Nieuwseditie april 2018

De patiënt als actieve partner in zijn zorg

Patiëntenparticipatie in de geestelijke gezondheidszorg

Patiëntenparticipatie is niet langer een vage term. Het ‘Cahier patiëntenparticipatie’ brengt die in kaart en biedt een leidraad voor patiëntenparticipatie in de geestelijke gezondheidszorg. Susanne Cuijpers legt uit hoe het cahier groeide.

De Werkgroep geestelijke gezondheidszorg van het NVKVV organiseerde in 2016 en 2017 telkens 2 verdiepingsdagen over patiëntenparticipatie en dat voor verpleegkundigen uit de geestelijke gezondheidszorg. De waardevolle informatie van die brainstormdagen mocht niet verloren gaan en daarom schreef Susanne Cuijpers in samenwerking met de werkgroep een ‘Cahier patiëntenparticipatie’ uit. Dat cahier is het resultaat van de praktijkvoorbeelden en de discussies tijdens die verdiepingsdagen en van een zoektocht doorheen relevante literatuur. Susanne Cuijpers is verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg in het PZ Bethaniënhuis in Zoersel. Ze legt uit: ‘Dit cahier is een pleidooi voor het verderzetten van de evolutie die de laatste jaren volop plaatsvindt. Er is al veel gebeurd in het empoweren van de patiënt maar er is nog een weg te gaan. Daarin heeft de verpleegkundige een belangrijke rol. Hij of zij kan het verschil maken voor een patiënt. Met dit cahier willen we verpleegkundigen inspireren en hen helpen om concreet met patiëntenparticipatie aan de slag te gaan.’

Patiëntenparticipatie gaat over de patiënt als actieve partner in zijn zorg: hem beluisteren en hem een actieve rol laten spelen in zijn behandeling. Als je op die manier naar de rol van de patiënt kijkt, is ook aandacht voor de rol van familie en mantelzorgers niet meer weg te denken. Susanne: ‘Patiëntenparticipatie verbetert onze kwaliteit van zorg door de invloed die het heeft op therapietrouw en op het effect van de behandeling.’

Een casus

Suzanne: ‘Een voorbeeld: Leen*, een patiënte met een persoonlijkheidsproblematiek, getekend door misbruik in haar verleden, had al heel wat opnames achter de rug. Telkens opnieuw verviel ze in drank, drugs en zelfverwonding. Ook wanneer het haar een tijdje beter ging, liep ze toch weer vast en werd ze opnieuw in een gesloten zorgeenheid opgenomen. We zijn met haar het gesprek aangegaan en hebben getracht eerst een vertrouwensrelatie op te bouwen want daar lag één van haar problemen: door haar verleden was ze extreem wantrouwig naar anderen toe. “Wat zeggen jullie daar achter mijn rug, in die teamvergaderingen?”, was één van haar vragen. “Kom mee kijken en luisteren. Dan  hoor je wat we zeggen”, reageerden we. En ze bereidde zich samen met haar persoonlijk begeleider voor op haar deelname aan die vergadering: “Denk al eens na: Wat wil jij graag? Welke activiteiten wil je meedoen? Welke gesprekken wil je? Met wie?” Tijdens de teamvergadering vertelden de leden eerst hoe zij haar zagen, en wat er in het verleden over haar gezegd was. Dat ze een gevoelig persoon was, dapper, maar ook gesloten en wantrouwig. Door positieve eigenschappen te horen benoemen, opende Leen zich. Door die persoonlijke en groepsgesprekken te herhalen, groeide er vertrouwen bij haar, vertrouwen dat de mensen rond haar haar wilden helpen. Ze leerde dat ze een eigen inbreng in haar behandeling kon hebben en daardoor greep kreeg op haar leven. Het overleg speelde zich niet meer af boven haar hoofd, waardoor ze zich correcter aan de afspraken hield en haar behandeling beter vlotte. Na een tijd kon ze van een gesloten afdeling opnieuw opgenomen worden in een open afdeling die haar nu voorbereidt om weer zelfstandig begeleid te gaan wonen.’

Stappen in participatie

Verpleegkundigen gingen het gesprek aan met Leen. Ze kreeg informatie over haar behandeling en werd bevraagd. Ze gaf aan welke stappen ze wou zetten in haar behandeling. Dat zijn enkele startpunten in patiëntenparticipatie. Daarnaast zijn er ook verschillende vormen en gradaties van participatie. Gradaties in participatie beginnen bijvoorbeeld bij informeren, nadien consulteren, adviseren, een partnership aangaan, tot de regie bij de patiënt leggen. Suzanne: ‘Uiteindelijk de volledige regie bij de patiënt leggen is niet steeds het resultaat dat je wilt bereiken, dat kan niet voor elke patiënt en hangt onder meer af van de fase van de behandeling waar de patiënt zich in bevindt. Bijvoorbeeld: een patiënt in volle crisis moet eerst die moeilijke fase door voor hij interesse kan opbrengen voor zijn behandeling. Participatie kan je niet opdringen, dat moet groeien. Dat laat je ook groeien door een open houding en door een regelmatig contact met je patiënten te hebben, ook buiten behandelingen en sessies om.’

Er zijn hefbomen in participatie, er zijn valkuilen. De attitude van de zorgverlener is een belangrijke determinant. De bereidheid om de participatie van de patiënt te ondersteunen is een belangrijke factor om van die participatie een succes te maken. Ook de patiënt niet betuttelen, geen beslissing boven zijn hoofd nemen vanuit een paternalistische houding maar streven naar gelijkwaardigheid, de patiënt vrijuit laten spreken, wederzijds respect en vertrouwen opbouwen, zijn kenmerken van waardevolle participatie. Susanne: ‘Een belangrijke valkuil is zeggen dat je naar de patiënt luistert maar geen rekening houdt met wat hij inbrengt. Dat is schijnparticipatie.’

Patiëntenparticipatie is niet makkelijk of evident maar wel een meerwaarde voor de patiënt en voor zijn behandeling. Als verpleegkundige ben je de gids is het zorgproces door jezelf in te zetten als instrument, door een houding te vinden van professionele nabijheid, door echt contact te maken met de patiënt. Susanne Cuijpers: ‘Verpleegkundigen nemen een belangrijke rol op in het laten participeren van de patiënt binnen zijn behandeling aangezien die participatie zich vooral afspeelt binnen de relatie tussen de patiënt en de verpleegkundige.’

 

*Leen is een fictieve naam.

Het cahier

[NVK-7269-Cahier-patientenparticipatie.jpg]

Het Cahier patiëntenparticipatie is een leidraad voor verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg. Het cahier weidt uit over de kenmerken van een waardevolle patiëntenparticipatie, over vormen van participatie, modellen, hefbomen, barrières en valkuilen.

Het cahier werd bezorgd aan de deelnemers van de verdiepingsdagen over patiëntenparticipatie en is gratis beschikbaar voor de leden van het NVKVV op de website onder de button Publicaties.

De Week van de Verpleegkundigen

Patiëntenparticipatie was het onderwerp van de studiedag die de Werkgroep geestelijke gezondheidszorg NVKVV organiseerde op 21 maart 2018 tijdens de Week van de Verpleegkundigen in Oostende, een dag met voordrachten en workshops die alle aspecten van patiëntenparticipatie behandelde. Ook deze deelnemers kregen de cahier in handen. ‘Een inhoudelijk sterke brochure waarmee ik elke dag in de praktijk mee aan de slag kan,’ vertelde een deelnemer van de studiedag.

De werkgroep geestelijke gezondheidszorg NVKVV: neem deel!

De werkgroep geestelijke gezondheidszorg is een werkgroep van en voor verpleegkundigen met interesse in de geestelijke gezondheidszorg.

Psychiatrische verpleegkundigen zullen in de toekomst hun opdracht complexer zien worden. De zorg zal minder binnen de muren van een ziekenhuis gebeuren. Verpleegkundigen die intramuraal werken zullen met steeds complexere zorgvragen geconfronteerd worden. Patiënten willen een gelijkwaardige partner zijn, familie volop betrokken. Bovendien kijken de overheid en de maatschappij kritisch toe. Dit alles stelt de psychiatrische verpleegkundigen voor nieuwe uitdagingen. Uitdagingen die de werkgroep graag wil aangaan in het belang van een zo kwaliteitsvol mogelijke verpleegkundige zorg.

De werkgroep komt één keer per maand samen op het NVKVV.

Voorzitter is Maarten Desimpel, directeur patiëntenzorg, PZ Bethaniënhuis, Zoersel.

Ondervoorzitter is Servaas Sierens, coördinator Afdeling 21, PZ Onzelievevrouw, Brugge.

 

Heb je zin om kennis te maken met de werkgroep? Stuur een mailtje naar maarten.desimpel@emmaus.be.

Meer informatie over de werkgroep vind je op www.nvkvv.be > NVKVV > Werkgroepen > GGZ & Psychiatrie

 

Author: Els Put


Nieuwseditie maart 2018

Permanente vorming

Up-to-date verpleegkundigen: goed voor je patiënt en voor je zelfvertrouwen

Alle verpleegkundigen zullen in de toekomst waarschijnlijk 60 uur permanente vorming dienen te volgen, gespreid over vier jaar. Toch volgens het advies dat de Federale Raad voor Verpleegkundigen (FRV) uitwerkte op vraag van Minister van Volksgezondheid Maggie De Block. Permanente vorming: een must of een kans?

Volle werkweken, een work-life balans die soms al onder druk staat door onregelmatige uren en daar nog vorming bovenop… Niet elke verpleegkundige staat te springen om bijscholing te volgen, en niet elke werkgever ziet het tijdelijke verlet op de werkvloer door vorming zitten. Wie het nut van permanente vorming op korte en lange termijn tegenover elkaar afweegt, komt tot een andere slotsom: enkel collega’s die zich geregeld bijscholen kunnen met fierheid up-to-date werk leveren in een wereld die constant in verandering is. Wat vandaag een state of the art praktijk is, is morgen immers achterhaald door een andere aanpak. Wie kan zich nog permitteren om vast te roesten en niet mee te zijn met nieuwe gevalideerde richtlijnen en met innovatieve ontwikkelingen?
Het NVKVV maakt deel uit van de Werkgroep Permanente Vorming, opgericht op initiatief van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV), en is overtuigd van de noodzaak van een uitbreiding van permanente vorming. Tot nu zijn enkel verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel en bijzondere beroepsbekwaamheden verplicht om zich geregeld bij te scholen. NVKVV gaat ervan uit dat dit een recht en plicht hoort te zijn voor elke verpleegkundige. Ook verpleegkundigen die vier jaar of langer afwezig zijn uit de beroepspraktijk zullen volgens de nieuwe voorstellen eerst een stage van minimaal 120 uur en 15 lesdagen moeten volgen voor ze weer aan de slag gaan.

Portfolio opbouwen

‘In Nederland kent men de praktijk van een elektronische portfolio, waarin je diploma’s en ook elke bijkomende vorming opgenomen worden,’ vertelt Kenny De Cuyper, voorzitter van de werkgroep Ouderenzorg NVKVV, zorgmanager geriatrie in AZ Nikolaas in Sint-Niklaas, lector in de Karel De Grote Hogeschool en lid van de Werkgroep Permanente Vorming van de FRV. ‘Zo’n systeem zouden wij best ook invoeren. Bij promotiemogelijkheden of bij de bespreking van loonschalen kan het portfolio met een muisklik opgehaald worden en toont die meteen welke vormingen iemand gevolgd heeft.’ Het idee van permanente vorming staat internationaal in de steigers. Zowel een Europese richtlijn (2013/55/EG) als de nieuwe deontologische code voor verpleegkundigen die recent werden goedgekeurd door de FRV, wijzen op de noodzaak om beroepscompetenties permanent te blijven ontwikkelen. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van de verpleegkundigen zelf en van hun werkgevers. Verpleegkundigen die gewonnen zijn voor bijscholing maar hier niet altijd de ruimte voor ontvangen, krijgen door de nieuwe adviestekst – die op het kabinet verder zal behandeld worden – binnenkort een stevig argument wanneer ze met voorstellen voor bijscholing naar hun diensthoofd of directie stappen. Het voorstel is dat elke verpleegkundige zich 60 uur per vier jaar bijschoolt.

Wat komt allemaal in aanmerking voor die 60 uur vorming? Kenny De Cuyper: ‘Dat ligt nog niet helemaal vast. De adviestekst somt een aantal opties op: opleidingen georganiseerd door hogescholen en universiteiten bijvoorbeeld, vormingen die door de Gewesten en Gemeenschappen ingericht worden en uiteraard ook vormingen door beroepsorganisaties voor verpleegkundigen. De Werkgroep wil niet limitatief zijn, wel voert ze een pleidooi voor een onafhankelijk orgaan voor accreditatie van deze vormingen. Niet onbelangrijk: zorginstellingen kunnen ook zelf interne vormingen organiseren in samenwerking met een opleidingsinstituut of met een beroepsorganisatie voor verpleegkundigen.

Wie zal dat betalen?

Zal de werkgever de kosten ophoesten voor alle vormingen en hoe gaat dit dan in zijn werk voor thuisverpleegkundigen? Kenny De Cuyper: ‘Thuisverpleegkundigen ontvangen 175 euro per jaar indien ze elektronische patiëntendossiers bijhouden. Dat geld kunnen ze inzetten voor vorming. Wat zorginstellingen betreft: permanente vorming kan een verhoogde financiële inspanning vragen maar veel werkgevers zetten nu al sterk in op bijscholing. Ik ben ervan overtuigd dat zorginstellingen die onvoldoende belang hechten aan vorming en bijscholing zichzelf op termijn uit de markt prijzen. Vorming hoort gewoon bij goede voorwaarden creëren om je personeel te behouden, en het versterkt kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt.’ De adviestekst, die normaal gezien deze maand goedgekeurd wordt door de FRV, biedt geen garantie dat een werkgever een bepaalde vorming financiert, hierin heeft elke zorginstelling zijn eigen gewoontes en regels. Het is wel de bedoeling dat werkgevers verantwoordelijkheid opnemen voor het mogelijk maken en/of het vergoeden van vorming.

Dat België, in lijn met Europa, zal evolueren naar een praktijk met permanente bijscholing voor elke verpleegkundige staat buiten kijf. Permanente vorming is een must én een kans. Functietitels zullen aan belang winnen en bepalend zijn voor de loonschalen. Alle redenen dus voor verpleegkundigen om ogen en oren open te houden voor vormingen die hun vaardigheden nog meer in de verf zetten, of om nieuwe, bijkomende vaardigheden voor hun portfolio te verzamelen. Hoe meer skills, hoe meer zelfvertrouwen, en hoe meer interessante opties op de arbeidsmarkt. Uiteraard is de doelstelling accreditatie versus meer vorming niet haalbaar zonder bijkomende financiering en administratieve ondersteuning vanuit de bevoegde overheden.

Alle adviezen van de Federale Raad Verpleegkunde worden na goedkeuring gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid en Sociale zaken.

Je vindt ze hier: http://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/advies-en-overlegorgaan/raden/federale-raad-voor-verpleegkunde.

Vorming? Oké, maar ….

  • ‘Ik heb nu al geen tijd, en ben al vaak moe’

In elke zorginstelling gelden eigen regels voor het volgen van bijscholingen, vaak worden verpleegkundigen hiervoor vrijgesteld. Vorming gebeurt dan binnen de werkuren, het is niet iets wat er nog eens bovenop komt.

  • ‘Ik ben 58 jaar, ik zal mijn tijd nog wel doen, vorming is niet meer aan mij besteed’

Kwaliteitsvolle verpleegkundige zorg leveren is de basis van het beroep. Of je nog 30 of nog 3 jaar te gaan hebt, up-to-date (praktijk)kennis is een must. Het is niet enkel van groot belang voor je kwaliteit van zorg en voor de patiënt maar ook om je zelfvertrouwen en beroepsfierheid tot aan je pensionering te behouden.

  • ‘ Ik heb wel interesse in een specifieke cursus, maar die is duur’

Er is geen garantie dat elke specifieke vraag om scholing ingewilligd en vergoed wordt door je werkgever, maar de verplichting tot bijscholing die eraan komt, kan je onderhandelingspositie tegenover je werkgever verhogen. Uiteraard blijft de aard van de bijscholing en het nut ervan nog steeds voorwerp van gesprek. Werkgevers die gemotiveerd personeel willen behouden, doen er goed aan hier voldoende budget voor te voorzien.

  • (vanuit de werkgever) ‘Ik wil wel, maar we kunnen geen mensen missen op de werkvloer’

Dit is een realiteit op heel wat diensten. Wat hierbij kan helpen is de mogelijkheid om interne vorming te organiseren, op een moment dat dit het best uitkomt voor een bepaalde dienst. Diensten kunnen elkaar hierin bijstaan om de belasting haalbaar te houden.

Vorming bij het NVKVV

Ria Goris


Nieuwseditie februari 2018

Een deontologische code voor verpleegkundigen

Het NVKVV werkte mee aan dit advies.

Hoe ga je als verpleegkundige om met de patiënt, zijn omgeving, je collega’s, andere zorgverleners? Welke houding is de juiste? Een werkgroep van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) boog zich over die vraag en werkte een deontologische code voor verpleegkundigen uit. Die is een basis voor het onderwijs en het werkveld, bij toekomstige vragen en geschillen.

Is het wettelijk verboden dat een verpleegkundige brutaal is tegen patiënten en familie of dat ze collega’s belachelijk maakt? Neen. Oefen je de verpleegkunde dan goed uit? Neen. Vele beroepen hebben een richtlijn voor de houding die ze van hun medewerkers verwachten.

De Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) nam het initiatief om de deontologische code voor verpleegkundigen die dateert van 2004 te herwerken en richtte daarvoor een interne werkgroep op. In die werkgroep zaten leden van de FRV maar ook diverse deskundigen uit verschillende verpleegkundige domeinen. De voorbije jaren zijn er ook internationaal, bijv. in Frankrijk, Nederland en Canada en door de International Council of Nursing (ICN), deontologische codes voor verpleegkundigen uitgewerkt. Die gaven inspiratie voor het actualiseren van de Belgische code. Marc Van Bouwelen, lid van de Juridische Adviesgroep van het NVKVV, en voormalig voorzitter van de Federale Technische Commissie Verpleegkunde vertelt: ‘We hebben de grote lijnen van de deontologische code voor verpleegkundigen behouden, maar die waren soms vrij vaag. Daarom hebben we geprobeerd richtlijnen uit te werken voor een goede uitoefening van het beroep en voor een correcte houding van de verpleegkundige tegenover de patiënt en zijn omgeving, de collega’s en voor een verantwoorde rol van de verpleegkundige in de maatschappij. De code wil geen lijstje zijn van “wat wel en niet mag”. We hebben gezocht naar een goed evenwicht tussen het brengen van een visie en het uitwerken van een lijst met concrete situaties. Een gedetailleerde lijst met handelingen slaafs volgen, mist motivatie en geeft geen goede beroepshouding. Maar anderzijds geeft een tekst met alleen algemene principes geen houvast in de praktijk. Deze nieuwe code zoekt dus een evenwicht tussen beide. Het is een tekst geworden door verpleegkundigen uit de praktijk voor verpleegkundigen uit de praktijk.’

Een basis voor verpleegkundig werk

De code start met een omschrijving van de waarden en normen die een richtlijn vormen voor de verpleegkundige praktijk, met een aantal principes en houdingen die je verwacht van een goede verpleegkundige. Voor een aantal concrete handelingen en taken wordt verwezen naar de specifieke wetgeving die hier al over bestaat. Bijvoorbeeld: België heeft een wet op de patiëntenrechten die voor iedereen bindend is. Rechten zoals informatieplicht of inzagerecht van een patiënt in zijn dossier werden niet herhaald in de tekst, de tekst verwijst dan door naar de wet. Een ander voorbeeld: voor het voeren van publiciteit door zelfstandige verpleegkundigen verwijst de code ook naar de richtlijn van het RIZIV over publiciteit door medische beroepen.

Maar niet alles is geregeld in de wet. Een positieve, respectvolle houding tegenover zorgvrager en omgeving staat niet in de wetgeving maar is belangrijk voor een goede houding van de verpleegkundige en voor de indruk die de zorgvrager en de maatschappij van de verpleegkunde en de verpleegkundigen hebben. Daarom geeft de deontologische code richtlijnen voor het optreden van verpleegkundigen. Marc Van Bouwelen legt uit: ‘De deontologische code moet verder ingebed worden in de opleiding verpleegkunde en ruimer verspreid worden bij de verpleegkundigen die nu werken. Ze kan een toetssteen zijn bij discussies en antwoorden op de vraag “Hoe handel ik hier juist?” De code tracht ook duidelijk te maken wat de beroepsgroep zelf verwacht van een goede verpleegkundige.’ De deontologische code voor verpleegkundigen is in de eerste plaats geschreven voor verpleegkundigen, maar is ook van toepassing voor zorgkundigen en eventueel andere mensen die verpleegkundige taken mogen uitvoeren, zoals mantelzorgers en bekwame helpers (leerkrachten, opvoeders,…). Wanneer verpleegkundigen handelingen delegeren aan mantelzorgers en bekwame helpers moeten zij tijdens de opleiding niet enkel de technieken aanleren maar ook deontologische principes meegeven zoals beroepsgeheim en discretie.

Bij het opstellen van de code zocht de werkgroep naar zorgvuldige formuleringen. Bijvoorbeeld: de deontologische code vertrekt van het principe dat verpleegkundigen meehelpen aan een goede sfeer op hun dienst, aan de opvang van studenten en aan wetenschappelijk onderzoek. Marc Van Bouwelen: ‘Maar je mag niet alles van elke verpleegkundige verwachten. De tijd die je daaraan kan besteden, hangt af van werkomstandigheden, werkvoorwaarden en de eigen opleiding. Daarom vermeldt de tekst bijvoorbeeld: “de verpleegkundige neemt deel aan wetenschappelijk onderzoek waar dat mogelijk is … en dit binnen de eigen structurele mogelijkheden.” Je kan dat niet aan iedereen opleggen. De werkgroep heeft daarover ernstig gediscussieerd en gezocht naar formuleringen die niet tegen verpleegkundigen gebruikt kunnen worden want als je bijvoorbeeld met erg weinig mensen op de werkvloer staat, kan je die extra taken niet verwachten.’

De code: een werkinstrument voor de toekomst?

De deontologische code als advies van de FRV heeft een grote impact omdat de FRV een officiële federale instantie is. Daardoor kan de code gebruikt worden als maatstaf voor een goede verpleegkundige praktijk. Hoe kadert deze deontologische code nu in het toekomstig zorglandschap? Een code heeft immers maar zeggingskracht als ze afdwingbaar is. Op dit ogenblik werkt de overheid aan een grote herziening van de wetgeving die alle gezondheidszorgberoepen regelt (het KB nr. 78). Daarin is een overkoepelende raad voorzien die richtlijnen moet opstellen voor alle gezondheidszorgberoepen, met een eigen kamer voor iedere beroepsgroep. Deze deontologische code is al de basistekst voor de verpleegkundige kamer. Veel zorgberoepen hebben nog geen volledig uitgeschreven code. Onze code kan voor hen als voorbeeld dienen.

De wet zal in de toekomst ook meer nadruk leggen op kwaliteitszorg. Kwaliteit van zorg is meer dan de afwezigheid van fouten of schade bij de zorgvrager. Een correcte houding van de zorgverlener hoort er zeker bij. Een kamer van toezicht (mogelijk een uitbreiding van de Provinciale Geneeskundige Commissie) zou de gezondheidsberoepen op het terrein kunnen volgen en sneller kunnen tussenkomen en bijsturen. De nieuwe deontologische code voor verpleegkundigen is al een houvast voor dat werk. Daarom is dit advies ook een basis voor een toekomstig kwaliteitskader.

De deontologische code voor verpleegkundigen: enkele voorbeelden

Algemene bepalingen:

  • de verpleegkundige respecteert de persoon en bevordert het behoud en herstel van de gezondheid van de zorgvrager

Richtlijnen voor de goede uitoefening van het beroep:

  • de verpleegkundige oefent zijn beroep uit met de hem toegekende autonomie en verleent zijn zorgen volgens de geldende normen, de actuele richtlijnen en de aanbevelingen van het beroep

Relaties met de zorgvrager en zijn omgeving:

  • de verpleegkundige verzorgt de zorgvrager in een verhouding van wederzijds respect en vertrouwen

Relatie met de collega’s:

  • de verpleegkundige gedraagt zich steeds collegiaal tegenover zijn collega’s. Hij toont respect voor zijn collega’s tegenover de zorgvrager, zijn omgeving en het publiek

Relatie met andere zorgverleners:

  • de verpleegkundige bevordert de onderlinge samenwerking en uitwisseling van informatie

Rol van de verpleegkundige in de maatschappij:

  • de verpleegkundige blijft op de hoogte van de wetgeving en de sociale zekerheid om zorgvragers en omgeving door te kunnen verwijzen naar de juiste persoon of organisatie

Lees de volledige tekst van het advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde op de website van het NVKVV: www.nvkvv.be.

Els Put


Nieuwseditie januari 2018

Europa vraagt om strengere privacyregels

Wat betekent dat voor verpleegkundigen?

Om de gegevens die ondernemingen van burgers verzamelen, beter te beschermen tegen misbruik, legt Europa vanaf 25 mei 2018 strengere privacyregels op. Die geven burgers meer controle over het gebruik van hun persoonlijke gegevens. De Europese wetgeving is ook onmiddellijk geldig in elke lidstaat van de EU.

Wat houdt die nieuwe regelgeving in en wat moet je weten als verpleegkundige? Het NVKVV vroeg het aan Tom Balthazar, stafmedewerker gezondheidsrecht bij Zorgnet-ICURO en hoofddocent gezondheidsrecht bij de UGent.

Waarom wil Europa een nieuwe privacywetgeving?

Tom Balthazar: ‘De nieuwe privacywetgeving is onder meer nodig om de regelgeving in heel Europa uniform te maken en het is een verstrenging van een aantal privacyregels. De nieuwe privacywet legt ook een verantwoordingsplicht bij de verantwoordelijke voor de verwerking zodat de privacy van die gegevens niet enkel afhangt van een controle achteraf. De eindverantwoordelijken zijn bijvoorbeeld de ziekenhuizen en instellingen, maar kunnen ook de praktijken van zelfstandige verpleegkundigen zijn. Ook zij moeten aantonen dat ze zich houden aan de vereisten van de nieuwe verordening en aan de verplichtingen die het met zich meebrengt zoals – voor grotere bedrijven – het aanstellen van een data protection officer (DPO) of gegevensbeschermingsfunctionaris die een verwerkingsregister moet maken met een concrete omschrijving van de gegevens die bijgehouden worden, hoe die beveiligd worden, en met de namen van de personen die er toegang toe hebben. Die verplichtingen liggen bij de organisaties en bedrijven en niet bij de verpleegkundigen op de werkvloer.’

Welke verplichtingen gelden voor de praktijken van zelfstandige verpleegkundigen?

Tom Balthazar: ‘Zelfstandige thuisverpleegkundigen moeten er zelf voor zorgen dat ze de integriteit en de vertrouwelijkheid van hun gegevens beschermen en waarborgen. Ze moeten software gebruiken om gegevens te versleutelen, bijvoorbeeld de gratis e-health software, de betalende versie van Dropbox…. De verordening omvat ook een meldingsplicht als er een datalek is, bijvoorbeeld als een laptop met onbeschermde patiëntengegevens uit een auto gestolen wordt of wanneer iemand een USB-stick met vertrouwelijke informatie verliest, dan moet dat binnen de 72 uur gemeld worden bij de Gegevensbeschermingsautoriteit (de opvolger van de Privacycommissie). Elk vermoeden van een lek van gegevens van patiënten, moet je melden.’

Wanneer is de aanstelling van een DPO-manager verplicht?

Tom Balthazar: ‘Een data protection officer of een DPO moet aangesteld worden in bedrijven van meer dan 250 werknemers of bij grootschalige verwerking van gezondheidsgegevens. Die verplichting geldt dus niet voor de meeste kleine zelfstandige groepspraktijken. Maar voor bijvoorbeeld een woonzorgcentrum met minder dan 250 werknemers maar meerdere bewoners is dit toch nodig. Hoe die discussie verder evolueert, kan je volgen op  gdpr-eu.be/dpo.’

Wat betekenen de nieuwe privacyregels voor de verpleegkundigen op de werkvloer?

Tom Balthazar: ‘Verpleegkundigen moeten zich houden aan het beroepsgeheim en aan de algemene privacyregels maar moeten geen controle uitvoeren op de gegevens of het verwerkingsregister checken. Daar stelt elke instelling een verwerkingsverantwoordelijke voor aan. Verpleegkundigen hebben enkel inzage in de patiëntgegevens voor zover ze die nodig hebben om hun taken te kunnen uitvoeren. Ze mogen ze bijvoorbeeld niet doorgeven aan derden. Die bepalingen werden al beschreven in de Belgische privacywet en de vorige Europese privacyrichtlijn en zijn nu enkel wat duidelijker gesteld.’

Wanneer een verpleegkundige digitaal informatie deelt met een multidisciplinair team van dezelfde instelling zijn die gegevens beveiligd door de instelling zelf. Wat met het delen van gegevens in een multidisciplinair team dat de grenzen van de instelling overschrijdt? Welke zijn daar de aandachtspunten?

Tom Balthazar: ‘Die gegevens worden in de eerste plaats bepaald door het beroepsgeheim: je mag die gegevens, die nodig zijn voor de behandeling van de patiënt, doorgeven maar niet meer dan strikt nodig. In het verwerkingsregister zal onder meer moeten beschreven staan welke disciplines toegang hebben tot welke gegevens. Dat is iets dat op instellingsniveau bepaald moet worden. Ook moet er controle zijn op de logins. Patiënten moeten ook – als ze dat vragen – hun gegevens en hun dossier kunnen inzien.’

Wat kan een verpleegkundige doen in patiënteducatie over privacyregels?

Tom Balthazar: ‘Een goede raad die verpleegkundigen aan patiënten kunnen geven is dat een patiënt vertrouwelijk omgaat met zijn eigen informatie. Ze zijn best voorzichtig in het verspreiden van hun gegevens zoals een diagnose zodat die niet tegen hen gebruikt kan worden, bijvoorbeeld bij een aanvraag voor een verzekering, in een sollicitatieprocedure of in relaties. Iedereen maakt dat voor zichzelf uit maar denkt daar best goed over na.

Patiënten moeten persoonlijk toestemming geven om hun gegevens te verspreiden. Ze hebben ook recht of informatie: het is aan de instellingen om een patiënt toegang tot zijn dossier te geven. Als verpleegkundige kan je de patiënt informeren hoe hij daar – voor de eigen instelling – concreet inzage in kan krijgen. Een aantal ziekenhuizen voorzien al een e-platform waar patiënten kunnen inloggen en hun persoonlijke informatie kunnen inzien. Dat inzagerecht is geen nieuw gegeven in de nieuwe EU-verordening. Dat was al eerder bij wet gedefinieerd maar wordt nu in veel instellingen concreter en toegankelijker gemaakt.’

De verpleegkundige als personeelslid in een instelling: welke privacyregels zijn voor hem of haar belangrijk?

Tom Balthazar: ‘Ook de personeelsadministratie moet discreet met personeelsgegevens omgaan. Die gegevens mogen niet ingezien worden door personen die daar niets mee te maken hebben. Zo mag iemand die enkel de loonadministratie doet, geen toegang kunnen krijgen tot bijvoorbeeld persoonlijke evaluaties. Ook mogen een aantal gegevens na ontslag niet bewaard worden. Die beperkingen moeten nauwkeurig omschreven worden in een protocol zodat duidelijk is wat wel en niet kan.’

Is België / Vlaanderen voorbereid op de nieuwe privacyregels van Europa?

Tom Balthazar: ‘De strengere EU-privacyregels zijn nu al anderhalf jaar bekend. België zou zeker voorbereid moeten zijn al is het nog wachten op een nieuw kader en het verschijnen van de Belgische uitvoeringsbesluiten.’

GDPR – AVG

GDPR staat voor General Data Protection Regulation, AVG voor Algemene Verordening Gegevensbescherming. De grote lijnen zijn:

  • Start: 25 mei 2018
  • Bescherming van persoonlijke data van de Europese burger
  • Verhoogde veiligheidsmaatregelen
  • Maatregelen bij datalekken en tegen hackers
  • Een datalek verplicht melden binnen 72 uur
  • Toestemming nodig om persoonlijke gegevens te verzamelen en te gebruiken, tenzij daarvoor een rechtmatige basis bestaat (zoals diagnose en therapie)
  • Richtlijnen voor dataverzameling en –opslag van gegevens
  • In grote bedrijven en zorgvoorzieningen: aanstelling van een DPO (een data protection officer)
  • Ieder persoon heeft recht op inzage, op rechtzetting, om ‘vergeten te worden’ (zonder mogelijkheid tot schrapping in patiëntendossiers)…
  • Boetes bij niet naleven van regelgeving

Basisbeginselen van de gegevensbescherming:

  • Rechtmatige, behoorlijke en transparante werking
  • Juistheid
  • Integriteit en vertrouwelijkheid
  • Welbepaald doel
  • Minimale gegevensverwerking
  • Beperkte bewaartermijn

Meer informatie:

Els Put


Nieuwseditie december 2017

Graag een bekwame helper

Meer hulp voor de patiënt

Het NVKVV vraagt aan het beleid  om het wettelijke kader rond de groep mantelzorgers te verruimen met “bekwame helpers” om hun hulp te legaliseren en aan de noden in het dagelijkse leven van de patiënt/cliënt te voldoen.

‘Sander kan nooit mee op schooluitstappen’, vertelt Veerle. ‘Er is dan niemand die zijn medicatie mag geven.’ Sander is zes jaar oud en heeft cystinose, een zeldzame stofwisselingsziekte. Hij heeft medicatie en sondevoeding op vaste tijdsstippen nodig, dag en nacht. Veerle, zijn mama, staat in voor een groot deel van die zorg, naast haar job. ’s Nachts komt een thuisverpleegkundige de pletmedicatie geven zodat Veerle kan doorslapen. ‘s Middags komt de thuisverpleegkundige naar de school voor die pillen. Maar als Sanders klasje op uitstap gaat, kan hij niet altijd mee, de afstand is dan te groot voor de vertrouwde thuisverpleegkundige. Wanneer iemand die verbonden is aan de school, Sanders medicatie mag geven, sluit zijn ziekte hem niet langer uit van leuke momenten op school. Iemand die tijdens de uitoefening van zijn of haar beroep toch even kan helpen bij de zorg voor Sander. Zoals Sander zijn er vele patiënten die goed omringd zijn door mantelzorgers maar waar de kwaliteit van leven zowel voor de patiënt als voor de mantelzorger zou verbeteren wanneer een derde persoon – die bekwame helper – kan bijspringen in de zorg voor de patiënt.

De bekwame helper – een getuigenis

Veerle, mama van de zesjarige Sander vertelt: ‘Ons tweede zoontje is geboren met een aangeboren aandoening, een zeldzame stofwisselingsziekte: cystinose. Cystine slaat neer in al de cellen van zijn lichaam. Dat maakt dat hij slecht eet en zijn ogen en nieren beschadigd raken. Hij moet heel wat medicatie nemen en extra sondevoeding krijgen. Zijn pillen geven we elke dag op hetzelfde moment via zijn voedingssonde omdat hij die nog niet kan slikken. Hij heeft zijn medicatie op vaste, strikte tijdstippen nodig. Als baby’tje gaf de verpleegkundige van de kinderopvang zijn medicatie. Sinds hij als peuter naar school gaat, komt de verpleegkundige van de thuiszorg hem die elke dag op school geven. Maar als de school een uitstap maakt, of een zwemles of een andere schoolactiviteit op verplaatsing plant, moet er iemand mee die uitzonderlijk zijn medicatie via zijn sonde kan geven. Ik ben al meegegaan op schoolreisjes maar ik werk ook en kan daar niet altijd vrij voor nemen. Voor ons zou het een pracht van een oplossing zijn als iemand exceptioneel en met kennis van zaken op school Sanders medicatie zou kunnen en mogen geven. Wie dat moet zijn, weten we niet goed want de leerkracht kan ook niet zomaar de les onderbreken om voor Sander te zorgen. Iemand van het secretariaat? Kan die dan ook mee op de schooluitstappen? Het is nog even zoeken, maar hulp in de zorg om Sander is heel erg welkom!

Het voorstel van het NVKVV

We situeren even: mantelzorg is de meer dan gebruikelijke zorg die iemand voor een kind, een partner, een ouder, voor een vriend of buur opneemt. Wanneer er ook specifieke verpleegkundige zorg nodig is, neemt de thuisverpleegkundige die op. Maar ook daar kan een mantelzorger sinds de Gezondheidswet 2014 specifieke handelingen uitvoeren wanneer hij hiervoor de toelating krijgt via een driezijdig ondertekend attest (door de mantelzorger, de patiënt en de verpleegkundige of de arts) en na opleiding en onder controle van een verpleegkundige of arts.  Specifieke verpleegkundige handelingen zijn bijvoorbeeld het geven van een insuline-injectie, de verzorging van een stoma, het toediening van sondevoeding, het verzorgen van een wonde. Om die handelingen legaal uit te voeren, heeft een mantelzorger dus een mantelzorgattest nodig dat de specifieke handeling vermeldt en de duur van de periode waarin die handeling geldt.

Momenteel is een van de voorwaarden voor het uitvoeren van verpleegkundige handelingen dat de mantelzorger die niet mag stellen tijdens de uitoefening van zijn of haar beroep maar wel in zijn vrije of eigen tijd. Een leerkracht of opvoeder kan dus vandaag geen mantelzorgattest toegekend krijgen om verpleegtechnische handelingen tijdens zijn werkuren uit te voeren en pleegt, wanneer hij of zij dat toch doet, een misdrijf op de onwettige uitoefening van de verpleegkunde. Hier zit een leemte die de overheden willen bijsturen en waartoe de leden van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid zich op 27 maart 2017 akkoord hebben verklaard. Ze willen de bepaling, die tot op heden enkel een procedure voor de mantelzorger omschrijft, herwerken en verbreden tot de “bekwame helper”, tot personen die tijdens hun werktijd op vrijwillige basis mee zorg verstrekken aan een patiënt/cliënt.

Maggie De Block, federaal minister van Sociale zaken en Volksgezondheid, werkt momenteel ook aan een nieuw wettelijk kader voor de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen om het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 te vervangen. In dat kader vond een startconferentie plaats op 28 september 2016 en werd ook reeds een voorstel voor het statuut van bekwame helper gepresenteerd.

Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van het NVKVV legt uit: ‘Het NVKVV pleit al jaren voor een uitbreiding van de procedure voor mantelzorgers naar de “bekwame helpers”. Alle basisprincipes van dit voorstel, zijnde: de specifieke taken die je als verpleegkundige mag delegeren aan niet gezondheidszorgberoepen, onder supervisie en na opleiding door een verpleegkundige of arts, binnen een concreet behandelplan of procedure, mits toestemming van de patiënt en de mantelzorger en in een kwaliteitskader, werden in de Juridische Adviesgroep (JAG) van het NVKVV grondig doorgesproken. Die groep lag ook aan de basis van de concrete uitwerking van de mantelzorgprocedure met brochure en attest in 2015. Uiteraard moeten we nu met alle betrokken partners en met het werkveld verder bekijken hoe we dat voorstel in de praktijk kunnen omzetten.’

De expertise van de verpleegkunde.

Het NVKVV neemt, als partner tussen de andere gezondheidszorgberoepen, actief deel aan het overleg over de herziening van het KB nr. 78 en over de toekomst van de verpleegkunde. Op 30 november 2016 maakte zij een visienota over de herziening van het KB nr. 78 over aan het kabinet van de federale minister van Volksgezondheid Maggie De Block.

Ellen: ‘We willen in de eerste plaats gaan voor een hoge kwaliteit van zorg voor en met de patiënt. Ons uitgangspunt blijft dat de gezondheidszorg in principe uitgeoefend wordt door de wettelijk erkende gezondheidszorgbeoefenaars maar een aantal dagelijks terugkerende handelingen kunnen in sommige gevallen aan de patiënt of aan iemand uit zijn omgeving toevertrouwd worden. Daarnaast wilt het NVKVV de kwaliteit en de veiligheid van het delegeren van verpleegkundige handelingen garanderen en bepalen welke handelingen delegeerbaar zijn – of niet – en waarom.’ Verpleegkundigen delegeren op dit moment wettelijk aan zorgkundigen, hulpverleners-ambulanciers en aan mantelzorgers.

De verpleegkunde zal net zoals de geneeskunde moeten bepalen wat niet gedelegeerd kan worden en wat behoort tot de eigen onvervreemdbare expertise van het beroep. Dat impliceert het loslaten van de lijst van verpleegkundige handelingen en het leggen van de focus op wat inherent behoort tot doorgedreven opleiding, praktijkstage, verpleegkundige diagnosestelling en verpleegkundige interventies. We nemen binnen het NVKVV de wijze waarop de andere handelingen hun plaats zullen krijgen, verder onder de loep in het kader van een globale visie op verpleegkunde. Ons gemeenschappelijk doel is het behouden en het verbeteren van kwaliteit en van performantie van zorg.’

Het mantelzorgattest: brochure en FAQ

Sinds de publicatie van het mantelzorgattest boog de Juridische Adviesgroep van het NVKVV (JAG) zich over de vragen die het NVKVV hierover ontving en publiceerde ze die in brochure en een FAQ.

Hoe maak je een attest op? Welke afspraken maak je met patiënt en mantelzorger? Wie draagt welke verantwoordelijkheid? Je vindt een antwoord op die vragen in de brochure ‘Een mantelzorger opleiden – Attest en achtergrond’ van het NVKVV.

De JAG ontving ook tal van juridische vragen over het mantelzorgattest, over  de toepassing er van, over de aansprakelijkheid van de verpleegkundige en van de mantelzorger, en over vele specifieke situaties. Chloé De Cuyper bundelde die vragen en antwoorden en verwerkte ze in een FAQ voor haar bachelorproef verpleegkunde aan de Arteveldehogeschool in Gent.

Brochure, attest en FAQ zijn gratis voor leden van het NVKVV en te bestellen bij het NVKVV via ledenadmin@nvkvv.be of te downloaden van de website: www.nvkvv.be > Juridisch advies > Wetgeving > Beroepsuitoefening.

Volg de hervorming van het KB nr. 78

Website : www.kb78.be

Mantelzorg en bekwame helper: www.kb78.be > Concepten > Gezondheidszorg in het dagelijkse leven > Mantelzorg // Bekwame helper

Author: Els Put


Nieuwseditie november 2017

‘Aansprakelijkheid is een grote bezorgdheid’

Mag ik deze handeling stellen? En ben ik aansprakelijk als het misloopt? Het is een bekommernis die menig verpleegkundige bezighoudt en waar je behoorlijk van kunt wakker liggen. De Juridische Adviesgroep van NVKVV biedt antwoorden op deze en andere heikele vragen.

Je zal het maar voorhebben dat je tijdens een nachtdienst een arts opbelt om te vragen of je een patiënt een bepaalde medicatie mag toedienen en dat dit fatale complicaties veroorzaakt. Een nachtmerrie voor elke verpleegkundige en een situatie waarvoor je je maar best tijdig kunt indekken. Maar hoe? Geert Watteyn is adviserend verpleegkundige bij de Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen. Hij volgde bij het NVKVV een opleiding tot juridisch expert in de verpleegkunde, is gerechtsdeskundige en zetelt al tien jaar in de Juridische Adviesgroep (JAG) van het NVKVV.  Leden van het NVKVV kunnen er terecht voor advies. Een eerste consult is gratis.

Met welk soort vragen kunnen mensen bij de JAG terecht?

Geert Watteyn: Sommige vragen zijn eerder praktisch van aard, bijvoorbeeld hoe je een erkenning aanvraagt voor een beroepstitel. Een medewerker van het NVKVV zal je daarover informatie bezorgen. Indien iemand een puur juridische vraag heeft die te maken heeft met een wettekst, antwoordt een advocaat met wie we samenwerken. Alle andere vragen gaan naar de Juridische Adviesgroep die maandelijks samenkomt. Veel vragen hebben te maken met  ‘mogen we dit doen?’ en met aansprakelijkheid. Vaak is er een link tussen beide, want als je als verpleegkundige niet zeker bent of je een bepaalde handeling mag stellen, dan rijst al snel de vraag of je verantwoordelijk gesteld zult worden als er  iets misloopt. Mag een verpleegkundige bijvoorbeeld lasertherapie toepassen of niet?

Hoe lost de JAG zulke vragen op?

Geert Watteyn: De JAG is samengesteld door verpleegkundigen en vroedvrouwen, die allemaal een opleiding in juridische aspecten van verpleegkunde/vroedkunde gevolgd hebben, aangevuld met enkele advocaten. Bij de vraag over lasertherapie gaan we eerst zien of deze techniek al opgenomen is in de lijst van de verpleegkundige handelingen, en of er precieze modaliteiten voor zijn. Is dit een nieuwe techniek die nog niet opgenomen is, dan formuleren we  mogelijk een voorstel hierover naar de Technische Commissie voor Verpleegkunde  van  het RIZIV. Een lid van onze JAG is overigens voorzitter van die Commissie. Het komt ook veel voor dat we bij bepaalde kwesties kijken naar wat de wet  precies zegt over privacy, patiëntenrechten, beroepsgeheim of schuldig verzuim. We willen verpleegkundigen helpen wanneer er zich problemen hebben voorgedaan, maar we willen hen ook aansporen zich tijdig in te dekken tegen een mogelijke klacht door hen tips te geven. Een voorbeeld: wanneer je ’s nachts een arts moet consulteren om een bepaald medicament te geven, noteer je best meteen in het patiëntendossier welke arts je consulteerde, wanneer juist, met welke hulpvraag en wat het antwoord was. Je kan de medicatie en dosis best onmiddellijk neerschrijven terwijl je belt, en nog even herhalen aan de arts. Bepaalde middelen houden weinig risico in, maar andere geneesmiddelen kunnen zware gevolgen hebben voor de patiënt. Indien er zich nadien problemen stellen en er een klacht volgt, kan je terugvallen op de notities in het patiëntendossier.

Zijn er veel situaties waarin het onduidelijk is wat een verpleegkundige wel of niet mag doen?

Geert Watteyn: Dat komt geregeld voor. Een verpleegkundige assisteert bijvoorbeeld  bij een ingreep waarbij ketamine wordt gebruikt als analgesie. De arts voert de ingreep uit maar er gaat iets mis en de patiënt legt klacht neer. Er volgt een onderzoek en de verpleegkundige wordt aangeklaagd wegens onwettige uitoefening van de anesthesie. Die medische handeling heeft zij uitgevoerd in opdracht van de arts en onder zijn toezicht, dus is de arts hier aansprakelijk. We onderzochten de zaak en formuleerden een gefundeerde uitspraak over de aansprakelijkheid. Wat we niet zullen doen, is bemiddelen tussen de verpleegkundige en de patiënt. De ombudsdienst van een ziekenhuis kan in sommige situaties wel bemiddelen. Een ander voorbeeld: een thuisverpleegkundige krijgt rugproblemen door de verzorging van een zwaarlijvige patiënt die hulpmiddelen zoals een tillift weigert. Mag hij of zij de verdere verzorging van deze patiënt weigeren? Wij hebben haar geantwoord dat dat inderdaad mag, maar enkel na duidelijke communicatie hierover met de patiënt. De continuïteit van de zorgen moet ook verzekerd blijven.

De JAG formuleert een standpunt op vraag van een verpleegkundige. Doen jullie dat ook op vraag van een patiënt of van het gerecht?

Geert Watteyn: Een rechter kan een gerechtsdeskundige aanstellen. Daarbij wordt de opdracht duidelijk omschreven. De bedoeling is om duidelijkheid te brengen en een antwoord te geven op vragen waar de rechter onvoldoende kennis over heeft.  Anderzijds kan ook de patiënt of de verpleegkundige een expert contacteren met de vraag om een expertise te doen. De JAG streeft ernaar om zaken waarin verpleegkundigen betrokken zijn, ook door verpleegkundig experten te laten behandelen, en niet door artsen.

Is dat geen spanningsveld, zowel de verpleegkundige als de patiënt helpen?

Geert Watteyn: Dat gebeurt nooit in hetzelfde dossier, maar een patiënt heeft evengoed recht op expertise. Het JAG is er overigens niet alleen om verpleegkundigen te verdedigen,  maar ook de patiënt. Wij willen ervoor zorgen dat alles volgens de wet verloopt. Soms is onze boodschap aan een verpleegkundige: ‘Wat je hier doet, is onwettig’.

Je hebt zowat tien jaar ervaring in de JAG. Zie je een evolutie in de kwesties die aan bod komen?

Geert Watteyn: De laatste tijd krijgen we veel vragen over aansprakelijkheid. Dat is een grote bezorgdheid van verpleegkundigen, zowel in thuissituaties als in zorginstellingen. Mag je als thuisverpleegkundige bijvoorbeeld mantelzorgers insuline leren inspuiten? Ja, dat mag, maar de mantelzorgers mogen dat maar beperkt uitvoeren voor ‘hun’ patiënt en mits een attest. Wat als er in een ziekenhuiscontext iets fout loopt, zal je dan als verpleegkundige aansprakelijk gesteld worden, of is de arts aansprakelijk? Het antwoord hierop is eenvoudig: beiden zijn verantwoordelijk voor wat ze gedaan of niet gedaan hebben. Het is belangrijk dat verpleegkundigen zich realiseren dat een BA-verzekering via het ziekenhuis onvoldoende kan zijn om zichzelf in te dekken wanneer er een fout wordt gemaakt. Net hiervoor heeft het NVKVV reeds jaren geleden de eerste verzekeringspolis ontworpen om verpleegkundigen te beschermen.

Een tweede evolutie, zijn de toenemende vragen over nieuwe technieken die nog niet zijn opgenomen in de lijst van verpleegkundige handelingen. Het werkveld is in voortdurende verandering en dat zien we ook weerspiegeld in de vragen die we op ons bord krijgen.

Stel je vraag aan het NVKVV

Heb je nood aan juridisch advies? Heb je een specifieke vraag over je arbeidscontract, over je aansprakelijkheid bij het uitvoeren van een verpleegkundige handeling of dergelijke meer, dan kan je die stellen aan Sara Vandervelde via s.vandervelde@nvkvv.be en 02 737 97 81 of 0476 05 46 32. Een gratis service voor leden.

BA-verzekering met rechtsbijstand voor verpleegkundigen

Om je tijdens het uitoefenen van je beroep maximaal te beveiligen, heeft het NVKVV een unieke burgerlijke aansprakelijkheidspolis met rechtsbijstand voor leden uitgewerkt.

Meer informatie: www.nvkvv.be

Opleiding juridische aspecten verpleegkunde/vroedkunde: iets voor jou?

Wie zich graag wil verdiepen in juridische aspecten en zich wil bekwamen als verpleegkundig/vroedkundig expert kan bij het NVKVV hiervoor een opleiding volgen. ‘Er komt wel een dosis wetgeving bij kijken, maar er wordt veel gewerkt met concrete cases. Deelnemers worden ook uitgenodigd om cases uit hun eigen praktijk in te brengen,’ aldus Sara Vandervelde, stafmedewerkster bij het NVKVV.

Voor wie? De opleiding staat open voor verpleegkundigen en vroedvrouwen met minimum 5 jaar ervaring.

Wat? Diverse thema’s worden uitgediept, van aansprakelijkheid tot wetgeving over bijvoorbeeld euthanasie, palliatieve zorg en het beroepsgeheim.

Hoe lang? De opleiding duurt vijf dagen, gespreid over enkele maanden

Meer informatie: www.nvkvv.be/Navorming

Literatuur

  • NVKVV Juridische Adviesgroep. Recht in mijn schoenen: praktijkhandboek voor verpleegkunde. De Boeck, 2016.
  • Haegeman, L. en Van Cauter, K. Ben ik aansprakelijk? Gids voor verpleegkundigen, zorgkundigen en vroedvrouwen. De Boeck, 2017.

Author: Ria Goris


Nieuwseditie oktober 2017

Hendrik Van Gansbeke over 80 jaar Wit-Gele Kruis

‘Wij kiezen er resoluut voor om voortrekkers te blijven.’

In november viert het Wit-Gele Kruis haar tachtigjarig bestaan. Algemeen coördinator Hendrik Van Gansbeke over de belangrijkste verwezenlijkingen én uitdagingen van de grootste thuisverplegingsorganisatie van Vlaanderen.

Zijn titel is die van ‘algemeen coördinator’ en dat is geen ‘directeur’. Wanneer hij uitlegt wat zijn functie inhoudt, vertelt Hendrik Van Gansbeke al meteen iets over een van de belangrijkste kenmerken van het Wit-Gele Kruis, namelijk dat de organisatie autonomie hoog in het vaandel draagt. ‘Wij spreken over autonomie in verbondenheid’, preciseert hij. ‘Het Wit-Gele Kruis is een merk, het staat voor een gemeenschappelijke missie, visie en aanpak. Maar we bestaan eigenlijk uit zes organisaties. Er zijn vijf provinciale vzw’s die volledig autonoom hun dagelijkse activiteiten organiseren. Dat komt omdat het Wit-Gele Kruis als een lokaal initiatief is ontstaan. Eerst in het Oost-Vlaamse Gent waarna een voor een de andere provincies het voorbeeld volgden. Een zesde vzw, de federatie WGK-Vlaanderen, heeft als opdracht die vijf provinciale organisaties te vertegenwoordigen in allerlei overlegorganen, en inhoud te geven aan de onderlinge netwerking. Faciliteren, onderhandelen en lobbyen, dat is mijn job, en daarnaast ook aan kennisontwikkeling doen: de Vlaamse thuiszorgsector analyseren, in het buitenland gaan kijken wat daar gebeurt aan thuiszorg… Onderzoeken wat de noden zijn, concrete voorstellen ontwerpen voor regelgeving, aanpak en visie van de thuiszorgsector…’

Het Wit-Gele Kruis telt 7000 medewerkers en bedient een kleine 160.000 patiënten per jaar, goed voor jaarlijks bijna 18 miljoen huisbezoeken. ‘Als je in een organisatie met deze omvang vernieuwingen kan doorvoeren is de impact daarvan reusachtig’, zegt Hendrik Van Gansbeke. ‘Dat is ook de reden waarom politiek en administratie naar ons kijken en naar waar we mee bezig zijn. We kiezen er resoluut voor om voortrekkers te blijven.’

De eerste professionals

Terug naar november 1937, toen in het nota bene socialistische Gent de eerste Wit-Gele Kruisafdeling werd opgericht. Initiatiefnemers waren dr. Henri Van de Putte en de jezuïet pater Jozef Bogaerts, die hun mosterd gingen halen in Nederland, waar een gelijkaardig initiatief al bestond. Hendrik Van Gansbeke: ‘Het was volop economische crisis. Er was geen regelgeving rond thuisverpleging. Hooguit werd er hier en daar al eens wat zeep uitgedeeld om de leefomstandigheden van de armen te verbeteren. Religieuzen, artsen en vrijwilligers uit de Christelijke familie vonden dat er iets moest gebeuren om de reële noden van de meest behoeftige patiënten, vaak mensen in armoede, te lenigen en om hen toegang te verlenen tot professionele begeleiding door verpleegkundigen. Dat was uniek. Voor het eerst werd, dankzij mecenaat door de burgerij, professionele medische zorg aan huis verleend. Je tekende in bij het Wit-Gele Kruis en voor een kleine vergoeding kon je rekenen op zorg. Vergeet niet dat de sociale zekerheid nog niet bestond. In het begin waren het vooral religieuzen die de zorg verstrekten, later werd het werk meer en meer overgenomen door leken. Het nieuws over deze vorm van zorg begon zich te verspreiden, van de ene pastoor naar de andere, van de ene kloosterorde naar de andere… Het initiatief breidde zich uit in Oost-Vlaanderen en daarna ook in West-Vlaanderen. Met het ontstaan van de mutualiteiten ontstonden ook initiatieven in Limburg, Antwerpen en Brabant en die gingen op hun beurt onderling contact zoeken…’

Een mijlpaal is volgens Hendrik Van Gansbeke ook het pact dat het Wit-Gele Kruis begin jaren zestig sloot met de Christelijke Mutualiteiten en Caritas Catholica, waardoor alle Christelijke initiatieven in Vlaanderen gingen samenwerken. ‘Een andere mijlpaal is ook al het voorbereidende pionierswerk dat we gedaan hebben op het moment dat de ziekteverzekering werd ingevoerd waardoor de thuiszorgsector meteen deel uitmaakte van de terugbetaalde zorg. Vandaag vertegenwoordigt de thuisverpleging bijna 5% van het totale budget van de gezondheidszorg.’

Als derde grote verwezenlijking vermeldt Hendrik Van Gansbeke het feit dat het Wit-Gele Kruis erin geslaagd is parallel met de groei van de behoeften in de thuiszorg ook zelf te blijven groeien. ‘De laatste jaren blijven patiënten korter in het ziekenhuis en gaan ze steeds sneller naar huis. Dat betekent dat er andere patiënten in de thuiszorg terechtkomen, patiënten die specifieke zorgen nodig hebben. Om die nood bij te benen is niet alleen ons personeelsbestand sterk gestegen, met 36,6 % de laatste 10 jaren, maar hebben we ook een aangepast beleid gevoerd: verpleegkundigen gevormd om aan al die nieuwe verwachtingen te kunnen voldoen, nieuwe procedures, richtlijnen, klinische paden ontwikkeld…’

Een laatste grote verwezenlijking van het Wit-Gele Kruis zijn ongetwijfeld de doorbraken op het vlak van ICT. Hendrik Van Gansbeke: ‘Twaalf jaar geleden hebben we beslist om elektronische verpleegdossiers aan te leggen die verpleegkundigen dagelijks in hun zorg ondersteunen en waarmee ze volledig online met elkaar in verbinding staan. Dat werkt al ruim acht jaar erg goed. En nu hebben we beslist om die gegevens ook buiten de eigen organisatie te delen. Via ‘mijnWGK’ eerst met de doorverwijzers, de huisartsen, en nu ook met de ziekenhuizen wanneer onze patiënten ziekenhuiszorg nodig hebben.’

Naar een veranderende sector

De grootste uitdaging voor de toekomst is volgens Hendrik Van Gansbeke de toenemende autonomie  die van verpleegkundigen in de thuiszorg verwacht wordt. ‘De thuisverpleegkundige wordt steeds meer een autonome professional die in mini-netwerken van eerstelijnsgezondheidszorgers opereert en daardoor veel meer interdisciplinair zal werken. Die noodzaak aan interdisciplinaire zorg vloeit voort uit het groeiend aantal chronische zieken. Wellicht gaat de rol van de verpleegkundige veranderen, gaan we een aantal basiszorgtaken, zoals patiënten wassen, loslaten en nieuwe taken op ons nemen, zoals bepaalde eenvoudige medische handelingen die nu door een arts worden gesteld. Daarnaast gaan we, door de kortere verblijven in het ziekenhuis, geconfronteerd worden met meer specifieke technische zorgen thuis, zoals antibioticatherapie per infuus, totaal parenterale voeding, nierdialyse, pijn- en comforttherapie en zo meer aan huis. Ook daar moeten we mensen op voorbereiden. Dat doen we door specifieke equipes op te zetten die hun collega’s bij deze taken kunnen bijstaan.’

Zelf wil het Wit-Gele Kruis op drie evoluties sterk inzetten. Hendrik Van Gansbeke: ‘De verdere ontwikkeling van het gebruik van ICT is er een van. Niet alleen voor de gegevensdeling, maar ook voor ICT-ondersteunde zorg zoals bijvoorbeeld telemonitoring en consulten op afstand. Een tweede ontwikkeling is dat de maatschappij terecht steeds meer verantwoording vraagt voor onze kwaliteit van zorg. Permanent die kwaliteit verbeteren, de resultaten van die inzet in kaart brengen en daarover communiceren, kwaliteitsindicatoren opstellen, daarop willen we ook inzetten. Een derde punt waarop we willen inzetten is de financiering van de gezondheidszorg. Die gebeurt op basis van historische afspraken over budgetten. Maar met de verschuivingen die we meemaken in de gezondheidszorg zullen ook binnen die budgetten verschuivingen moeten gebeuren, zodat iedereen zijn taken kwaliteitsvol kan uitbouwen. Dat betekent ook betere keuzes in de zorg maken, ons toeleggen op evidence based practices.’

‘Om steeds opnieuw te werken aan een verdere professionalisering van het beroep en thuisverpleging correct te positioneren heeft het Wit-Gele Kruis er ook altijd naar gestreefd om goed geïnformeerde medewerkers op een aantal strategische mandaten in te zetten zoals in het RIZIV en in de FOD Volksgezondheid om daar, altijd in afspraak met het NVKVV, de thuisverpleging mee te vertegenwoordigen’, vervolgt Hendrik Van Gansbeke. Zelf zetelt hij in het bestuur van het NVKVV. ‘We moeten niet alleen mee evolueren met wat er internationaal gebeurt in de thuisverpleegkunde, maar ook in eigen land met de verpleegkundigen die in andere sectoren actief zijn. En omgekeerd willen we wat de beroepsorganisatie doet, dat ook zo goed mogelijk ontsluiten naar de eigen medewerkers. Ook op die wijze streven we naar vooruitgang en innovatie.’

Author: Isabelle Rossaert


Nieuwseditie september 2017

Afscheid van onze stafmedewerker

Heidi Vanheusden: een hart voor verpleegkunde

Na een engagement van 13 jaar als stafmedewerker neemt Heidi Vanheusden afscheid van het NVKVV en keert ze terug naar de praktijk. ‘Mijn hart ligt bij de zorg en bij de patiënt’, verklaart ze.

Na 13 jaar als stafmedewerker van het NVKVV kiest Heidi Vanheusden er voor om terug te keren naar de verpleegkundige praktijk, naar haar plaats dicht bij de patiënt. Zij werkte de voorbije jaren af en toe in de zorg om voeling met de werkvloer te houden als input voor haar functie in het NVKVV, als achtergrond in de verdere uitbouw van het beroep en voor het overleg met het beleid en met de gesprekspartners van het NVKVV. Haar hart voor die zorg deed haar beslissen om haar carrière een nieuwe wending te geven, dicht bij de patiënt. Heidi start op 1 oktober 2017 als adjunct-hoofdverpleegkundige in een woonzorgcentrum in de regio Leuven in een afdeling die zorg voor personen met dementie opneemt.

‘Het brengt me terug naar die periode in mijn loopbaan waarin ik heel veel voldoening vond in mijn werk als verpleegkundige op een palliatieve afdeling’, vertelt Heidi. ‘We werkten er vanuit een geïntegreerde benadering van de patiënt, vanuit empathie en respect voor die patiënt en zijn omgeving. Dat is een basishouding voor verpleegkundigen: je geeft – Evidence based – totaalzorg. En je krijgt ook zoveel terug van je patiënten.’ Een hart voor verpleegkunde en een hart voor de mens leefden al bij Heidi tijdens haar middelbare studies. Toch koos ze eerst voor een universitaire opleiding als pedagoge en criminologe. Heidi werkte nog zeven jaar als stafmedewerker bij enkele grote organisaties in Vlaamse instellingen voor ze startte met de opleiding verpleegkunde. Nadien werkte ze als verpleegkundige en als docent verpleegkunde in de regio Leuven voor ze in 2004 reageerde op een vacature voor een stafmedewerker bij het NVKVV. Gelijktijdig met die nieuwe job, volgde ze de opleiding tot verpleegkundig gerechtelijk expert, een opleiding die aansloot bij haar vroegere specialisatie als criminologe. Heidi: ‘Mijn keuze voor het NVKVV voelde voor mij als een heel logische stap. Verpleegkunde ligt me nauw aan het hart. Het beleid – iets kunnen verwezenlijken, iets ten goede kunnen veranderen – boeit me eveneens. Bij mijn start mocht ik meteen voortbouwen op de rondetafelgesprekken, de Gezondheidsdialogen van toenmalig minister van Volksgezondheid Rudy Demotte. Daar begon een rijke ervaring: verpleegkundigen vertegenwoordigen bij het beleid en hun rechtvaardige plaats in het zorglandschap verdedigen.’

NVKVV

Verpleegkundigen vertegenwoordigen was niet de enige opdracht van Heidi Vanheusden tijdens haar loopbaan bij het NVKVV. Heidi: ‘Na mijn opleiding tot verpleegkundig gerechtelijk expert nam ik het juridisch advies van het NVKVV op. Wanneer een lid het NVKVV contacteerde met een juridische vraag zocht of coördineerde ik het antwoord samen met de juridisch adviseur en de Juridische adviesgroep van het NVKVV. Dat was een stukje van mijn taakinhoud dat me heel erg boeide en voldoening gaf want ik voelde dat ik mensen echt kon helpen met hun probleem. Ook de contacten en de samenwerking met de leden van de verschillende werkgroepen en netwerken waren een verrijking. En de organisatie van de verschillende jaarlijkse studiedagen tijdens de Week voor Verpleegkundigen in Oostende was telkens opnieuw een hele uitdaging. Ook de contacten met de Parels van verpleegkundigen, de prijs die het NVKVV elk jaar uitreikt aan verpleegkundigen die genomineerd worden door hun collega’s, bracht me in contact met inspirerende mensen.’ Een ‘Parel’ is een verpleegkundige die een kei is in haar vak met een hart voor haar patiënten, die een teamspeler is maar ook goed voor zichzelf zorgt en die in haar werk bijdraagt tot Evidence based verpleegkunde.’  Daarnaast werkte Heidi mee aan verschillende publicaties van het NVKVV zoals het boek ‘Recht in mijn schoenen’, een boek vol juridische informatie en advies, aan de Mantelzorgbrochure met attest voor verpleegkundigen en aan de Vaccinatiebrochure.

Uitstraling

Heidi nam als stafmedewerker van het NVKVV ook heel wat externe mandaten en verantwoordelijkheden op. Als coördinator van de Vlaamse Verpleegunie, die van 2005 tot 2016 de verschillende algemene en specialistische beroepsorganisaties van Vlaanderen verenigde, lag Heidi mee aan de basis van meer samenwerking tussen beroepsorganisaties. De Vlaamse Verpleegunie werd in 2014 omgevormd tot de Nederlandstalige kamer van de AUVB (Algemene Unie van Verpleegkundigen van België). Heidi: ‘Het werk in de Vlaamse Verpleegunie, de nota’s, discussies en visiedocumenten, de eisen die we op tafel legden, dat alles gaf veel voldoening. We verdedigden onder meer normering, verloning, functiedifferentiatie en specialisatie, het verpleegkundig voorschrift en het verpleegkundig consult. En we bogen ons voortdurend over de vraag: welke verpleegkundige heeft de toekomst nodig? En wat heeft de toekomstige verpleegkundige nodig? Een oefening die nooit af is.’ Naast haar engagement in de Vlaamse Verpleegunie was Heidi ook lid, onder andere, van het Bureau van de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) en voorzitter van de Erkenningscommissie, een commissie die de dossiers behandelt voor de erkenning van de bijzondere beroepstitels en bekwaamheden. Recent werkte de FRV een advies uit over het nationale beroeps- en competentieprofiel van de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg en finaliseerde de Raad een advies over functiedifferentiatie en verdedigde dat bij de ministers De Block, Crevits en Vandeurzen, verantwoordelijk voor Volksgezondheid, Onderwijs en Welzijn in België en Vlaanderen. Heidi: ‘Elke stap is een stap vooruit, elke stap telt, ook al gaan verandering en verbetering soms langzaam.’

De toekomst

‘Het woord “verpleegkundige zorg” concreet betekenis geven in mijn nieuwe functie, daar ga ik voor. Om opnieuw verpleegkundige te zijn, samen met collega’s in een multidisciplinair team en in een coachende rol dicht bij de patiënt’, vervolgt Heidi. ‘Daarnaast kijk ik met voldoening terug op 13 mooie jaren bij het NVKVV waar ik warme en geëngageerde mensen heb mogen ontmoeten en waardevol werk heb mogen doen, samen met het team van het NVKVV, samen met de bestuursleden en leden uit werkgroepen en netwerken en samen met zoveel boeiende en deskundige verpleegkundigen. Mijn waardering gaat naar hen allen uit.

Ik wens het NVKVV een rijke toekomst toe, met veel actieve vrijwilligers en nog meer nieuwe leden, met boeiende studiedagen, vooruitstrevende publicaties en sterke experten. Het NVKVV heeft de tools in huis om verpleegkundigen echt te helpen in de uitbouw van hun beroep en om op het beleid te wegen. Ik blijf een NVKVV’er en het NVKVV volgen.’

Het NVKVV dankt Heidi Vanheusden voor haar jarenlange gepassioneerde inzet voor de verpleegkunde en voor haar rijke expertise. Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van het NVKVV: ‘We wensen Heidi veel voldoening in haar verdere carrière, in de dappere keuze die ze nu maakt, in haar engagement voor de verpleegkunde en voor de patiënt. We hopen haar nog jarenlang als actief lid binnen onze organisatie te mogen verwelkomen.

Author: Els Put


Nieuwseditie juli/augustus 2017

Woonzorgcentrum: ‘Je hebt er de knapste verpleegkundigen nodig’

Werken in woonzorgcentra

Een hoofdverpleegkundige in een woonzorgcentrum legt uit waarom hij op zijn tandvlees zit. De directeur van een ander woonzorgcentrum vertelt waarom verpleegkundigen in zijn centrum graag komen werken. Beiden zijn ze het erover eens: we mogen als maatschappij onze senioren niet verwaarlozen. Verpleegkundigen moeten efficiënt worden ingezet.

Hij zorgt voor zestien bewoners ’s avonds tussen vijf en negen. Senioren die hij breed moet observeren, eten en medicatie moet geven, hygiënische zorgen moet toedienen, in bed positioneren… Sommige van de bewoners hebben slikproblemen, waardoor het eten behoorlijk wat tijd in beslag neemt, anderen hebben wondzorg nodig, iets waar je je tijd voor moet nemen. Puur mathematisch heeft hij echter voor ieder van hen een kwartiertje. Bijkomend moet hij tijdens deze korte tijdspanne nog andere taken voor alle 84 aanwezige bewoners uitvoeren gaande van doktersbezoeken inplannen, wondzorg uitvoeren en controleren, insuline toedienen, medicatie klaarzetten… Christophe*, hoofdverpleegkundige in een woonzorgcentrum, zit op zijn tandvlees.

Als verpleegkundige moet hij alles doen: de wc-potten reinigen even goed als de wondzorg. ‘Ik denk dat verpleegkundigen veel efficiënter zouden kunnen worden ingezet,’ vertelt hij. ‘Op dit moment mogen zorgkundigen veel dagdagelijkse handelingen niet uitvoeren volgens de wet van 2006 die omschrijft welke handelingen zorgkundigen mogen uitvoeren, maar in de praktijk gebeurt dat vaak wel. Gelukkig maar, want binnen woonzorgcentra is het anders behoorlijk onhaalbaar om de zorg voor de bewoners rond te krijgen. In het woonzorgcentrum waar ik werk, moet twee derde van de bewoners oogdruppels toegediend krijgen. Zorgkundigen mogen die handeling vandaag niet stellen en is dit dus de taak van de verpleegkundige. Zorgkundigen worden in de praktijk onderschat en zijn perfect in staat, mits bijkomende bevoegdheden, uitvoerende handelingen te stellen’.

Er is een algemeen tekort aan middelen in het woonzorgcentrum. Er is één logistiek medewerker voor het hele centrum. ‘Dat betekent onder andere dat elke kamer maar één keer om de drie weken wordt gekuist’, zegt Christophe. ‘En dus beginnen de familieleden dat maar zelf te doen.’

Bewoners kunnen maar drie keer per dag naar het toilet worden gebracht. Christophe: ‘Dus krijgen ze allemaal incontinentiemateriaal aan.’ Onrustige bewoners worden al eens in de rolstoel gefixeerd. ‘Want als ik alleen ben en aan het andere einde van de lange gang een bewoner aan het verzorgen  ben, kan ik niet zien wat er in de zaal gebeurt’. Mensen met slikproblemen te eten geven, gebeurt soms met drie tegelijk. ‘Zoals in een crèche’, zegt Christophe. ‘Lepel geven, laten slikken, nieuwe lepel geven. Je hebt gewoon die ene man tekort om er een rustig en aangenaam maaltijdgebeuren van te maken. Ik moet al heel diep in mijn geheugen tasten om een moment te vinden dat ik aan een bewoner kon vragen hoe het er mee ging en dan de tijd had om te luisteren en er iets mee te doen.’

Zorg op maat

‘Als je als bewoner opgenomen wordt ben je erg kwetsbaar’, zegt Christophe. ‘Je hebt zorg nodig, veiligheid, geborgenheid, professionalisme. En in plaats daarvan word je ontmenselijk. Onze bewoners betalen 65 euro per dag. Dan mag je zorg op maat verwachten.  Psychisch welbevinden, geborgenheid, privacy, dat is wat we mensen zouden moeten kunnen geven, maar dat is ver zoek.’

Al twintig jaar zit hij in het vak. Het is altijd zwaar geweest, maar het gevoel dat hij nu heeft, ‘dat ik me kapot aan het werken ben’, dat had hij vroeger niet, zegt hij, nadat hij voor de tiende dag op rij negen tot tien uur heeft gewerkt. Het meest demotiverende is dat hij zijn bewoners niet met de zorg kan omringen die hij noodzakelijk vindt. ‘Dit bandwerk is niet waarvoor ik verpleegkunde heb gestudeerd.’

Toch zijn Christophe en zijn collega’s fier op hun werk, benadrukt hij. ‘Ik ben fier dat we ondanks de hoge werkdruk geen fouten maken. De familieleden, die zien hoe vaak we er alleen voor staan, blijven dankbaar. Maar als ik een merci krijg omdat ik iemands haar eventjes goed heb gelegd, denk ik: dat is toch maar logisch, dat je minstens het haar kamt.’

‘Dit is wel een erg schrijnend verhaal’, reageert Axel Daenekindt, directeur van het woonzorgcentrum Sint Monica in Oostende. ‘Ik heb de indruk dat veel verpleegkundigen hun best doen om met beperkte middelen goed werk te leveren.’

Het werk in een woonzorgcentrum is sowieso erg veeleisend, stelt hij.  ‘Je hebt er de knapste verpleegkundigen nodig. In verhouding tot een ziekenhuis is de medische zorg bij ons veel complexer, omdat je geen duidelijke ziektebeelden hebt en er is vaak een combinatie van somatische en psychologische problematiek. Psychosociaal is de zorg ook veel uitdagender, want we zorgen niet alleen voor de bewoners maar ook voor een stuk voor hun familiekring.  En dan is er het feit dat per jaar één op drie van de bewoners sterft. Dat is voor het personeel, die tenslotte een band opbouwen met de bewoners, psychisch belastend. ’

Het verschil

Axel Daenekindt stoeft er niet graag over, maar het personeel van Sint Monica werkt er graag. ‘Via de KU Leuven deden we een anonieme bevraging van ons team. Daaruit bleek dat 95% van ons personeel andere mensen aanraadt om bij ons te komen solliciteren. Ook de werkdruk bleek goed aanvaardbaar. Toen ik dat resultaat hoorde, heb ik wakker gelegen, van blijdschap.’

Maar wat is dan precies het verschil met andere woonzorgcentra? Axel Daenekindt: ‘Veel heeft met je visie te maken: als ik als directeur zie dat een verpleegkundige in de zetel zit om met één van de bewoners te praten dan zeg ik: je moet niet recht springen, dit is ook werken. Als je enige norm is dat je bewoners gevoed en gewassen worden, ben je voor mij niet met ouderenzorg bezig.’

Sint Monica is een rusthuis met 136 bedden, waarvan 111 bedden de bijzondere erkenning van rvt-bed hebben. Dat betekent dat Daenekindt over meer middelen en personeel beschikt dan een woonzorgcentrum zonder die erkenning. Maar er is meer.

Enerzijds zit Sint Monica met zijn 130 personeelsleden een eind boven de wettelijke en riziv-normen wat de verhouding personeel-bewoners betreft. Het extra personeel financiert Daenekindt via de dagprijs van de bewoners, die tussen 48 en 59 euro ligt.

Wellicht even belangrijk is de managementstijl: ‘Ik zie mezelf niet als degene die zegt wat anderen moeten doen. Samen denken: dan ben je het slimst.  Mijn personeel weet het vaak beter dan ik, omdat zij op de werkvloer staan. De rol van leidinggevenden is hen daarbij te ondersteunen.’ Daenekindt verwacht van zijn personeel creativiteit, initiatief en samenwerking. En hij wil dat ze goed communiceren. ‘Mijn personeel moet altijd alert blijven voor noden van de bewoners. Daarom vind ik het ook cruciaal dat ze opleidingen blijven volgen. Bijvoorbeeld rond de belangrijke ethische vragen.’

De financiering

Of Daenekindt wakker ligt van de besparingswoede van de overheid? Het antwoord is dubbel. ‘Dat er geen geld is, daar ga ik niet mee akkoord. Er is wel geld, maar het is niet goed verdeeld. Het gaat over prioriteiten. Het gaat er om je personeel verstandig in te zetten, maar de regelgeving laat dat niet altijd toe. Wat dat betreft, hoop ik dat onder meer het vernieuwde KB 78 – de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen – kansen zal geven om daar beter mee om te gaan en bijvoorbeeld zorgkundigen meer bevoegdheden te geven.’

Zowel Christophe als directeur Daenenkindt vinden de wettelijk vastgestelde personeelsnorm voor de woonzorgcentra ontoereikend. Maar waarom kan Sint Monica wel extra budgetten vrijmaken voor personeel en doen andere instellingen dat niet? ‘Ik kan moeilijk de rekening maken voor andere instellingen’, zegt Daenekindt. ‘Het kan bijvoorbeeld zijn dat ze omwille van infrastructuur met een extra schuldenlast zitten. Maar waar ik me wel grote vragen bij stel, is dat de overheid hoe langer hoe meer stimuleert dat de ouderenzorg door de profitsector wordt opgenomen. Ook als vzw moeten wij zorgen dat op het einde van het jaar de rekeningen kloppen. Maar alles wat wij over hebben, kunnen we opnieuw in de instelling investeren. Dat gaat niet als je privéinvesteerders hebt die iets terug willen krijgen voor hun investering. Wil je saneren in een rusthuis dan ga je onvermijdelijk in je personeel moeten snijden, die vormen immers 70 tot 80 procent van je kost. Mag je zorg verlenen met als doelstelling winst te maken? Ik vind dat een verkeerde tendens.’

Pleidooi voor een meer gediversifieerd personeelskader

Dat de ouderenzorg ondergefinancierd is trekt Axel Daenekindt, directeur van een woonzorgcentrum, niet in twijfel. Hij gaat zelfs nog eens stap verder: ‘De diversiteit van ons personeel is bovendien te eng. De wet legt ons beperkingen op die ons beletten zorg te verlenen waar we beter achter kunnen staan. Neem nu de groepsdynamiek onder de bewoners: een opvoeder zou daar veel beter mee aan de slag kunnen gaan dan een verpleegkundige die daar niet voor is opgeleid. Ook een psycholoog zou niet misstaan in een rusthuis: veel ouderen kampen immers met psychische problemen die vaak naar thematieken van vroeger teruggrijpen, of met niet verwerkte rouw. En door bijvoorbeeld financiële moeilijkheden kunnen tussen de kinderen problemen ontstaan waardoor oude dynamieken weer naar boven komen. Wij hebben twee sociaal verpleegkundigen die niet aan de zorg deelnemen en we werken nauw samen met een centrum voor geestelijke gezondheidszorg dat deelneemt aan de interdisciplinaire vergaderingen en individuele begeleiding biedt.  Dat de overheid op het vlak van psychische zorg minder investeert in hoogbejaarden is onfatsoenlijk. Ook deze mensen verdienen een heel goede omkadering van deskundigen. We moeten verdorie zorg dragen voor onze mensen.’

* Volledige naam bij de redactie bekend.

Author: Isabelle Rossaert


Nieuwseditie juni 2017

De werkgroep geestelijke gezondheidszorg

Streven naar een doorgedreven professionalisering

De vermaatschappelijking van de zorg, patiëntenparticipatie, een transparant kwaliteitsbeleid: psychiatrisch verpleegkundigen krijgen met heel wat nieuwe uitdagingen te maken. De Werkgroep geestelijke gezondheidszorg van het NVKVV wil hen daarin ondersteunen.

Psychiatrisch verpleegkundigen zullen in de toekomst hun opdracht ongetwijfeld complexer zien worden. Zo zal de zorg steeds minder binnen de muren van een ziekenhuis gebeuren, terwijl verpleegkundigen die intramuraal werken met steeds complexere zorgvragen geconfronteerd zullen worden. Patiënten willen een  gelijkwaardige partner in de zorg zijn en de familie wil meer betrokken worden. Bovendien kijken de overheid en de maatschappij kritisch naar hoe de geestelijke gezondheidszorg in de praktijk vorm krijgt. Nu de samenleving steeds diverser wordt, zullen ook steeds meer patiënten met andere culturele achtergronden nood hebben aan geestelijke gezondheidszorg. Dat alles zal de psychiatrisch verpleegkundige voor nieuwe uitdagingen stellen.

Overleg over kwaliteit

Een zo kwaliteitsvol mogelijke verpleegkundige zorg stimuleren, dat is de grote prioriteit van de Werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg van het NVKVV. De groep vrijwilligers komt tien keer per jaar gedurende anderhalf uur samen en heeft behoorlijk wat werk op de plank.

Leden van de werkgroep nemen deel aan tal van nationale en internationale fora binnen de geestelijke gezondheidszorg. Neem nu het Vlaams indicatorenproject voor patiënten en professionals in de geestelijke gezondheidszorg.  ‘Dat is een van de initiatieven waar de Werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg van het NVKVV actief aan meewerkt’, zegt Maarten Desimpel, voorzitter van de werkgroep en directeur patiëntenzorg in het PZ Bethaniënhuis in Zoersel.

Ook de nota ‘Omgaan met conflict, conflictbeheersing en dwanginterventies’ van de Hoge Gezondheidsraad kreeg de nodige aandacht van de werkgroep. De werkgroep focuste daarbij vooral op fixatie en afzondering, twee zaken die nog al te vaak in de geestelijke gezondheidszorg voorkomen. Maarten Desimpel: ‘Ze vormen een complex probleem. Het heeft enerzijds te maken met de attitude van hulpverleners en hun kijk op zorg – sta je boven je patiënt of ben je gelijkwaardig? – maar het heeft ook te maken met onderfinanciering van de zorg en de onderbestaffing die daarvan het gevolg is. Als er niet voldoende personeel is, grijp je al sneller terug naar dwangmiddelen.’

Daarnaast maken leden van de werkgroep deel uit van het organisatiecomité van het tweejaarlijkse geestelijke gezondheidscongres, ad-hoc werkgroepen van Zorgnet-ICURO, de erkenningscommissie BBT/BBK en zo meer.

Wetenschappelijke verdieping

Zelf organiseert de werkgroep inhoudelijke verdiepingsmomenten en jaarlijks een studiedag tijdens de Week van de Verpleegkunde. In 2016 was dat thema ‘Safety first: veiligheid en vrijheid onder spanning?!?’. De studiedag dit jaar  had als thema ‘Diversiteit?!? Omgaan met anders zijn…’  ‘We hebben diversiteit heel breed opgevat’, legt Maarten Desimpel uit. ‘Er waren onder andere plenaire lezingen over genderspecificiteit – het verschil tussen mannen en vrouwen – in de psychiatrie, de etnische diversiteit in de maatschappij maar bijvoorbeeld ook de diversiteit in het team: wat als een collega een psychisch probleem ontwikkelt? In de namiddag is er op zo’n studiedag telkens veel ruimte voor workshops die good practices belichten.’

Die studiedag wil de werkgroep geestelijke gezondheidszorg in de toekomst koppelen aan verdiepingsmomenten: tweedaagse bijeenkomsten die openstaan voor mensen buiten de werkgroep waarbij in de voormiddag telkens een expert aan het woord is die het thema theoretisch benadert, en in de namiddag de deelnemers in kleine groepjes van gedachten wisselen over deelaspecten van het topic, spanningsvelden daarrond enz. Die groepjes worden begeleid door een verpleegkundig specialist of iemand van de werkgroep. Met het inhoudelijke verslag kunnen deelnemers achteraf in de eigen organisatie aan de slag.

De verdiepingsdagen van dit jaar stonden in het teken van patiëntenparticipatie. Maarten Desimpel: ‘Patiëntenparticipatie vraagt een andere kijk op verpleegkundige zorgverlening. Verpleegkundige en patiënt gaan samen op weg: de verpleegkundige als professional, de patiënt als deskundige van zijn eigen leven, met zijn eigen verhaal, waarden en normen en bronnen van zingeving. Bovendien dient ook de familie betrokken te worden als een belangrijke partner in het verhaal. ’

Openheid naar het andere

Maarten Desimpel ziet nog enkele andere grote uitdagingen op de geestelijke gezondheidszorg afkomen. De superdiversiteit is er een van. ‘Onder onze patiënten zijn nog maar zeer weinig mensen van een andere etnische origine. Het zou natuurlijk kunnen dat in andere culturen anders omgegaan wordt met psychiatrische problemen. Maar dat kan niet de enige verklaring zijn. Neem nu de vluchtelingenstroom: de stress en de trauma’s die deze mensen hebben moeten doorstaan, kan niet anders dan gepaard gaan met een hoger risico op psychische problemen. Dat mensen van een andere etnische origine moeilijker in de psychiatrische zorg terechtkomen, kan ook te maken hebben met hoe we die zorg organiseren. Ons therapeutisch aanbod is bijvoorbeeld erg verbaal gericht. Je moet je dus al goed in het Nederlands kunnen uitdrukken om die therapie te kunnen volgen. De vraag is dus: hoe kan je de geestelijke gezondheidszorg toegankelijk maken voor mensen die onze taal niet machtig zijn? En verder heeft het ook met attitude te maken: de vaardigheid om met open vizier mensen met een ander normen- en waardenkader in contact te treden.’

De baan op

De vermaatschappelijking van de psychiatrische zorg zal wellicht de grootste impact hebben op het werk van psychiatrische verpleegkundigen. Maarten Desimpel: ’De overheid heeft beslist om psychiatrische zorg zoveel mogelijk buiten de muren van het ziekenhuis te organiseren.  Psychiatrische ziekenhuizen  mogen een deel van hun financiële middelen herbestemmen, zodat middelen en mankracht kunnen worden ingezet in een bepaald werkingsgebied. Dat moet leiden tot gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Daarbij moeten nieuwe functies uitgebouwd worden waaronder ambulante intensieve behandelteams voor zowel acute als chronische psychische problemen. In een mobiel team voor chronische psychische problemen zal een verpleegkundige niet altijd iemand in de buurt hebben om mee te overleggen en moeten ze vaker autonoom beslissen, wat anders is dan in een ziekenhuis. Verpleegkundigen moeten daarvoor goed toegerust zijn. Anderzijds horen we ook dat ze die autonomie vaak wel fijn vinden.’ Het NVKVV heeft de voorbije maanden gewerkt aan een vormingsprogramma geestelijke gezondheidszorg in de thuiszorg. Deze vorming gaat in 2017 nog van start.

Ook het werk in de ziekenhuizen zelf zal door de vermaatschappelijking van de zorg veranderen, weet Desimpel: ‘De mensen die opgenomen worden, zullen meer acute complexe problemen hebben, dat is niet altijd makkelijk voor verpleegkundigen om mee om te gaan. Als vooral ernstig zieke patiënten intramuraal opgenomen worden, zullen we ook in ziekenhuizen gespecialiseerde verpleegkundigen nodig hebben. En moeten we zorgen dat we de veerkracht van de verpleegkundigen kunnen vergroten.’

Goede opleidingen gevraagd

Gespecialiseerde  verpleegkundigen, daar knelt het schoentje wat, nu er voor gekozen is om de opleiding van verpleegkundigen algemeen te houden en de bachelor na bachelors af te schaffen. Het belang van het promoten van psychiatrische verpleegkunde in de opleidingen is dan ook een van de deeltaken van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg. Maarten Desimpel: ‘Vorig jaar hebben we contact genomen met hogescholen met de vraag om het belang van geestelijke gezondheidszorg voldoende op de voorgrond te zetten in de bacheloropleiding verpleegkunde. Ook is het belangrijk dat voldoende studenten-verpleegkunde stages komen doen in psychiatrische ziekenhuizen. Want vaak is het door die stages dat ze uiteindelijk ervoor kiezen om in de geestelijke gezondheidszorg te werken.’

Er is nog plaats in de werkgroep geestelijke gezondheidszorg!

Momenteel maken vooral lectoren van de hogeschool, hoofdverpleegkundigen en directeuren patiëntenzorg deel uit van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg en geen mensen die zelf verpleegkundig werk doen. Dat is jammer, zegt voorzitter Maarten Desimpel. ‘Ik wil graag een oproep doen aan verpleegkundigen om onze werkgroep te versterken.’

De actieve leden van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg zijn:

  • Liesbet Van Bos, lector Thomas More
  • Els Vandaele, hoofdverpleegkundige, PTC Rustenburg, Brugge
  • Shalini Matthijs, directeur patiëntenzorg, PTC Rustenburg, Brugge
  • Greet Croenen, directeur patiëntenzorg, AZ Turnhout, Turnhout
  • Kris Vaneerdewegh, hoofd nursing, OPZC Rekem
  • Riet Willems, verpleegkundig specialist, OPZ Geel
  • Frank Van Cauwenbergh, hoofdverpleegkundige, Sans Soucis, Brussel
  • Servaas Sierens, coördinator, PZ Onze Lieve Vrouw, Brugge
  • Maarten Desimpel, directeur patiëntenzorg, Bethaniënhuis, Zoersel

Wie interesse heeft om lid te worden kan contact opnemen met Marijke op administratie@nvkvv.be of 02 737 97 83.

author: Isabelle Rossaert