden hebben mijn keuze voor verpleegkunde bevestigd. Ik heb nu mijn stage in een woonzorgcentrum afgerond. Het was een enorm fijne stage op het perfecte niveau: ik heb veel mogen doen, net die technieken en aandachtspunten die ik al geleerd heb. Er was ook een goede begeleiding zowel van de stageplaats als van de school. Verpleegkunde is echt mijn ding.

Ik merk dat er door de school werk gemaakt wordt van een kwaliteitsvolle opleiding. Vanuit alle invalshoeken krijgen we impulsen, theorie en praktijk, werkcolleges, integratie met casussen, verschillende vormen van lessen. Dat geeft een goed beeld wat verpleegkunde inhoudt en of dat iets voor je is.

3 domeinen per jaar

De volgende jaren hebben we telkens vier weken les en vijf weken stage in een bepaald domein zoals moeder en kind of ouderenzorg. Zo leer je elke discipline ook goed kennen. We krijgen drie domeinen per jaar in het tweede en in derde opleidingsjaar. En dat lijkt me best zwaar want er wordt toch wel een goed niveau van je verwacht in een strak tempo. Ik hoop dat ik dat kan. In het vierde jaar volgt de contractstage van twee keer elf weken, het afleggen van een bachelorproef en waarschijnlijk ook nog lessen, al ligt dat allemaal nog niet vast. Palliatieve zorgen en een urgentiedienst, dat zijn de plekken waar ik graag die contractstage zou willen. Ik denk dat die contractstage zal helpen om een overgang te maken van studies naar de verantwoordelijkheid van het werkveld. Misschien vervolg ik nadien nog met een banaba of met een master. Maar dat is nu te vroeg en speelt nog niet. Eerst dat eerste jaar afronden!’

Er is zoveel te leren, zoveel te ontdekken

‘Voor mensen zorgen, mensen helpen, is helemaal mijn ding’, vertelt Louise Depoortere (20). Ze is tweedejaars bachelorstudent verpleegkunde aan de PXL in Hasselt. ‘Ik wil voor anderen het verschil kunnen maken, daar ligt mijn motivatie om voor verpleegkunde te kiezen. Dat kwam ook duidelijk naar voor toen we in het laatste jaar van het middelbaar onderwijs uitgedaagd werden om onze kerntalenten te ontdekken. Met die basis trok ik naar de SID-in om kennis te maken met opleidingen en onderwijsinstellingen. De informatie, de mensen, de sfeer: dat alles bevestigde mijn keuze voor verpleegkunde. Ik ben superblij dat ik met die opleiding gestart ben! Dat de opleiding dat jaar een vierjarige opleiding geworden was, en ik een jaar langer zou moeten studeren, heeft me niet doen twijfelen. De extra maanden stage die je in dat vierde jaar doet, zijn een meerwaarde.

Mijn eerste stage verpleegkunde was een grote stap maar ze bevestigde mijn keuze. Ik vertrok elke dag enthousiast al besef ik wel dat die eerste dagen niet mijn beste stagedagen ooit waren. Ik had en heb nog veel te leren. Ook het eerste examenblok was moeilijk, erg moeilijk. Ik had nog nooit zoveel stress gehad als voor mijn eerste praktijkexamen. Nu ben ik daar al heel wat rustiger in.

Op dit moment loop ik stage op een afdeling neurologie en cardiologie in een regionaal ziekenhuis, een stage die hoort bij het domein klinische zorgtrajecten. Ik hoop dat ik er veel technische handelingen kan oefenen. Maar het mooiste van de stage is het contact met patiënten wanneer je voelt dat je er voor hen kan zijn.

Studenten in discussie

Ondertussen ben ik volop student en neem ik deel aan studentenoverleg. Binnen de school vertegenwoordig ik de tweedejaarsstudenten verpleegkunde in de studentencommissie. Daar discussiëren we over wat beter kan op school of op stage en doen we voorstellen. De school luistert naar onze voorstellen en doet er iets mee. Dat stimuleert ons om dat studentenoverleg zelf ook ernstig te nemen.

Met enkele studentenvertegenwoordigers ben ik ook mee naar Brussel gegaan, naar een focussessie van de VHLORA, de Vlaamse Hogescholenraad, over de contractstage. We hebben er met studenten van over heel Vlaanderen in groepjes gediscussieerd over de organisatie en de vergoeding van de contractstage. Een vergoeding voor die contractstage hoeft voor mij niet meteen. Ik heb liever dat dat geld naar mentoren gaat zodat we goed begeleid worden. In het vierde jaar zou ik graag willen oefenen in volwaardig verpleegkundige zijn en volop in een team meedraaien, mits ondersteuning uiteraard, maar het werk doen zoals je dat het jaar nadien zelf zal doen op een afdeling. Daarbij zou ik graag op een stageplek komen die één van mijn keuzes is want je staat een lange tijd op eenzelfde plek. Dan moet je er daar ook echt voor kunnen gaan. Voor mij mogen de stageverslagen dat laatste jaar wat afgebouwd worden. Tegen die tijd heb ik enkele boeken vol geschreven! En waar ik ook naar zou uitkijken, is oefenen in coachen, bijvoorbeeld een eerstejaarsstudent verpleegkunde eens op sleeptouw nemen. Er is zoveel te leren, en zoveel te ontdekken!

Graag meer duidelijkheid over dat vierde jaar

‘Mijn vader reageerde op mijn keuze met: “Vroeges en lates, zie je dat zitten?” Ik wist dat verpleegkunde me nauw aan het hart lag en dat ik dat echt wou doen, dat ik er dat wel bij nam. Nu ben ik heel blij met mijn beslissing. Elke stage bevestigt die. Ik sta nu op een afdeling pneumologie in een ziekenhuis ver van thuis en van school, dus ik maak lange afstanden om op stage te gaan. Maar het werk dicht bij de patiënt boeit me’, legt Emma Hoppner (20) uit. Ze is tweedejaars bachelor student aan de PXL in Hasselt.

‘Dat de studie ineens vier jaar zou duren, was geen rem voor mij om te starten met de opleiding. Voor mijn ouders ligt dat anders. Zij hadden verwacht dat we een vergoeding zouden krijgen voor onze contractstage in het vierde jaar. En die lijkt er nu niet aan te komen. Een kilometervergoeding om naar stageplaatsen te rijden, zou al kunnen helpen. Ik woon in Maaseik, de school ligt in Hasselt, ik ben nu op stage in Genk. Van waar ik ook vertrek, het is telkens een hele verplaatsing. Volgend jaar zeg ik mijn kot in Hasselt op. Ik ben er tijdens de stages veel te weinig, en dat is zowat de helft van het academiejaar. In het vierde jaar zal dat nog minder zijn. Dat heeft dus geen zin meer. Maar het blijven wel grote afstanden.

Uitstappen als een verpleegkundige die echt veel kan

Die eerste dag op stage geeft telkens wat stress al is die snel over en ben ik meestal snel ingewerkt. Na de voorbije stages ga ik nu met meer zelfvertrouwen aan de slag. Het liefst stond ik tot nu toe op pediatrie en in de thuisverpleging. Het contact met de patiënten thuis is relaxter dan in het ziekenhuis. Daar zijn we soms wat veel aan het rennen. In de thuiszorg kan je iets meer tijd nemen voor je patiënten en ook verpleegkundige handelingen doen. Tijdens mijn stage bij het Wit-Gele Kruis had ik eens twee dagen vrij. De dag nadien reageerden heel wat patiënten met: “Oh, je bent er weer bij. Gelukkig! Ik heb je gemist, hoor.” Heerlijk, was dat.

Een van mijn keuzes voor de contractstage in het vierde jaar blijft Pediatrie en Neonatologie. En daarnaast? Ik weet het nog niet maar bijvoorbeeld operatiezaal of kritieke diensten boeit me ook heel erg, alleen heb ik daar nog geen ervaring opgedaan. Ik hoop dat we in dat vierde jaar onze eigen opties kunnen krijgen. En dat we leren zelfstandig werken zodat we nadien ook echt klaar zijn om als verpleegkundige in het werkveld aan de slag te gaan. Ook multidisciplinair werken mag dat jaar op de agenda staan, je eigen inbreng geven in een team. En misschien ook informatie over werken als zelfstandige verpleegkundige.

Ik hoop dat we kunnen uitstappen met een zo breed mogelijke opleiding als een verpleegkundige die echt veel kan. Wat we nu stilaan nodig hebben is duidelijkheid over dat vierde jaar. Het wordt voor alle studenten tijd dat daar meer informatie over komt want we willen allemaal graag wat meer zekerheid over dat laatste jaar van onze opleiding.’

Author: Els Put


Nieuwseditie mei 2018

Een dag speciaal voor jou

12 mei is de internationale dag van de verpleegkunde

12 mei is een dag waarop verpleegkundigen in de bloemetjes gezet worden. Maar wat betekent dat voor jou? En nog een vraag: 12 mei is de geboortedag van Florence Nightingale. Zij legde de grondslag van de verpleegkunde en inspireerde anderen om doordacht te handelen. Wie zijn de inspirerende verpleegkundigen van vandaag? We vroegen het collega’s tijdens de Week van de Verpleegkundigen op 19 maart 2018.

Een bijzondere dag

Myriam en Erna zijn verpleegkundigen op de operatiezaal in het az Sint-Blasius in Dendermonde en volgen de studiedag Kritieke Diensten. ‘Elk jaar krijgen we op de dag van de verpleegkunde een sms’je van de directie waarin ze ons bedanken voor onze inzet. Dat voelt telkens heel speciaal. En verwend worden we op de dag van de medewerkers. De directie maakt ook daar elk jaar een bijzondere dag van’, vertelt Erna. ‘Vorig jaar kregen we een sportdag of een bowlingavond met ons team. En het jaar voordien stond er buiten het ziekenhuis een marktje. We hadden bonnetjes gekregen en konden er gaan shoppen. Er waren standjes met brood, groenten, plantjes, boeken. Voor elk wat wils. Werkte je die dag niet, dan kreeg je een pakketje.’ Myriam vervolgt: ‘Elk jaar is er wel een of andere activiteit of verrassing. Het is tof dat de directie eraan denkt om dat te organiseren. De waardering voor je werk die je daardoor krijgt, doet deugd. En het is fijn om eens met je team op een andere manier samen te kunnen zijn’. Erna vervolgt: ‘Verpleegkundigen die me inspireren? Dat is de ploeg van “De Haven”, de palliatieve afdeling van ons ziekenhuis. Zij kregen de prijs ‘een Parel van een verpleegkundig team’ van het NVKVV. De verpleegkundigen die daar werken, dat zijn engelen! Ze hebben die prijs ook echt verdiend. Hoe zij patiënten opvangen en ondersteunen inspireert ons om daar in de operatiezaal – in een heel andere setting –meer aandacht aan te geven.’

Verpleegkunde, een pracht van een job

Jonas Cremmerye is verpleegkundige in het revalidatieziekenhuis Koningin Elisabeth Instituut (KEI) in Oostduinkerke. Hij vertelt: ‘In ons ziekenhuis heeft de directie de dag van de verpleegkundigen samengevoegd met de andere dagen zoals secretaressedag en zo, en er 1 week van de medewerkers van gemaakt. We krijgen dan een brunchpakket op de afdeling, of een fruitmand, of een dessertbuffet of andere cadeautjes. Het voelt goed om die appreciatie te voelen van de directie naar iedereen die in ons ziekenhuis werkt. De directie is bij ons heel erg aanspreekbaar. Ze luisteren naar je vragen, helpen je vooruit. Dat maakt het heel erg fijn om in het KEI te werken.

Iemand waar velen naar opkijken is onze directeur patiëntenzorg, een heel aangename vrouw waar we altijd op kunnen rekenen. Maar mijn ‘Florence Nightingale nr. 1’ is een oudere collega waar ik een leuke klik mee heb. Ze blijft altijd rustig, staat steeds klaar om mijn vragen te beantwoorden en is de ‘moeder kloek’ van onze afdeling.

Wat de verpleegkunde verder nog nodig heeft? Positief in het nieuws komen, want er zijn nog steeds handen tekort. Verpleegkunde is een pracht van een job die veel voldoening geeft.’

Het voelt fijn om waardering te voelen

Isabelle, Veerle en Nele zijn verpleegkundigen op de nierdialyseafdeling van het AZ Maria Middelares in Gent. Isabelle vertelt: ‘De patiënten spreken er ons op 12 mei op aan: Het is jullie dag, hé?’ Veerle vervolgt: ‘Voor ons is het eigenlijk een dag zoals alle andere waarop we klaar staan voor onze patiënten. Maar het voelt wel fijn om hun waardering te voelen.’ En Nele vult aan: ‘Het ziekenhuis heeft de dag van de verpleegkunde verruimd naar een dag voor de medewerkers. We krijgen een snoepmand of andere attenties op onze afdeling. En dat voelt goed, waardering voelen voor ons werk. Want hoe dan ook, verpleegkunde is een beroep met veel druk, stress en verantwoordelijkheid. Ook de patiënten verwachten veel van ons. Terecht. En we leggen zelf de lat ook hoog.’ Isabelle: ‘Veel studenten mispakken zich in de studies. Verpleegkunde is geen makkelijke studie of job.’ Nele vult aan: En overgewaardeerd worden we niet hoor! De oudere verpleegkundigen hebben het niet zo makkelijk om tot 65 te blijven werken. Gelukkig helpen die rimpeldagen wel iets.’ Veerle: ‘Die oudere verpleegkundigen, daar kijken we erg naar op. We kunnen steeds met al onze vragen bij hen terecht. Ze weten zoveel, ze kunnen en kennen zoveel. Zij zijn de Florence Nightingale’s van vandaag.’

Elkaar applaus geven voor wat we doen

Tine Berbé is vrijzinnig humanistisch consulent bij het huisvandeMens in Brussel en is als consulent verbonden aan het UZ Brussel. Zij volgt de studiedag Ethiek. Ze reageert: ‘Het is belangrijk dat zorginstellingen aandacht geven aan het vele mooie werk dat er op hun diensten gebeurt, het werk van verpleegkundigen en van alle andere zorgverleners. En ook dat we elkaar applaus geven voor wat we doen. Dat we kunnen zeggen: Jij doet dat goed. Via multidisciplinair overleg aandacht hebben voor zingeving en ethiek in de zorg is hierbij cruciaal. Ook belangrijk is dat je je persoonlijke waardering voor je collega uitspreekt. Dat helpt mensen groeien in hun job. Waar ik inspirerende verpleegkundigen zie? In het palliatief dagcentrum Topaz van het UZ Brussel in Wemmel. Zij laten de patiënt mens zijn ondanks zijn naderende levenseinde. Zij zien verder dan de ziekte. Ze denken na over goede zorg en hebben altijd aandacht voor de autonomie van de patiënt. Verpleegkunde is zo’n belangrijk beroep.’

Het NVKVV wenst alle verpleegkundigen proficiat met hun engagement in de zorg en voor hun aandacht voor de patiënt. We hopen dat jullie echte waardering mogen voelen voor het mooie werk dat jullie doen.

Els Put