Nieuwseditie mei 2017

‘Iedereen werkt mee.’

Werkgroep Infectiebeheersing NVKVV

Verpleegkundigen een stem geven, dat doet de werkgroep Infectiebeheersing voor de verpleegkundigen infectiebeheersing in de zorginstellingen. Dat is ook wat het NVKVV voor alle verpleegkundigen wil doen. De werkgroepen zijn daar de motor in. Een voorbeeld.

De wind rukt fel aan de vlaggen op het dak van het Kursaal tijdens de eerste dag van de Week van de verpleegkundigen in Oostende op 20 maart 2017, een dag waarop de Werkgroep Infectiebeheersing van het NVKVV (WIN) haar jaarlijkse studiedag organiseert, dit jaar onder het thema ‘Infectiebeheersing – Van klassieke tot extreme situaties’. Ook de werkgroepen Kritieke Diensten en Pediatrie verwachten die dag volle zalen. De andere werkgroepen doen dat de dagen nadien.

De studiedag Infectiebeheersing start met een schets van reinigings- en desinfectieprotocollen met praktische voorbeelden en bezwaren. Nadien verduidelijkt Rose Gallagher de Britse specificaties voor het reinigen van materialen in de nabijheid en in contact met de patiënt. Rose Gallagher is Interim Head of Standards, Knowledge and Information Team and Nurse Advisor Infection Prevention and control in het Royal College of Nursing (RCN) in London (UK). Ze hield een pleidooi voor duidelijke afspraken over wie wat doet: welke taken behoren tot de verpleegkundige opdracht, wat doet het onderhoudspersoneel? En ze stelde dat wanneer reinigen en desinfecteren van bepaalde materialen tot de verpleegkundige taken behoort, daarvoor eveneens de benodigde tijd in hun takenpakket ingecalculeerd dient te worden. Ook ging ze dieper in op de controle van dat reinigen en desinfecteren, hoe en wanneer je dat doet want bijvoorbeeld de verpleegpost is een plek die het vaakst overgeslagen wordt en het hoogst gecontamineerd is! Rose Gallagher bevestigt: ‘Een veilige omgeving creëren door infecties te voorkomen of te beheersen is essentieel in de zorg voor de patiënt en voor de veiligheid van de zorgverleners.’

Weerstand is normaal

De laatste voordracht van de voormiddag bracht praktische tips bij de implementatie van protocollen. Een belangrijke boodschap hierin was: ‘Weerstand is normaal. Bij verandering mag je weerstand verwachten.’ En ook: ‘Hoe je het gesprek aangaat bij die verandering, kan daarin het grote verschil maken.’ De voormiddag sloot af met een feestelijk moment: André De Haes ontving zijn prijs als Parel van verpleegkundige. Hij is ‘sinds jaar en dag’ lid van de WIN en werkt nog tot zijn pensionering deze zomer als stafmedewerker infectiebeheersing in het AZ Sint-Maarten in Duffel. Hij werd genomineerd omdat hij een teamwerker is, een verpleegkundige die zijn vak kent, voor iedereen een luisterend oor heeft en constructief helpt nadenken in het zoeken naar oplossingen.

In de namiddag volgden verschillende cases van outbreaks en hoe die gecounterd werden. Maar eerst vertelt Pedro Braekeveld, voorzitter van de WIN over zijn werkgroep: ‘Ik ben trots op mijn ploeg. Stuk voor stuk zijn de leden heel geëngageerd en werken ze actief mee. Iedereen heeft een taak in de werkgroep. Bijvoorbeeld: we werken vaak samen met andere organisaties op het vlak van infectiebeheersing zoals de werkgroep Zorginfecties van het Vlaamse Agentschap Zorg & Gezondheid. Caroline Broucke en Hanna Masson participeren aan dat overleg. Guido Demaiter, ondervoorzitter van de WIN, vertegenwoordigt de werkgroep in de redactie van NOSO-info. En Katrien Vanderwee staat in voor de communicatie met de Nederlandse collega’s van de Werkgroep InfectiePreventie (WIP). Een aantal leden zijn lid van de Hoge Gezondheidsraad waarbij voorgestelde aanbevelingen afgetoetst worden in onze werkgroep. We werken mee aan de Vlaamse eisenkaders en overleggen heel vaak met onze Franstalige collega’s van de Association Belge des Infirmiers en Hygiène Hospitalière (ABIHH). Yves Velghe, voorzitter van de ABIHH is eveneens lid van de WIN en vormt dan ook de belangrijkste schakel tussen beide organisaties. Via het NVKVV en de AUVB bereiken onze adviezen de federale overheid, bijvoorbeeld over functiedifferentiatie en functieclassificatie. In elke vergadering bespreken we concrete casussen of problemen en zoeken we naar antwoorden of oplossingen. De werkgroep Infectiebeheersing is een actieve groep die heel wat werk verzet en dat alles doet in een open communicatie en op voet van gelijkheid met elkaar.’

Werken, samenwerken

Dat vele werk, dat is niet evident: leden hebben hun eigen job en komen uit heel Vlaanderen, wat voor sommigen een grote verplaatsing vraagt. Daarom vergadert de werkgroep zes keer per jaar in plaats van maandelijks maar dan wel voor een overleg van 4 uur. Dat maakt de verplaatsing meer de moeite waard. De helft van zo’n vergadering gaat over de vragen die we krijgen. Daarnaast heeft de WIN de voorbije jaren het competentieprofiel van de verpleegkundige infectiebeheersing en de referentieverpleegkundige infectiebeheersing uitgewerkt. Ook is er onderzoek gedaan naar de perceptie van de rol van de referentieverpleegkundige infectiebeheersing op zorgafdelingen, samen met de Franstalige en internationale collega verenigingen zoals het Royal College of Nursing in het Verenigd Koninkrijk. Dat toonde aan dat er nationaal en internationaal grote verschillen zijn. Rose Gallagher vertelt over haar samenwerking met de werkgroep WIN van het NVKVV: ‘De samenwerking van het RCN met de WIN van het NVKVV is vier jaar geleden gestart met de uitwerking van het profiel van de referentieverpleegkundige infectiebeheersing, of ‘Link Nurse Infection Control’, want er zijn best wat verschillen op het vlak van vooropleiding, vorming, functie en verantwoordelijkheden. Sommige landen vragen minder vorming, in andere landen krijgen referentieverpleegkundigen infectiebeheersing meer tijd om die functie uit te oefenen. Door over de grenzen, en over het water, heen samen te werken verruimen we onze blik en onze kennis. In onze gesprekken en samenwerking trachten we de ervaring van de mensen op het werkterrein in kaart te brengen zodat we het beste uit elk land en uit elke regio samen kunnen brengen. We werkten bijvoorbeeld een Europees competentieprofiel  voor referentieverpleegkundigen infectiebeheersing uit en brachten dat in maart 2016 op het congres van de International Federation of Infection Control (IFIC) in Wenen.

Pedro Braekeveld vervolgt: ‘Al die verpleegkundigen infectiebeheersing hebben nood aan ondersteuning, alles waar deze studiedag voor staat. Binnen twee maanden starten we alweer met de voorbereiding van de volgende studiedag Infectiebeheersing tijdens de Week in 2018. Vorig jaar organiseerden we ook een symposium over infectiebeheersing samen met onze Franstalige collega’s van de ABIHH en de artsen verenigd in de Belgian Infection Control Society (BICS). Een initiatief dat we dit najaar herhalen. We werken eveneens mee aan vormingen van het NVKVV voor de  verpleegkundige-infectiebeheersing en de referentieverpleegkundige infectiebeheersing in ziekenhuizen en in woonzorgcentra.  Die opleiding geven we niet alleen in de lokalen van het NVKVV in Brussel maar ook ter plaatse in de ziekenhuizen en woonzorgcentra in Vlaanderen.  We werken samen met de werkgroep verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg en de werkgroep verpleegkundigen in de thuiszorg van het NVKVV en met het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) en met andere partners om specifieke problemen in infectiepreventie uit te klaren. Dat alles geeft ons een druk programma maar ook veel voldoening in de resultaten die we behalen.’ De groep verpleegkundigen die zich engageert in infectiebeheersing in zorginstellingen is een vaak vergeten groep. Pedro: ‘Net daarom is de werkgroep Infectiebeheersing van het NVKVV zo belangrijk, om die groep verpleegkundigen een stem te geven en hen te ondersteunen. Dat doet de werkgroep al 34 jaar!’

Interesse?

Sluit je graag aan bij de werkgroep Infectiebeheersing of bij een werkgroep van het NVKVV?

Stuur een mailtje naar administratie@nvkvv.be of telefoneer naar 02 737 97 83.

Meer informatie over de werkgroepen vind je hier: www.nvkvv.be > NVKVV > Werkgroepen

Author: Els Put


Nieuwseditie april 2017

Geen gevaar voor de volksgezondheid

Een inkijkje in de werking van de Provinciale Geneeskundige Commissies

De Provinciale Geneeskundige Commissies waken over de goede gang van zaken in de gezondheidszorg. Twee NVKVV-vertegenwoordigers leggen uit hoe dat precies gebeurt.

De waakhond van de gezondheidszorgberoepen, zo zou je de Provinciale Geneeskundige Commissie (PGC) kunnen noemen. Al is dat een beetje kort door de bocht. ‘De essentie van de Provinciale Geneeskundige Commissie is dat ze maatregelen neemt ter bescherming van de volksgezondheid zodat de patiënt behandeld of verzorgd kan worden door een beoefenaar die fysiek en psychisch geschikt is en werkt conform de wetten en reglementen’, zegt Ilse Gorissen, stafmedewerker algemene directie bij het Wit-Gele Kruis Limburg. Haar collega Luc Rosseel, paramedisch directeur in het AZ  Delta Roeselare, verwoordt het net iets eenvoudiger: ‘De PGC heeft tot taak na te gaan of gezondheidszorgbeoefenaars hun job goed en correct uitvoeren.’

Ilse Gorissen en Luc Rosseel, beiden lid van het NVKVV, vertegenwoordigen de verpleegkundigen in de PGC van respectievelijk Limburg en West-Vlaanderen. Alhoewel het er in iedere PGC wel en beetje anders aan toe gaat, is de werking in grote lijnen hetzelfde.

Iedereen aan boord

In een PGC zetelen twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden per gezondheidszorgberoep – artsen , apothekers, tandartsen, vroedvrouwen, verpleegkundigen, dierenartsen – en een effectief lid en een plaatsvervangend lid per paramedisch beroep – ergotherapeuten , logopedisten, diëtisten… De voorzitter en de ondervoorzitter zijn beiden artsen en verder is er nog de secretaris, ook een arts.

‘Het PGC kijkt na of zorgverleners handelen overeenkomstig de wetten en reglementen’, legt Ilse uit ‘en kijkt na of ze hun beroep wettig uitoefenen. Bijvoorbeeld: een thuisverpleegkundige mag geen materialen of medicijnen verkopen die alleen door een apotheker verkocht mogen worden. Of een verpleegkundige mag geen behandeling voorstellen die enkel door een arts mag voorgeschreven worden.’ Daarnaast is het ook de bedoeling erover te waken dat de beoefenaars van zorgberoepen lichamelijk en geestelijk geschikt zijn om hun job goed uit te oefenen. Luc: ‘Is een verpleegkundige onder invloed van alcohol of verdovende middelen terwijl hij zijn beroep uitoefent, dan moet natuurlijk ingegrepen worden.’

‘Een PGC handelt hoofdzakelijk op basis van klachten’, vertelt Ilse Gorissen verder. ‘Die komen uit verschillende hoeken: patiënten of familieleden kunnen klacht indienen bij de ombudsdienst van de federale commissie, maar kunnen ook rechtstreeks bij de PGC terecht. We kunnen meldingen krijgen via het RIZIV. Of de farmaceutisch inspecteur van het federaal agentschap van geneesmiddelen en gezondheid (FAGG) merkt op dat iemand wel heel veel voorschriften van bepaalde antidepressiva of kalmeermiddelen voorschrijft. Ook via het parket kunnen meldingen binnenkomen, bijvoorbeeld wanneer een hulpverlener opgepakt wordt wegens dronkenschap achter het stuur.’ ‘ Met onze voorzitter bespreken we soms even kort wat in de kranten is verschenen’, zegt Luc. ‘Natuurlijk moet je dingen die in de krant verschijnen, zeker als het om sensatiekranten gaat, met de nodige kritische afstand bekijken.’

Een maandelijkse afspraak

De PGC’s vergaderen maandelijks op een vaste dag. Zowel in de PGC van Limburg als in die van West-Vlaanderen worden de verpleegkundigen enkel gevraagd te komen als er een case rond een collega-verpleegkundige of over zorgkundigen op tafel ligt. ‘Het secretariaat mailt ruim op voorhand de dossiers door. Het is bij ons heel goed georganiseerd’, vindt Luc. ‘Het is oké dat wij enkel aanwezig zijn als onze eigen beroepsgroep aan bod komt. We moeten correct zijn: wij kunnen niet oordelen over de beroepsuitoefening van de andere beroepsgroepen.’

Stelt de PGC onregelmatigheden vast bij beoefenaars van beroepsgroepen die over een eigen orde beschikken zoals de artsen en apothekers, dan verwijst ze die door naar die orde. Zelf vaardigt ze geen sancties uit. Wel kan het visum ingetrokken worden als een beoefenaar niet meer fysiek of psychisch geschikt is.

Anders ligt het bij de verpleegkundigen want daar kan de PGC zelf tijdelijk of voorgoed het visum intrekken. Geen lichte beslissing is dat, want je beslist dan of iemand wel of niet zijn beroep kan blijven uitoefenen. Dergelijke uitspraken worden dan ook gedaan na zorgzaam overleg. ‘Meestal gaan er twee vergaderingen over’, legt Luc uit. ‘Tijdens de eerste vergadering maken we kennis met het dossier, tijdens de tweede vergadering verzamelen we informatie en spreken we met de betrokkene. Uiteraard mag de collega erop rekenen dat we zijn of haar dossier op een serene en correcte manier behandelen en daarbij het beroepsgeheim respecteren.’

‘Het kan ook zijn dat we met de betrokkene een aantal afspraken maken’, vult Ilse aan. ‘En dat we hem of haar dan na een aantal maanden terugzien.’ Luc beaamt dat: ‘Doorgaans is de uitspraak van de PGC eerder in de zin van: zorg dat dit niet meer voorkomt. Soms trekken we een visum tijdelijk in in het kader van een ziekteverlof. Tijdens mijn vorige mandaat werd slechts een keer een visum onmiddellijk ingetrokken. Daar oordeelden we dat die persoon nooit meer zijn beroep mag uitoefenen omdat we geen enkel risico voor de volksgezondheid wilden nemen.

Of het aantal verpleegkundigen dat door de PGC op de vingers getikt moet worden groot is? ‘Er zijn 10 maandelijkse bijeenkomsten. Soms bespreken we daar slechts 1 dossier, soms 4’, zegt Luc. ‘Ik schat dat er zo’n 3 tot 4 cases per maand per provincie besproken worden’, vult Ilse aan. ‘Bij de verpleegkundigen zien we dat het doorgaans om zelfstandige verpleegkundigen gaat. Zijn er problemen met loontrekkende verpleegkundigen, bijvoorbeeld bij ons in het Wit-Gele Kruis of in instellingen, dan worden die meestal al sneller intern opgelost.’

‘Ik heb net een eerste mandaat achter de rug’, vertelt Luc, ‘en ik heb tot nu toe alleen een positief beeld van de werking van de PGC. Alles gebeurt correct en het is goed dat er een orgaan waakt over de goede uitoefening van de zorgberoepen.’

Van vijf naar één?

Maggie De Block, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid werkt aan een herziening van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Die wet zal vervangen worden door een nieuw wettelijk kader dat de verdeling van de bevoegdheden binnen de gezondheidszorg zal hertekenen. Bedoeling is onder meer dat een Raad voor kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg opgericht wordt die de provinciale geneeskundige commissies vervangt, evenals de Federale Commissie voor de Rechten van de Patiënt en de Federale Raad voor Kwaliteit van de verpleegkundige activiteit. Alle controles zouden met andere woorden centraal worden beoordeeld. Of dit een goede evolutie is? ‘Ik heb het wetsvoorstel nog niet ten gronde bestudeerd, maar belangrijk is alleszins dat er voldoende middelen en instrumenten beschikbaar moeten zijn om de zorg ter plaatse te gaan bekijken. In de ziekenhuizen heb je al de zorginspectie van de overheid, in de thuiszorg hebben we echter tot nu toe minder toezichtsorganen. Het toezicht zou mogelijk moeten zijn voor alle zorgprofessionals, ongeacht in welke omstandigheden en setting ze werken’, stelt Luc Rosseel.

‘Het is belangrijk dat wij als verpleegkundigen betrokken blijven bij het opmaken van deze nieuwe wet’, vult Ilse Gorissen aan. ‘Omdat we de meerwaarde van de verpleegkundigen kunnen aantonen. Wij zijn immers als enigen zeven dagen op zeven, 24 uur op 24 beschikbaar voor onze patiënt.’

Author: Isabelle Rossaert


Nieuwseditie maart 2017

Verpleegkundigen, laat je stem horen!

Digitale innovatie in de gezondheidszorg

Innovatie streeft naar efficiëntie, tijdswinst en kostenbesparing. Ook in de verpleegkunde? Het NVKVV vroeg het Katleen Boschmans, projectcoördinator Zorginnovatie bij imec.

Een nieuwe stap durven zetten, of een stap verder, is de kern van innovatie. Het plaatje klopt dan ook helemaal wanneer we Katleen Boschmans ontmoeten in een plek-in-wording: het Health House in het Leuvense Wetenschapspark. Dat ‘huis’ wilt de toenemende impact van technologie op de toekomst van gezondheid en zorg tonen. Nu zijn dit nog bijna lege ruimtes waar de zon vrij binnenspeelt en in de verte een stofzuiger ronkt. In het najaar van 2017 zijn deze modules en demonstratieruimtes gevuld met mensen, materialen en vooral met veel vernieuwende ideeën.

We starten het gesprek over digitale innovatie in de zorg. Wat kan het je brengen? Katleen reageert zonder aarzelen: ‘Een goede innovatie kan voor efficiëntie en tijdswinst op de werkvloer zorgen. Eenmaal de initiële kost van ontwikkeling en realisatie van een project voorbij, kan het helpen om kosten te drukken door de efficiëntie te verhogen. Dan kan je meer en beter doen met minder middelen. De patiëntenpopulatie zal in de toekomst alleen maar groeien, digitale toepassingen kunnen helpen om de extra nood aan zorg door de vergrijzing te helpen opvangen. Anderzijds kunnen ook administratieve zaken worden vereenvoudigd zodat er tijd blijft voor de effectieve zorg voor de patiënt. Bij elk van onze projecten staat de eindgebruiker centraal.  We werken samen met die eindgebruiker om nieuwe processen, diensten of producten uit te bouwen. Die eindgebruiker kan zowel de zorgprofessional als de patiënt als een burger zijn.’

Enkele voorbeelden maken die uitleg duidelijker: NephroFlow is een softwareplatform dat de papieren administratie bij nierdialyse overbodig maakt en de werkinstructies en protocollen centraliseert. De implementatie van dat softwareprogramma betekende een tijdswinst van 45 minuten per dag voor de verpleegkundigen op nierdialyse. Imec.istart bood NephroFlow coaching en ondersteuning bij dat ontwerp. Imec.istart is een onderdeel van de innovatiediensten van imec. Die ondersteunen digitale start-ups  (imec.istart), testen innovatieve oplossingen en helpen hen die verder te ontwikkelen (imec.livinglabs).

Doe mee!

Innoveren doen we samen: heb je een idee voor vernieuwing in je werkomgeving of wil je graag meewerken aan een project in de zorg? Contacteer Katleen Boschmans via katleen.boschmans@imec.be. Zij kijkt uit naar je inbreng!

Meld je hier aan als je graag deelneemt aan innovatieonderzoek: http://bit.ly/verpleegkundigen.

Project – proces – product

Hoe start je zo’n proces? Met een goed idee en met wat nog? Katleen: ‘Je start met het verzamelen van de juiste partners en met het bekijken van de noden. Partners kunnen de zorgsector, het beleid, een bedrijf, een kenniscentrum en eindgebruikers zijn. Wanneer we een project in de zorgsector uitwerken waarbij data van patiënten verzameld en gedeeld worden, is het bewaken van de privacy een extra aandachtspunt. In de zorg pak je een project steeds multidisciplinair aan. Daarin hebben verpleegkundigen met hun specifieke inbreng een belangrijke rol. Ze hebben een overzicht op de zorg en brengen innovatie tot bij de patiënten. Na het brainstormen en informatie verzamelen, werken we een prototype uit dat eindgebruikers grondig uittesten. Hierin is de input van verpleegkundigen en van de eindgebruiker opnieuw onmisbaar. Alle informatie en resultaten worden teruggekoppeld en verwerkt. Je hebt alleen succes met je product als je van bij de start tot bij het eindproduct de eindgebruiker direct betrekt in je ontwikkelproces en bij je product. Dan blijft de drempel om een nieuw product te introduceren op de werkvloer ook laag en krijgt dat een vlotte start. Een innoverend product moet gebruiksvriendelijk zijn, gedragen door een brede groep gebruikers en betaalbaar.’

Na het ontwikkelen van het prototype stopt de ondersteuning die Katleen en de verschillende divisies van imec bieden nog niet. Ze adviseren en helpen ontwikkelaars bij het vinden van subsidies, bij het financieren van de productie, bij het vermarkten van het product of bij de opstart van een bedrijf.

Digitale innovatie tijdens de Week

Meer over dit onderwerp vertelt Katleen Boschmans, projectcoördinator zorginnovatie bij imec, tijdens de Meet&Eat koker op woensdag 22 maart 2017 tijdens de Week van de Verpleegkundigen in het Kursaal in Oostende.
Informatie en inschrijflink vind je hier: www.nvkvv.be/Agenda

NephroFlow

Enkele jaren geleden was de dialyseafdeling van AZ Sint Lucas Gent op zoek naar een nieuw dialyseprogramma omdat het oude aan vervanging toe was. Samen met de firma Typework ontwikkelden ze NephroFlow, een softwareprogramma dat het papieren dossier en de manuele invoer tijdens de dialyse vervangt. Dat was een intensief project tussen gebruikers (verpleegkundigen en artsen) en ontwikkelaars.

Het pakket bestaat uit 2 onderdelen: enerzijds de mobiele  NephroFlow Assistant, een programma op iPad dat bedside wordt gebruikt, en anderzijds de NephroFlow Manager, een webapplicatie. Werkinstructies, zoals type kunstnier en dialyseduur, protocollen en data komen samen in één communicatietool die een overzicht geeft van wat er tijdens elke dialysesessie gebeurt of moet gebeuren. De dialysetoestellen sturen de parameters (vitale parameters van de patiënt en de parameters van het toestel) door naar zowel de assistant- als naar de managertoepassing. De verpleegkundige krijgt haar werkinstructies digitaal op de iPad samen met de historiek en de evolutie van de vorige behandelingen. Ook de labo uitslagen worden geïntegreerd via de applicatie. Dat alles komt samen in tabellen en grafieken. In een oogopslag kan de evolutie van de laatste dialysebehandelingen vlot nagekeken worden.

Door die automatisatie vraagt administratie minder tijd en krijgt de verpleegkundige meer tijd voor de patiënt. De overdracht van informatie verloopt vlotter en het programma biedt de verpleegkundigen ondersteuning bij onvoorziene omstandigheden. Door de automatische input van data verlaagt ook de kans op foutieve registraties.

Ingrid Varendonck, dienstverantwoordelijke hemodialyse in het AZ Sint Lucas in Gent, vertelt meer over het ontwikkelproces: ‘Verpleegkundigen en artsen werden betrokken bij de brainstorming in de ontwikkeling van het programma. De samenwerking met de firma Typework verliep vlot, al vroeg het best een grote inspanning bovenop onze dagelijkse taak. In de beginfase werd met een arts en enkele verpleegkundigen intensief overleg gepleegd, werden nieuwe ontwikkelingen uitgetest en bijgestuurd. In een latere fase werd de groep verpleegkundigen die de toepassingen testten, uitgebreid. Door hun input werd de gebruiksvriendelijkheid groter en verliep de implementatie op de werkvloer vlotter.’

Author: Els Put


Nieuwseditie februari 2017

Kennis en expertise delen

Transdisciplinair samenwerken in een instelling

Interdisciplinair samenwerken verhoogt de kwaliteit van zorg en is daarom een belangrijk aandachtspunt voor het NVKVV. Revaweb gaat nog een stap verder: de methodiek helpt verschillende disciplines transdisciplinair samen te werken op een revalidatieafdeling. Het NVKVV stelt het project aan je voor.

In een multidisciplinair team werken verschillende disciplines naast elkaar in de zorg voor een patiënt. In een interdisciplinair team overleggen de verschillende zorgverleners met elkaar, bepalen ze samen doelstellingen voor de patiënt en zijn er overlegmomenten: voornamelijk de zorgorganisatie en de communicatie zijn hier sterker uitgebouwd. In het Revawebproject gaan de verschillende zorgverleners nog een stap verder: ze werken transdisciplinair samen. Dat betekent dat zorgverleners uit verschillende disciplines samen werken bij een patiënt om revalidatie een boost te geven. ‘Op die manier delen ze hun kennis op de werkvloer, een aanpak die de patiënt ten goede komt,’ legt Nele Duplacie uit. Nele was hoofdverpleegkundige op een revalidatieafdeling voor niet-aangeboren hersenletsels van de UZ Leuven, campus Pellenberg in Lubbeek toen ze 6 jaar geleden het initiatief nam om Revaweb te ontwikkelen. Revaweb is een methodiek om revalidanten beter te begeleiden naar zelfstandigheid. Revalidatie en revalidant staan centraal, de zorg vertrekt vanuit de nood van de patiënt. ‘Op dat moment was er een dringend personeelstekort op onze afdeling door ziekte en mutaties naar andere afdelingen en raakten vacatures niet ingevuld. Door het wegvallen van ervaren verpleegkundigen was er tegelijkertijd een tekort aan kennis en expertise. Vanuit het verpleegkundig departement slaakten we een noodkreet naar de therapeuten. Die hadden de drukte en het kennistekort ook al aangevoeld en wilden graag mee helpen zoeken naar oplossingen.’

Verfijnen van vaardigheden

Een werkgroep met enkele verpleegkundigen, een logopedist, een kinesitherapeut en een ergotherapeut vertrok van twee vragen: Hoe kunnen we expertise delen? En: Hoe kunnen we meer revalidatie aanbieden? Ze startten met een inventarisatie  van de bezorgdheden binnen het volledige team over de gebieden en tijdstippen waar revalidatiemogelijkheden voor de revalidanten te weinig of niet aanwezig waren. Dat zijn vooral die momenten waarop heel veel gebeurd bij en met de revalidant, maar waarbij de revalidatiemogelijkheden nog teveel onbenut bleven zoals de transfers in en uit bed, wassen en aankleden, verplaatsingen naar de eetzaal en het toilet, eten tijdens de ochtend, middag en bij het avondmaal: momenten die voor verpleegkundigen sowieso erg druk zijn en waarop ze onmacht voelden omdat ze dan te weinig revalidatie konden aanbieden. Nele: ‘Binnen de werkgroep werd er gezocht naar oplossingen om die momenten door het hele multidisciplinaire team te laten dragen. In een eerste stap werd er gefocust op het ochtendgebeuren: de kinesitherapeuten kwamen al van ’s morgens vroeg naar de afdeling en hielpen de verpleegkundigen met de transfers waardoor dat een eerste oefenmoment werd voor de patiënt. Daarenboven was één verpleegkundige per patiënt voldoende om die transfer uit te voeren en ontstond een kennisuitwisseling tussen kinesist en verpleegkundige. Ook het ontbijt werd door de ergotherapeuten aangegrepen als dagelijks oefenmoment. Zo bereikten we onze doelstelling om de revalidanten te activeren buiten de therapiezalen: er werd dagelijks spontaan en op een juiste manier geoefend en begeleid door elke specifieke discipline. Door het samen begeleiden leerden we van elkaar: de verpleegkundige leerde van een kinesitherapeut bijvoorbeeld hoe een patiënt te helpen om zijn evenwicht te bewaren bij het stappen, van een ergotherapeut hoe een patiënt te leren om een boterham te smeren, van de logopedist om een revalidant te helpen bij het slikken.’

Leren van elkaar

Ieder handelt er vanuit zijn deskundigheid en probeert die deskundigheid aan de ander over te brengen. Bijvoorbeeld bij het wassen van een patiënt legt een ergotherapeut andere accenten dan een verpleegkundige, elk vanuit zijn eigen deskundigheid. Nele: ‘Bij het samen wassen, proberen we die accenten uit te wisselen zodat we elkaars’ denkkader begrijpen en er rekening mee kunnen houden. Een ergotherapeut legt de klemtoon op tactiele informatie. Zo vindt die het belangrijk bij een zwaar neurologische patiënt die een volledig bedbad krijgt, dat de hand van de revalidant door de therapeut ook naar zijn gezicht of naar zijn buik gebracht wordt zodat hij tactiele informatie krijgt. Zo wordt de patiënt geprikkeld om bewust te worden van zijn lichaam.  Dit is een invalshoek die wij als verpleegkundigen niet nemen.

Door de nieuwe inzichten die Revaweb bracht, kunnen verpleegkundigen die meenemen in hun zorg op die momenten dat de andere disciplines niet aanwezig zijn. Omgekeerd leren de andere zorgverleners ook om verpleegkundige aandachtspunten te integreren in hun discipline zoals aandacht voor decubituspreventie. De wisselwerking en leermomenten zijn wederzijds.’ Niet enkel taken en technieken werden wederzijds geleerd en gedeeld, ook het inzicht in de mogelijkheden en in de progressie van de revalidanten vergrootte. Verpleegkundigen waren sneller op de hoogte van de vooruitgang die de revalidanten bij elke discipline maakten. Nele: ‘Het nauwere contact tussen de disciplines leidt tot een veel sneller en gemakkelijker inspelen op de noden van de revalidant. Er wordt samen rond en met de revalidant gewerkt. We leren vaardigheden van elkaar en verfijnen elkaars vaardigheden op de verschillende domein overschrijdende gebieden. We merken een vlottere vooruitgang van de revalidant en kunnen daardoor sneller op zijn noden inspelen.’

Naast een andere organisatie voor het ochtendgebeuren bracht Revaweb ook een verschuiving in de doelstellingen: die werden niet langer per discipline geformuleerd maar wel per patiënt voor het volledige team. Nele: ‘Samen wordt er gewerkt aan mobiliteit, zelf wassen, aankleden, eten…. om de revalidant naar zelfstandigheid te begeleiden. Zo evolueerden we tijdens de ochtendzorg van een multidisciplinair naar een interdisciplinair en zelfs een transdisciplinair team. Die manier van werken kwam er niet op één dag. Het was een proces dat enkele jaren duurde en waar iedereen mee moest leren werken.’ Niet alleen de verpleegkundigen, kinesitherapeuten, logopedisten en ergotherapeuten werkten Revaweb uit. Ook artsen, psychologen en sociaal assistenten brachten advies in.

Voor meer informatie over Revaweb, contacteer je Nele Duplacie via nele.duplacie@uzleuven.be.

Van multi- over inter- naar transdisciplinair werken: de succesfactoren

  1. Communicatie tijdens formele, informele en educatiemomenten
  2. Evenwicht vinden tussen vervagen van rollen en grenzen behouden van elke discipline
  3. Vertrouwen en respect, betrokkenheid en ondersteuning tussen de teamleden
  4. Niet-competitieve en vlakke organisatiestructuur: elk teamlid is gelijkwaardig
  5. Educatie en kennisoverdracht: iedereen is afwisselend leerling en leraar
  6. Patiëntenpopulatie: patiënten met complexe noden en chronische letsels

Literatuur

Studies bevestigen dat taakgerichte training een positieve en een groter effect heeft dan enkel repetitieve training:

  1. Sjöholm, A, Skarin, M, e.a., Sedentary Behaviour and Physical Activity of People with Stroke in Rehabilitation Hospitals, Stroke Research and Treatment, vol 2014, article ID 591897.
  2. Ivey, F.M., Hafer-Macko, C.E., e.a., Exercise Rehabilitation After Stroke, The Journal of the American Society for Experimental NeuroTherapeutics, oct 2006, vol 3, 439-450.
  3. French, B., Thomas, L., e.a., Does repetitive task training improve functional activity after stroke? A Cochrane systematic review and meta-analysis. J.Rehabil Med, 2010, 42: 9-15.
  4. Song, Gb, The effects of task-oriented versus repetitive bilateral arm training on upper limb function and activities of daily living in stroke patients. J Phys Ther Sci,2015, May; 27 (5): 1353 -1355.
  5. Cartmill, C, Soklaridis, S., Cassidy, JD. , Transdisciplinary teamwork: The Experience of Clinicians at a Functional Restoration Program. J. Occup. Rehab., 2011, 21, 1-8.

author: Els Put


Nieuwseditie januari 2017

‘Met vertrouwen naar de toekomst’

Het NVKVV neemt afscheid van en verwelkomt bestuursleden

Op de Algemene Vergadering van zaterdag 22 oktober heeft het NVKVV afscheid genomen van enkele bestuursleden. Tegelijk heette de beroepsorganisatie enkele nieuwe krachten welkom in de Raad van Bestuur. We zetten alles op een rijtje en hadden een gesprek met afscheidnemend bestuurslid Lia Huysmans en nieuwkomer Jan Ampe.

Lia Huysmans is voor veel NVKVV-leden geen onbekende. Als studente verpleegkunde maakte ze in de jaren zeventig van de vorige eeuw deel uit van de jeugdraad van het NVKVV, die vandaag niet meer bestaat. Eind jaren tachtig trad ze toe tot de werkgroep hoofdverpleegkundigen, waarmee haar carrière binnen het NVKVV van start ging. ‘Mijn bestuursactiviteiten stopzetten, was een moeilijke beslissing’, vertelt Lia. ‘Maar om gezondheidsredenen zet ik een stap terug. Gehoorproblemen zijn de beslissende factor. De dokter heeft me aangeraden om voldoende rust te nemen en met deze keuze hoop ik mijn job te kunnen blijven doen, wat heel belangrijk voor me is.’ Lia is coördinator geriatrie in de GZA Ziekenhuizen in Antwerpen.

Uiteraard blijft Lia lid van het NVKVV. Ze blijft ook actief binnen de werking van de regionale netwerken. ‘Die zijn voor het NVKVV de basis van alles’, zegt ze. ‘Daar houden we de vinger aan de pols en krijgt ons beleid concreet vorm. Laat ons ook niet vergeten dat onze netwerken bestaan dankzij de inzet van vrijwilligers. Ik ben trots dat ik deel heb kunnen uitmaken van een geëngageerd en dynamisch team.’

Trots is Lia ook op het feit dat ze in 2006, als lid van de werkgroep hoofdverpleegkundigen, mee aan de wieg stond van het huidige koninklijk besluit (KB) rond hoofdverpleegkundigen. ‘Ik zat in de toenmalige Federale Raad voor Verpleegkunde’, blikt ze terug. ‘Mede dankzij onze inzet kreeg het KB een nieuwe invulling. Een hoofdverpleegkundige moest niet langer alleen de beste verpleegkundige zijn, maar ook kunnen managen. Dat we die richtlijn op papier hebben gekregen, is een serieuze verdienste. Vandaag geldt ze nog steeds als blauwdruk voor onderhandelingen.’

Model van een bloem

In al die jaren heeft Lia het verpleegkundig beroep en het NVKVV zien professionaliseren. ‘Vroeger was de werking van het NVKVV veel vrijblijvender’, vertelt ze. ‘We werken vandaag in een betere structuur en de respons van zowel leden als andere organisaties als de overheid is stukken groter. Een werkpunt blijft wel dat we ook verpleegkundigen ‘aan bed’ moeten meekrijgen in ons verhaal. De werkgroepen, de regionale netwerken en de Raad van Bestuur, bestaan zowel uit leidinggevenden als uit verpleegkundigen ‘aan bed’. We hopen dat  meer verpleegkundigen uit het werkveld willen participeren.’ Lia wil dat doel bereiken door mond-aan-mondreclame en door initiatieven zoals de Week van de Verpleegkunde.

Een ander dossier dat Lia op de voet blijft volgen, is dat van de hervorming van het KB nr. 78 over de gezondheidszorgberoepen en dat van de verpleegkundige opleidingen. ‘We streven naar een kwaliteitsvolle zorg voor onze patiënten en daarin moeten alle verpleegkundigen een plaats krijgen. Het model van de bloem van Maggie, waarin elk gezondheidszorgberoep, voorgesteld in een bloemblaadje, zijn specifieke plek heeft, is daarvoor een goed uitgangspunt. Alleen mogen we niet vergeten dat verpleegkundigen zeer breed tewerkgesteld zijn en in meerdere bloemblaadjes een plaats hebben. Maar ik kijk met vertrouwen naar de toekomst.’

Bruggen bouwen

De toekomst positief tegemoetzien. Dat is ook de boodschap die Lia het NVKVV bij haar vertrek wil meegeven. ‘We zijn de oudste en breedste verpleegkundige beroepsorganisatie van Vlaanderen en zijn altijd up-to-date’, zegt ze. Opvallend: als het over het NVKVV gaat, blijft Lia woorden als “wij” en “ons” gebruiken. ‘Samen met de andere beroepsorganisaties en de Algemene Unie van Verpleegkundigen van België (AUVB), waarvoor ik een tijd gemandateerd was binnen de Nederlandstalige Kamer, moeten we de krachten blijven bundelen. Omdat het landschap van verpleegkundige beroepsorganisaties zeer versnipperd is, verloopt het bekomen van een consensus soms moeilijker. Maar tenslotte zijn onze doelen dezelfde. Is het water soms diep? Geen probleem, daarom bestaan bruggen.’

Tot slot: welke raad geeft Lia het NVKVV mee voor de toekomst? ‘Hou de ontwikkelingen rond de opleidingen goed in de gaten en behoud je positie binnen het zorglandschap’, luidt het. ‘Alleen als we voldoende leden hebben, kunnen we ons beleid en onze ideeën afstemmen op het werkveld. Dat is de belangrijkste opdracht van een beroepsorganisatie. Het NVKVV is een vereniging van, voor en door verpleegkundigen, zonder onderscheid tussen HBO5 verpleegkundigen en bachelor verpleegkundigen.’

Ouderenzorg op de agenda

Tegelijk heet het NVKVV de 48-jarige Jan Ampe van harte welkom in de Raad van Bestuur. Hij brengt heel wat ervaring mee: Jan is lid van de werkgroep ouderenzorg van het NVKVV, en directeur van de Seniorenresidentie in Keerbergen (Senior Living Group). Daarvoor was hij verpleegkundig manager van de zone inwendige geneeskunde in het UZ Leuven.

‘Het hoeft wellicht niet te verbazen dat ouderenzorg een van mijn stokpaardjes wordt binnen mijn nieuwe opdracht’, steekt Jan van wal. ‘Vanuit mijn ervaring in de werkgroep ouderenzorg wil ik het thema op de verpleegkundige agenda en die van het onderwijs zetten. Tegelijk wil ik blijven inzetten op de continuïteit van de zorg, met name tussen de eerstelijnszorg, het ziekenhuis en het woonzorgcentrum. Ook toen ik nog in het Leuvense UZ werkte, wilde ik de connectie tussen de verpleegkundige zorg, de ouderen- en bejaardenzorg en de thuiszorg zo optimaal mogelijk krijgen.’

Coördinator van zorg

Jan wil die doelstelling onder meer realiseren door te focussen op de verpleegkundige opleiding: ‘De hervorming van het curriculum is een kans om meer in te zetten op ouderenzorg’, legt hij uit. ‘Voor sommige verpleegkundigen is ouderenzorg vandaag niet aantrekkelijk genoeg. Dat moet veranderen, want in onze woonzorgcentra hebben we, naast de zorgkundigen, nood aan goed opgeleide verpleegkundigen. Ik wil het debat openen om alle verpleegkundigen te scholen tot “ambassadeurs” van hun patiënt of bewoner.’

‘Vooral bij verpleegkundigen van mijn generatie merk ik dat ze soms iets minder sterk zijn in de organisatie van de zorg vanuit een brede context’, vervolgt Jan. ‘Ze zijn ijzersterk in het verlenen van zorg, maar missen soms het grotere plaatje. Ik denk dat een verpleegkundige in de ouderenzorg samen met andere zorgverleners moet fungeren als een “coördinator van zorg”, die aangeeft wie welk soort zorg op welk moment moet verlenen. Een goede communicatie met de zorgvrager is daarbij essentieel. Een deel van de verklaring waarom ouderenzorg een beetje stiefmoederlijk wordt behandeld, is volgens mij dat het voor sommigen moeilijk is om die communicatie aan te gaan. Nochtans kan je zo bepalen wat de specifieke wensen en noden van een senior zijn.’

Grote toekomstige uitdagingen

Tegelijk beklemtoont Jan dat de kwaliteit van de ouderenzorg vandaag al zeer hoog is. ‘Daarover mogen zeker geen misverstanden bestaan’, zegt hij. ‘Maar feit is wel dat de berichtgeving rond het thema soms heel negatief is. Ouderenzorg blijft een zeer moeilijk onderwerp, onder meer doordat het spectrum tussen “gezond” en “chronisch ziek” heel breed is. Daardoor zijn heel wat verschillende actoren bij ouderenzorg betrokken en is de zorgkennis verspreid: bij de eerstelijnszorg, de ziekenhuizen, de woonzorgcentra … Verpleegkundigen kunnen helpen bij een algemene benadering van de patiënt en de zorg mee stroomlijnen. Net als in de werkgroep Ouderenzorg, waarvan ik lid blijf, wil ik blijven werken aan nieuwe samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld tussen de ziekenhuizen en de woonzorgcentra.’

Ten slotte ziet Jan grote toekomstige uitdagingen voor het NVKVV. ‘Door de hervorming van de verpleegkundige opleiding en het KB nr. 78 ligt heel wat werk op de plank’, besluit hij. ‘Tegelijk blijft het verpleegkundige beroep professionaliseren. We moeten ons voortdurend bezinnen over de rol die we spelen naast de andere zorgberoepen.’

De wijzigingen in de Raad van Bestuur van het NVKVV

Het NVKVV neemt – met oprechte dank! – afscheid van:

  • Lia Huysmans nam na een decennialang engagement als bestuurslid, als lid van diverse werkgroepen en als gemandateerde in enkele overkoepelende overheidsorganen, ontslag omwille van gehoorproblemen.
  • Cecile Dewaele is kinderverpleegkundige en referentieverpleegkundige palliatieve zorgen, medicatiebeleid en huilbaby’s in het AZ Nikolaas in Sint-Niklaas en juridisch expert kinderverpleegkunde en gaat met pensioen. Ze was jarenlang voorzitter van het regionaal netwerk Waasland en lid van Ciciams.
  • Annick Bienstman is hoofdverpleegkundige geriatrie 2 en verpleegkundig verantwoordelijke van het geriatrisch zorgprogramma in het H. Hartziekenhuis in Mol en kiest voor een bijkomende masteropleiding, Master in Management, Zorg en Beleid in de Gerontologie aan de VUB. Ze was actief in de werkgroep hoofdverpleegkundigen.

Het NVKVV verwelkomt:

  • Jan Ampe. is lid van de werkgroep ouderenzorg van het NVKVV en directeur in Senior Living Group.
  • Kristel Marquet, diensthoofd kwaliteit en patiëntveiligheid in het Jessa Ziekenhuis in Hasselt.
  • Patricia Claessens, opleidingsdirecteur Verpleegkunde aan de Arteveldehogeschool in Gent, bestuurder van het AZ Nikolaas in Sint-Niklaas en bestuurder van WZC Ter Kimme in Sint-Lievens-Houtem.
  • Kurt Surmont, verpleegkundig paramedisch directeur in het ZOL in Genk en lid van de juridische adviesgroep van het NVKVV.
  • Liesbet Van Bos, psychiatrisch verpleegkundige, hulpverlener in het CAW, docent en lid van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg van het NVKVV.

www.nvkvv.be > Wie is wie? > Raad van Bestuur

Author: Ruben De Clercq


Nieuwseditie december 2016

Een preventief vaccin toedienen

Het NVKVV biedt je een brochure en een vorming aan.

Je mag vaccins toedienen op voorschrift van een arts. Maar hoe handel je correct? Waar let je op? Het NVKVV zocht alle informatie bij elkaar en bracht die samen in een brochure en in een vorming.

Een vaccin toedienen is meer dan een eenvoudige intramusculaire injectie. Een vaccin zet je bijvoorbeeld, bij een volwassene bij voorkeur in de bovenarmspier. En de patiënt moet gedurende een kwartier na toediening onder toezicht blijven zodat je een anafylactische shock snel kan herkennen en actie kan ondernemen. Dat risico is slechts één op een miljoen maar als verpleegkundige moet je dan adequaat kunnen handelen. Al die informatie bracht het NVKVV samen in een brochure en een vorming om verpleegkundigen breed te informeren nu ze – zonder het toezicht van een arts – preventieve vaccins mogen toedienen. Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van het NVKVV, vertelt waarom: ‘Met de brochure en de vorming maken we een vertaalslag tussen de wetgeving en de dagelijkse praktijk zodat alle verpleegkundigen in elke setting er mee aan de slag kunnen.’

Een vaccin toedienen is sinds de publicatie van de Gezondheidswet op 9 april 2016 een verpleegkundige B2-handeling, een handeling op voorschrift van een arts en niet langer een C-handeling onder toezicht van een arts. Die wetswijziging werd doorgevoerd om de vaccinatiegraad bij de Belgische bevolking te verhogen en om sneller te  kunnen reageren bij een epidemische uitbraak. De handeling gaat dus over het toedienen van preventieve vaccins om infectieziektes te voorkomen en niet over therapeutische vaccins zoals bij een immunisatie. Preventieve vaccins worden in verschillende settings toegediend, zowel in ziekenhuizen, in woonzorgcentra, in de thuisverpleging en door bedrijfsgeneeskundige diensten, tijdens raadplegingen van Kind en Gezin, in Centra voor Leerlingenbegeleiding, opvangcentra voor asielzoekers…. Waar je ook werkt, je geeft een vaccin enkel na een schriftelijk medisch voorschrift of via een staand order van de arts. Je volgt de procedure van je instelling, een procedure die omschrijft hoe je de techniek correct en veilig uitvoert, welke voorzorgsmaatregelen je neemt en welke observaties je moet doen. Bovendien noteer je de handeling in het patiëntendossier. Je zorgt er eveneens voor dat de vaccinatie op Vaccinnet geregistreerd wordt. De arts is dus verantwoordelijk voor het voorschrijven van de vaccinatie. Als verpleegkundige ben je verantwoordelijk voor het correct uitvoeren van de handeling.

Eerste vragen

Ellen: ‘Een wetswijziging is niet steeds meteen implementeerbaar en vraagt soms om eerst alle aspecten van die aanpassing grondig te bekijken.’ Heidi Vanheusden, stafmedewerker van het NVKVV en voorzitter van de werkgroep Juridisch advies NVKVV legt verder uit: ‘We beseften dat we eerst antwoorden moesten zoeken op de vragen die de nieuwe wet en vooral de evidence based adviezen die eraan ten grondslag lagen, opriepen. Vragen zoals: mag en moet een verpleegkundige adrenaline toedienen bij een anafylactische shock? En heeft ze of krijgt ze toegang tot Vaccinnet om de vaccinatie te registreren?’ Een kerngroep van de Juridische Adviesgroep van het NVKVV, een mini-JAG, startte met het uitwerken van de details van de achtergrond, de richtlijnen en de procedure voor het geven van een vaccin. De leden zocht naar antwoorden op vragen zoals ‘Hoe doe je dat veilig?’ en ‘Hoe handel je evidence based?’.

Het Wit-Gele Kruis werkte de procedure verder uit op basis van het materiaal dat de mini-JAG verzameld had. De werkgroep Infectiebeheersing (WIN) van het NVKVV gaf advies bij die procedure en samen met de werkgroepen Thuisverpleegkundigen en Verpleegkundigen Kritieke Diensten van het NVKVV werd vorming over dit onderwerp georganiseerd, een vorming die veel deelnemers en positieve evaluaties krijgt. Ellen: ‘De inhoud van de brochure werd eerst binnen de eigen organisatie breed afgetoetst. Nadien gaven de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België en de drie artsensyndicaten, BVAS, Domus Medica en het Kartel, hun advies en goedkeuring aan de inhoud van de brochure. Ellen: ‘Dat de brochure gevalideerd werd door de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België toont dat een stap is gezet in verdere interdisciplinaire samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen. Onze brochure wordt ook de standaard voor het uitvoeren van deze handeling in België want ze wordt vertaald naar het Frans voor onze Waalse collega’s van het ACN (Association belge des praticiens de l’art infirmier).’ Heidi bevestigt: ‘We zijn blij met de dialoog die we gestart zijn over beroeps- en taalgrenzen heen.’

Open vragen

‘Het werk is nog niet rond,’ legt Heidi verder uit. ‘Twee onderdelen vragen nog om actie: na het toedienen van een preventief vaccin moet dat geregistreerd worden op Vaccinnet maar verpleegkundigen hebben hier nog geen toegang toe. Nu moet je die registratie vragen aan de arts die het voorschrift hiervoor uitschreef. En er is ook nog geen RIZIV-nummer voorzien voor het registreren en voor de vergoeding van deze handeling door verpleegkundigen. De Juridische Adviesgroep van het NVKVV volgt dit verder op.’ Omdat die items nog niet uitgeklaard zijn biedt het NVKVV de brochure op dit moment enkel digitaal aan haar leden aan zodat ze die wijzigingen meteen in een nieuwe versie online kan opnemen en aanbieden.

Het NVKVV wil de informatie die ze uitbouwde zo breed mogelijk verspreiden. Ellen: ‘Leden kunnen, na inloggen, de brochure ‘Een preventief vaccin toedienen’ downloaden. Ook organiseren we vorming van drie uur over dit onderwerp zowel in eigen huis als op vraag van instellingen. En tijdens de Week van de verpleegkundigen in maart in Oostende komt dit onderwerp eveneens aan bod.’

Hoe handel je bij een anafylactische shock?

Het is uiterst zeldzaam maar af en toe doet een patiënt een anafylactische shock na het toedienen van een vaccin. Daarom hou je toezicht tot 15 minuten na de toediening. Merk je dat je patiënt onwel wordt, dan volgt je deze stappen:

  • Controleer de vitale parameters
  • Geef een oproep door aan 112. Vraag om assistentie door een MUG-team
  • Start CPR bij adem- of hartstilstand
  • Zorg voor stabiele zijligging bij bewusteloosheid
  • Dien medicatie toe indien afgesproken met de voorschrijvende arts
  • Plaats een waakinfuus indien je de materialen voorhanden hebt en je hier voldoende ervaring mee hebt

Een preventief vaccin toedienen

  • De brochure: nvkvv.be > Publicaties > Eigen publicaties > Een preventief vaccin toedienen (na inloggen)
  • De vorming: nvkvv.be > Vorming > Navorming

Els Put


Nieuwseditie november 2016

Interdisciplinaire samenwerking met e-Health

De eerstelijnsgezondheidszorg op eenlijn.be

In een snel veranderend zorglandschap nemen ICT-toepassingen een steeds belangrijkere plaats in. éénlijn.be tracht die programma’s op elkaar af te stemmen en leert eerstelijnszorgverleners, waaronder de thuisverpleegkundigen, er mee te werken en onderling gegevens uit te wisselen.

Het NVKVV zet in op interdisciplinaire samenwerking. Op haar vraag ‘Hoe maken we dat waar?’ kwam ze terecht bij apotheker Dirk Broeckx, projectmanager van éénlijn.be en trainer-consultant (IFB – Prepare for the Future), voor een boeiend gesprek.

Éénlijn.be: wat is dat?

Broeckx: ‘éénlijn.be is een Vlaams project in opdracht van het Agentschap Zorg en Gezondheid, dat de bestaande digitale platformen dichter bij de zorgverleners in de eerstelijnsgezondheidszorg wil brengen. Éénlijn.be wordt gedragen door een consortium van verschillende organisaties zoals Domus Medica, het Vlaams Apothekers Netwerk, het Huis voor Gezondheid, PraktijkCoach en andere. In een eerste stap richtte het project zich naar huisartsen en apothekers om hen te leren werken met, en de meerwaarde ervaren van, toepassingen zoals Vitalink, MyCarenet, SumEHR, het Gedeeld Farmaceutisch dossier, eHealthBox…. In het tweede jaar richtte het platform zich naar thuisverpleegkundigen, zowel zelfstandigen als in dienstverband, kinesitherapeuten en tandartsen. Dit jaar werd de werking uitgebreid naar alle zorgverleners in de eerste lijn, dus ook onder meer naar ergotherapeuten, psychologen en vroedvrouwen.

éénlijn.be wil zorgverleners niet alleen leren hoe de verschillende ICT-toepassingen te gebruiken. Het project wil in de eerste plaats inzetten op een betere samenwerking rond de patiënt door op een makkelijke en efficiënte manier meer gegevens te delen en een digitale dialoog te starten. Dat verhoogt de kwaliteit van zorg voor de patiënt. Om dat doel te bereiken, moet elke zorgverstrekker gegevens gestructureerd opslaan in zijn eigen patiëntendossier.

Thuisverpleegkundigen hebben vandaag al een digitaal aanbod dat sterk overlapt met artsen en apothekers zoals het Vitalink medicatieschema en MyCarenet. Andere toepassingen, bijvoorbeeld om een zorgplan of informatie over de patiënt uit te wisselen, staan in de steigers.

éénlijn.be sluit aan bij het federale Actieplan eGezondheid 2013 – 2018 dat de ontwikkeling van een gestructureerd online aanbod van gezondheidszorgdiensten beoogt.’

Zijn eerstelijnszorgverstrekkers er klaar voor om meer ICT te gebruiken?

Broeckx: ‘Zorgverstrekkers zijn zeker nog niet klaar om volledig digitaal te werken. Maar dat is wel een reële toekomst: minister Maggie De Block wil bijvoorbeeld dat alle zorgattesten – de witte briefjes – vanaf 2018 volledig elektronisch afgehandeld kunnen worden. Zo’n administratieve verplichtingen zijn vaak de trigger om ook patiëntengegevens digitaal te gaan delen. Twintigers en dertigers hebben daar geen probleem mee, zij zijn daar mee opgegroeid. Veertigers minder en vooral bij vijftigers is de drempel soms hoog. Die generatie zal de stap sowieso nog moeten zetten. We verwachten dat we tegen 2020 in een papierarme omgeving werken om te evolueren naar een papierloze werkplek in de jaren nadien.  We zitten nu in een overgangsfase met kinderziekten. Maar we moeten daar door om tot een functioneel iets te komen.

Met éénlijn.be willen we een positief perspectief bieden. We stimuleren zorgverleners om gegevens te delen, om samen te werken en elkaar te vertrouwen. We tonen ook hoe het werkt: wat doet je pakket, waar vind je wat, wat zijn de beperkingen? En als een pakket problemen geeft, stimuleren we de gebruikers om onze hulplijn te bellen en die te melden zodat we oplossingen kunnen aanreiken. We zijn optimistisch: in de toekomst wordt het gebruik van die diensten even eenvoudig als bellen met je gsm. Dat doe je nu ook zonder er bij na te denken en zonder je vragen te stellen of dat nuttig is. Daar willen we naar toe: dat alle eGezondheid diensten spontaan gebruikt worden.’

Even makkelijk als het gebruik van je mobieltje?

Broeckx: ‘Je gsm gebruik je ook zonder dat je er meteen alle tools van kent. Als je eerst de basishandelingen kent en je leert een paar leuke apps kennen, dan ga je steeds meer diensten gebruiken. Veel mensen hebben moeite om die eerste stap te zetten. Een beeld dat iedereen kent: wanneer je je een eerste keer online aanmeldt, moet je je registreren en dat is een drempel. Maar als je een programma een keer kent, dan gebruik je dat nadien veel vlotter en spontaner.

Dit is nog veel belangrijker: wanneer je in je eigen systeem gegevens goed opslaat, kan je ze in meerdere toepassingen opnieuw gebruiken. In principe moet je gegevens dan maar één keer inbrengen. Een e-ID kaart inlezen geeft je meteen alle informatie van de patiënt: naam, adres, rijksregisternummer… Als je een volgende keer die patiënt oproept, heb je meteen al zijn gegevens. En wanneer je fysiologische parameters éénmaal invoert, kan je programma automatisch scores berekenen zoals een BMI. Gecodeerd en gestructureerd informatie opslaan, laat toe om er veel meer mee te doen. Dat is het grote verschil met gegevens die je op papier opschrijft of gewoon als tekst in je computer bewaart.’

Welke toepassingen zijn er voor thuisverpleegkundigen?

Broeckx: ‘Een thuisverpleegkundige heeft toegang tot MyCarenet waar ze onder meer de verzekerbaarheid van een patiënt kan controleren. En in Vitalink kan ze het gedeeld medicatieschema van een patiënt oproepen. Dat is een “gedeeld” medicatieschema dat door verschillende partijen gewijzigd kan worden. Bij een SumEHR bijvoorbeeld, een beknopt digitaal patiëntendossier van een arts, kan dat niet.

De thuisverpleegkundigen zijn momenteel aan het werk om te bepalen welke patiëntgegevens ze willen delen en hoe die dan geregistreerd worden in hun patiëntendossier. Dat proces wordt voor een deel aangestuurd door een aantal diensten die al bestaan zoals het gedeeld medicatieschema. Andere zinvolle gegevens om ter beschikking te stellen zijn bijvoorbeeld de graad van hulpbehoevendheid van een patiënt: dat is nuttige informatie voor de huisarts. En nevenwerkingen van medicatie die een thuisverpleegkundige opmerkt, zijn dat zowel voor arts als apotheker.’

Welke evoluties zie je in het verpleegkundig beroep?

Broeckx: ‘De thuisverpleegkundigen brengen van alle zorgverleners het meeste tijd door bij de patiënt. Zij zijn de ogen en oren van het team rond de patiënt en hebben zo een belangrijke inbreng. Een thuisverpleegkundige heeft een goed inzicht in de behoeften van de patiënt. Vaak is dat een vraag naar levenskwaliteit zoals de patiënt die voor zichzelf wenst. Ik zou het bijvoorbeeld logisch vinden dat bij vragen om palliatieve sedatie en euthanasie de thuisverpleegkundige ook een stem zou hebben. Aan de andere kant van het spectrum, in preventie en gezondheidseducatie, kan de thuisverpleegkundige eveneens een belangrijke rol spelen al zou elke zorgverstrekker daar volgens mij meer bezig mee moeten zijn. In een onderlinge samenwerking gaan grenzen vervagen. Zorg vertrekt dan van zorgdoelen op maat van de patiënt waarin iedereen weet wat er moet gebeuren. Om vlot feedback te kunnen geven naar het hele team is het belangrijk om een goed digitaal kanaal te hebben, waarin het hele team kan zien hoe ver men staat en wat er nog moet gebeuren.

In de thuisverpleegkunde is er al een cultuur om informatie te delen met de (huis)arts. Ik moedig hen aan om hun netwerk nadrukkelijker te gaan ontwikkelen en uit te breiden naar apothekers, kinesitherapeuten en anderen. Bijvoorbeeld voor individuele medicatievoorbereiding en pletmedicatie zou er een goede samenwerking tussen de apotheker en de thuisverpleegkundige moeten zijn. De thuisverpleegkundige is nauw betrokken bij de toediening van de medicatie terwijl de apotheker meer onderlegd is in de mogelijke interacties tussen geneesmiddelen. Hier pleit ik voor een grotere samenwerking en het gebruik van de tools die er zijn zoals een medicatieschema en een gedeeld farmaceutisch dossier. De patiënt zal erbij winnen, wanneer we die tools samen beter gebruiken.’

Hoe staat u tegenover het verpleegkundig voorschrift?

Broeckx: ‘Zeker in de wondzorg is dat een nuttige evolutie. In de toekomst zou iedereen een stuk voorschriftbevoegdheid moeten hebben. In een prestatiegebonden vergoedingsmodel heb je een voorschrift nodig; op basis van dat voorschrift kan je iets doen en word je ervoor betaald. Maar in een model waarin zorgverleners samenwerken in chronische zorg of preventie, voldoet dat model niet meer. Handelingen of resultaten registreren en uitwisselen via een digitaal dossier wordt dan zo goed als zeker de basis om dingen te doen en ervoor vergoed te worden.’

ICT-toepassingen in de gezondheidszorg

 

Programma Wat? Toegang anno 2016
MyCareNet Verzekerbaarheid, facturatie, medische administratie (vb. verstrekkingen) Artsen, apothekers, thuisverpleegkundigen…
Vitalink Vaccinatie, medicatie, beknopte medische gegevens Artsen, apothekers, thuisverpleegkundigen
Vaccinet Databank om vaccins te bestellen, te distribueren en te registreren Artsen-vaccinatoren

In de toekomst ook registratie van vaccins door verpleegkundigen?

GFD Gedeeld farmacologische dossier Apothekers

In de toekomst ook toegankelijk voor artsen en verpleegkundigen

e-Health box Communiceren met andere zorgverleners op een beveiligde manier Artsen

Op termijn: alle zorgverstrekkers

Recip-e Elektronisch medisch voorschrift Artsen, apothekers

In de toekomst ook verpleegkundigen?

SumEHR Beknopt medisch dossier Huisartsen
eGMD Globaal medisch dossier Artsen en specialisten

 

Meer info

Els Put


Nieuwseditie oktober 2016

Leren leven met beperkingen na hersenschade

Verpleegkundige zorg voor mensen met NAH

Hoe kan je als verpleegkundigen een patiënt met een niet-aangeboren hersenletsel helpen zijn dagelijkse leven weer op te nemen? En hoe ondersteun je zijn omgeving? Sofie Moreeuw, lid van het NVKVV, en Liesbeth Baert werken als verpleegkundigen in de chronische zorg voor mensen met NAH en getuigen over hun ervaringen.

De term ‘NAH’ is voor veel mensen, ook binnen de zorgverlening, nog steeds een onbekend begrip. Het omvat heel wat vormen van hersenschade, zowel door traumatische gebeurtenissen zoals een verkeersongeval, als niet-traumatische gebeurtenissen zoals een CVA. In tegenstelling tot personen met een aangeboren beperking, hebben deze mensen een normaal leven opgebouwd: een studie of job, een gezin, hobby’s, sociale contacten… tot plots een hersenletsel hun leven op zijn kop zet.  Elk jaar overkomt dit naar schatting 50.000 mensen door een ongeval, hersenbloeding, herseninfarct, tumor, infectieziekte… Na een periode van bewustzijnsverlies of coma volgt vaak een lange en intensieve revalidatie. Sommige personen herstellen relatief goed maar ongeveer één op drie houdt er ernstige, blijvende beperkingen aan over.

Na een acute opname in het ziekenhuis wacht vaak een lange revalidatie. De ondersteuning van een multidisciplinair team van hulpverleners zorgt ervoor dat patiënten heel wat vaardigheden zoals eten, praten, stappen … terug kunnen aanleren. Desondanks kunnen heel wat restletsels ontstaan. De meest zichtbare zijn de problemen op fysiek vlak zoals (hemi)parese, slikproblemen, spasticiteit… Maar de gevolgen kunnen zich ook situeren op cognitief, gedragsmatig of emotioneel gebied. Vermoeidheid, aandacht- of geheugenproblemen kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat de meest eenvoudige taken plots grote moeite kosten. Ook karakterveranderingen zoals initiatiefverlies, ontremd of seksueel ongepast gedrag komen voor waardoor de persoon een ander iemand lijkt te zijn.

Omwille van die restletsels slaagt de persoon er niet steeds in zijn vertrouwde leven terug op te nemen en is in heel wat gevallen gespecialiseerde hulp noodzakelijk. Sofie Moreeuw werkt reeds 15 jaar als verpleegkundige in De Nieuwe Notelaar, een centrum voor residentiële opvang en dagbesteding voor personen met NAH in Brugge. Liesbeth Baert werkt sinds 7 jaar in ’t Venster, een nursingtehuis in Emelgem. Beiden benoemen ze het moeilijke maar tegelijk uitdagende aan werken met mensen met NAH. Liesbeth: ‘Het eigene aan mensen met NAH is dat zij ook een gewoon leven hebben gekend. Plots zijn ze aangewezen op zorg en worden ze geconfronteerd met een aantal beperkingen. Als verpleegkundige kan je dat niet uit de weg gaan. Veel tijd gaat uit naar luisteren en tijd maken voor de cliënt in zijn rouwproces.’ Sofie vervolgt: ‘Voor mij was het een grote confrontatie toen er plots een dame werd aangemeld die vroeger thuisverpleegkundige geweest is. Zij is moeder van 4 kinderen maar kan als gevolg van een CVA niet meer thuis wonen. Ze kan perfect meepraten over medische aspecten, maar slaagt er niet om haar dagelijks leven zelf georganiseerd te krijgen. Plots sta je in een zorgrelatie ten opzichte van elkaar. Dan besef je des te meer hoe kwetsbaar het leven is…’.

Opnieuw betekenis geven aan leven

Terwijl de klemtoon in het ziekenhuis voornamelijk lag op herstel, komt de nadruk in de chronische fase veel meer te liggen op het leren omgaan met de gevolgen en het opnieuw betekenis leren geven aan het leven. De grootste vooruitgang maakt een patiënt in de eerste 2 jaar na het letsel, nadien moeten verwachtingen bijgesteld worden. Sofie legt uit: ‘Dat is niet altijd gemakkelijk. Vaak moet je heel creatief zijn in je werk: als je iemand met een zware apathie niet uit zijn bed krijgt, dan moet je alle middelen bovenhalen om dit toch te doen slagen. Afleiding voorzien, extra aanmoedigen, stap voor stap mee begeleiden, een andere collega inschakelen en dan lukt het soms nog niet. Je haalt echter voldoening uit de kleine stapjes die je wel bereikt. Iemand met een halfzijdige verlamming die bijvoorbeeld een stuk fruit met één hand weet te schillen of zelf zijn schoenen kan sluiten; het kan zoveel betekenen voor de zelfwaarde van die persoon.’ Liesbeth: ‘Soms heeft een patiënt een beperkt ziekte-inzicht of raakt hij gefrustreerd omdat iets niet meer lukt. Het is belangrijk om samen te zoeken naar alternatieven of hulpmiddelen zodat hij toch zo zelfstandig mogelijk kan functioneren.’

De familie van mensen met NAH is mee getroffen door het gebeuren. Zij worden plots mantelzorger en geconfronteerd met allerlei vragen en moeilijkheden. Soms raakt de familie uitgeblust of komt het gezin in een crisissituatie terecht. Sofie: ‘Een groot deel van onze tijd gaat ook naar het ondersteunen van de familie. Het is niet vanzelfsprekend om thuis voor een partner te zorgen die compleet anders reageert in vergelijking met vroeger of om een volwassen zoon of dochter terug in huis te nemen. We luisteren, geven tips, proberen hen te ontlasten door zorg te delen en door bijvoorbeeld een tijdelijk of meer permanent verblijf te voorzien.’ Liesbeth: ‘Heel veel tijd gaat ook uit naar het uitwisselen van informatie: hoe was de persoon vroeger, wat vond hij belangrijk? Hoe loopt de zorg thuis en in de voorziening? Welke veranderingen merkt de familie op? We proberen de familie zoveel mogelijk te betrekken in consultaties bij dokters en specialisten.

De organisatie van zorg

Een belangrijke taak van de verpleegkundige ligt ook in de organisatie van een goede zorgverlening binnen de voorziening. Dat in samenspraak met de andere disciplines zoals de dokter, kinesitherapeut, ergotherapeut, logopedist en anderen. Het merendeel van het team bestaat uit begeleidend en verzorgend personeel waardoor de verpleegkundige vooral een aansturende rol heeft. Liesbeth: ‘Vooral bij mensen met meer fysieke problemen is het belangrijk dat de begeleiding goed weet hoe men de ADL-assistentie moet uitvoeren. Er is immers niet 24u op 24 een verpleegkundige aanwezig. Als verpleegkundige assisteren we wel bij het voorbereiden en geven van de maaltijden, het toedienen van sondevoeding of het uitvoeren van de ochtendverzorging. Zo houden we de vinger aan de pols en merken we snel kleine veranderingen op.’ Sofie vult aan: ‘Ook bij gedragsmatige of psychische moeilijkheden is het belangrijk om veel te overleggen met de andere teamleden en de artsen. Bijvoorbeeld bij agressie is het belangrijk om na te gaan wat die veroorzaakt en hoe we onze benadering kunnen bijsturen. Meestal gaan we pas in laatste instantie medicamenteus iets veranderen.’ Liesbeth: ‘We voorzien ook opleiding voor het team in samenspraak met de ortho-agoog of psycholoog. We informeren en overleggen met het team en de familie hoe we kunnen omgaan met moeilijker hanteerbaar gedrag, zoals seksuele ontremming, gebrekkig ziekte-inzicht, grensoverschrijdend gedrag en andere.’

Meer en meer worden ook thuisverpleegkundigen ingeschakeld in de ondersteuning. Zij vormen een belangrijke partner voor de verpleegkundige in de voorziening en zorgen ervoor dat het begeleidend personeel meer tijd kan vrijmaken voor activiteiten en individuele ondersteuning. Liesbeth: ‘Het samenwerken met thuisverpleegkundigen is een positieve ervaring. Diensten die een engagement aangaan om onze bewoners te helpen verzorgen, tonen vaak een grote betrokkenheid met de werking. Er dient natuurlijk voldoende overdracht te zijn, hetzij persoonlijk, hetzij via een weg-en-weerschriftje. Sofie: ‘Mensen met NAH verblijven vaak lang in onze voorziening. Als ze door ouderdom of ziekte in een palliatief stadium terechtkomen, kan de inschakeling van de palliatieve thuiszorg ervoor zorgen dat de persoon langer in zijn vertrouwde omgeving of thuis kan blijven of zelfs, als de zorg het toelaat, bij ons kan sterven. Het is mooi om als verpleegkundige voor de persoon en zijn familie een dergelijke zorg te kunnen dragen.’ Als verpleegkundige in de chronische zorg stap je mee in het levensverhaal van de persoon en zijn familie. Toch brengt dit ook een aantal valkuilen met zich mee. Liesbeth: ‘Zoals wellicht in vele jobs is het belangrijk om een goed evenwicht te bewaken tussen privé en werk. De job brengt immers veel variatie maar je weet nooit hoe je dag begint of eindigt. Consultaties die uitlopen of een bewoner die op het laatste moment nog aanklopt omdat hij zich niet goed voelt. Het is niet steeds even eenvoudig om af te grenzen. Je bent immers deel van het netwerk van die persoon.’ Sofie: ‘Anderzijds is dat ook het mooie van het werk. Na verloop van tijd kan je van iemands gezicht aflezen hoe het ermee gaat. Je kent hem, weet wat hij belangrijk vindt en je bouwt een mooie band op.’

Wie vragen heeft over ondersteuning van mensen met NAH kan steeds terecht in De Nieuwe Notelaar te Brugge (050/327.170) of ’t Venster in Emelgem (051/318.472).
Meer informatie is ook terug te vinden op de website van de Vlaamse Liga NAH (www.vlaamseliganah.be)

In 2016 wordt voor het eerst een week van NAH georganiseerd. Die wil het begrip ‘NAH’ bekender maken bij een breed publiek en wil mensen met NAH een gezicht geven. Over heel Vlaanderen lopen tijdens de maand oktober verschillende acties.
Meer informatie hierover is terug te vinden op: www.weekvanNAH.be

 

Author: Mieke Geernaert


Nieuwseditie september 2016

Think4nurses denkt met je mee

 

Evidence Based informatie op een muisklik afstand

 

‘Waar wetenschap en verpleegkundigen elkaar ontmoeten’, is de slogan van Think4nurses. Op hun website www.think4nurses.be brengen zij met hun adviezen EBN dichter bij de werkvloer. Een mooi initiatief!

Think4Nurses.be is een website waar je een antwoord vindt op vragen over correct verpleegkundig handelen. Bijvoorbeeld: Skin tears: wat is de beste behandelwijze? En hoe kan je ze vermijden? Of: Ontsmetten voor een inspuiting: is dat nodig of overbodig? Naast antwoorden op vragen vind je er nieuwsberichten over de zorg en links naar sociale media: Think4Nurses is actief op Facebook en Twitter. Think4Nurses.be is een heldere en toegankelijke website die moeilijke literatuurteksten vertaalt in praktische en Nederlandstalige informatie voor verpleegkundigen.

Op zoek in literatuur

Wie zijn de drijvende krachten achter Think4Nurses? Kristof, Jelle, Kristof, Ive en Jorina zijn verpleegkundigen die op hun werkplek de nood aanvoelden om meer Evidence Based Nursing (EBN) te willen toepassen. Ze werken voltijds op operatiezaal, op hospitalisatieafdelingen zoals hematologie en longtransplantatie, in de geestelijke gezondheidszorg en als docent. Samen vormen ze een mooie mix van verschillende disciplines met één grote passie: EBN breder verspreiden, een bijdrage leveren aan de professionalisering van de verpleegkunde. Ze hebben nóg enkele grote gemene delers: ze zijn de voorbije jaren afgestudeerd als bachelor of als master in de verpleegkunde. Kristof Muylaert vertelt: ‘Tijdens onze opleiding verpleegkunde werd het een gewoonte om in de literatuur antwoorden te zoeken op vragen over hoe te handelen in een specifieke situatie of bij een verpleegkundige techniek. En het uitschrijven van die zoektocht werd routine bij het invullen van het stageverslag. Zo helpt dat leerproces van toen ons nu bij het uitschrijven van onze adviezen.

Als studenten herkenden we bij elkaar al snel het gevoel: hier willen we meer mee doen. En: informatie over EBN zou makkelijker toegankelijk moeten zijn voor iedereen. Bij onze start op de werkvloer bleef de reflex om antwoorden op vragen te zoeken en bleef het gevoel: laten we onze kennis delen. Daarom zijn we vorig jaar gestart met de website Think4Nurses.be waar we onze informatie aanbieden. Nu is die nog beperkt maar groeit elke maand. We werken zelf onderwerpen uit of reageren op vragen die ons bereiken via de contactbutton op de website.’ Jelle Van Roy vervolgt: ‘Om antwoorden op vragen te formuleren, baseren we ons voornamelijk op (systematic) reviews uit de literatuur zoals we die vinden in de Cochrane of op Pubmed. Het antwoord zelf proberen we duidelijk en praktijkgericht te verwoorden zodat onnodig jargon niet hindert om informatie te lezen, te verwerken en toe te passen. We bouwen onze teksten op met een inleiding waarin we het probleem definiëren, we leggen een link naar de praktijk en werken een korte conclusie uit. We vermelden ook steeds de geraadpleegde bronnen bij elk artikel. Wanneer we geen duidelijk antwoord vinden op een vraag, publiceren we niets.’ Kristof reageert met de aankondiging van een vacature: ‘Om al die informatie up-to-date te houden en nieuwe kennis aan te boren, mag onze ploeg nog groeien. Verpleegkundigen uit alle regio’s en specialisaties zijn welkom om ons team te versterken.’

Presenteren, inspireren, motiveren

Waarom zoeken verpleegkundigen niet zelf naar informatie, naar EBN? Jelle vervolgt: ‘Vaak weten verpleegkundigen niet goed waar ze moeten starten met hun zoektocht of kennen ze de juiste Engelse zoekterm niet. Ook heeft niet iedereen een gratis toegang tot literatuurbronnen.’ De ploeg van Think4Nurses zoekt niet alleen antwoorden op vragen maar heeft ook een korte presentatie uitgewerkt waarin ze verpleegkundigen op weg zetten om zelf naar antwoorden te zoeken. Kristof: ‘Dat is niet zo moeilijk als je éénmaal weet waar je kan starten en hoe je moet zoeken. We geven die presentatie op vraag aan groepen.’ Jelle vertelt verder: ‘We zijn een nog jonge groep, we hebben net de statuten van onze vzw uitgewerkt en ingediend. De onderlinge taakverdeling is heel eenvoudig: we doen samen alles, we werken als team, we overleggen in alles wat we doen. We steunen en versterken elkaar. Ook lezen we allemaal elkaar teksten en adviezen door om zo grondig mogelijk te werk te gaan. Middelen om dit alles te doen, hebben we nog niet. De kosten voor domeinnaam en hosting, voor onze materialen en vervoersonkosten komen uit eigen zak. Gelukkig zijn die nog erg beperkt. Ja, het is een uit de hand gelopen hobby!’ Kristof: ‘We zijn dus niet verbonden aan welke groep of structuur ook, we werken volledig onafhankelijk. Wat niet wegneemt dat we openstaan voor elke samenwerking, zolang die EBN maar dichter bij de werkvloer brengt, een meerwaarde is in de professionalisering van de verpleegkunde en we onze specifieke invalshoek behouden.’ Jelle vult aan: ‘Het stimuleren om EBN toe te passen en meewerken aan de professionalisering van de verpleegkunde zijn enkele van de bouwstenen van onze werking. Daarnaast willen we ook signalen opvangen en doorgeven over de noden van verpleegkundigen op hun afdeling of binnen hun specialisatie zoals het ontwikkelen van nieuwe tools, scores of richtlijnen. En willen we er mee voor zorgen dat verpleegkundig onderzoek meer naar buiten kan komen. Er is zoveel waardevol materiaal voorhanden maar vaak zo weinig gekend.’

 

Author: Els Put

 

Evidence Based Nursing: net iets makkelijker als lid van het NVKVV door je gratis toegang tot CDLH!

Een voorbeeld van een advies van Think4Nurses

Skin tears: wat is de beste behandelingswijze en hoe kan je ze vermijden?

Elke verpleegkundige heeft hoogstwaarschijnlijk al een patiënt verzorgd met een skin tear. Weet je nog hoe je deze wonde nu weer het best kan verzorgen? Waarop moet je voornamelijk letten? Een korte opfrissing vanuit de literatuur.

Wat is het nu weer? Een skin tear is een letsel van de huid dat ontstaat door een wrijvingskracht of een wrijvings-schuifkracht waardoor het epidermis (opperhuid) los komt van het dermis (lederhuid) of wanneer beide huidlagen gescheiden worden van de onderliggende structuren (vet- en bindweefsel) die de opbouw van de huid kenmerken. Skin tears vindt men vooral terug ter hoogte van de extremiteiten, zoals de handrug, de armen en de benen. Deze wonden kunnen ontstaan bij neonaten, maar komen vooral voor bij ouderen. Bij deze laatste patiëntenpopulatie zijn ze ook moeilijker te behandelen. Dit komt door het verouderingsproces met de daaraan gekoppelde intrinsieke veranderingen van de huid (zoals een progressieve degeneratie van de elastische vezels, een afname van de hoeveelheid collageen en een vertraagde epithelialisatie).

Classificatie

Skin tears worden door het International Skin Tear Classification System (ISTAP) onderverdeeld in 3 categorieën:

  • Categorie 1: Skin tears zonder weefselverlies
  • Categorie 2: Skin tears met gedeeltelijk weefselverlies
  • Categorie 3: Skin tears met volledig weefselverlies

Deze indeling is een hulpmiddel bij het bepalen van een adequaat behandelingsbeleid. Naast deze classificatie worden ook de Payne-Martin Skin Tear Classification tool en het Skin Tear Classification System (STAR) gebruikt in de praktijk.

Aanbevelingen

Uit onderzoek blijkt dat volgende aanbevelingen in acht dienen te worden genomen bij de verzorging van skin tears:

  • Tijdig reageren zorgt voor een snellere en effectieve wondgenezing.
  • Steeds de huidflap behouden!
  • Bij de eerste verzorging dient een skin tear te worden ontsmet. Indien er geen infectietekens zijn opgetreden is uitsluitend reinigen van de wonde tijdens de daaropvolgende behandelingsmomenten voldoende.
  • Nooit wrijven! Enkel deppen is toegelaten.
  • Om (verdere) afscheuring van de huidflap te voorkomen tijdens het verwijderen van het verband kan met een pijltje aangeduid worden in welke richting het verband verwijderd moet worden.
  • Het gebruik van een siliconenverband (Bv.: Mepitel®) wordt aangeraden. Dit verband mag 7 dagen ter plaatse blijven.
  • Skin tears uit categorie 1 kunnen behandeld worden door producten met 2-octyl cyanoacrylaat (Bv.: Dermabond®). De huidlijm wordt met een marge van 1-2 cm over de wondranden aangebracht. Na 15-30 seconden is de lijm opgedroogd.
  • Verbanden die niet kleven in de wonde, zoals een hydrocolloïd verband, hydrogels, hydrovezelverbanden en alginaatverbanden kunnen door de zorgverstrekker worden gebruikt tijdens de wondzorg van skin tears uit categorie 2 en 3.
  • Een secundair absorberend verband wordt het best aangelegd bij letsels met overtollig exsudaat.
  • Kies een zwachtel om het verband te fixeren.
  • Inspecteer de wonde dagelijks. Bij het minste teken van necrose van de huidflap of bij vermoeden van infectie moet de wonde opnieuw verzorgd worden en dient men het verband te vervangen.

 

Preventie

Volgende preventieve maatregelen ter voorkoming van het ontstaan van skin tears zijn terug te vinden in de wetenschappelijke literatuur:

  • Een gedetailleerd onderzoek van de huid kan zwakke plekken naar voren brengen en een gerichte aanpak bewerkstelligen.
  • Een duidelijke educatie op maat van de patiënt en de familie dient te worden gegeven over mogelijke risicofactoren die er bestaan in de leefomgeving van de patiënt. Zo dient men rekening te houden met het gebruik van geparfumeerde zepen die alkaline bevatten of zepen die een sterke antibacteriële werking hebben. Verzorgingsproducten op basis van Aloe vera bieden een alternatief.
  • Blootstelling van de huid aan de zon en te hoge temperaturen dient men te vermijden.
  • Smeer de huid in met een vochtinbrengende crème om uitdroging van de huid te voorkomen.
  • Laat een risicopatiënt kledij dragen die zoveel mogelijk de huid afschermt (bijvoorbeeld een lange broek, hemd met lange mouwen).
  • Hanteer de juiste technieken bij het wijzigen van de positie van de patiënt (zoals bij het verbedden van de patiënt, ondersteuning van de patiënt bij het begeleid stappen) zonder de zorgbehoevende bloot te stellen aan wrijving- en schuifkrachten.
  • Een uitgebalanceerd dieet kan de weerstand van de huid doen toenemen.

 

Literatuur

  • Dos Santos, E. I. (2014). Skin tear treatment and prevention by nurses: an integrative literature review. Rev Gaucha Enferm , 35(2), 142-149.
  • LeBlanc, K., Baranoski, S., Christensen, D., Langemo, D., Edwards, K., Holloway, S., et.al. (2016). The art of dressing selection: a consensus statement on skin tears and best practice. Advances in skin & wound care, 29(1), 32-46.
  • LeBlanc, K., & Baranoski, S. (2011). Skin tears: state of the science: consensus statements for the prevention, prediction, assessment, and treatment of skin tears. Advances in skin & wound care, 24(9), 2-15.
  • Vandervord, J.G., Tolerton, S.K., Campell, P.A., Darke, J.M., & Loch-Wilkinson, A.V. (2014). Acute management of skin tears: a change in practice pilot study. International wound journal, 13, 59-64.

Kwaliteit van zorg en EBN – Evidence Based Nursing – gaan hand in hand. Maar hoe weet je of wat je

Author: Els Put


Nieuwseditie juli 2016

Start to … EBN!

 

Het NVKVV geeft je de nodige tools.

Kwaliteit van zorg en EBN – Evidence Based Nursing – gaan hand in hand. Maar hoe weet je of wat je doet, ook wetenschappelijk onderbouwd is? En waar begin je je zoektocht naar informatie? Ons antwoord: op portal4care.be en CDLH. Met de hulp van het NVKVV.

 

Portal4care

Jef Adriaenssens is verpleegkundige en spilfiguur achter portal4care.be: een online kennisdatabank. We vroegen hem uit over het hoe en waarom van die website. Jef Adriaenssens: ‘Met portal4care.be willen we wetenschappelijke kennis dichter bij het werkveld brengen. Vijf jaar geleden zijn we met die kennisdatabank gestart en we krijgen nu maandelijks 13.000 unieke bezoekers “over de vloer”. Dat bewijst de nood aan gedegen informatie.’ Jef Adriaenssens coördineerde zeven jaar geleden de doorstart van het Platform Wetenshap en Praktijk vzw vanuit de Wetenschappelijke Vereniging van Verpleegkundigen en Vroedvrouwen (WVVV) en dat onder meer met de steun van het NVKVV. Vorig jaar maakte hij de overstap naar de staf van het Federaal Kenniscentrum (KCE) als Health Service Research Expert maar hij blijft ook coördinator van het Platform Wetenschap en Praktijk. Hij legt uit: ‘Alle informatie die je op portal4care.be vindt, is gescreend door Vlaamse experten. Ze is wetenschappelijk onderbouwd en up-to-date. Je vindt er een schat aan informatie: zorginhoudelijke topics, richtlijnen, schalen, adviezen van de hoge gezondheidsraad tot apps zoals rekentools voor verpleegkundigen. Bovendien is een groot deel van de informatie in het Nederlands en is de toegang tot portal4care gratis.’ Dat is een grote meerwaarde want studenten hebben in hun school of universiteit gratis toegang tot wetenschappelijke informatie maar eenmaal in het werkveld valt die mogelijkheid meestal weg. Voor veel online informatiebronnen zoals the Cochrane Library of Pubmed moet je immers betalen om volledige artikels te kunnen lezen, een behoorlijke hinderpaal.

Portal4care heeft sinds kort op haar startpagina ook een link naar Think4nurses.be: een nieuwe website die wetenschappelijke informatie samenvat en toegankelijk aanbiedt. Hierover lees je meer in een volgende Nieuwseditie.

CDLH

Het andere engagement van het NVKVV is de gratis toegang voor haar leden tot CDLH. CDLH staat voor Cebam Digital Library for Health en is de online bibliotheek van CEBAM. CEBAM of het Belgisch Centrum voor Evidence Based Medicine is een federaal, onafhankelijk, multidisciplinair wetenschappelijk instituut dat zich richt naar zorgverleners en sinds kort ook naar het brede publiek.  Jef Adriaenssens: ‘Het centrum richt zich dus niet louter tot verpleegkundigen. Het CEBAM valideert richtlijnen voor de gezondheidszorg. Het geeft trainingen in Evidence Based Practice, het ondersteunt professionals om reviews te schrijven, geeft methodologische ondersteuning aan Belgische richtlijnontwikkelaars en verspreidt informatie via de website www cebam.be en via www.cdlh.be. Voor het brede publiek ontwikkelde het www.gezondheidenwetenschap.be.’ Via portal4care.be vind je de links naar deze websites. Voor toegang tot CDLH moet je betalen, maar het NVKVV betaalt die bijdrage voor haar leden: als lid van het NVKVV, krijg je na een inlogprocedure toegang tot de website van het CDLH.

De startpagina van CDLH.be geeft je een overzicht tot tal van informatiebronnen zoals EBM-PracticeNet, RIZIV-richtlijnen, zoekmachines, tal van (verpleegkundige) tijdschriften, systematic reviews en nog zoveel meer. Ook hier vind je heel wat informatie in het Nederlands. Bij een eerste blik op de startpagina kan je je wat overdonderd voelen door zoveel informatie maar door even te surfen, leer je snel je weg kennen.

CEBAM en CDLH zijn een Belgisch initiatief dat uitgaat van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid. Gezondheidenwetenschap.be wordt gefinancierd met Vlaamse middelen.

 

EBMPracticeNet

EBMPracticeNet is een consortium van Belgische organisaties die Evidence-Based Medicine (EBM) hoog in het vaandel dragen. De stichtende leden staan vermeld op hun website. Het NVKVV is hier één van.

Zowel portal4care.be als CDLH geven je toegang tot EBMPracticenet: dé databank voor Belgische richtlijnen. Jef Adriaenssens: ‘EBMPracticenet startte met het aanbieden van richtlijnen voor huisartsen maar evolueerde en werkt nu ook aan de ontwikkeling van richtlijnen voor verpleegkundigen, vroedvrouwen, ergotherapeuten en meer. EBMPracticeNet publiceert enkel gevalideerde richtlijnen en buitenlandse richtlijnen die geadapteerd zijn aan de Belgische situatie. In elke richtlijn kan je doorklikken naar de oorspronkelijke bron waardoor je zelf kan ontdekken waarom een stap of een handeling op die manier uitgevoerd of verantwoord wordt.’

EBMPracticenet wordt in zijn werking gefinancierd door het RIZIV, de coördinatie ligt bij CEBAM. De online databank is bedoeld voor zorgverleners maar kan ook gebruikt worden door patiënten en het brede publiek.

 

BICEP

BICEP (Belgian Inter-university Collaboration of Evidence Based Practice) is een samenwerkingsverband van Vlaamse universiteiten die een master in de verpleegkunde aanbieden. BICEP maakt ook deel uit van CEBAM en is een ‘affiliated center’ van het Joanna Briggs Institute (JBI) dat wereldwijd de kwaliteit van zorg een duwtje in de rug wil geven. Het BICEP werkt systematic reviews uit over verpleegkundige onderwerpen en genereert zo nieuwe EBN-kennis.  BICEP is een partner van portal4care.be.

 

Bruggen bouwen tussen eilanden

Portal4care.be, CDLH, EBMPracticenet en BICEP hebben we hier kort geschetst. Maar er zijn nog andere initiatieven die werken aan kwaliteit van zorg zoals het Federale Kenniscentrum, CIPIQ-S, het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen, het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, de Federatie Palliatieve zorg enzovoort. Jef Adriaenssens: ‘Iedere groep doet prachtig werk maar geeft de indruk een eiland in een grote zee te zijn. De laatste jaren zijn er echter al heel wat bruggen gebouwd en onderlinge samenwerkingsverbanden uitgewerkt om kennis te delen, mede door het Platform Wetenschap en Praktijk en het NVKVV.

In de toekomst wil de overheid komen tot een nog grotere centralisatie van kennis: één bron van EBP-kennis (Evidence Based Practice) voor alle disciplines. Vanuit het Platform Wetenschap en Praktijk werken we mee aan de verdere uitbouw van dat project en willen we een adviserende en verbindende rol  blijven spelen voor EBN als deel van EBP in België. Daarnaast willen we onze activiteiten in educatie en sensibilisatie van het nut en het gebruik van verpleegwetenschappelijke kennis blijven uitbouwen. Hiervoor werken we samen met enerzijds onze kennispartners en anderzijds de verpleegkundige beroepsgroepen in België. De Belgische Evidence Based guidelines die we nu aanbieden op portal4care.be gaan verhuizen naar het nieuwe federale medium. Omdat we zelf streven naar een centrale database, is dat ook niet meer dan logisch. De andere informatie die we aanbieden, zal blijven en wordt verder uitgebouwd. Zo blijft portal4care.be een centraal, gratis, objectief en onafhankelijk toegangspunt voor verpleegkundige kennis in Vlaanderen (en met uitbreiding in België).’

Jef Adriaenssens vult nog aan: ‘Veel initiatieven zijn gestart vanuit de geneeskunde maar de verpleegkunde krijgt steeds meer haar eigen plek.  Verpleegkunde is een zelfstandige beroep met een eigen kennis en eigen evidentie. Het is nu het moment om een doorstart te maken naar een verpleegkunde met een eigen autonomie en autoriteit naast de andere beroepsgroepen.’

Start to EBN: sites met informatie voor verpleegkundigen

Author: Els Put