Een goede verzekering voor verpleegkundigen: geen overbodige luxe
Als verpleegkundige draag je dagelijks zorg voor anderen. Maar wat als er iets misgaat? Een fout in de medicatie, een juridisch geschil over een behandeling of zelf kampen met een langdurige arbeidsongeschiktheid kunnen grote gevolgen hebben, niet alleen voor je patiënt, ook voor jou persoonlijk. Een goede beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BA) is daarom essentieel.
NETWERK VERPLEEGKUNDE biedt haar leden een uitgebreide BA-verzekering aan een voordelig tarief. Die dekt zowel schadeclaims als juridische bijstand. Het grote voordeel ten opzichte van andere verzekeringen? Geen vrijstelling, lage premies en maximale bescherming. Naast de BA-verzekering zijn er voor zelfstandige thuisverpleegkundigen extra voordelen, zoals een verzekerd inkomen bij arbeidsongeschiktheid en een jaarlijkse RIZIV-toelage.
Extra risico’s als zelfstandige
Zelfstandige thuisverpleegkundigen kunnen te maken krijgen met extra risico’s. Je werkt alleen, zonder directe collega’s om op terug te vallen en je hebt nauw contact met patiënten en hun familie. Dat maakt de kans op schadeclaims en juridische problemen groter. Daarnaast is er een financieel risico: als je zelf ziek wordt of een ongeval krijgt, heeft dit een impact op je inkomen. Zonder bescherming kan dit grote gevolgen hebben. Daarom biedt NETWERK VERPLEEGKUNDE niet alleen een BA-verzekering, maar ook een gewaarborgd inkomen-verzekering waarmee je jouw toekomst veiligstelt.
Uit de praktijk
Sophie is een ervaren thuisverpleegkundige. Tijdens een drukke ochtendronde verwisselt ze per ongeluk twee medicatiedosissen. Haar patiënt krijgt een te hoge dosis, met ernstige gevolgen. De familie dient een klacht in en eist een schadevergoeding. Haar BA-verzekering via NETWERK VERPLEEGKUNDE dekt deze juridische kosten en schadeclaim volledig. Sophie hoeft zelfs geen vrijstelling te betalen waardoor ze niet met bijkomende kosten hoeft af te rekenen.
Wat dan als je zelf uitvalt? Peter, een zelfstandige thuisverpleegkundige, kreeg plots af te rekenen met een hernia. Daardoor was hij enkele maanden arbeidsongeschikt en had hij geen inkomen. Hij dreigde in financiële problemen te komen. Gelukkig kon hij terugvallen op zijn gewaarborgd inkomen-verzekering. Daarmee kreeg hij een uitkering van 60 euro per dag. Dit gaf hem de tijd om te herstellen zonder financiële kopzorgen.
Slim gebruikmaken van de RIZIV-toelage
Naast de BA-verzekering en de gewaarborgd inkomen-verzekering reken je via NETWERK VERPLEEGKUNDE ook op een jaarlijkse RIZIV-toelage van 629,34 euro. Hiervoor moeten zelfstandige thuisverpleegkundigen toegetreden zijn tot de nationale overeenkomst, voldoende prestaties aanrekenen en in hoofdberoep werken. Dit bedrag kan dienen als pensioenopbouw, spaargeld met gegarandeerde rente of extra sociale zekerheid. Bovendien is er voor leden van de beroepsorganisatie een verlaagde instapkost van 1,5 procent in plaats van 4 procent, waardoor je meer overhoudt van je toelage.
Zoek je meer informatie over de verzekeringen van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Of wil je weten welke voordelen we nog voor onze leden in petto hebben? Je vindt alle informatie hier.
Nood aan geïntegreerd zorgpad voor jongdementie
Voor thuisverpleegkundigen is het soms moeilijk om de juiste ondersteuning te bieden aangepast aan de medische noden en de levensfase waarin personen met jongdementie zich bevinden. Uit een recent rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) blijkt dat een coherent zorgpad voor deze mensen ontbreekt, en dat er een tekort is aan specifieke expertise binnen de eerstelijnszorg. De onderzoekers formuleren aanbevelingen voor een betere omkadering.
Wanneer dementie optreedt voor het 65ste levensjaar, spreken we van jongdementie. De ziekte verloopt vaak vergelijkbaar met dementie op oudere leeftijd, maar brengt specifieke uitdagingen met zich mee op sociaal, financieel en professioneel vlak. Door de specifieke kenmerken van jongdementie is het relevant om voor deze aandoening een specifiek zorgpad te ontwikkelen. Met zowat 7.300 personen met jongdementie (ongeveer 4 procent van de totale groep van personen met dementie) in ons land en elk jaar ongeveer 800 nieuwe diagnoses is de bijzondere aandacht voor deze populatie zeker waardevol. In mei 2022 keurde de Kamer van Volksvertegenwoordigers een resolutie goed om zo’n zorgpad uit te werken op basis van een analyse van best practices. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) bracht de behoeften van mensen met jongdementie in kaart en definieerde de hiaten in het huidige zorgaanbod[1].
Het goede nieuws: vergeleken met de andere deelstaten heeft Vlaanderen al mooie stappen gezet op het vlak van (jong)dementiebeleid, zoals het dementieplan, dat een aantal acties voor personen met jongdementie bevat. Toch is de ondersteuning algemeen genomen erg verspreid over diverse domeinen en op verschillende niveaus. “Zodra de diagnose is gesteld, is de ondersteuning voor patiënten met jongdementie vaak versnipperd over gezondheidszorg, ouderenzorg en sociale hulp”, zo kadert het KCE de grote lijnen van de problematiek in haar rapport. “Belangrijk is dat deze personen een gecoördineerde, gepersonaliseerde zorg krijgen die gericht is op hun behoeften en problemen, en die hun actieve deelname aan de samenleving zoveel mogelijk in stand houdt.” Die zorg moet bovendien continu en aangepast zijn, en onder meer een vroegtijdige zorgplanning van het levenseinde voorzien.
De rol van mantelzorgers thuis en daar buiten
Zodra de diagnose is gesteld, is de zorg erop gericht om de autonomie en levenskwaliteit van mensen met jongdementie zo lang mogelijk te behouden. Daarom is het belangrijk dat deze personen in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Mantelzorgers zijn in dat ideale scenario vaak een onmisbare schakel. Het hebben van een ‘ziekte voor ouderen’ die niet past bij de leeftijd en levensfase resulteert in een zware emotionele, sociale en praktische belasting voor de patiënten zelf en hun mantelzorgers/zorgverleners. Daarom is – zo stelt het KCE – het van groot belang dat het grote publiek zich bewust wordt van de ziekte en er de mogelijkheid is om in contact te komen met andere patiënten/mantelzorgers, bijvoorbeeld via zelfhulpgroepen.
“Het belang van lotgenotencontact is zowel voor de mantelzorgers als voor de personen met dementie zeer belangrijk”, pikt Jolien Van Bever in. Zij is stafmedewerker verpleegkunde verantwoordelijk voor het domein geestelijke gezondheidszorg en dementie binnen het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en lid van de werkgroep Praktische Ethiek. “Dat komt ook naar voor uit onderzoek naar beleving van mantelzorgers en personen met dementie. Organisaties zoals het Ventiel in West-Vlaanderen en de Companjong in het Waasland zijn in het leven geroepen door gebrek aan gepaste activiteiten en nood aan lotgenotencontact voor personen met jongdementie. Het belang van deze organisaties komt naar ons gevoel te weinig aan bod in het rapport. Ze zijn nochtans fundamenteel voor het zorgpad bij jongdementie. Net zoals de stem van de personen met deze aandoening en hun omgeving. Zo is er de Vlaamse werkgroep van personen met dementie en ook een Vlaamse werkgroep van mantelzorgers van personen met dementie. Zulke werkgroepen moeten een meer vaste plaats krijgen in het beleid voor jongdementie.” Het is één van de belangrijke stappen op weg naar een geïntegreerd zorgpad voor jongdementie, dat vroegtijdige detectie mogelijk maakt, de autonomie van patiënten maximaal stimuleert en in kwalitatieve, residentiële zorg voorziet.
Raadpleeg het volledige rapport hier.
[1] Roberfroid Dominique, Christiaens Wendy, Detollenaere Jens, De Jaeger Mats, Kohn Laurence, Vos Bénédicte. Jongdementie: uitstippelen van een zorgpad in België. Health Services Research (HSR). Brussel. Federaal Expertisecentrum voor Gezondheidszorg (KCE). 2025. KCE Reports 395AS.
Grotere rol voor thuisverpleegkundigen door kortere ziekenhuisopnames
De Europese gezondheidszorg kampt met structurele problemen. Het rapport Health at a Glance: Europe 2024 analyseert deze uitdagingen en vergelijkt de situatie in verschillende Europese landen. Een belangrijke bevinding is het groeiende tekort aan verpleegkundigen door vergrijzing, een stijgende zorgvraag en de uitstroom van zorgpersoneel. Hoewel België relatief goede lonen biedt, neemt de aantrekkelijkheid van het beroep af door de hoge werkdruk en beperkte loopbaanperspectieven.
De druk op zorgsystemen neemt in heel Europa toe. In 2022 was er een tekort van 1,2 miljoen zorgverleners in de EU (p. 13). Dit probleem verergert door de dubbele vergrijzing: een oudere bevolking heeft meer zorgnoden, terwijl ook het zorgpersoneel zelf veroudert en op pensioen gaat. In België is meer dan een kwart van de verpleegkundigen ouder dan 55 jaar, wat de komende jaren tot een grotere uitstroom zal leiden.
Daarnaast stijgt het aantal chronische aandoeningen en de zorgvraag. Meer dan 40 procent van de 65-plussers in Europa heeft minstens twee chronische ziekten (p. 58). Tegelijk groeit de mentale belasting bij verschillende bevolkingsgroepen. Zo stegen de stress- en angstklachten bij tieners van 42 naar 52 procent in vijf jaar tijd (p. 110), wat de druk op de geestelijke gezondheidszorg verhoogt.
Verloning versus zorgkwaliteit
Uit de nieuwste cijfers blijkt dat Belgische ziekenhuisverpleegkundigen gemiddeld 1,6 keer het nationale gemiddelde loon verdienen. In 2021 lag dit nog op 1,5 keer. Tegelijkertijd is de verloning van arts-specialisten gestegen van 4,2 keer het gemiddelde loon in 2021, naar 4,5 keer in 2022 (zie p. 190). Dit betekent dat de loonkloof tussen verpleegkundigen en artsen in België is vergroot, wat een invloed heeft op de status en aantrekkelijkheid van het verpleegkundige beroep.
Hoewel België goede lonen biedt, verdienen verpleegkundigen in Luxemburg, in verhouding tot hun koopkracht, nog meer. Dit leidt tot een migratie van zorgpersoneel, zonder de fundamentele tekorten op te lossen. Daarnaast hebben veel verpleegkundigen last van koopkrachtverlies door inflatie. Hierdoor biedt een nominale loonsverhoging niet altijd financiële vooruitgang, wat extra druk zet op de sector.
Werkdruk en uitstroom
Een grote uitdaging blijft de enorme werkdruk. Dit maakt het beroep minder aantrekkelijk en leidt tot een negatieve spiraal: ervaren verpleegkundigen verlaten de sector terwijl de instroom van jongeren achterblijft.
Daarnaast verschuift zorg steeds meer naar de eerste lijn en thuiszorg. Door kortere ziekenhuisopnames hebben patiënten thuis meer zorg nodig, waardoor thuisverpleegkundigen een grotere rol krijgen. Dit vraagt om nieuwe vaardigheden, meer autonomie en een aangepaste financieringsstructuur. Overheden en zorginstellingen moeten deze evolutie ondersteunen om de zorgkwaliteit te waarborgen.
Grensarbeid en migratie
Een opvallende trend is de verplaatsing van zorgpersoneel tussen landen. België trekt verpleegkundigen aan uit landen met lagere lonen, zoals Portugal en Slowakije, maar verliest personeel aan beter betalende landen zoals buurland Luxemburg. Dit leidt tot constante migratie zonder structurele oplossing. Om uitstroom te verminderen, moet België inzetten op betere werkomstandigheden en hervormingen. Structurele maatregelen zijn nodig om verpleegkundigen in de sector te laten blijven. Een reeks aanbevelingen uit het METEOR-project (p. 42) zijn onder andere meer professionele en persoonlijke ondersteuning bieden, interprofessionele samenwerking bevorderen, flexibele werkschema’s ondersteunen, de taakverdeling en het inzetten van zorgassistenten bevorderen zodat verpleegkundigen zich kunnen concentreren op hun kerntaken met betrekking tot de patiënt, een stabiele en ondersteunende
omgeving creëren en psychologische ondersteuningsdiensten opzetten. Ook digitale innovaties, zoals artificiële intelligentie en e-health, helpen om administratieve lasten te verlagen. In 2023 investeerden EU-landen fors in nationale toegang tot EHR’s, waardoor de gemiddelde beschikbaarheid van online digitale gezondheidsdiensten sterk steeg (p. 218).
Lonen moeten niet alleen stijgen, maar ook aangepast worden aan de inflatie. Zo werden de lonen in België de afgelopen jaren verschillende keren automatisch geïndexeerd. Extra investeringen in de eerste lijn en thuiszorg zijn noodzakelijk om de veranderende zorgvraag en de grotere rol voor thuisverpleegkundigen door kortere ziekenhuisopnames op te vangen. Thuisverpleegkundigen moeten beter ondersteund en opgeleid worden. Loopbaanperspectieven kunnen de sector aantrekkelijker maken. Specialisaties en geavanceerde verpleegkundige rollen moeten financieel erkend en gestimuleerd worden. Door verpleegkundigen carrièreperspectief te bieden, kan de uitstroom worden afgeremd.
Investeren in verpleegkundigen is investeren in de toekomst
De cijfers uit Health at a Glance: Europe 2024 tonen aan dat de Belgische zorgsector voor grote uitdagingen staat. Hoewel de lonen relatief hoog zijn, leiden koopkrachtverlies, werkdruk en beperkte loopbaanontwikkeling tot minder aantrekkelijkheid. Migratie van verpleegkundigen biedt geen structurele oplossing. Om de zorgsector toekomstbestendig te maken, moet België investeren in eerlijke lonen, minder administratieve last, een betere verdeling van zorgpersoneel en extra middelen voor de eerstelijnszorg. Alleen structurele verbeteringen kunnen verpleegkundigen in de sector houden en kwaliteitsvolle zorg garanderen.
Wat is Health at a Glance?
Health at a Glance: Europe 20241 is een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) en de Europese Commissie. Het rapport verschijnt tweejaarlijks en biedt een uitgebreide analyse van de gezondheidssystemen in Europese landen. Die heeft als doel beleidsmakers, zorgprofessionals en onderzoekers te voorzien van data en inzichten over de prestaties van gezondheidszorgsystemen in de EU. De informatie uit het rapport helpt landen om sterke en zwakke punten te identificeren en onderbouwde beleidskeuzes te maken.
1 OECD/European Commission (2024), Health at a Glance: Europe 2024: State of Health in the EU Cycle, OECD Publishing, Paris
Naar een nieuw beleid voor respiratoire virussen
Door Caroline Weltjens
Naar aanleiding van de SARS-CoV-2-pandemie werd wereldwijd onderzoek uitgevoerd naar de overdrachtswegen van respiratoire virussen. Dat bracht belangrijke nieuwe inzichten met zich mee. In januari 2023 startte de dienst Infectiepreventie van het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL) met een project om het isolatiebeleid bij patiënten voor een respiratoir virus positief te hervormen.
Het doel van dit project bij ZOL was om de huidige procedures kritisch te bekijken en om een evidencebased beleid op te stellen, met uniformiteit voor alle respiratoire virussen. Er werd ook gekeken naar de praktische haalbaarheid van de maatregelen, aangezien onrealistische maatregelen leiden tot lagere compliantie.
Zowel internationale als nationale richtlijnen, en bijgevolg ook interne procedures, beschreven verschillende isolatievormen, isolatieduren en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Voor het influenzavirus werden de patiënten in een druppelisolatie verzorgd, met vijf dagen isolatie en een chirurgisch masker en oogbescherming als PBM. Bij de contact-druppelisolatie voor RSV werd als isolatieduur ‘tot het einde van de symptomen’ gehanteerd met een schort, handschoenen, chirurgisch mondmasker en oogbescherming als PBM. Tot slot werden patiënten besmet met het SARS-CoV-2-virus geïsoleerd in contact-druppel-luchtisolatie gedurende tien dagen en diende een schort, handschoenen, FFP2-masker en oogbescherming gedragen te worden. Deze wildgroei aan maatregelen leidde tot verwarring op de werkvloer.
Evidence als basis
Recente literatuur ontkrachtte de hypothese dat virussen vooral via druppels worden overgedragen en buiten de afstand van anderhalve meter niet worden overgedragen. Een druppel deelt zich snel tot kleine aerosolen en verspreidt zich meters verder door de lucht. Ook de overdracht via contact werd gerelativeerd. Het risico om besmet te worden met een respiratoir virus via contact met materialen is kleiner dan eerder gedacht.
Met deze nieuwe inzichten startte ZOL aan een nieuw beleid. Twee grote paradigmashifts werden geïntroduceerd. Enerzijds op het vlak van persoonlijke beschermingsmiddelen, anders voor de aandacht voor lucht. Wat de PBM betreft lag de focus op strikte maskerdracht en oogbescherming. Het standaard dragen van handschoenen en schort werd verlaten. Helemaal nieuw is luchtzuivering. Voor elke patiënt in isolatie voor respiratoire virussen zet het ziekenhuis een mobiel luchtzuiveringstoestel in om de virale lading in de kamer te reduceren en de kamerdeur van de patiëntenkamer open te kunnen laten. Zo heeft de zorgverlener een beter zicht op de patiënt en is de patiënt minder eenzaam.
Opleiden en bijsturen
Na een lange voorbereiding waarbij de procedures, het digitale patiëntendossier, isolatiefiches, … werden aangepast, volgde de implementatie. Het was een grote verandering voor de zorgafdelingen om de persoonlijke beschermingsmiddelen bij SARS-CoV-2 af te schalen naar enkel een bril en een chirurgisch mondmasker. De eerste maanden na de implementatie werd elke afdeling met patiënten in respiratoir-virusisolatie intensief bezocht door de verpleegkundigen van de dienst infectiepreventie voor on site teaching en bijsturing. Ook werden veel vormingen gegeven over de nieuwe werkwijze.
Zorgmedewerkers zijn positief en geven aan dat de zorgzwaarte sterk verminderde door de aanpassing van de PBM. Men geeft aan zich veiliger te voelen door verbeterde luchtzuiverheid. De afspraken rond verdeling van de luchtzuiveringstoestellen werden verschillende keren bijgesteld om te komen tot evenwicht tussen snelheid van levering en logistieke haalbaarheid.
Lessons learned
Het nieuwe beleid leidde niet tot een toename in aantal uitbraken, wat aantoont dat versoepeling van contactisolatiemaatregelen in combinatie met verhoogde luchtzuivering effectief en veilig is. Een succesvolle implementatie van een veranderingstraject in een ziekenhuis vereist een grondige voorbereiding. Het is essentieel om alle betrokkenen actief bij het proces te betrekken om een breed draagvlak en efficiënte uitvoering te realiseren.
Daarnaast is het van belang om duidelijke informatie te verstrekken over de noodzaak en de voordelen van de verandering, aan het personeel en aan de zorgvragers, in combinatie met voldoende vorming en training. Tot slot is een goede opvolging cruciaal: kort op de bal spelen, problemen snel signaleren en bijsturen waar nodig. Dit garandeert een optimaal verloop van het traject en een blijvende verbetering in de zorgkwaliteit.
Meerwaarde van valuebased psoriasiszorg staven met data
In het UZ Gent kunnen patiënten met psoriasis al ruim tien jaar terecht bij PsoPlus, een consultatie op maat van deze aandoening. Via waardegedreven zorg zoekt het zorgteam er naar de best mogelijke uitkomst voor de patiënt met de best mogelijke zorg. “Waardegedreven zorg vraagt veel middelen. Data verzamelen en analyseren is dan ook cruciaal om de meerwaarde van deze extra inspanningen en budgetten te verantwoorden”, zegt PsoVOS-coördinator Emma Vyvey.
Psoriasis komt vaak voor – naar schatting zo’n drie procent van de Belgen heeft deze aandoening – en heeft een aanzienlijke impact op de levenskwaliteit van de patiënten. Voor de behandeling van de symptomen zijn intussen diverse medicijnen, van lokale crèmes tot pillen en de zogenaamde biologicals. De juiste behandeling, op maat van de persoon met psoriasis, aanverwante aandoeningen en diens levensstijl, maakt een wereld van verschil. “We weten dat een holistische aanpak van aanverwante aandoeningen en levensstijl een belangrijke factor is”, benadrukt Emma Vyvey. “Bijvoorbeeld heeft ongeveer twintig procent van onze patiënten obesitas. Het is dus zeker nuttig om hierop in te zetten, maar wat haal je dan uit dergelijke aanpak? Die uitkomsten in kaart brengen en evalueren ten opzichte van de middelen die in het behandeltraject gaan is een complexe maar noodzakelijke oefening. We zien bijvoorbeeld dat mensen met obesitas hogere dosissen nodig hebben van dure medicijnen, zoals biologicals. Door verder te kijken dan de huid, kunnen we samen met de patiënt werken naar een effectievere behandeling.”
Belangrijke rol voor de verpleegkundige
Bij PsoPlus is de verpleegkundige een gekend gezicht en een vertrouwenspersoon. De patiënten worden telkens warm onthaald door de verpleegkundige, die luistert hoe het gaat, open communiceert en hen op hun gemak stelt. “In IPU’s (Integrated Practice Units) zoals PsoPlus is de zorg georganiseerd rond het ziektebeeld en alles wat eraan vasthangt”, legt Emma uit. “De verpleegkundige legt de behandeling uit, maar heeft ook aandacht voor de psychosociale aspecten en voor de levensstijl. Net dat brede kader maakt deze benadering zo waardevol. Lang niet enkel voor psoriasiszorg trouwens. In Nederland is er bijvoorbeeld ook al waardegedreven zorg voor borstkanker. Een slimme keuze van de zorgsector, want door te doen wat meerwaarde creëert voor de patiënt krijgt die de beste zorg. En als verpleegkundige komt er tijd vrij om deze patiënt de nodige tijd en aandacht te geven.”
Een PsoPlus-consult
Een consultatie bij PsoPlus begint nog voor je het UZ Gent binnengaat. Drie weken op voorhand vult de patiënt online vragenlijsten in om uitkomsten die belangrijk zijn te verzamelen en gaat de patiënt langs bij de huisarts voor een bloedafname en urineonderzoek. Bij aanvang van het PsoPlus-consult doet een verpleegkundige de anamnese van de patiënt en zijn historiek, overloopt ze de vragenlijsten en schenkt aandacht aan psychosociale factoren. Bij een nieuwe patiënt duurt dit een uurtje, daarna zijn de afspraken wat korter. Tijdens de eerste kennismaking zoomt het team namelijk uitgebreid in op de vorige zorg en wat belangrijke uitkomsten zijn van zorg voor de patiënt. Dit om de toestand van de patiënt goed te schetsen. Emma: “Het zorgteam en de persoon met psoriasis stellen samen concrete doelen. Die houden we steeds in gedachten en we sturen de behandeling waar nodig bij in functie van die doelen.”
Wetenschappelijke studie
Sinds januari 2023 heeft PsoPlus een klinische studie opgestart, de ‘Value in psoriasis (IRIS) trial: implementing value-based healthcare in psoriasis management’. In dat traject wil het zorgteam zijn aanpak en de meerwaarde ervan aantonen. Daarnaast zal het team enkele aanbevelingen doen voor de psoriasiszorg. “We hopen onder meer dat de terugbetaling van geneesmiddelen niet langer enkel door de zichtbare ernst van de psoriasis zal worden bepaald, maar dat er ook aandacht is voor de impact op de psychosociale uitkomsten. Heeft een persoon deze aandoening bijvoorbeeld in een mildere vorm aan de handen of in het gezicht, dan kan het gebruik van deze dure medicijnen toch aangewezen zijn. Ook dat soort nuances ondersteunt duidelijke data van waardegedreven zorg.”
Infectiepreventie bij bekwame helpers: een gedeelde verantwoordelijkheid
Sinds 2024 erkent de wet het statuut van de bekwame helper. Hierdoor mag een niet-verpleegkundige, na grondige opleiding en uit vrije wil, toch bepaalde medische handelingen uitvoeren bij een vaste zorgvrager. Dit garandeert de continuïteit van de zorg in het dagelijkse leven van de patiënt zonder tussenkomst van het overbevraagde zorgpersoneel. Hoe wordt gewaakt over infectiepreventie bij bekwame helpers? Het Vlaams Welzijnsverbond ondersteunt organisaties met de implementatie van de bekwame helper. Via hen kregen we de kans te spreken met zorgmedewerkers uit de gehandicaptenzorg en jeugdhulp, die in nauw contact staan met bekwame helpers.
Insuline injecteren, een stoma verzorgen, steunkousen helpen aantrekken of medicatie toedienen: het zijn slechts enkele voorbeelden van dagelijkse verpleegkundige handelingen die voorheen exclusief door verpleegkundigen uitgevoerd mochten worden. Jarenlang trok NETWERK VERPLEEGKUNDE mee aan de kar om de bekwame helper wettelijk te verankeren. Dat is sinds vorig jaar een feit. Na een gerichte opleiding of instructie mogen bekwame helpers bepaalde verpleegkundige handelingen stellen voor een vaste zorgvrager, zoals een familielid, een leerling of een andere persoon in hun omgeving, na een opleiding door de verpleegkundige en als alle betrokken partijen hiervoor toestemming geven. Maar zorg verlenen betekent ook risico’s beheersen. Bij bekwame helpers is dat in de vorm van infectiepreventie. Wij spraken met Veronique Van den Abbeele en Sabine Buntinx. Veronique is coördinator van de verpleegkundige dienst bij Sint Oda, een zorginstelling voor personen met een handicap. Sabine is zorgdirecteur bij jeugdzorginstelling KiJoCo.
(Hand)hygiëne
Infectiepreventie, op welk zorgniveau dan ook, begint bij schone handen. Veronique: “We raken met onze handen de hele dag van alles aan zonder het te beseffen. Als verpleegkundigen krijgen we dit al in de opleiding ingeprent, maar bij bekwame helpers hameren we hier extra op: voor en na elke handeling moeten de handen grondig gewassen en ontsmet worden. Daarnaast rekenen we op het gezonde verstand. Bij koorts verwachten we van onze medewerkers dat ze thuis blijven, bij luchtweginfecties en verkoudheden dat ze een mondmasker dragen en bij afwijkende stoelgang dat ze handschoenen en ontsmettingsgel in de aanslag houden. Dat geldt net zo goed voor bekwame helpers.”
Dat beaamt ook Sabine: “Hoest- en nieshygiëne is daar onlosmakelijk mee verbonden. Hoesten en niezen gebeurt altijd weg van de zorgvrager en in de elleboog. Binnen de jeugdhulp spelen we als zorgverleners een voorbeeldrol. Kinderen kopiëren gedrag. Als zowel de professionele zorgverlener als de bekwame helper steevast dezelfde handelingen toepassen, leren de kinderen dit ook zo aan. Consequent gedrag helpt infectiepreventie een vaste plaats te geven in hun dagelijkse routine.”
Oppervlaktehygiëne
Persoonlijke hygiëne is cruciaal, maar de omgeving verdient minstens even veel aandacht. Zo merkt Veronique op dat het bad, het toilet en de zorgbrancard een broeihaard zijn van bacteriën en ziektekiemen. Daarom is het ook in de gehandicaptenzorg een must om alle sanitaire voorzieningen na elke was- of toiletbeurt te desinfecteren.
Sabine: “Alles wordt zowel voor als na gebruik ontsmet, of het nu gaat om kookgerei of hulpmiddelen voor medicatietoediening. Voor een bekwame helper geldt dit voor al het materiaal dat hij of zij nodig heeft tijdens de aangeleerde verpleegkundige handeling. Infectiepreventie is een gedeelde verantwoordelijkheid. Het draait om de wederzijdse bescherming van zorgvrager en zorgverlener, of in dit geval bekwame helper.“
Uitdagingen in de praktijk
Infectiepreventie gaat verder dan ‘alleen even de handen wassen’. In de praktijk komt er veel meer bij kijken. Vooral voor mensen zonder zorgachtergrond is het niet altijd vanzelfsprekend, merken Veronique en Sabine op. “Elke aanraking kan een besmettingsrisico vormen, en daar staan mensen niet altijd bij stil”, zegt Veronique.
Sabine merkt binnen de jeugdsector wel een andere benadering van de bekwame helper op. “Waar het in andere zorgsectoren vooral om somatische zorg draait, werken wij binnen een pedagogische context”, klinkt het. “Aangezien we vooral met fysiek gezonde kinderen werken, is infectiepreventie eerder een geïntegreerd onderdeel van de algemene zorg. Maar dat maakt het niet minder belangrijk. In periodes van RSV of griep is infectiepreventie in elke context extra uitdagend. De jongeren leven in leefgroepen, gaan naar school en in de weekends naar huis. De overdracht van ziektekiemen is haast onvermijdelijk. Het is voortdurend zoeken naar een evenwicht tussen respect voor hun leefomgeving en het inperken van besmettingsrisico’s. De verantwoordelijkheid van de bekwame helpers is hier even groot.”
Het belang van opleiding
Afhankelijk van de specifieke zorgvraag krijgt de bekwame helper een algemene instructie of moet hij een opleiding volgen. In het geval van een opleiding krijgt een potentiële bekwame helper een intensieve opleiding van een verpleegkundige of arts om de voorgeschreven zorgen bij een bepaalde persoon toe te dienen. Die maakt de bekwame helper wegwijs in de technieken en protocollen en oefenen die samen in. Heeft de bekwame helper alles goed onder de knie, dan wordt een attest opgesteld. Deze opleiding biedt dubbele zekerheid. Enerzijds krijgt de zorgvrager de juiste zorg op het juiste moment, zonder afhankelijk te zijn van een verpleegkundige of arts. Anderzijds voelt de bekwame helper zich comfortabeler bij het uitvoeren van een verpleegkundige handeling. De verpleegkundige of arts blijft wel verantwoordelijk. Die heeft er dus alle baat bij om de handeling correct aan te leren en om tijdig op te volgen.
Twee keer per jaar organiseert het team van Veronique een Medisch Klein Team (MKT) waarop ook de bekwame helpers aanwezig zijn. “Tijdens deze teamvergadering geeft een verpleegkundige extra toelichting en herhaalt hij of zij basisprincipes zoals infectiepreventie: hoe was je correct je handen? Hoe en wanneer ontsmet je oppervlaktes? Wat zijn de richtlijnen voor het dragen van een mondmasker”
Binnen de bijzondere jeugdzorg wordt gewerkt met een doorlopend opleidingsprogramma. “Via teamvergaderingen, nieuwsbrieven en sensibilisering houden we infectiepreventie op de radar”, zegt Sabine. “De kracht van herhaling blijft essentieel. Via quizzen, kleine testjes of bevragingen blijven de richtlijnen fris in het geheugen. Infectiepreventie is een vast onderdeel van onze zorgaanpak en bereikt zo ook de bekwame helpers.”
Meer info over het attest
Het wettelijke statuut van bekwame helper was een proces van lange adem. NETWERK VERPLEEGKUNDE introduceerde als eerste in Vlaanderen een brochure met bijhorend attest. De brochure biedt praktische tips, een leidraad over wat wel en niet is toegestaan en een duidelijk kader over de rol van de bekwame helper. Bij de brochure hoort een attest waarin de verpleegkundige, na afloop van de opleiding, de taken van de bekwame helper officieel vastlegt. Dit attest moet in drievoud opgemaakt worden: één voor de verpleegkundige of arts, één voor de bekwame helper en één voor de zorgvrager.
Wat met de bekwame helper in het buitenland?
De Juridische Adviesgroep (JAG) van NETWERK VERPLEEGKUNDE kreeg de vraag of een vrijwilliger die meegaat naar bijvoorbeeld een buitenlands kamp in dat land mag optreden als bekwame helper. Met welke regels houden ze daar rekening? Het antwoord is eenvoudig: op het grondgebied van een land gelden de regels van dat land. Andere Europese landen kennen wettelijk geen bekwame helper, dus mag een bekwame helper in het buitenland de aangeleerde handelingen niet uitvoeren. Belgische verpleegkundigen met een Europees diploma krijgen een gelijkschakeling van hun diploma als ze in een EU-land willen werken, maar moeten alle plaatselijke wetten volgen in verband met de aanvraag van erkenning, het visum, de toegelaten handelingen, …
Effectieve infectiepreventie via watervrije zorg
Watervrije zorg wint terrein in ziekenhuizen als strategie om infecties te voorkomen. Het Universitair Ziekenhuis Gent (UZ Gent) koos ervoor om – bijna – alle bedside wastafels in de patiëntenzone op intensieve zorg (IZ) weg te halen. Een ingrijpende beslissing, maar wetenschappelijk onderbouwd en met de steun van alle stakeholders. Hoofdverpleegkundige op de afdeling IZ heelkunde Veerle Bosschem en verpleegkundige infectiepreventie Thomas Snoeij nemen ons mee in het boeiende veranderingsproces.
Het UZ Gent is volop aan het bouwen en renoveren. Deze veranderingen brengen heel wat kansen met zich mee om bepaalde onderdeln van het interne zorgbeleid te herzien. “Het idee om wastafels te verwijderen speelt al heel lang, maar de uitvoering ervan kwam in een stroomversnelling tijdens de COVID-19-pandemie”, vertelt hoofdverpleegkundige op de afdeling IZ heelkunde Veerle Bosschem. “We moesten beter kunnen schakelen tussen de coronagolven en hadden meer nood aan isolatiekamers zodat de reguliere zorg maximaal kon doorgaan. We wisten dat de aanwezige wastafels in de nabije patiëntomgeving een potentiële bron van kruisbesmetting waren. We zagen dus een opportuniteit tijdens de verbouwing om de bedside wastafels te verwijderen.”
Thomas Snoeij, verpleegkundige infectiepreventie, vult aan: “Wastafels worden al jaren gelinkt aan de verspreiding van bacteriën zoals Pseudomonas aeruginosa en multiresistente gram-negatieve bacterieën. De eerste wetenschappelijke publicatie hierrond dateert van 1967[1] en intussen hebben verschillende studies aangetoond dat lavabo’s een reëel infectierisico vormen. Een systematic review[2] die het verwijderen van de wastafels onderzocht, bevestigt bovendien dat de eliminatie van wastafels de kolonisatie van gram-negatieve bacteriën op IZ aanzienlijk vermindert.” Hierbij moeten wel Iin acht genomen dat in de meeste studies waarbij de wastafels verwijderd zijn, dit een reactie was op een uitbraak met multi-resistente bacterien.
Wastafels als infectiehaard
Uit internationaal onderzoek blijkt dat wastafels in ziekenhuizen vaak kolonies van antibiotica-gevoelige en/of -resistente pathogene bacteriën herbergen. De biofilm in de afvoer is een perfecte voedingsbodem voor micro-organismen. “Studies[3][4] tonen aan dat bacteriën bijvoorbeeld vanuit de afvoer omhoog migreren en zo de omgeving kunnen koloniseren. Zodra water in contact komt met de besmette afvoer, kunnen druppels en aerosolen bacteriën tot wel anderhalve meter rond de wastafel verspreiden”, legt Thomas uit. “Water klinkt hygiënisch, maar in een ziekenhuisomgeving kan het net een vector voor infecties zijn. Als je weet dat de aanwezigheid van een handwaspunt in zo’n besmette omgeving het risico op overdracht verhoogt, begrijp je waarom we deze beslissing namen, zeker op afdelingen met een kwetsbare patiëntenpopulatie.”
Een mentaliteitsverandering
Het verwijderen van wastafels in een ziekenhuissetting is een ingrijpende verandering. De implementatie van het nieuwe beleid verliep dan ook niet zonder slag of stoot. Een goed gedocumenteerde motivatie bood gedeeltelijk een antwoord op de vragen en ongerustheden van de zorgverleners op de werkvloer. “Verpleegkundigen gebruiken water instinctief als basis voor hygiëne”, vertelt Veerle. “Het idee dat de patiënten hygiënische zorgen moeten krijgen zonder stromend water in de buurt en zonder een mogelijkheid om gebruikt water te verwijderen, voelde voor velen onnatuurlijk. Verpleegkundigen, artsen en andere zorgverleners maakten zich ook zorgen over handhygiëne omdat de mogelijkheid om de handen onmiddellijk bedside te wassen niet meer mogelijk was. We zetten daarom alle mogelijke communicatiemiddelen in om iedereen mee te nemen in het waarom van het verhaal.”
Om het personeel te overtuigen organiseerde de dienst intensieve zorg informatiesessies met verpleegkundigen en infectiepreventie-experts, demonstraties van alternatieve hygiënische methodes en wisselde het leidinggevend kader ervaringen uit met andere zorginstellingen die reeds watervrij werkten. “We hebben vooral veel geluisterd en namen de bezorgdheden van onze medewerkers ernstig zodat we samen met hen konden zoeken naar oplossingen. De verpleegkundigen hebben hun zorgorganisatie geleidelijk aan moeten aanpassen aan de nieuwe manier van werken.”
De implementatie van watervrije zorg
De overgang naar watervrije zorg vergt een grondige voorbereiding. Op het vlak van zorgorganisatie en infrastructuur waren significante aanpassingen nodig, net als een mentaliteitsshift bij het personeel. “Op dit moment voorzien we wastafels enkel nog in het sas van de isolatiekamers, in de verpleegpost en in de utility room. De wastafels in het sas en in de verpleegpost zijn uitsluitend bestemd voor handhygiëne. In de spoelruimte kunnen verpleegkundigen of logistieke medewerkers materialen reinigen zonder het risico op verspreiding van bacteriën in de patiëntomgeving”, licht Veerle toe. “We keken erop toe dat in de kamers en op de afdeling alles voorhanden is om veilig en hygiënisch te werken.”
Hygiënische zorgen bij bedlegerige patiënten voert het UZ Gent op alle afdelingen in het ziekenhuis al sinds 2018 uit met kant-en-klare washandjes geïmpregneerd met reinigende en hydraterende lotion. De patiënt afspoelen is niet meer nodig; de plooien goed nadrogen is een aandachtspunt. Spoelvloeistoffen en lichaamsvochten zoals urine, stoelgang of braaksel vangen verpleegkundigen op in eenmalig bruikbare verpulverbare bekkens die in een verpulveraar terechtkomen. Sommige vloeistoffen of lichaamsvochten moeten in de slokop in de spoelruimte. Dit is een speciale afvoer in de spoelruime die lichaamsvloeistoffen en restwater veilig afvoert waardoor kruisbesmetting wordt voorkomen.
Tanden poetsen en water drinken gebeurt met flessenwater en aan het bed zijn vochtige doekjes en meerdere punten met handontsmettingsalcohol beschikbaar in het kader van een goede handhygiëne. “Verschillende alternatieven werden uitvoerig getest en uiteindelijk goed bevonden door onze zorgverleners. En het belangrijkste? We voorkomen infecties bij onze patiënten maar dragen ook zorg voor de veiligheid van onze medewerkers”, zegt Veerle.
Watervrije zorg als toekomstvisie
Watervrije zorg is een doordachte, evidencebased strategie voor infectiepreventie. De implementatie in het UZ Gent bewijst niet alleen dat dit in de praktijk haalbaar is, maar ook dat het effectief bijdraagt aan de patiëntveiligheid en een hygiënische zorgomgeving. “Onderzoek toont een significante daling in de kolonisatie van pathogenen op IZ”, besluit Thomas. “De aanvankelijke twijfel is omgeslagen in overtuiging. Onze aanpak werkt zelfs besmettelijk, want ook andere afdelingen en ziekenhuizen tonen al interesse in deze manier van werken.”
[1] Kohn, 1967, Pseudomonas infection in hospital, British Medical Journal
[2] @ Low et al, 2024, The impact of sink removal and other water-free interventions in intensive care units on water-borne healthcare-associated infections: a systematic review, Journal of hospital infection
[3] Kotay, 2017, Spread from the sink to the patient: In Situ study using GFP-expressing E. Coli to model Bacterial dispersion from hand-washing sink-trap reservoirs
[4] Hino et al, 2020, Drain outlets in patient rooms as sources for invasive fusariosis: an analysis of patients with haematological disorders
Hoofddoeken in een ziekenhuissetting
Mag je als zorgverlener een hoofddoek dragen in het ziekenhuis, ja of neen? Volgens Els De Haes, verpleegkundig ziekenhuishygiënist en stafmedewerker verpleegkundig en paramedisch departement in het Mechelse AZ Sint-Maarten en lid van de werkgroep Infectiebeheersing van NETWERK VERPLEEGKUNDE (WIN) gaat de vraag verder dan de zorgverlener zelf. “Naast de persoonlijke keuze van de zorgmedewerkers, spelen ook hygiëne en veiligheid een rol in het ziekenhuisbeleid rond hoofddoeken.”
Unia, de openbare instelling die discriminatie bestrijdt en gelijkheid bevordert, onderstreept het belang van een helder beleid rond hoofddoeken en andere religieuze symbolen op de werkvloer. Het recht op een gelijke behandeling en de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst staan daarbij centraal. Al is dit niet absoluut, bijvoorbeeld wanneer hygiëne- en veiligheidsrisico’s opduiken zoals in een ziekenhuisomgeving.
In AZ Sint-Maarten in Mechelen buigt de dienst hr zich samen met de dienst ziekenhuishygiëne en de preventiedienst over een duidelijk kader voor hoofddoeken op de werkvloer. Om dit vanuit hygiënisch standpunt te onderbouwen, deed Els De Haes zowel in 2021 als aan het einde van 2024 een rondvraag bij collega-ziekenhuishygiënisten via drie platformen: de WIN, het regionaal platform ziekenhuishygiëne voor de regio Antwerpen en bij ziekenhuisnetwerk Briant, waartoe AZ Sint-Maarten behoort. “De nieuwe rondvraag voerde ik uit omdat we ons beleid herbekijken vanuit de OSKAR-kernwaarden van het ziekenhuis: openheid en diversiteit, samenwerken, kwaliteit, ambitie en respect. Daarin worden hygiëne- en veiligheidsoverwegingen meegenomen. De respons op de bevraging was in beide jaren uiteenlopend”, zegt ze. “In de responderende ziekenhuizen zijn hoofddoeken toegelaten onder bepaalde voorwaarden. Zo mag de hals meestal niet bedekt worden en moet de hoofddoek achteraan geknoopt worden. Soms worden voorwaarden geformuleerd over de neutraliteit van de hoofddoek inzake kleur, bedrukking en afwezigheid van gadgets. Belangrijke bepalingen die bijna bij alle respondenten terugkomen zijn het frequent vervangen van de hoofddoek, zoals het dagelijks wassen en bij zichtbare vervuiling. Daarnaast moet het wasproces op minstens zestig graden gebeuren en mag de hoofddoek niet loshangen of op de arbeidskledij hangen. Net zoals in het AZ Sint-Maarten voorzien sommige andere ziekenhuizen hoofddoeken voor hun medewerkers, die al dan niet verplicht te dragen zijn in plaats van een eigen hoofddoek.”
Van richtlijn naar praktijk
Naast een eigen rondvraag keek Els eerst naar richtlijnen in binnen- en buitenland. De SRI-richtlijn (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie) in Nederland laat het dragen van een sjaal, hoofddoek, capuchon of ander hoofddeksel toe wanneer die niet in contact komen met de directe omgeving van de patiënt of met patiëntmateriaal, en wanneer die wordt verschoond bij het begin van elke dienst en meteen bij zichtbare verontreiniging. “In België baseren we ons op de aanbevelingen rond textiel in zorginstellingen van de Hoge Gezondheidsraad, die op haar beurt verwijst naar de codex over het welzijn op het werk”, zegt Els. “In de codex staat dat werkkledij alle veiligheids-, gezondheids- en kwaliteitswaarborgen moet bieden, maar ook aangepast moet zijn om risico’s te voorkomen bij de activiteiten van de werknemer. De codex zegt ook dat een werknemer die in de nabijheid komt van bewegende arbeidsmiddelen geen loshangende werkkledij mag dragen.”
In het AZ Sint-Maarten worden hoofddoeken voor de medewerkers voorzien die rekening houden met deze voorschriften. De hoofddoeken zijn zwart of wit en worden achteraan geknoopt. De hals, schouders en het gezicht zijn vrij en de hoofddoek mag de arbeidskledij niet bedekken. Werkkledij raak je vaak aan en is een potentiële vector voor kruisbesmetting. Dat betekent: een hoog risico op contaminatie. Omdat de hoofddoek ook als werkkledij beschouwd wordt, gelden dezelfde hygiënische richtlijnen om deze besmettingsrisico’s te minimaliseren.
Waar wel en waar niet?
Waar binnen AZ Sint-Maarten tot hiertoe de hals en kin niet bedekt mogen zijn, wordt dit herzien naar aanloop van het nieuwe beleid. “Daarin bekijken we of we halsbedekking wel kunnen toelaten, mits de hoofddoek aansluitend is”, zegt Els. “Enerzijds is dat om hygiënische redenen. Zo hangt de hoofddoek niet bovenop de arbeidskledij, en komt die niet in contact met de patiënt en zijn omgeving of met het medisch verpleegkundig materiaal. Anderzijds is dit een veiligheidsmaatregel. Binnen een zorgsetting kom je vaak met rollend materiaal in contact. Je wil niet dat de stof tussen die wielen vast komt te zitten. Ook in gevallen van agressie is een loshangende hoofddoek gevaarlijk.”
Een hoofddoek is overal in het ziekenhuis toegestaan, behalve wanneer de hygiëne of de veiligheid in het gedrang komen. Wie in het OK of in de keuken werkt, draagt ook geen hoofddoek. Daar gaat het om praktische bezwaren. De specifiek ontworpen mutsen voor die omgeving vermijden de verspreiding van haarpartikels. De combinatie met een hoofddoek is niet handig. “Een hoofddoek moet toelaten dat het gelaat van de medewerker volledig zichtbaar blijft. Dit is een belangrijk punt om mee te nemen vanuit onze visie rond openheid en respect. We zijn dus geen voorstander van hoofddoeken die de kin bedekken, ook niet omdat dit belet om hygiënisch te kunnen werken. Een mondneusmasker moet je bijvoorbeeld vlot aan en uit kunnen doen, en moet de neus, mond en kin bedekken, omdat het goed moet aansluiten aan het gelaat. Met een hoofddoek die de kin bedekt is dat moeilijker en creëer je een groter gevaar op besmetting bij hoesten, niezen, eten of drinken. Zo ontstaan meer risico’s voor de patiënt en zijn omgeving, en ook voor de medewerker zelf. Het nieuwe beleid is er nog niet, dit zit momenteel in de beoordelingsfase. Er zijn nog enkele belangrijke stappen te volgen waaronder de bespreking met de werknemersafvaardiging.”
Basis van vertrouwen
Verpleegkundigen en andere zorgverleners mogen een hoofddoek dragen in het AZ Sint-Maarten. Voor hen wordt al jaren een geschikte hoofddoek voorzien. Ook ander ziekenhuispersoneel heeft de vrije keuze om een hoofddoek te dragen. Bij medewerkers die geen contact hebben met de directe patiëntomgeving of patiëntmateriaal zijn de hygiënische voorwaarden om kruisbesmetting te vermijden over het algemeen niet van toepassing. Het veiligheidsaspect van een aansluitende hoofddoek kan hier wel een rol spelen, bijvoorbeeld bij medewerkers van een transportdienst of technische dienst.”
Het ziekenhuis vraagt zorgverleners om bij de start van elke shift de hoofddoek te vernieuwen. “We voorzien die hoofddoeken zelf zodat we de kwaliteit van de stof en een valide wasproces kunnen garanderen. Indien een eigen hoofddoek mag gedragen worden, moet de medewerker erop letten dat die gewassen mag worden op 60 graden, krimpvrij is en geen partikels of pluizen loslaat. In dat geval heeft het ziekenhuis er natuurlijk geen zicht op of die hoofddoek correct gewassen wordt, maar nu weten we ook niet of de medewerker de hoofddoek elke shift vernieuwt. Dat gebeurt in vertrouwen.”
Vormt de hoofddoek een drempel voor personen die een hoofddoek willen dragen om voor de zorg te kiezen? “Hr geeft aan dat er alleszins veel vragen komen, over wat wel of niet is toegestaan”, zegt Els. “Het gebeurt soms ook dat tijdens sollicitatiegesprekken de onderlinge verschillen tussen ziekenhuizen wat betreft hoofddoeken worden aangekaart. Ook daarom is een duidelijk beleid belangrijk.”
Heb je vragen over hoe je het beleid rond hoofddoeken in jouw zorginstelling aanpakt? Unia informeert en adviseert via unia.be/nl/dossiers/hoofddoek-werk.
Infectiepreventie: het fundament van onze zorg
Infectiepreventie vormt de basis voor veilige, kwaliteitsvolle zorg. Zorginfecties voorkomen en antibioticaresistentie aanpakken zijn uitdagingen waar elke zorgsetting mee kampt. Gelukkig rekenen instellingen op de steun van Sciensano. Een van de afdelingen binnen dit federale onderzoekscentrum is de dienst Zorginfecties en Antibioticaresistentie. Arts-wetenschapper Kat Matthys legt uit hoe haar eenheid ‘Infectiepreventie en -beheersing’ meewerkt aan innovatieve oplossingen die verpleegkundigen ondersteunen in hun dagelijkse praktijk.
Sciensano is een wetenschappelijke instelling en het federale onderzoekscentrum voor de volksgezondheid in ons land. De dienst Zorginfecties en Antibioticaresistentie speelt een sleutelrol in de strijd tegen zorginfecties. “Ons team monitort zorginfecties en antibioticaresistentie in Belgische zorginstellingen, analyseert de gegevens en ondersteunt instellingen bij het nemen van gepaste maatregelen”, vertelt wetenschapper Kat Matthys. “We werken zeker niet alleen reactief, maar ook proactief, om zoveel mogelijk infecties en uitbraken te voorkomen.”
Om dit doel te bereiken, werkt de dienst aan diverse projecten die een directe impact hebben op verpleegkundigen en de bredere zorgsector. Twee van deze projecten staan momenteel in de kijker: de ontwikkeling van een handhygiënetool en het CHIPS-project.
Gouden standaard voor handhygiëne
“Handhygiëne is de basis van infectiepreventie in elke zorgsetting”, benadrukt Kat. Toch is de manier waarop zorginstellingen handhygiëne monitoren sterk uiteenlopend. Dat maakt het lastig om resultaten te vergelijken en op basis daarvan gerichte verbeteringen door te voeren. Daarom werkt Sciensano aan een nieuwe tool. “Het wordt een mobiele applicatie compatibel met de courante softwareplatformen die ter beschikking zal worden gesteld van ziekenhuizen. De app is nog in volle ontwikkeling en zal eerst door enkele ziekenhuizen uitvoerig getest worden, maar hij komt er binnenkort. De tool biedt een uniforme manier om handhygiëne te monitoren en bevordert zo een gestandaardiseerde aanpak in heel België. Vanaf februari kunnen zorgprofessionals de applicatie al uittesten via een extranet. “Het inputten kan binnenkort beginnen, al is vooral de output relevant en hoe er met de informatie wordt omgegaan.”
CHIPS: kwaliteitsindicatoren in kaart
Een tweede project waar Kats unit aan werkt is CHIPS, kort voor ‘Check Hospital Infection Prevention Status’. Dit project richt zich op het monitoren van kwaliteitsindicatoren voor infectiepreventie. “Met deze tool zullen ziekenhuizen hun beleid rond infectiepreventie kunnen optimaliseren en gegevens makkelijker vergelijken met andere instellingen”, aldus Kat. CHIPS maakt het mogelijk om data op uniforme wijze te verzamelen en te analyseren. Dit helpt niet alleen de zorginstellingen, maar ook Sciensano zelf. “Een goed inzicht in deze indicatoren betekent dat beleidsmakers gepaste maatregelen kunnen zich nemen om in de toekomst zorginfecties en uitbraken beter de baas kunnen.”
Het Outbreak Support Team
Naast deze tools speelt ook het Outbreak Support Team (OST) een cruciale rol in infectiepreventie. Dit multidisciplinaire team staat klaar om zorginstellingen te ondersteunen bij de aanpak van een uitbraak. Het is samengesteld uit OST-artsen en verpleegkundigen van Sciensano en het Departement Zorg, eventueel aangevuld met externe experten zoals van het Nationaal Referentiecentrum. “Het OST combineert expertise van verschillende disciplines om snel en doeltreffend op te treden bij zo’n situaties”, vertelt Kat. “Al zijn we lang niet alleen actief bij een outbreak, we hebben voornamelijk een preventieve rol. Op een tweemaandelijks regio-overleg leren wij van elkaar. We delen er effectieve praktijken en houden de vinger aan de pols. Op basis van de noden die tijdens het overleg naar voren komen en relevante, actuele data helpen wij concrete handvatten te ontwikkelen om de infectiepreventie in zorgsettings te optimaliseren, zoals checklists of een gebruiksvriendelijke tool om een epicurve te genereren. Daarnaast brengen we instellingen in contact met experts uit specifieke domeinen. We zijn er om elkaar te versterken. Het is goed dat dit nog eens onder de aandacht komt. Een uitbraak kan altijd en overal voorkomen, weet dus dat ondersteuning voorhanden is.”
Samen bouwen aan veilige zorg
Behalve relevant onderzoek levert Sciensano ook directe bijstand en richtlijnen om zorginstellingen beter voor te bereiden op toekomstige uitbraken. Dit maakt hen een essentiële partner voor iedereen die in de frontlinie van de zorg staat. Met innovatieve tools en de expertise van het Outbreak Support Team zet Sciensano in op een toekomst waarin zorginfecties en antibioticaresistentie beter beheersbaar zijn. “Verpleegkundigen spelen hierin een onmisbare rol”, besluit Kat. “Zij staan aan het bed van de patiënt en zijn vaak de eersten die veranderingen opmerken. Onze taak is om hen bij te staan met evidencebased kennis, middelen en praktische tools.”
Meer weten over het OST of contact opnemen met dit team? Klik hier.
Op zoek naar hiaten in infectiepreventie met IRIS
In 2020 markeerde de oprichting van de regionale HOST-netwerken (Hospital Outbreak Support Team) het begin van een nauwere samenwerking tussen ziekenhuizen, met verschillende initiatieven ter verbetering van infectiepreventie en antibioticagebruik als resultaat. Eén van de eerste projecten binnen het HOST Plexus-netwerk in Oost-Vlaams-Brabant was de IRIS of Infectie RIsico Scan. Caroline Haesebroek, verpleegkundig ziekenhuishygiënist, zette mee haar schouders onder de uitrol van IRIS in het Heilig Hartziekenhuis van Leuven.
De Infectie RIsico Scan (IRIS) is een onderzoeksmethode die werd ontwikkeld in het Amphiaziekenhuis in Breda. Na verdere optimalisaties deed IRIS in 2021 zijn intrede in de ziekenhuizen van het HOST Plexus-netwerk, met als hoofddoel het evalueren en verbeteren van infectiepreventiemaatregelen en antibioticagebruik in ziekenhuizen. “De methode geeft een helder overzicht van de risicofactoren op het vlak van infectiepreventie op alle afdelingen, wat cruciaal is voor het definiëren van gerichte actiepunten”, vertelt Caroline.
IRIS neemt verschillende proces- en uitkomstvariabelen onder de loep, zoals het gebruik van invasieve hulpmiddelen en antibiotica of de naleving van hand-, omgevings- en kledingvoorschriften. De verzamelde data worden vertaald naar een risicoprofiel en een verbeterplot, een grafische weergave die direct inzicht biedt in de huidige situatie en verbeterpunten. “Zorgprofessionals krijgen zo in één oogopslag de knel- en aandachtspunten te zien”, aldus Caroline.
Kennisdeling
Sinds 2021 voert Caroline samen met haar team in het Heilig Hartziekenhuis in Leuven op alle afdelingen een Infectie RIsico Scan uit. “We leggen de resultaten van de verschillende afdelingen naast elkaar om tot een uniforme meting te komen”, legt Caroline uit. Daarnaast vergelijkt het team de resultaten met andere ziekenhuizen binnen het Plexus-netwerk. “Dit opent de deur voor waardevolle kennisdeling en het delen van best practices.”
Van meting tot actie
Een van de kernpunten van de IRIS is het evalueren van de omgevingshygiëne met adenosinetrifosfaat (ATP). Kort samengevat geeft een ATP-meting de mate van aanwezigheid van organisch materiaal weer via licht. In het Heilig Hart Ziekenhuis kwam zo een miscommunicatie tussen het onderhouds- en zorgpersoneel naar boven over de reiniging van wc-stoelen op patiëntenkamers. “Na duidelijke afspraken werd dit probleem meteen rechtgezet. Vaak is het simpelweg een kwestie van weten”, zegt Caroline.
Handhygiëne is een tweede belangrijke pijler. Voordien werd dit alleen gemeten via het verbruik van handalcohol, maar dit bleek niet voldoende om de daadwerkelijke naleving van hygiëneprotocollen te evalueren. Daarom startte het team met observaties van het gedrag van het zorgpersoneel en zette het een brede actie op om het zorgpersoneel bewust te maken van de richtlijnen rond handhygiëne.
Verder bleek er ook ruimte voor verbetering bij invasieve hulpmiddelen. “Op de spoedafdeling krijgen patiënten standaard een bloedname en een perifere katheter met een perifeer slotje. We merkten dat de noodzaak van dit slotje pas na 48 uur opnieuw geëvalueerd werd. Dat is verstrengd en teruggebracht naar 24 uur. Hoe langer een invasief hulpmiddel onterecht aanwezig is, hoe hoger het risico op infecties.”
Blijvend verbeterproces
De IRIS stelt ziekenhuizen in staat gerichte feedback te geven aan artsen en verpleegkundigen op elke afdeling. “Samen leggen we specifieke verbeterpunten bloot en koppelen we er concrete acties aan om de kwaliteit van infectiepreventie binnen de ziekenhuismuren te verhogen. Het is vervolgens aan de afdeling zelf om de nodige initiatieven te nemen. Uiteraard met onze ondersteuning.” Inmiddels hebben alle afdelingen in het Heilig Hartziekenhuis de eerste cyclus doorlopen en starten ze binnenkort met de tweede. “IRIS is een arbeidsintensieve methode, maar de impact ervan is van onschatbare waarde.”