Verpleegkundige als reisgezel

Maarten Desimpel is directeur patiëntenzorg in het PZ Bethaniënhuis. Daarnaast is hij ook actief als voorzitter in de werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg van het NVKVV.

Als verpleegkundige ben je elke dag in contact met een patiënt. Je wordt steeds met de verschillende aspecten ervan geconfronteerd. Aspecten die meteen ook de veelzijdigheid en complexiteit van ons beroep aantonen. Die veelzijdigheid en complexiteit zullen in de toekomst alleen maar toenemen. Om verschillende redenen. Niet in het minst omdat patiënten een gelijkwaardige partner in de zorg willen. Dat vraagt een andere kijk op verpleegkundige zorg. Verpleegkundigen en patiënten gaan zo samen op weg. Enerzijds de verpleegkundige als professional, anderzijds de patiënt als deskundige van zijn eigen leven en verhaal. Elk met eigen waarden, normen en bronnen van zingeving. Deze tocht is voortdurend zoeken en afstemmen, als gelijkwaardige partners. Ook de familie is een betrokken partner. Zorg en behandeling vinden dus plaats door het bij elkaar brengen van het vakmanschap van de zorgverlener met de mogelijkheden en verantwoordelijkheden van de patiënt en zijn omgeving, rekening houdend met hun sociaal-maatschappelijke context.

Daarnaast stuurt de overheid aan op meer transparantie over de kwaliteit van de zorgverlening. De media en de maatschappij kijken kritisch naar hoe de geestelijke gezondheidszorg vorm krijgt. Maar hoe krijg je de kwaliteit van zorg transparant als je ervan uitgaat dat ongrijpbare elementen zoals het geloof in het unieke van iedere mens, de herstelstroming, de therapeutische  relatie, het nemen van verantwoorde risico’s en participatie de cruciale elementen zijn van kwalitatieve GGZ. Strategieën voor kwaliteitsverbetering gaan voorbij aan de essentie van ons werk en leiden af van onze kernopdracht.

Een derde reden waarom de complexiteit in de toekomst zal toenemen is de vermaatschappelijking van de zorg. De geestelijke gezondheidszorg zal steeds meer vorm krijgen binnen de gemeenschap met nieuwe ontwikkelingen zoals een betere samenwerking met verschillende partners en meer ambulante begeleiding. De uitdaging wordt om binnen een complex netwerk van zorgverleners samen te werken zonder de patiënt en zijn omgeving uit het oog te verliezen. Binnen zo’n netwerk zullen verpleegkundigen autonomer zijn en toch kunnen samenwerken. Dit vraagt andere vaardigheden op het vlak van afstemming, communicatie en continuïteit van zorg in vergelijking met verpleegkundige zorg die binnen de muren van een ziekenhuis plaats vindt, in de nabijheid van een collega’s en een multidisciplinair team.

Residentiële zorg zal op haar beurt specialistische zorg zijn. Verpleegkundigen zullen steeds meer geconfronteerd worden met moeilijke vragen, die ontwrichtend kunnen zijn voor individuen en teams. Hoe kunnen we in deze context met passie en compassie blijven werken in de GGZ?

Goede zorg moet niet enkel zinnig en zorgzaam zijn, maar ook zuinig door de talloze zorgvragen en de schaarse middelen. Dit alles speelt zich af in een context van toenemende juridisering. Want  steeds meer patiënten grijpen naar gerechtelijke procedures wanneer – al dan niet schijnbaar- iets lijkt te zijn fout gegaan in de zorg. En ongetwijfeld gaan er soms zaken fout in de zorg die we bieden. Dit maakt deel uit van het nemen van verantwoorde risico’s. Net het bieden van die kansen wordt onder druk gezet door die toenemende juridisering. En dit is slechts een greep uit de aspecten waar we als verpleegkundigen mee geconfronteerd worden.


Meeleven of meelijden

Liesbeth Moortgat zegt de verpleegkunde vaarwel en vat in het onderwijs een nieuwe uitdaging aan. Ze neemt afscheid van haar grote liefde met deze column. We wensen Liesbeth veel succes in haar nieuwe job.

Het is een tijdje geleden, maar die dag zal me altijd bijblijven. “Hoe was je dag”, vroeg mijn echtgenoot toen ik deze avond thuiskwam. “Druk blijkbaar, ik zie het aan je overdreven druk gedoe.” “Ja druk”, antwoordde ik. “Goed dat het weekend is.” En ik schrobde ijverig verder. Spontaan kwam een quote uit Topdokters die ik eerder via Twitter de wereld instuurde in mijn gedachten: “Je mag meeleven, niet meelijden met je patiënten.”

Ja het was druk, maar niet anders dan anders. Iedere dag stel ik patiënten gerust, bied ik een luisterend oor en stuur ik therapieën bij. Iedere dag vertelt iemand mij een verhaal dat mij raakt. Maar vandaag was toch net even anders. Vanaf het moment dat ik een dringende mail binnen kreeg van Tom dat het echt niet goed met hem gaat, stonden mijn voelhorens op scherp. Toen hij dan plots verscheen op een dringende consultatie bij de IBD-arts bleek mijn hier-zit-iets-niet-pluisgevoel te kloppen.

Tom is ziek, erg ziek, en een opname is onvermijdelijk. Tom is een jonge man, een student met een blokperiode en examenperiode voor de boeg. Hij lijdt al enkele jaren aan colitis ulcerosa. Toen de ziekte in remissie was besloot Tom zijn medicatie te stoppen. Alles ging behoorlijk. Tot nu. Het gaat niet goed met Tom en hoge dosissen cortisone brengen geen soelaas. Zijn ontstekingswaarden blijven stijgen. Ik ga dagelijks bij hem langs.

Vanochtend werd ik door de verpleegkundigen van de verblijfsafdeling opgebeld, Tom wou me dringend zien. Ik ga zo snel mogelijk langs en tref een bleke, klamme en nerveuze jongeman aan. Hij heeft de hele nacht gepiekerd. Hij is bang voor de toekomst, bang voor wat komen kan. Het taboewoord stoma valt. Ik kan het niet wegwimpelen, ik kan het niet minimaliseren. Eerlijkheid voorop om een vertrouwensband met je patiënten op te bouwen.

Ik bevestig dat een totale colectomie met stoma is een therapie-optie die niet zo heel veraf meer is. Hij weet het, maar het effectief horen, doet hem in een onbedaarlijke huilbui uitbarsten. Ik laat hem huilen, neem hem vast en hij begint nog harder te huilen. Wat volgt is een prachtig gesprek over het niet afhankelijk willen zijn van zijn ziekte, over gemiste kansen en het verlies van hechte vriendschap.

Het raakt mij echt, het raakt mij diep. We zijn beiden dankbaar voor dit moment.

Is dit meeleven of is dit meelijden? Ik weet het niet en ik wil het eigenlijk niet weten. Ik weet enkel dat dit de start is van een hechte zorgrelatie, een relatie in vertrouwen en het begin van een lange weg. Fingers crossed dat de cortisone alsnog zijn werk doet en het maandag beter gaat met Tom, en zo niet weet ik dat wij in echtheid en vertrouwen met elkaar om kunnen gaan, wat de toekomst ook voor Tom in petto heeft.

 

Poetsen helpt mij om mijn gedachten te ordenen, los te laten en vooruit te kijken. En nee mijn huis blinkt niet van boven tot onder, want anders zou ik iedere dag heel ‘drukke’ dagen hebben.


Column: Mijn toestand lijkt misschien hopeloos, maar is zeker nog niet ernstig

Peter Michielsen werkt sinds 1984 in het Psychiatrisch Centrum Bethanië (sinds kort Bethanië GGZ) in Zoersel. De laatste zestien jaar als stafmedewerker bij de cel informatisering. Sinds 1997 is hij actief lid van de werkgroep ICT4care binnen het NVKVV. Daar staat hij bekend als de grappenmaker van de werkgroep. Humor is een belangrijke waarde, op en naast de werkvloer. Even lachen en ontspannen, tot het absurde toe.

Enkele maanden geleden, een onschuldig pijntje in de rechterschouder. Al snel vindt de linker evenknie dat hij niet kan onderdoen. Een pijnlijke gewaarwording ter hoogte van de linkerschouder volgde. Niets om mee te doktoren, enkel vervelend voor die zaken waar ik normaliter, met veel enthousiasme, mijn schouders onder zou zetten. De pijntjes vinden na een tijdje bijklank ter hoogte van het bekken. Je zou het van minder op je heupen krijgen.

Voor ik het goed en wel besef  zit ik met een harde lockdown van een deel van mijn musculaire infrastructuur. De pijnstillers, die ik intussen met serieuze kwantumkorting verkrijg en neem, zijn niet in staat om veel vreugde aan de dag te brengen. De lappenmand, het foute cadeau dat je zelfs bij de kringloopwinkel niet mag achterlaten, wordt mijn nieuw warm nest.

Ondertussen is er onder deskundige leiding van mijn huisarts een medisch opsporingsbericht opgesteld en verspreid. Een uitgebreide fotoshoot brengt niets nieuws aan het licht. De rariteiten die in beeld komen werden in het verleden reeds uitvoerig beschreven en gefactureerd. De zoektocht gaat onverwijld verder terwijl mijn BelRai-score zakt tot ver onder het landelijk gemiddelde. Een snelle doorverwijzing naar een collega-specialist zit er in deze ongewone tijden niet in, dus stuurt de huisarts me onder telefonische begeleiding naar de spoed.

Na de noodzakelijke administratieve plichtpleging word ik op bijzonder vriendelijke wijze begeleid naar de wachtruimte waar ik een tijdje zal vertoeven. “Door de drukte”, wordt me discreet toevertrouwd. Geen enkel probleem. Haast en spoed is toch zelden goed. Als believer van het levenslang leren maak ik van de gelegenheid gebruik om via mijn observatieskills een  beeld te vormen van de dienst. Mijn collega’s van spoed zorgen ervoor dat ik buiten strompel met een diagnose onder de arm en een voorschrift voor een op te starten behandeling. Achterliggend hebben ze me reeds aangemeld bij de “Vrienden van de Polymyalgia Rheumatica”. Een soort zelfhulpgroepje van stijve harken die via Medrol de ontsteking trachten te onderdrukken. Zo zie je maar hoe krampachtigheid zonder problemen leidt tot een significante uitbreiding van je persoonlijk netwerk.

De volgende ochtend begin ik met mijn behandeling. Eén pilletje van 32 mg binnenspelen, daar draai ik mijn tong niet meer voor om. Gelukkig wordt het geproduceerd door mijn favoriete pillendraaier. Ook mijn coronavaccin werd geproduceerd en gebotteld in Puurs. Wat een meevaller toch. Tijdens het aansluitend ontbijt denk ik de vertering te stimuleren door snel even diagonaal door de bijsluiter te gaan. Sindsdien heb ik oprispingen, niet enkel van het meest recente ontbijt, maar van alle voedselbedelingen sinds mijn vormsel. Nu weet ik het wel zeker: er is een duidelijk verband tussen de grootte van de lettertjes en het aantal mogelijke bijwerkingen van het product. Op mijn gevouwen papiertje staat een wetenschappelijke bloemlezing van alle pathologieën die tot op vandaag gekend zijn.

Ik bespaar je verdere details maar weet wel, dat wanneer ik de komende jaren vreemde dingen doe, zeg, denk of schrijf, dit echt niet aan mij ligt maar aan het pilletje. Ziezo ik ga je laten, ik proef hier trouwens bij een laatste oprisping nog een stukje ijslam. Dit moet nog van mijn eerste communie zijn. Zou dat kunnen?


Column: Et alors ... een bekentenis

Peter Michielsen werkt sinds 1984 in het Psychiatrisch Centrum Bethanië (sinds kort Bethanië GGZ) in Zoersel. De laatste zestien jaar als stafmedewerker bij de cel informatisering. Sinds 1997 is hij actief lid van de werkgroep ICT4care binnen het NVKVV. Daar staat hij bekend als de grappenmaker van de werkgroep. Humor is een belangrijke waarde, op en naast de werkvloer. Even lachen en ontspannen, tot het absurde toe.

Ik heb het lange tijd verborgen kunnen houden, maar nu is het dan toch gelekt. Inderdaad ik ben een zwerfvuilophaler. Toen ik het voor de eerste keer bij mezelf opmerkte, was er nog lang geen sprake van zwerfvuil. Help, ik was anders dan mijn leeftijdsgenootjes en schaamde me daar behoorlijk voor.

Hoofdrekenen, acoliet worden, niet denken aan gele olifanten, navelpluisjes verzamelen, lid worden van de melkbrigade. Alles probeerde ik uit, maar niets hielp. Het bleef steeds sterker dan mezelf.

Telkens ik ergens iets natuurvreemd zag liggen, keek ik omzichtig om me heen, om me zo te vergewissen dat er zeker niemand was die me gadesloeg.  Om dan, sneller dan mijn schaduw, het onding op te rapen en diep weg te moffelen in mijn jaszak.

Zo begaf ik me jarenlang, met volgepropte jaszakken, door mijn jeugdig leven en droeg ik mijn goed bewaard geheim ongesorteerd met me mee. Dit juk bracht zoveel vage klachten met zich mee dat enkel in therapie gaan, nog soelaas kon bieden. Na jarenlang psychotherapeutisch gepeuter kregen we alles op een, weliswaar zeer krom, lijntje. Ik wist wat me te doen stond. Het therapeutisch verdict was bikkelhard, maar duidelijk: er lagen twee opties op de sofa. Of ik kwam uit de vuilniszak, of ik sloot me aan bij een obscuur werkgroepje in het Brusselse. Ik koos voor het laatste.

In november 97 verscheen ik dan op de vergadering van de werkgroep ICT4care. Al van bij de begroeting voelde het goed aan. Hier zat ik met mijn complexe zwerfvuilproblematiek op de juiste plaats.

De jaren verstreken, maar nog steeds durfde ik de echte reden van mijn aanwezigheid niet op de agenda zetten. Zeker niet omdat ik merkte dat het ultieme werkgroeporgasme jaarlijks werd opgewekt door het ICt4care colloquium in de Montil te Affligem waar zoveel papier verspreid en achtergelaten werd dat niemand door het papier de bomen nog zag. Enkele jaren geleden werd deze genocide een halt toegeroepen met de omschakeling naar meer duurzame datadragers. Het klimaat binnen de werkgroep warmde op, dus het werd tijd om uit de vuilniszak te komen.

Maar plaatselijke paparazzi hebben mijn plan van aanpak grondig dooreen geschud. Ze lokten mij, mijn dochter en echtgenote – beide mantelzorgers in mijn herstelproces – tijdens het rapen van zwerfvuil in de val en vertrouwden zelfs onze daden toe aan de pixeltechnologie. Alsof dit nog niet erg genoeg was vonden ze het zelfs nodig om dit te publiceren.

Desondanks kan ik je met een bevrijd gevoel verzekeren dat je van zorgen voor jezelf, je medemens, de natuur echt wel gelukkiger wordt. Al weet je dit ongetwijfeld al.

Peter


Column: Eergevoel

Liesbeth Moortgat is verpleegkundige en projectcoördinator van Samen is Beter (SIBE), een federaal pilootproject rond geïntegreerde zorg in de regio Torhout-Oostende-Veurne. Elke maand deelt ze wat haar bezighoudt, in haar job en daarbuiten.

Neen, ik ben er nog altijd niet uit bij de eerste alinea’s van deze column. Moeten we op onze strepen staan als het gaat over de Dag van de Verpleegkundige? Of laten we oogluikend toe dat deze dag stilaan vervangen wordt door de dag van de zorgmedewerker?

Het is gekend,  als verpleegkundige zijn we niet gewoon om eigen belang boven algemeen belang te plaatsen. Zorgen voor is belangrijker dan zelfzorg. Toch zijn ook trots en eergevoel ons niet vreemd. Een spreidstand dus, tussen laten begaan of onze stem laten horen.

Jaren werd geijverd voor meer erkenning van verpleegkundigen. Nadat een eerste voorstel door de Amerikaanse president Eisenhower verworpen werd in 1953, werd op 12 mei 1964 voor het eerst wereldwijd hulde gebracht aan verpleegkundigen. Pas in 1974 kreeg de dag officieel de benaming Internationale Dag van de Verpleegkundige (#IND).

In Westminster Abbey (Londen) vindt jaarlijks op 12 mei een Florence Nightingale herdenkingsdienst plaats waarbij de symbolische lamp uit de verplegingskapel van de abdij doorgegeven wordt van de ene verpleegkundige naar de andere. De overhandiging van de lamp reflecteert het wederzijds respect van verpleegkundigen en staat symbool voor het doorgeven van kennis. Ook leerling-verpleegkundigen nemen een prominente plaats in tijdens deze ceremonie met aandacht voor de overdracht van kennis naar toekomstige generaties.

De Dag van de Verpleegkundige is dus niet zomaar een dag. Naast een belangrijke geschiedkundige achtergrond, is de Dag van de Verpleegkundige ook gericht op de toekomst van ons vak. Zo wordt vanuit de International Council of Nurses (ICN) jaarlijks een specifiek thema aangekaart met betrekking tot de verpleegkundige zorg. Dit jaar focust #IND2021 op de stem van de verpleegkundigen binnen het beleid. Met het subthema: een visie op de toekomst van de gezondheidszorg en de impact van COVID-19 op het gezondheidssysteem en het verpleegkundig beroep.

Het is me intussen duidelijk, de geschiedkundige en toekomstgerichte betekenis van de Dag van de Verpleegkundige, is in Vlaanderen in de vergeethoek geraakt. Is het daarom dat we oogluikend toelaten dat de Dag van de Verpleegkundige meer en meer omgezet wordt naar Dag van de Zorg(medewerker)?

Interdisciplinair samenwerken is cruciaal om op een duurzame manier geïntegreerde zorg te bieden. Maar voldoende inzicht over onze eigen rol binnen deze samenwerking is essentieel. Laat ons op 12 mei dan ook reflecteren over eigen kunnen, tijd nemen om terug te kijken en een blik te werpen op de toekomst van onze rol in de steeds complexere gezondheidszorg.

Van die benaming maak ik echt geen erezaak. Maar beloof mij één iets, de #trotsoponzezorg hashtag strooien we royaal rond op sociale media. Laat het de start zijn van iets nieuws. Ik kijk nu al uit om al jullie verhalen te lezen!


Column: Zielenroerselen

Liesbeth Moortgat is verpleegkundige en projectcoördinator van Samen is Beter (SIBE), een federaal pilootproject rond geïntegreerde zorg in de regio Torhout-Oostende-Veurne. Elke maand deelt ze wat haar bezighoudt, in haar job en daarbuiten.

Een onverwachte vraag met een antwoord waar ik geen seconde over moest twijfelen. Ja, ik wil als columnist deel uitmaken van Netwerk Verpleegkunde!

Het is niet nieuw, een vaktijdschrift voor verpleegkundigen in Vlaanderen. Vanaf de prille ontstaansjaren van de verpleegkundige vakvereniging in Vlaanderen verscheen een tijdschrift. Oerdegelijk maar saai, zoals actief NVKVV-lid Michel Foulon het in zijn afscheidsinterview verwoordde. In 1996 startte de samenwerking met Nursing, een jong en fris blad waar Foulon wel perspectief in zag. Nursing is een vakblad om u tegen te zeggen. Toch weet ik zeker dat we ons allemaal wel eens geërgerd hebben aan de typische Nederlandse terminologie zoals bejegening, handreiking, zuster en het visite lopen. Termen die alleszins geen deel uitmaken van mijn dagelijks professioneel taalgebruik. Ook het verschil in benaming van de verpleegkundige opleiding in de beide landen is en blijft verwarrend.

Mijn eerste Nursing dateert van oktober 2010, de start van mijn jaren in het onderwijs. De stempel op het tijdschrift, herinnert me aan het feit dat ik dit exemplaar nooit teruggaf aan de rechtmatige eigenaar. Excuses, Hilde, mocht je al jaren op zoek zijn naar dat ene ontbrekende nummer. Al snel werd ik zelf lid van het NVKVV en werd mijn stapel aangevuld met vele stempelvrije exemplaren. Ontelbare artikels, quizvragen, PICO’s en andere werden gebruikt tijdens mijn lessen in het verpleegkundig onderwijs. Op zoek naar begrijpbare en toegankelijke vakliteratuur vond ik altijd wel mijn gading. De vele onderzoeksvragen lagen mee aan de basis van de opstart van een journal club en de jaarlijkse uitstappen met de studenten naar de Week van de Verpleegkunde in Oostende zijn om diverse redenen memorabel.

Nog meer herinneringen komen boven bij het doorbladeren van de vele tijdschriften die zichtbaar variëren in lay-out doorheen de jaren en waarin NVKVV jaar na jaar toch een meer aanwezige rol krijgt aangemeten. Het was hard werken om Nursing een vleugje Vlaanderen mee te geven, liet Foulon verder optekenen. Balanceren op een dunne lijn van samen denken en samen werken en de angst om onze ziel weg te geven. “Ik kreeg dikwijls kritiek vanuit de organisatie: Ge geeft uw ziel weg aan de Nederlanders”, zei hij toen. Evenwicht zoeken in samenwerkingsverbanden, het is en blijft een herkenbaar gegeven. De lijn tussen echt samenwerken met een zelfde doel voor ogen en in de valkuil van het opportunisme trappen is flinterdun.

Het getuigt van lef en durf dat NVKVV kiest voor het verbindende Netwerk Verpleegkunde. Verpleegkunde anno 2021 staat namelijk meer dan ooit voor transdisciplinair samenwerken met artsen, zorgkundigen, apothekers, thuiszorg, maatschappelijk werkers, … en bovenal een nauwe samenwerking met onze patiënten en dit alles binnen een breed netwerk. In dit oerdegelijk, maar alles behalve saai vaktijdschrift, lees je de komende tijd meer over mijn zielenroerselen als mens en verpleegkundige. En vergeet intussen niet: netwerken in alle mogelijke facetten – online en offline – is net als werken, later meer hierover, beloofd!

 

Liesbeth